- 15 -
De volgende morgen regende het weer. De lucht zag ernaar uit dat het zou blijven gieten van het begin van de dag tot de druipende, mistige schemering toe. Wexford, die Sewingbury aan het bellen was, hield de hoorn onder zijn kin geklemd en probeerde tegelijkertijd de jaloezieën neer te laten. Hij zat te wachten tot er opgenomen werd toen Drayton binnenkwam.
'Die mrs. Anstey is er voor u. Ik liep langs haar heen toen ik binnenkwam.'
Wexford legde de hoorn neer. 'Zo, dan is de berg toch eens naar Mohammed gekomen.'
'Zal ik haar bovenbrengen?'
'Een ogenblikje, Drayton.' Het was een nogal scherp bevel, dat klonk als een standje. De jongeman stond stil en draaide zich gehoorzaam om. 'Heb jij je gisteravond nogal geamuseerd?'
Draytons gezicht werd, voor zover dat tenminste mogelijk was, nog ondoorgrondelijker dan anders: zijn blik was geheimzinnig, op zijn hoede, maar niet onschuldig. 'Ja, dank u.' De regen tikte tegen de ruiten. Het was nogal donker geworden in het kantoor alsof de zon om halftien 's morgens was ondergegaan.
'Ik veronderstel dat je hier nog niet zoveel jongelui hebt leren kennen?' Zo'n vraag klinkt gewoonlijk familiair en hartelijk, maar zoals Wexford het nu zei, klonk het hatelijk. 'Niet veel, meneer.'
'Jammer. Mijn dochter schijnt er anders genoeg te kennen. Ze geeft vaak een . . .' Nee, geen slijpfeest! Burden had gezegd dat dat niet meer het juiste woord was . . . 'Een feest bij ons thuis. Heel aardige troep als je geen bezwaar hebt tegen herrie. Ik wed dat jij daar geen bezwaar tegen hebt.' Drayton stond daar als de vlees geworden stilte. 'Je moet eens een avondje komen.' Hij staarde de jongeman koel aan. 'Jij alleen, zonder partner,' zei hij. 'Ja, inspecteur. Dat zal ik graag doen.'
'Goed. ik zal aan Sheila vragen of ze je eens opbelt.' De strengheid had nu plaats gemaakt voor welwillendheid. 'Nu mrs. Anstey maar,' zei de inspecteur.
De regen gaf hem een benauwd en opgesloten gevoel, alsof hij omgeven werd door muren van water. Hij kon het van de vensterbank horen stromen en over de naakte stenen lichamen van de gevelversiering. Jammer dat ze er nooit goed schoon van werden, het water liet alleen grijze sporen op schouders en dijen achter. Hij deed het licht aan. Burden kwam binnen met mrs. Anstey in zijn kielzog, allebei nat als wezens uit de diepzee. De paraplu van mrs. Anstey hing aan haar arm en het water dat eruit droop, maakte een nat spoor achter haar.
'Ik moest wel komen.' zei ze. 'Ik had een voorgevoel. Nadat u weg was, heb ik er eens over nagedacht wat u precies bedoelde met dat meisje over wie u het had.' Haar lach klonk zelf als water, als fris water met belletjes, maar toch wat aarzelend, ik heb de eerste bus genomen.' Ze ontdeed zich van haar grijze regenjas en haalde een afschuwelijk plastic kapje van haar bruine haar. Er zaten regendruppels op haar neus en ze schudde zich als een jonge hond. 'Geoff met een meisje, dat beviel me niet. Ik weet ook niet wat ik wil, hè? Maar ik moet gewoon naar hem toe. Ik heb al lang genoeg gewacht. Ik ga nu naar hem toe, maar ik dacht dat ik beter eerst hierheen kon komen.' Zonder verdere uitleg begon ze weer te lachen en deze keer klonk het erg nerveus. 'Heeft hij een vriendinnetje?' vroeg ze en dat verklaarde haar gedrag.
De brenger van slecht nieuws vervult een ondankbare taak, maar dat deed er niet toe. Op dit ogenblik was alleen het verdriet belangrijk. Voor het eerst sinds hij en Burden de dood van Smith besproken hadden, werd hij op een onprettige manier attent gemaakt op zijn speciale plicht. Hij was degene die het haar moest vertellen. Hij was er zeker van dat het geen verschil maakte dat ze gescheiden waren. 'Heeft hij een vriendinnetje?' vroeg ze weer, nu met een smekende ondertoon. 'Ik kon hem niet ontmoeten, mrs. Anstey.' Geen leugens, geen draaierijen. Bij deze vrouw had dat geen zin. Burden had zich omgedraaid.
'Wat is er? Het is iets ergs . . .' Ze stond op, het plastic regenkapje strak getrokken tussen haar handen. 'Hij is ziek, hij is . . .'
'Hij is dood.' Al was je er nog zo goed op voorbereid, het bleef een schok. Je kon nooit voldoende voorbereid zijn. Totdat de woorden gezegd waren, bleef er altijd hoop. 'Het spijt me,' zei hij vlug. 'Ik vind dit heel erg. Het was een hartaanval, ongeveer een jaar geleden. Ik ben er zeker van dat het vlug voorbij was.'
'Hij kan niet dood zijn!' Het was een echo van Burdens woorden. Voor Burden kon hij niet dood zijn omdat dan zijn theorie niet klopte: voor haar kon hij niet dood zijn omdat zij ook een theorie had; een theorie over het beginnen van een nieuw leven?
'Ik ben bang van wel.'
'Niet dood!' Wexford hoorde de naderende hysterie in haar stem, als het gesis van een aangestoken lont.
'Gaat u toch zitten. Ik zal iets te drinken halen.'
Ontzet keek hij toe hoe ze blindelings achter zich tastte tot ze de stoel gevonden had, hem wegschopte en zich tegen de muur liet vallen. Ze balde haar vuisten, bonsde met haar hoofd tegen het pleisterwerk, toen hief ze haar vuisten op en sloeg en ramde tegen het harde oppervlak.
Wexford deed een stap naar haar toe. 'Je kunt beter een agente gaan halen,' zei hij tegen Burden. Toen begon ze in schorre razernij te gillen.
-
De politieagente nam haar het theekopje uit handen en verwisselde de doordrenkte zakdoek voor een schone van zichzelf.
'Gaat het al een beetje?'
Noreen Anstey knikte. Haar gezicht was rood en opgezwollen en het haar, hoewel nat van de regen, leek net als haar wangen doordrenkt van tranen. Ze was een en al tranen, een en al verdriet. Plotseling zei ze heel duidelijk: 'Nu kan ik hem nooit meer om vergeving vragen.' Een ogenblik had ze hier al haar adem voor nodig. Toen begon ze weer te snikken. Het was net bloed dat door een ader wordt gepompt. 'Ik zal niet meer huilen.' Ze schokte nog wat na. Het zou nu wel gauw overgaan, ik ga mijn graf in met de gedachte dat hij nooit geweten heeft dat het me spijt.' Wexford knikte naar de agente en ze verdween met het theekopje en de natte zakdoek.
'Hij heeft u vergeven.' zei hij. 'Hij heeft u immers de kamers gegeven?'
Ze scheen hem nauwelijks te horen. 'Hij is dood en ik wist het niet eens.' Wexford dacht aan de twee vrouwen bij de begrafenis van Smith. de oude buurvrouw en het meisje dat zijn typewerk deed. 'U weet niet eens wat ik hem heb aangedaan. We zijn acht jaar getrouwd geweest, we waren het ideale stel, het gelukkige echtpaar; dat zei iedereen en het was waar.' Ze verslikte zich in haar tranen. 'Hij kocht altijd cadeautjes voor me. Niet-jarige-cadeautjes noemde hij ze. Zo vaak kun je niet jarig zijn; je zou te gauw oud worden. Ze sloeg haar handen voor haar ogen en draaide met haar hoofd. 'We woonden in een huis met zijn kantoor erbij. Daarnaast was een garage. Daar zag mijn raam op uit. Ik had mijn baan opgegeven, mijn baan als onderwijzeres. Dat was niet nodig toen Geoff voor me zorgde.' De zinnen kwamen hortend en stotend, kort, afgebroken. Wexford trok zijn stoel wat dichterbij en keek naar zijn knieën. 'Ray Anstey werkte in de garage. Ik keek altijd naar hem. Hebt u wel eens gezien hoe ze dan liggen, op hun rug met hun hoofd naar achteren? Mijn hemel!' Ze rilde. 'Maar dit wilt u vast niet allemaal horen. Ik moest maar eens gaan.' Haar spullen waren nog nat, de regenjas en de druipende paraplu die een plas op de vloer achterliet. Ze voelde naast haar stoel naar haar handtasje.
'We brengen u wel thuis, mrs. Anstey,' zei Wexford vriendelijk, 'maar niet dadelijk. Wilt u even uitrusten? Twee vragen maar en dan kunt u uitrusten.'
'Hij is dood. U kunt hem nou toch niet meer bereiken. Waar moest u hem voor hebben?'
'Ik geloof,' zei Wexford langzaam, 'dat we uw tweede echtgenoot moeten hebben.'
'Ray?'
'Waar is hij, mrs. Anstey?'
'Weet ik niet,' zei ze moe. 'Ik heb hem in geen maanden gezien. Hij heeft me eind vorig jaar in de steek gelaten.'
'U zei dat hij in een garage werkte. Is hij monteur?'
'Ik denk het. Wat kon hij anders doen?' Haar handschoenen lagen voor haar voeten op de grond. Ze raapte ze op en keek ernaar of het twee natte, dode dingen waren die van de bodem van een vijver waren opgevist. 'Was het u al die tijd om hem te doen?' Haar gezicht werd grauw en ze krabbelde overeind. 'Het was u om mijn man te doen, niet om Geoff?'
Wexford knikte. 'Wat heeft hij gedaan?' vroeg ze schor.
'Er is een meisje vermist, vermoedelijk dood . . .'
'De stiletto,' zei ze. Haar ogen draaiden weg. Wexford deed een stap naar haar toe en ving haar in zijn armen op.
-
'Waar bracht uw zuster gewoonlijk haar wagen heen?' vroeg Burden. Margolis keek op van zijn late ontbijt dat bestond uit koffie, sinaasappelsap en gekookte eieren, die bijna groen waren; een hulpeloze uitdrukking lag op zijn gezicht. 'De een of andere garage,' zei hij, en toen: 'Dat moet die van Cawthorne wel zijn, hè?'
'Toe, mr. Margolis, dat weet u toch wel. U laat uw eigen auto toch ook nakijken?'
'Ann zorgde altijd voor dat soort dingen. Als het moest gebeuren, dan zorgde zij dat het in orde kwam.' De schilder zette de lege eierschalen ondersteboven in de dopjes als een kind dat de zaak wil bedotten. 'Alhoewel, er was iets . . .' Hij haalde zijn lange vingers door zijn haar zodat het een puntige stralenkrans vormde. 'De een of andere moeilijkheid . . . Ik meen me te herinneren dat ze naar een ander toe zou gaan.' Hij zette het blad op de bank en stond op om de kruimels van zijn knieën te laten vallen. 'Kon ik 't me maar herinneren,' zei hij.
'Ze heeft hem naar die Ray gebracht, mr. Margolis,' zei mrs. Penistan scherp. 'Dat weet u best. Waarom probeert u zich niet een beetje te beheersen?' Ze haalde haar schouders op tegen Burden en sloeg haar kleine oogjes ten hemel. "Hij is helemaal van streek nu zijn zus weg is. Er valt niets met hem te beginnen.' Ze vleide zich naast Margolis neer en keek hem lang en geërgerd aan. Ze deed Burden denken aan een moeder of een kinderjuf die een lastig kind meeneemt naar een feestje, vooral toen ze zich naar hem over boog, een afkeurend geluid liet horen en zijn ochtendjas over zijn schoot trok om zijn pyjamabroek te bedekken.
'Ray, en verder?'
'Dat moet u mij niet vragen. U weet hoe ze met voornamen omsprong. Ik weet alleen dat ze hier een paar maanden geleden binnenkwam en zei: "Ik heb meer dan genoeg van Russells prijzen. Ik voel er veel voor om Ray dc auto's te laten doen."
"Wie is Ray?" vroeg ik, maar ze lachte alleen. "Laat dat maar aan mij over, mrs. Penistan. Laten we zeggen dat hij een aardige jongen is die me erg graag mag. Als ik u vertel wie hij is. dan raakt hij misschien zijn baantje kwijt." '
"Kwam hij hier om de wagens na te kijken?'
'Welnee. Hij had er hier ook de spullen niet voor gehad.'
Mrs. Penistan keek rond als om aan te geven dat er in het huisje en de tuin niets te vinden was waar een normaal mens iets nuttigs mee kon doen. 'Ze ging met de auto's altijd naar hem toe. Hij woonde hier in de stad, ergens in de buurt. Ik zag haar wel weggaan, maar ik was altijd al weg als ze terugkwam. Hij zal wel thuis geweest zijn.' Ze porde met haar elleboog in de dunne ribben van Margolis. 'Maar hij luistert nooit als er iets verteld wordt.' Burden liet ze samen achter, naast elkaar, terwijl mrs. Penistan Margolis trachtte te bewegen zijn koffie op te drinken. Het pad was glibberig na de zware regenval en er lagen overal natte bloembladen. De garagedeuren stonden open en voor het eerst zag Burden de auto van Margolis, een groene auto.
Hij begon een patroon te ontdekken, een manier waarop het allemaal gebeurd kon zijn. Nu dacht hij te begrijpen waarom er een zwarte en een groene auto gebruikt was en waar Anita's auto tot diep in de nacht gestaan had. Opwinding maakte zich van hem meester en hij liep opgewekt naar het tuinhekje. Hij opende het en de meidoorn besproeide hem met zoveel water dat het bijna leek of iemand een emmer op de takken had gezet.
-
Zo moet een psychiater zich voelen, dacht Wexford. Noreen Anstey lag op de bank in de wachtkamer. Ze staarde naar het plafond en hij zat naast haar en luisterde.
'Hij had altijd een stiletto bij zich,' zei ze. 'Ik heb het die eerste dag al gezien, de eerste keer dat hij bij mij boven kwam. Geoff werkte beneden. Ik bracht hem daar altijd zijn koffie en later bracht ik Ray ook koffie. Op een dag kwam hij ervoor naar boven.' Ze was even stil en draaide met haar hoofd. 'Hij was prachtig. Niet gewoon knap, maar prachtig, volmaakt, zoals mensen zouden moeten zijn, zoals ik nooit geweest ben. Niet zo lang, zwart haar, een rode mond als een bloem . . .' Hij wilde haar niet onderbreken, maar hij moest wel. Hij was nu eenmaal geen echte psychiater. 'Hoe oud is hij?'
'Tien jaar jonger dan ik,' zei ze en hij wist dat het haar moeite kostte dat te zeggen. 'Die dag kwam hij boven. We waren helemaal alleen en hij had dat mes bij zich, een kleine stiletto. Hij haalde het uit zijn zak en legde het op tafel. Ik had er nog nooit een gezien en ik wist niet wat het was. We hebben niet veel gepraat. Waar moesten we over praten? We hadden niets gemeen. Hij zat daar maar te glimlachen en maakte dubbelzinnige toespelingen.' Ze lachte bijna, maar Wexford hoorde slechts een zucht. 'Ik was ziek van verlangen naar hem.' Ze draaide zich naar de muur en ging verder. 'Ik had die aansteker een paar maanden en ik herinner me dat ik hem vuur gaf, maar hij gaf de sigaret aan mij en zei: "Nee, steek jij hem voor me aan." Hij keek naar de aansteker en zei: "Heeft hij je dat gegeven? Geeft hij je speelgoed omdat hij je niets anders geven kan?" Dat was niet waar, maar het moet zo geleken hebben door de manier waarop ik hem aankeek. "Ik heb ook een speeltje," zei hij. Hij pakte het mes op en hield het tegen mijn keel. Het lemmet sprong eruit. Ik bewoog niet, anders zou ik me gesneden hebben. Hemel, ik gaf Frans op een meisjesschool. Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Je zou denken dat ik zou zijn gaan schreeuwen. Weet u, ik had me toen rustig door hem laten vermoorden. Naderhand, toen hij weg was, zat er bloed in mijn hals van een sneetje en ik wist dat hij daar onder het vrijen steeds naar had gekeken.'
'Smith liet zich van u scheiden?' vroeg Wexford om de lange stilte te breken.
'Hij kwam erachter. Dat was niet zo moeilijk. Ik heb mijn gevoelens nooit goed kunnen verbergen. Geoff zou me wel vergeven hebben en opnieuw begonnen zijn. Hij kon niet geloven dat ik wilde trouwen met een man die tien jaar jonger was, een automonteur . . . Ik was gek om eraan te beginnen. Ik wist dat hij een sadistische gek was. Later heeft hij me gewond met dat mes, werkelijk gewond.' Ze trok haar jurk open. Vlak onder haar linkersleutelbeen zat een klein wit litteken. Ondanks alles wat hij had meegemaakt, voelde Wexford zich misselijk worden, alsof hij een vinger in zijn keel had gestoken. 'U was aldoor ongelukkig?'
'Ik ben bij hem nooit gelukkig geweest,' zei ze bijna verwijtend. ik geloof niet dat ik ook maar een ogenblik heb kunnen zeggen dat ik gelukkig was. Hij had een vreselijke hekel aan Geoff. Weet u wat hij altijd deed? Hij gaf Geoffs naam op, deed net of hij Geoff was.' Wexford knikte, zoiets had hij al verwacht. 'Als hij de telefoon aannam, zei hij een beetje verstrooid: "Met Geoff Smith." Dan verbeterde hij zichzelf en zei dat hij zich vergist had. Op een keer bracht hij kleren naar de wasserij, vuile overalls, en toen ik ze op ging halen, konden ze nergens de bon vinden. Die stond op naam van Smith. Als hij iets gemeens of onfatsoenlijks deed, gebruikte hij altijd Geoffs naam. Op een keer kwam er een meisje - ze zal niet ouder dan zeventien geweest zijn - en vroeg of Geoff Smith hier woonde. Hij had haar de bons gegeven en ze wilde hem terug hoewel hij zijn mes bij haar ook al had gebruikt. Ze liet me het litteken in haar hals zien. Ik heb hem gewaarschuwd dat hij een keer te ver zou gaan. Hij zou iemand vermoorden of iemand zou naar de politie lopen.'
'Hij is te ver gegaan,' zei Wexford.
'Hij wilde bloed zien.' Ze zei het kalm, zonder weerzin. Het was niet de eerste keer dat Wexford dacht aan de afstompende werking van sleur en hoe gewenning het schokeffect kan verminderen. De gewenning aan wreedheid verstikt ieder medelijden . . . 'Ik was altijd bang dat een of ander meisje zich niet zou laten overdonderen, maar gewoon uit angst het mes zou pakken en op hem gebruiken. Hij was niet flink gebouwd; fysiek was hij niet sterk. Zijn krachten lagen meer op een ander vlak. Ik stopte de messen altijd weg, maar hij had altijd weer andere. Toen liep hij bij me weg.'
'Omstreeks die tijd raakte u uw aansteker kwijt.'
Noreen Anstey kwam wat omhoog, draaide een slag rond en zette haar benen op de grond. 'Daar heb ik eens over nagedacht,' zei ze. 'Ray moet hem gepakt hebben. Hij pikte al spullen van Geoff en mij terwijl we nog getrouwd waren. Ik kon het niet bewijzen, maar ik dacht dat hij het deed, juwelen, en zo.' Ze zuchtte, sloeg haar handen voor haar gezicht en liet ze toen weer zakken. 'Ik geloof dat Geoff het ook vermoedde. Er waren zoveel dingen,' zei ze, 'die we allebei wisten, maar nooit uitspraken. O, het spijt me zo!' schreeuwde ze terwijl ze haar vuisten balde en ze in haar schoot duwde. 'Het spijt me zo verschrikkelijk. Ik wil weten waar hij begraven ligt, dan ga ik op zijn graf liggen en schreeuw ik in de aarde dat het me spijt!'
Er waren zoveel mensen die spijt hadden, dacht Wexford, Noreen Anstey omdat ze de echte liefde vergooid had voor een afschuwelijke schaduw van de liefde, Ruby Branch omdat ze een oude schurk verraden had, en Anita Margolis? De doden hebben geen spijt. Ze kon geen spijt meer hebben omdat ze haar gevaarlijke spelletje een keer te vaak gespeeld had, met een man en een mes.