- 14 -
'Hij kan niet dood zijn,' zij Burden verslagen. 'En waarom dan wel niet? Ik vertel u alleen maar wat ik van die oude vrouw in het koffietentje gehoord heb' - de werkman wees met zijn hoofd in de richting waar het cafeetje was geweest, viste een grote gore zakdoek uit zijn zak en snoot zijn neus - 'voor haar zaak tegen de vlakte ging. "Arme mr. Smith," zei ze, "hij zou het vreselijk gevonden hebben als hij geweten had dat het oude huis werd afgebroken. 't Was alles wat hij nog had toen zijn vrouw hem in de steek gelaten had; hij was helemaal alleen." '
'Waar is hij aan gestorven? Aan een gebroken hart?'
'Ja, het had wel iets met z'n hart te maken, maar die ouwe vrouw kan u meer vertellen dan ik.'
'Hoe lang is dat geleden?' vroeg Wexford.
'Een jaar, anderhalf misschien. De zaak heeft al die tijd leeg gestaan, het was er een vreselijke bende.' Burden wist dat dit waar was. Hij had vaak thee zitten drinken waar nu het puin lag en als hij dan wegging, was hij langs dichtgetimmerde ramen gelopen. 'Daar op de hoek is een begrafenisonderneming. Daar weten ze 't wel. Altijd de dichtstbijzijnde, denk ik maar.'
De man ging terug naar zijn trekker en terwijl hij pufte of hij vastbesloten was de muur eigenhandig af te breken, reed hij het gevaarte over bergen klei en baksteen naar voren. Burden ging naar de begrafenisonderneming. Wexford bleef staan kijken hoe de kabel strak getrokken werd en luisterde naar het kreunen van afbrokkelend cement tot de adjudant terugkwam.
'Hij is inderdaad dood,' zei Burden terwijl hij voorzichtig door het puin stapte. 'Vorig jaar februari overleden, langer dan een jaar geleden dus. Ze herinnerden zich de begrafenis nog. Alleen die oude vrouw was erbij en een meisje dat altijd zijn typewerk deed. Onze dader ligt dus op het kerkhof.'
'Waaraan is hij overleden?'
'Hartaanval,' zei Burden, 'hij was tweeënveertig.' Er klonk een grote scheur verschenen die een scheiding maakte tussen aardbeving. Hij keek om. In de muur van Smith' huis was een grote scheur verschenen die een scheiding maakte tussen roze en groen behang. Uit het midden van dit gat kwam een stroom bruin kalkstof langs de brokkelige stenen naar beneden. 'Ik denk,' zei Burden, 'dat die hele Geoff Smith geschiedenis toeval was. We moeten hem vergeten en opnieuw beginnen.'
'Toeval? Nee, Mike. Daar trap ik niet in. Het kan niet allemaal toeval zijn. Er komt een man bij Ruby die zegt dat hij Geoff Smith is en als hij weg is wordt er in haar huis een aansteker gevonden die acht jaar geleden gekocht is door iemand die Geoff Smith heet. Als we iets zeker weten dan is het dat, daar kunnen we niet omheen. Het is in Stowerton gebeurd en in die stad woonde een man die Geoff Smith heette en die de stad net zo goed kende als jij en ik. Die man is dood. Hij was al dood toen de aansteker uit de flat van mrs. Anstey verdween. Hij was zelfs al dood toen Anita hier kwam wonen en hij was vorige week dinsdag ook al dood als een pier. Maar om nou te beweren dat het allemaal toeval is en dat hij met de hele zaak niets te maken heeft, is idioot. Dat is te gek om los te lopen.'
'Dan liegt mrs. Anstey. Ze heeft de aansteker aan Anita verkocht - ze geeft toe dat ze heel wat van haar spullen heeft verkocht - en heeft haar meteen alles over haar eerste man verteld. Dat zou geen toeval zijn; voor haar doen is dat normaal. Anita heeft het er met haar vriendje over gehad en die heeft de naam onthouden.'
'Waarom zou ze liegen?' vroeg Wexford spottend. 'Wat zou ze daarmee opschieten? Zeg eens eerlijk, Mike, had jij de indruk dat ze loog?'
Burden schudde onzeker zijn hoofd en volgde de inspecteur terug naar de auto waar Drayton op hen wachtte. 'Ik geloof haar in ieder geval niet als ze zegt dat ze de aansteker verloren is,' zei hij.
'Nee, maar dat denkt ze zelf wel,' zei Wexford vlug. 'In werkelijkheid is hij gepikt. Maar door wie? Een oude vriend van Smith? Je weet wat we nu moeten doen, hè? Iedere vriend van Smith, iedere vriend van mrs. Anstey en alle vriendjes van Anita zullen opgezocht moeten worden om te kijken of er misschien ergens een aanknopingspunt is.'
Achter hen klonk de schreeuw 'Opzij!' en ze renden weg. De trekker reed nog een keer achteruit en met een gerommel dat aangroeide tot geraas, sneed de kabel door de muur zoals een warm mes door de boter. Toen verdween alles achter een grote, gele wolk. Waar het huis had gestaan was niets meer te zien, behalve een zuil van modderkleurig stof waarachter men de schone blauwe lucht kon zien. 'Het einde van Geoffrey Smith,' zei Wexford. 'Kom mee. Ik heb trek in thee.'
-
Er zat geen toekomst in, dacht Drayton. Zijn ambities waren niet verenigbaar met een meisje als Linda Grover. Niet één sport van zijn ladder zou haar gewicht kunnen dragen. Nu hij nog eens over de afgelopen dagen nadacht, zag hij dat hij zich niet had moeten inlaten met een meisje wier vader door zijn meerderen gewantrouwd werd. Dat hij met haar uitgegaan was, maakte de zaak nog erger, en het was afschuwelijk stom dat hij haar minnaar geworden was. De laatste woorden met hun erotische betekenis deden hem rillen en dat kwam niet omdat hij aan zijn toekomst en zijn carrière dacht. Het scheen dat ze omkoopbaar was, verdorven. Hij wist dat zij, net als haar omgeving, besmet was, en dat wist Wexford ook. Wexford had hem opgedragen, hoewel hij niet precies wist wat zijn verbod inhield, haar met rust te laten. Dit was zijn kans om te gehoorzamen, om toe te geven en daarmee een verweer op te bouwen tegen haar betovering, gedekt door het overwicht van zijn meerderen.
Hij pakte zijn jas met de capuchon en liep het bordes voor het politiebureau af. De avond was te warm om hem aan te trekken. Cawthorne zou het vanavond zonder zijn klandizie moeten stellen. Drayton ging naar de bibliotheek en pakte een boek over geestelijke afwijkingen.
Het was zeven uur toen de bibliotheek gesloten werd en hij weer buiten stond. De winkel van Grover zou ook wel gesloten zijn en hij kon dus veilig door High Street naar zijn kosthuis teruglopen. De bus van Stowerton naar Forby kwam eraan toen hij de halte naderde en hij voelde een vreemde drang om in te stappen en mee te rijden naar de anonimiteit van het platteland. In plaats van zich te concentreren op de studie van geestelijke afwijkingen, wilde hij zichzelf en zijn identiteit verliezen; hij verlangde naar vergetelheid in de stille, warme lucht. Maar nog terwijl hij dit dacht, wist hij al met een plotseling bijna angstaanjagende zekerheid dat hij op die manier niet kon ontsnappen, dat de wijde groene wereld niet groot genoeg was voor hen beiden tenzij ze samen waren. Hij kreeg het koud en haastte zich verder, als een man die sneller loopt om zijn bloedsomloop te stimuleren op een koude dag.
Toen zag hij haar. Ze stapte uit de bus van Stowerton en een knappe jongeman hielp haar met een rijdend boodschappenmandje vol gebundeld wasgoed. Drayton zag haar glimlachen toen ze hem bedankte en het leek hem dat ze nog koketter, nog verleidelijker glimlachte dan ze ooit voor hem gedaan had. Jaloezie greep naar zijn keel. Het was onmogelijk een ontmoeting te vermijden. Hij had de wil en het verlangen om haar te ontlopen. Hij herinnerde zich de woorden van Wexford - dat toepasselijke grapje over dienst in de wasserette - zoals hij zich een preek zou kunnen herinneren die zo vervelend en zo vals was dat je erbij in slaap viel. Maar nu was hij wakker en het kon hem niet meer schelen dat hij onvoorzichtig was.
'Zal ik uw tas dragen, juffrouw? Of zou ik moeten zeggen: zal ik hem voor u duwen?'
Ze glimlachte, een zwakke afschaduwing van de blik die ze de man in de bus gegeven had, maar het was genoeg. De boeien zaten er weer; het leek of hij hun koude aanraking voelde.
'Mijn chef zei dat ik vanavond wasbaas zou zijn,' zei hij en hij wist dat het dom geklets was, dat hij haar weer het hof maakte zoals hij dat iedere keer deed als ze elkaar ontmoetten. 'Hij had gelijk. Wie let er op de winkel?'
'Je baas slaat je nogal hoog aan,' zei ze en hij ontdekte een toon van bezitsrecht en tevredenheid in haar stem. 'Dat zag ik vandaag in het café ook al.' Haar gezicht betrok. 'Vader is op,' zei ze. 'Zijn rug is er nog vreselijk aan toe, maar hij zegt dat hij ons niet kan vertrouwen met de zaak.'
Drayton voelde een vreemd verlangen haar vader te leren kennen. Hij zuchtte in zichzelf. Zo had hij zich deze belangrijke en veelbetekenende ontmoeting niet voorgesteld, niet onder deze omstandigheden en niet op deze plaats. Over tien jaar, dacht hij, zou er misschien een aardig ontwikkeld meisje zijn met een vader, groot van stuk, die eruit zag als een geleerde en die inderdaad een graad behaald had; parels om de hals van de moeder; een buitenhuisje met wat land eromheen en misschien een stal met rijpaarden. Ze opende de winkeldeur en de oude grijze stank kwam hem tegemoet.
Grover stond achter de toonbank snoepjes op te scheppen die iemand gemorst had. Zijn handen zagen er vies uit en de rand van de pot die hij vasthield, was bedekt met roest.
Drayton had verwacht dat hij ouder zou zijn. De man zag er niet ouder uit dan veertig, als hij dat al was. Er zat geen grijs in het dof zwarte haar en het enige teken van ouderdom waren de spieren van zijn gezicht die vertrokken waren van pijn. Toen hij zijn dochter zag, zette hij de pot neer en greep naar zijn rug.
'Je moeder is net gaan kaarten,' zei hij en Drayton vond dat hij een vreselijke stem had. 'Ze wil dat je die spullen vanavond nog strijkt.' Hij praatte tegen zijn dochter alsof ze alleen waren en keek haar daarbij nors aan.
'U zou in bed moeten liggen,' zei Linda. 'En de zaak naar de bliksem laten gaan? Die boeken zien er uit; je hebt er geen donder aan gedaan.' Hoewel hij donker was en zij blond, was de gelijkenis zo sterk dat Drayton zich om moest draaien om hen niet te blijven aanstaren. Hij had het idee dat hij zou huilen van ellende als de man zou glimlachen, maar daar was niet veel kans op. 'Ik zie wel dat ik het allemaal zelf zal moeten doen,' zei hij. 'Ik zal morgen wel weer zwoegen.' Hij kwam achter de toonbank vandaan alsof hij haar aan zou vliegen en zijn onhandige bewegingen hadden inderdaad iets weg van een kreupel, in het nauw gedreven beest. 'Dan zal ik de auto eens naar buiten rijden,' mopperde hij. 'Je hebt hem zeker niet schoongemaakt in de tijd dat ik in bed moest blijven.'
'Daar zal de dokter wel het een en ander op tegen hebben,' zei ze en Drayton hoorde bezorgdheid in haar stem. 'Waarom gaat u niet terug naar bed? Ik ben immers hier. Ik red me wel.'
Ze nam zijn arm alsof hij inderdaad het stokoude gebroken schepsel was dat Drayton zich had voorgesteld. Hij voelde zich verlaten, zo alleen in de winkel. Dit was geen plaats voor hem en zoals altijd als hij hier was, had hij de neiging zijn handen te wassen. Misschien zou ze vergeten dat hij hier was, ze werd altijd zo door haar huishoudelijke plichten in beslag genomen. Misschien zou hij hier tussen de verdachte blaadjes - en de verstopte stiletto's? - achterblijven tot het nacht werd en het hier nog donkerder zou worden. Want hij wist dat hij een gevangene was en dat hij niet zonder haar weg zou kunnen gaan.
Het leek eeuwen te duren voor ze terugkwam en hij voelde dat zijn slaafs verlangen op zijn gezicht te lezen stond. 'Ik moest de was nog even ophangen,' zei ze. 'Niet dat het vanavond nog droogt. Ik had het vanmiddag moeten doen zoals vorige week.' Toen ze dicht bij hem kwam, legde hij zijn handen op haar gezicht en betastte het als een blinde.
'Heb je geen auto vanavond?' vroeg ze hem. Hij schudde zijn hoofd. 'Dan nemen we vaders auto,' zei ze. 'Nee,' zei hij, 'we gaan wandelen.'
Hij wist dat ze kon rijden; dat had ze Wexford verteld. Als ze hem in de auto van haar vader rondreed, dan zou het laatste beetje kracht dat hij nog had, helemaal verdwijnen. 'Morgen dan,' zei ze en ze keek hem lang in de ogen. 'Beloof me dat je morgen meegaat, Mark, voor vader weer uit bed kan en . . . en de wagen zelf weer nodig heeft.' Hij dacht dat hij op dat moment zijn eigen leven voor haar gegeven zou hebben als ze erom gevraagd had. 'Bescherm me,' zei ze, met een plotselinge pijn in haar stem. Boven hoorde hij de kreupele man heen en weer lopen. 'O, Mark, Mark . . .'
De rivier met het beschutte pad ernaast lokte hen.
Op de plaats waar hij die andere man had zien kussen nam hij haar in zijn armen, maar dat voorval was hij vergeten en ook al het andere dat gebeurd was voor zij elkaar hadden ontmoet. Zelfs het verlangen naar directe lichamelijke bevrediging was minder sterk. Hij was op een punt gekomen dat hij het liefst in stilte met haar alleen was, om haar tegen zich aan te drukken en zijn mond te sluiten over de hare.
-
'Ik denk dat het verantwoord was u te vragen om hierheen te komen,' zei Burden. Hij stond op zodat Wexford naast hem op de bank bij het raam kon gaan zitten. Zoals gewoonlijk om deze tijd was het druk in de Olive and Dove.
'Kon niet tot morgen wachten, zeker,' gromde Wexford. 'Ga nog maar niet zitten. Je mag een pilsje voor me gaan halen voor je aan je lange verhaal begint.'
Burden kwam terug met in iedere hand een pul bier. 'Het is wel een beetje vol en lawaaierig hier, inspecteur.'
'Niet half zo vol en lawaaierig als bij mij thuis. Mijn dochter Sheila geeft een of ander slijpfeest.'
'Nee,' zei Burden en hij glimlachte, 'zo noemen ze dat niet meer.'
Vanachter zijn bier vroeg Wexford strijdlustig: 'Hoe noemen ze het dan wel?'
'Weet ik veel.'
Ze gingen in een rustiger hoekje zitten. Wexford lichtte de zoom van een gordijn op en keek naar buiten. Het was donker en er liepen maar een paar mensen op straat. Bij de parkeerplaats naast de bioscoop hingen een paar opgeschoten jongens rond.
'Moet je al die vervloekte groene auto's eens zien,' zei de inspecteur geïrriteerd. 'Misschien rijdt hij daar buiten wel rond of zit hij in de bios.'
'Ik geloof dat ik weet wie het is,' zei Burden rustig.
'Ja, ik verwachtte ook niet dat je me hierheen gesleurd had, alleen om te zuipen. Kom er maar eens mee voor de dag.'
Burden bekeek het zwaar gerimpelde gezicht. Het stond niet erg bemoedigend. Hij aarzelde een ogenblik terwijl hij de pul in zijn handen ronddraaide. Hij was op dit idee gekomen, of liever, het idee had zich ontwikkeld nadat hij drie uur met zichzelf had zitten redeneren. Toen hij zijn gedachten geformuleerd had en de details op een rijtje had gezet, was hij zo opgewonden geraakt dat hij het aan iemand moest vertellen. Degene die daar het eerst voor in aanmerking kwam, zat nu tegenover hem, sceptisch, nog voor hij een woord had gehoord en klaar om zijn idee af te kraken. Het was duidelijk dat de hoofdcommissaris nu al besloten had dat er geen reden was voor nader onderzoek. Zoals het koude morgenlicht alle fantasieën van de nacht verdrijft, zo beroofde de sfeer in de Olive and Dove, het gelach om hem heen en de bedenkelijke blik van Wexford zijn ingenieuze oplossing van alle overtuigingskracht en bleef er alleen de vindingrijkheid over. Misschien was het beter als hij zijn bier opdronk en zonder een woord te zeggen wegging. Wexford tikte ongeduldig met zijn voeten. Burden kuchte en zei slap: 'Ik denk dat het de man van mrs. Anstey is.'
'Smith? Hemel, Mike, dat hebben we al gehad. Hij is dood.'
'Smith wel, maar Anstey niet. We hebben tenminste geen reden om dat aan te nemen.' Burden ging wat zachter praten toen er iemand langs hun tafeltje liep. 'Ik geloof dat het Anstey zou kunnen zijn. Zal ik u vertellen waarom?'
Wexford haalde zijn borstelige wenkbrauwen op. 'Ik hoop dat je goede redenen hebt om dat te beweren,' zei hij. 'We weten niets van die kerel af. Ze heeft het nauwelijks over hem gehad.'
'Vond u dat niet een beetje vreemd?'
'Misschien wel,' zei Wexford peinzend. 'Misschien was dat wel een beetje vreemd.'
Hij scheen op het punt te staan meer te zeggen. Burden wilde echter niet dat hij hem de wind uit de zeilen zou nemen en vervolgde haastig: 'Op wie lijkt ze meer gesteld te zijn, op de man die vijf jaar geleden van haar gescheiden is, of op de man met wie ze nu getrouwd is? Ze heeft spijt van die scheiding, inspecteur, en ze heeft er niets op tegen dat te vertellen aan drie vreemden die het niet eens interesseert. "Het is prettig bemind te zijn geweest en je dat te herinneren als het voorbij is," zei ze. Zijn dat de woorden van een gelukkig getrouwde vrouw? Wat bedoelde ze dan met dat vaak alleen zijn? Ze is onderwijzeres. Een getrouwde werkende vrouw is niet vaak alleen; bijna nooit, zou ik zeggen.'
'Denk je dat zij en Anstey niet meer bij elkaar wonen?'
'Ja,' zei Burden beslist. Wexford zag er niet uit of hij in lachen uit zou barsten en Burden kreeg weer moed.
'Wij geloven niet dat ze die aansteker verloren is, maar zij gelooft het. Als ze hem niet verloren is, maar hem rond liet slingeren of in haar tasje had. wie had hem dan naar alle waarschijnlijkheid in zijn bezit? De verdwenen echtgenoot. Het is heel waarschijnlijk dat Smith van haar gescheiden is vanwege Anstey. Dat betekent overspel, en een man die één keer overspel pleegt, zal dat weer doen.'
'Hier sprak de zedenmeester,' zei Wexford en glimlachte. 'Ik weet niet of ik het daarmee eens ben. Jij bedoelt natuurlijk dat Anstey met Anita aanpapte en haar de aansteker gaf. Alles goed en wel, Mike. maar je hebt geen werkelijk goede reden om aan te nemen dat Anstey bij haar weg is. Vergeet niet dat het paasvakantie is en dat een getrouwde onderwijzeres in de vakantie vaak alleen zit.
'Waarom zegt ze dan dat ze alleen van haar salaris rond moet komen?' vroeg Burden triomfantelijk. 'Wat ze over het verkopen van haar juwelen zei, is waar. Ik heb haar in de winkel van Knobby Clark gezien.'
'Drink er eentje van mij.' zei Wexford: hij keek nu tevreden.
'Whisky,' zei Burden toen hij terugkwam. 'Erg goede. Proost!'
'Op het speurwerk!' Wexford hief zijn glas. 'Waar is Anstey nou?'
Burden haalde zijn schouders op. 'Hij zal hier ergens in de buurt wel een baantje hebben.'
'Als je toch zo snugger bent. kun je me zeker ook wel vertellen waarom iemand die Anstey heet de naam van de vroegere man van zijn vrouw opgeeft als hij met een meisje op stap gaat? Let wel. het was niet gewoon Smith, maar Geoff Smith:
'Dat weet ik ook niet,' zei Burden, nu wat minder tevreden. 'Of waarom hij het meisje vermoordde. Wat voor motief had hij?'
'Toen we Kirkpatrick verdachten, namen we aan dat het motief jalousie was. We hebben verder niet meer aan de vijfhonderd pond gedacht die Anita in haar handtasje had.'
'Als dat het geval was. Mike, waarom wachtte hij dan niet
tot ze weer in de auto zaten? Hij had haar naar een eenzame plek kunnen rijden en haar daar vermoorden. Je pleegt geen moord in een vreemd huis op een manier die sporen achterlaat, als je het bijvoorbeeld ook in Cheriton Forest kunt doen. Dat herinnert me aan iets anders. Ruby en Monkey dachten allebei dat hij terug zou komen. Monkey schreef me omdat hij wilde dat we hem zouden pakken voor hij terug kon komen. Waarom heeft hij dat niet gedaan?'
'Ik denk dat hij bang was. We weten niet waar hij is. Misschien is hij wel voor een tijdje naar huis gegaan.' Burden schudde spijtig zijn hoofd. 'Geen idee,' zei hij en voegde eraan toe: 'Ik zou het u niet kunnen zeggen.'
'Misschien weet mrs. Anstey het wel. Drink je glas leeg, ze gaan sluiten.'
Buiten op straat snoof Wexford de zachte voorjaarslucht op. De heldere lucht begon nu te betrekken en er schoven wolken voor de maan. Ze kwamen bij de brug. Een zwaan gleed vanonder de brug het lamplicht in en toen door de schaduw van de beide mannen. Wexford keek uit over de bijna verlaten High Street, de parelachtige witte en gele lantaarns en de donkere gaten van de onverlichte steegjes. In een open raam, vijf meter boven de grond in de hoge muur achter hen zat een meisje; haar arm bengelde naar buiten als over een schouwburgbalkon. Op een steun eronder was een lamp aangebracht achter ijzergaas, en half in het licht, half in de fluwelen schaduw stond een man naar boven te kijken.
'O, maan, gij bron mijner vreugde,' citeerde Wexford zachtjes, 'die onophoudelijk schijnt. . .'
Burden deed geen poging zijn misnoegen te verbergen toen hij zei: 'We hebben Drayton gezegd haar met rust te laten,' en hij keek dreigend naar de gele maan.