Z is een zwaard

Mijn moeder was die middag weg voor een boodschap. Luud en Duuc zaten rustig op hun kamers te werken. In de gang van de pastorie trokken Thomas en ik onze schoenen uit en slopen muisstil op kousenvoeten naar boven.

Eén enkel potlood zou ze nooit missen, zei hij. We moesten het dikste nemen, want alleen het dikste was goed genoeg voor mij. Met een ernstig gezicht strekte hij zijn hand uit naar de tekentafel. “Die daar, die rode,” fluisterde hij.

Het was niet ongevaarlijk wat hij deed. Mijn moeder zou onverwachts kunnen thuiskomen. Ze zou hem slopen. Toch nam hij ook nog de tijd om het potlood van zijn keuze met haar speciale mesje vlijmscherp voor me te slijpen. Hij stond over de prullenbak gebogen, een streep zonlicht viel over zijn blonde haar.

Ik hoorde het zachte knerpen van het lemmet. Ik rook houtsnippers en grafiet. Ik voelde me vereerd en opgewonden. Ik was een prinses voor wie een dappere molenaarszoon een zwaard smeedde dat haar zou beschermen tegen draken en boosaardige kobolden.

Na enkele momenten hield hij het potlood in het licht en inspecteerde de punt. Toen overhandigde hij het me, met ogen die blonken van blijdschap. “Jou kan niks meer gebeuren,” zei hij.

Ik nam het vol ontzag aan. Eén ding wist ik zeker: als ik dit potlood in de tuin in de grond stak, zouden er meteen witte en roze bloesems aan ontspruiten, louter dankzij de liefde die erin was geïnvesteerd.

Soms gaat het leven de ene kant op, en wij de andere. Iets zinnigers valt er uiteindelijk niet over te zeggen.

 

EINDE