- 5 -

 

Mark Drayton woonde op kamers dicht bij het station van Kingsmarkham. Zijn hospita was een moederlijke vrouw die het haar huurders graag naar de zin maakte. Ze hing platen aan de muren, gaf iedereen een gebloemde sprei en bezaaide de kamers met potjes en beeldjes. Zodra hij zijn kamer betrok, zette Drayton alle vaasjes en asbakjes onder in de kast. Aan de sprei kon hij weinig veranderen. Hij wilde dat de kamer er uit zag als een cel. Een meisje had hem eens verteld dat hij een koele aard had en sindsdien had hij zijn persoonlijkheid in die richting ontwikkeld. Hij vond het een prettige gedachte sober en onemotioneel te zijn.

Hij was erg eerzuchtig. Toen hij in Kingsmarkham kwam, had hij besloten bij Wexford in een goed blaadje te komen en dat was hem gelukt. Hij voerde Wexfords bevelen nauwgezet uit en luisterde beleefd knikkend naar zijn preken, lezingen, uitweidingen en grappen. Hij kende de omgeving nu als zijn broekzak en hij gebruikte zijn abonnement op de bibliotheek voor boeken over psychologie en forensische geneeskunde. Soms las hij een roman, maar nooit iets lichters dan Mann of Durell. Hij hoopte eens commissaris te worden. Hij zou de juiste vrouw trouwen, iemand als mrs. Wexford, knap, rustig en vriendelijk. Wexford had een dochter, naar hij had gehoord, een knap en verstandig meisje. Maar dat lag nog in het verschiet. Hij was niet van plan te trouwen voor hij een hogere rang bereikt had.

Hij was trots op zijn houding tegenover vrouwen. Hij had alleen aandacht voor zichzelf en had zodoende weinig bewondering over voor anderen; zijn idealisme richtte zich slechts op zijn eigen carrière. Zijn verhoudingen waren praktisch en koel geweest. 'Houden van' kwam in zijn woordenschat niet voor; hij had het nog nooit samen met 'jou' gebruikt. Als hij ooit iets sterkers voelde dan een lichamelijke behoefte, noemde hij het begeerte met complicaties. Hij dacht dat hij dat laatste voor het meisje van Grover voelde. Daarom ging hij nu de zaak binnen om zijn avondkrant te kopen. Misschien zou ze er niet zijn. Of misschien zou het allemaal vervagen als hij haar van dichtbij zag, niet door een glaspaneel of in de armen van iemand anders. Eigenlijk hoopte hij dat dat zou gebeuren.

De winkel leek klein door de hoge bruinstenen muur erachter. De winkel ging eronder schuil, net of de winkel zelf iets te verbergen had. Naast de deur stond een straatlantaarn in een kooi van zwart ijzergaas, maar die was nog niet aan. Toen Drayton de deur opendeed, ging er een koud belletje over. Het was donker binnen en er hing een onplezierige lucht. Achter de standaard met pocketboeken en een roestige ijskast waarop schots en scheef prijslijsten van ijs hingen,

kon hij de planken van een kleine uitleenbibliotheek zien. Het was het soort boeken dat je op een rommelmarkt koopt, negentiende-eeuwse romans in drie delen, reisbeschrijvingen en kostschoolverhalen.

Achter de toonbank, onder een kaal, ongezellig peertje, stond een magere oude vrouw. Dit was waarschijnlijk haar moeder. Ze was een klant aan het helpen.

'Hoe gaat het met meneer?' vroeg de klant.

'Het gaat maar niet beter met zijn rug,' zei mrs. Grover monter. Sinds vrijdag is-ie zijn bed niet meer uit geweest.

Zei u Vesta's?'

Drayton keek afkeurend naar de pin-up bladen, het rek met de naaipatronen (twee hippe minirokjes, in één avond geknipt en genaaid), stuiverromannetjes zoals Wereld der geesten, Mannen uit de ruimte. Op een plank tussen namaak Wedgwood asbakjes stond een stenen spaniël; uit een mandje op zijn rug groeiden kunstbloemen. De bloemen leken net grijze paddenstoelen, zo dik zaten ze onder het stof. 'Dat is dan vijf shilling. Dank u wel. Ze noemen het hernia. Hij boog even over de motorkap en . . . krak!'

'Ellendig,' zei de klant. 'Denkt u erover om de kamer weer te verhuren? Ik heb gehoord dat uw kostganger er vandoor is.'

'Opgeruimd staat netjes. Zolang mijn man in bed moet blijven, kan ik er geen kostganger bij hebben. Linda en ik hebben zo al genoeg te doen.' Dus ze heette Linda. Drayton draaide Wereld der geesten de rug toe. Mrs. Grover keek hem onverschillig aan. 'Wat wenst u?'

'De Standard, alstublieft.'

Er was er nog maar één en die stond in de standaard voor de winkel naast het kastje met raamadvertenties. Drayton volgde haar naar buiten en betaalde op de stoep. Hij zou hier nooit meer komen; wat een rommelige, onbeschofte troep! Misschien zou zijn ordelijke leven rustig verder gegaan zijn naar het doel dat hij voor ogen had, als hij niet een ogenblik was blijven staan. De lamp brandde nu en zijn aandacht werd getrokken door een bekende naam op een van de kaarten: Margolis, Quince Cottage, en daaronder een dringend verzoek om een werkster. De deur ging open en Linda Grover kwam naar buiten. Je hebt 't te pakken voor je het weet . . .

Ze was even lang als hij en in haar korte grijze jurk leek ze nog langer. De vochtige wind blies de stof tegen haar lichaam waardoor de vorm van haar borstjes en haar lange slanke dijen zichtbaar werden. Haar kleine hoofd rustte op een slanke nek en haar lichte haar was zo stijf naar achteren gekamd dat haar huid strak stond. Hij had nog nooit een meisje gezien dat hoewel volledig gekleed, zo naakt leek. Ze opende het kastje met kaarten, haalde er een uit en hing er een andere voor in de plaats. 'Het regent alweer,' zei ze. 'Ik snap niet waar het allemaal vandaan komt.' Een vreselijk accent, half Sussex, half Cockney.

'Uit de lucht,' zei Drayton. Dat was het enige antwoord op zo'n stomme opmerking. Hij kon zich niet indenken waarom ze de moeite nam tegen hem te praten, tenzij ze hem die avond gezien had en probeerde haar verlegenheid te verbergen.

'Erg grappig!' Ze had lange vingers, een brede, slanke hand. Hij zag dat ze afgebeten nagels had. 'Je wordt doornat als je daar blijft staan,' zei ze.

Drayton zette zijn capuchon op. 'Hoe gaat het met je vriendje?' vroeg hij langs zijn neus weg. Ze reageerde zoals hij gehoopt had. Ze was volkomen verrast.

'Heb ik die dan?' Haar vreselijke accent was pijnlijk aan zijn oren en hij maakte zichzelf wijs dat hij daarom zijn vuisten balde en niet omdat zij zo dicht bij hem stond. Hij keek naar de kaarten waarop kinderwagens te koop stonden en gemeentewoningen te ruil werden aangeboden.

'Zo'n knap meisje als jij?' zei hij en draaide zich plotseling naar haar toe. Het was niet iets uit de boeken van Mann of Durell, alleen maar een eerste liefdesspelletje met woorden. 'Kom nou!'

Langzaam kwam er een heimelijke glimlach op haar gezicht. Het viel hem op dat ze glimlachte met gesloten lippen, zonder haar tanden te laten zien; dat maakte diepe indruk op hem. In de regenachtige schemering stonden ze elkaar aan te kijken. Regendruppels spatten op de kranten. Drayton draaide zich opzettelijk bruusk om naar de etalage. 'Je vindt die kaarten wel heel erg belangrijk,' zei ze scherp. 'Wat is er zo opwindend aan een hoop tweedehands rommel?'

'Het kan me niet schelen als het tweedehands is,' zei hij, en toen ze bloosde, wist hij dat ze hem gezien had bij die kus aan het water.

-

Een werkster met rood haar. Het zou kunnen. Alles wees erop. Mrs. Penistan scheen aan alle eisen te voldoen. Als ze bij Anita Margolis had gewerkt, waarom dan niet bij mrs. Harper in Waterford Avenue? Een vrouw die in een achterbuurt als Glebe Road woonde, zou best papier van haar ene werkgeefster kunnen stelen om anonieme brieven te schrijven over een andere. Misdaad en zelfs moord was in Glebe Road geen zeldzaamheid. Verleden jaar nog was er een vrouw vermoord. Monkey Matthews had er gewoond en achter een van die lage vuilwitte gevels had hij van suiker en kaliumchloraat zijn bom gemaakt. Burden klopte hard op de deur van het huisje. Binnen ging een licht aan, een ketting werd losgemaakt en voor de deur openging, zag hij een klein scherp gezicht door het ruitje naar hem kijken.

'Mrs. Penistan?'

Haar mond klapte open als een muizenval en een stroom woorden kwam naar buiten. 'Zo, ben je daar eindelijk. Ik dacht al dat je niet meer komen zou. De stofzuiger staat al klaar.' Ze kwam te voorschijn met een grote ouderwetse stofzuiger. 'Ik denk dat er wat vuil in de motor is blijven steken. De jongens lopen van alles maar naar binnen. Het gaat toch niet al te lang duren, hè?''

'Mrs. Penistan, ik kom niet voor uw stofzuiger. Ik ben geen . . .'

Ze keek hem achterdochtig aan. 'Toch geen Jehova’s getuige?'

'Ik ben van de politie.' Het misverstand was opgehelderd, mrs. Penistan lachte schril. Zelfs in huis had ze een hoed op. Het haar dat onder de rand uitkwam, was niet rood, maar grijs. Je kon ook niet zeggen dat ze van middelbare leeftijd was, en zeker niet dat ze opzichtig gekleed ging. Afgezien van de hoed die er uit zag als een omgekeerde bloempot, droeg ze een groen vestje met een lila en zwart mouwloos schort eroverheen. Burden schatte haar op een jaar of zeventig.

'Komt u even mee naar de keuken? Ik ben bezig met het eten voor de jongens.' Op het fornuis stond een frituurpan. Ze haalde het ijzeren mandje eruit en deed er een nieuwe lading klein gesneden aardappelen in. 'Wilt u een lekker kopje thee?'

Dat sloeg Burden niet af. De thee was heet en sterk. Hij ging op een smerige stoel aan de groezelige tafel zitten. Het verbaasde hem dat het vertrek er zo slonzig uit zag. Het leek hem logisch dat het huis van een werkster er keurig uit zou zien, zoals het saldo van een bankdirecteur altijd positief moest zijn.

'Smith?' vroeg ze. 'Nee, dat zegt me niks.'

'Fitzwilliam?'

'Nee. Ik herinner me wel een mr. Kirkpatrick. Zou dat hem kunnen zijn?'

'Kan zijn.' Met Margolis was alles mogelijk.

'Hij woont ergens in Pomfret. Vreemd dat u naar hem vraagt, want ik ben juist om hem weggegaan.'

'Hoe dat zo, mrs. Penistan?'

'Waarom zou ik het u ook eigenlijk niet vertellen. U zei toch dat ze vermist was? Nou, het zou me niks verbazen als hij haar van kant gemaakt had.'

'Waarom denkt u dat?'

'Ik heb gehoord dat hij ermee dreigde. Wilt u het verhaal horen?'

'Graag, maar eerst zou ik eens van u willen weten hoe u over haar dacht.'

'Ach, ze was wel een lief kind, niet slecht. De eerste dag dat ik kwam, gilde ze van het lachen toen ik haar "miss" noemde. "O, lieve mrs. P.," zei ze, "noem me alstublieft Ann. Iedereen noemt me Ann." Ze is zo'n vrij zieltje zonder zorg, neemt de dingen zoals ze komen. Ze hebben dan ook geld, balen geld, maar dat soort is er niet altijd vrijgevig mee. Als u de kleren zag die ze me allemaal gegeven heeft . . . ongelooflijk. De meeste heb ik aan mijn kleindochter moeten geven; ik ben een beetje te oud voor die broekpakken en rokken tot m'n navel.

Ze was beslist niet gek. Ze liet zich nooit het vel over de oren halen. Ze kocht altijd het beste en ze wilde waar voor haar geld hebben. Om haar te flessen, moest je vroeg opstaan. Heel wat anders dan hij.'

'Mr. Margolis?'

'Ik weet dat het makkelijk gezegd is, maar ik geloof dat hij niet helemaal goed snik is. Ik ben er een heel jaar geweest en geen mens kwam hem ooit opzoeken. De godganse dag was het schilderen, schilderen en nog eens schilderen, maar als het klaar was, wist je nooit wat het voor moest stellen. "Ik snap niet dat u er niet genoeg van krijgt," heb ik hem eens gezegd. "O, maar ik ben zeer fertiel, mrs. Penistan," zei hij, wat dat dan ook moge zijn. 't Leek me geen fatsoenlijke opmerking. Nee, hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje.' Ze hoopte de patates op twee borden en begon eieren te bakken, waar ze eerst achterdochtig aan rook voor ze ze in de pan liet glijden.

Burden was net begonnen haar over Kirkpatricks dreigementen uit te horen, toen de achterdeur openging en er twee grote kerels met een stierennek binnenkwamen in werk kleren. Zouden dit de jongens zijn die met hun schoenen van alles naar binnen liepen? Ze leken allebei jaren ouder dan Burden zelf. Ze knikten in de richting van hun moeder en stampten door de keuken zonder ook maar een blik op haar gast te werpen. Misschien dachten zij ook dat hij voor de stofzuiger kwam.

'Een ogenblikje,' zei mrs. Penistan. Met in iedere hand een bord verdween ze naar de woonkamer. Burden dronk het laatste restje thee op. Een van de jongens kwam binnen om de theepot te halen, zijn moeder kwam met een brede glimlach achter hem aan.

'Ze doen geen mond open voor ze flink gegeten hebben,' zei ze trots. Haar zoon negeerde haar, stampte weg en gooide alle deuren achter zich dicht. 'Zo, u wilde wat over mr. Kirkpatrick horen. Laat eens kijken, wat is het vandaag? Vrijdag. Het zal vorige week woensdag geweest zijn. Mr. Margolis was naar Devon gegaan om te schilderen. Een paar dagen daarvoor had ik haar gevraagd: "Waar zit je broer?" "In Dartmoor," zegt ze, en dat kon ik geloven, hoewel Broadmoor meer in zijn lijn lag.' Ze lachte schel en ging tegenover Burden zitten, met haar ellebogen op tafel. 'Nou, twee dagen later, op woensdag, wordt er 's middags gebeld. "Ik ga wel," zegt ze; ze doet de deur open en daar staat die Kirkpatrick. "Goedemiddag," zegt ze, een beetje koel en op een beetje vreemde manier. "Goedemiddag," zegt hij en ze staan daar alleen elkaar aan te kijken. Maar goed, zoals ik al zei, ze is een aardig meisje en ze stelt me heel vriendelijk voor. "Penistan?" vraagt hij. "Dat is een naam die hier in de buurt veel voorkomt. Tegenover ons in Pomfret woont ook een Penistan." Zodoende weet ik waar hij woont. Nou ja, ik was bezig met zilver poetsen, dus ik ga terug naar de keuken.

Nog geen vijf minuten later hoor ik ze naar boven gaan. In mijn onschuld denk ik, die gaan natuurlijk de schilderijen bekijken. Er hangen daar overal schilderijen, tot in de badkamer toe. Ongeveer een uur later komen ze weer naar beneden en ik begin me af te vragen wat er gaande is. Toen hoorde ik dat ze ruzie hadden.

' "Verdorie, doe nou niet zo lullig, Alan," zegt ze scherp. "Liefde," zegt ze - en ze gaat steeds harder praten - "Ik weet helemaal niet wat dat is. Als ik van iemand hou, dan is het van Rupert." Rupert is die halfgare broer van haar. Nou, die Alan wordt goed kwaad en begint te schreeuwen. Hij gebruikte zulke lelijke scheldwoorden dat ik ze niet kan herhalen. Maar zij werd er niet warm of koud van. "Ik ben helemaal niet van plan er een eind aan te maken, liefje," zegt ze. 'Wat je net boven gehad hebt, kun je altijd van me krijgen." Ik kan u wel vertellen dat de vlammen me uitsloegen. Ik zeg tegen mezelf: Jij zet hier geen voet meer in huis, Rose Penistan. Mijn jongens zijn erg kieskeurig. Ze zouden niet willen dat ik ergens werk waar zulke dingen gebeuren. Ik was net van plan om zonder meer naar ze toe te stappen en het haar meteen te vertellen toen ik hem hoorde zeggen: "Je vraagt erom vermoord te worden, Ann. Vandaag of morgen doe ik het misschien zelf wel."

Hoe dan ook, het eind van 't liedje was dat hij razend en tierend wegging. Ik hoorde dat ze hem achterna riep: "Doe niet zo kinderachtig, Alan, en vergeet onze afspraak van dinsdagavond niet." '

'Dinsdag?' onderbrak Burden scherp. 'Bedoelde ze daar afgelopen dinsdag mee?'

Kan niet anders. Wat een vreemde mensen heb je toch, hè? Ze is zo zakelijk als het maar kan en op een bepaalde manier is ze ook een goed mens. Ze ging collecteren als er ergens hongersnood was en voor de dierenbescherming, ze las de krant van begin tot eind en maakte zich erg druk over wat zij onrecht noemde. Maar even zo goed houdt ze het met die Kirkpatrick. We leven in een rare wereld.'

'Dus u bent weggegaan?'

'Diezelfde dag nog. Nadat hij weg was, kwam zij de keuken binnen alsof er niets gebeurd was. Ze deed heel kalm en gewoon, glimlachte en zei dat haar broer zulk slecht weer had getroffen in Dartmoor. Ik weet niet wat het is, maar ik denk dat ze dat bedoelen met charme. Ik kon het haar niet vertellen. Ik zei alleen: "Ik blijf de week nog uit, maar dan moet ik ermee ophouden. Dit huis wordt me te veel." En daar was geen woord van gelogen.'

'Werkt u ook nog ergens anders, mrs. Penistan? In Stowerton, bijvoorbeeld?'

'O nee. Dat hele eind, het zou de moeite niet waard zijn. Niet dat de jongens me niet zouden komen halen met de bestelwagen. Die denken altijd aan hun moeder.' Ze liep met hem mee naar het portaal waar ze een van haar zoons tegenkwamen die met zijn lege bord terugging naar de keuken. Hij zette het zwijgend op de tafel. De stevige maaltijd had een kleine verbetering in zijn humeur teweeggebracht, want hoewel hij nog steeds geen notitie nam van zijn moeder, behalve dat hij haar in de deuropening opzij duwde, zei hij somber tegen Burden: 'Ellendige avond.'

Mrs. Penistan glimlachte hem teder toe. Ze sleepte de stofzuiger uit de weg en opende de deur, wat uitzicht verschafte op een stortbui. Vreemd dat het 's avonds altijd begon te gieten, dacht Burden. Terwijl hij met zijn hoed laag over zijn ogen getrokken en zijn kraag opgezet, Glebe Road afliep, bedacht hij dat het moeilijk zou worden Kirkpatrick te ondervragen als ze geen lijk hadden en van haar dood geen ander bewijs dan een anonieme brief.