ZESTIEN
De piloot die het verkenningsvliegtuig van de Amerikaanse kustwacht bestuurde, had de oranje stip onmiddellijk opgemerkt.
Het toestel zwenkte naar links en verliet zijn vooropgestelde route.
"Hij heeft ons gezien!" riep Dick dolgelukkig en als een gek begon hij te zwaaien. Ook de anderen schoten overeind. Het zou nu waarschijnlijk niet lang meer duren voordat een reddingsploeg hen zou komen oppikken.
Toen ze zowat een uur geleden door de vloedgolf werden overrompeld, had bijna iedereen gebeden dat de rubberboot zou standhouden. De boot bleek inderdaad van goede kwaliteit. Na een minuut die eindeloos leek te duren, raakte het vaartuig uit de wervelingen los en kwam het langzaam bovendrijven. Het zat vol water en alles wat niet stevig vastzat, was verdwenen. Zelfs de twee zware motoren waren afgerukt. Hoewel er niets meer overbleef om te hozen, begon het viertal met hun handen het water uit de boot te scheppen. Ze kregen het er mooi warm van. Er was gelukkig nog geen wind opgestoken en de Californische voorjaarszon begon ook aardig warmte te geven.
Toen het verkenningsvliegtuig op geringe hoogte over hen vloog, zwaaiden ze met alle kledingstukken die ze maar enigszins konden missen. Zelfs Derby, die de hele tijd in de buurt was gebleven, maakte enkele opmerkelijke capriolen.
Het toestel bleef nog even rondcirkelen en vloog toen weer in de richting van de kust. Het had de boodschap begrepen.
"Nu zal het niet lang meer duren voordat er hulp komt," zei Ben Jansen. "Waarschijnlijk een helikopter. Maar ondertussen wil ik nog graag het einde van je verhaal horen."
Marijn ging weer zitten en probeerde verder te vertellen. "Waar was ik ook alweer gebleven?"
"Op die vrijdagmorgen dat je bij ons wakker werd," antwoordde Talitha, "en dat Jean-Baptiste toegaf dat hij dat watervliegtuig had gezien."
"O ja, en daarmee was het mysterie van de 'Comberbach' en de roze dolfijn opgelost. Want, zoals ik daarnet al zei, vertelde Jean-Baptiste ons wat er tijdens die nacht van tien op elf maart was gebeurd. Volgens hem voer de 'Comberbach' omstreeks middernacht voorbij Long Island. Op dat moment begon de storm.
Ter hoogte van Conception Reef merkte hij lichtsignalen op van een vaartuig dat blijkbaar in nood zat. Zodra het schip in de buurt kwam, zag Jean-Baptiste dat het een watervliegtuig was. Enkele uren daarvoor had het daar een noodlanding moeten maken. Hij probeerde samen met de kapitein de bemanning van het vliegtuig te redden, maar toen liep alles mis. De 'Comberbach' kwam met het vliegtuig in botsing waarbij een van de vlotters werd geraakt.
Daardoor begon het watervliegtuig te zinken. Op hetzelfde moment draaide de kabel die ze hadden uitgegooid in hun eigen schroef vast.
De 'Comberbach' werd onbestuurbaar en kwam dwars op de golven te liggen. De lading die snel aan boord was gebracht en waarschijnlijk niet goed was vastgezet, schoof naar één kant.
Daardoor begon het schip zwaar slagzij te maken. Opeens kwam er te veel water binnen, waardoor de 'Comberbach' uiteindelijk ten onder ging. Slechts twee overleefden dit dubbele drama.
Jean-Baptiste en... de roze dolfijn."
"De roze dolfijn?" vroeg Talitha verwonderd. Over dit aspect had Marijn haar nog niets willen vertellen.
"Hoe kom je daar bij?" vroeg ze uiteindelijk.
"Omdat die aan boord was van dat watervliegtuig."
"Weet je dat zeker?"
"Heel zeker. Stukje bij beetje was ik van Roby te weten gekomen dat het watervliegtuig uit Brazilië afkomstig was. Een dag eerder was het vertrokken uit een moeilijk toegankelijk gebied. Aan boord zat een zekere dr. John Stevens. Hij werkte voor het 'Marinarium', als bioloog, gespecialiseerd in rivierdolfijnen. De rest vond ik in een encyclopedie. Onze roze dolfijn is eigenlijk een uitzonderlijk groot exemplaar van een zeer zeldzame diersoort. In de ogen van de Indianen uit die streek in Brazilië was het een heilig wezen, maar voor Goldberg moest het een van de paradepaardjes van zijn
'Marinarium' worden. Stevens nam het dier gevangen. Op de terugweg naar Amerika moest het watervliegtuig bij Long Island een noodlanding maken. Toen het zonk, wist de dolfijn te ontsnappen. Omdat het een zoetwaterdier was, kon het niet te lang in zeewater blijven. Daarom zocht het dat blauwe gat op bij de ruïne dat in verbinding staat met de zee. Maar Goldberg liet zijn prooi niet los. Met de 'Leviathan' kwam hij het zoeken. Hij had er immers veel voor over."
"En toch was dit allemaal nog een dekmantel," onderbrak Ben Jansen hem. "Ik zou bijna zeggen, dit alles was eerder de hobby van Goldberg. Want in werkelijkheid was hij een gangster die met een nieuwe activiteit zwaar geld begon te verdienen."
"Dat wil ik nou eindelijk wel eens weten," riep Marijn. "Want wat die vent precies in zijn schild voerde, heb ik nooit kunnen achterhalen."
"Ik wel," antwoordde zijn vader, ''want speciaal daarvoor zat ik in het 'Marinarium'."
"Vertel op!"
"Toen ik twee weken geleden Long Island verliet, dacht ik dat ik zou deelnemen aan een wetenschappelijke expeditie in de Stille Oceaan. Maar al vlug kreeg ik in de plaats daarvan het aanbod een onderzoek in te stellen naar duistere praktijken. Hiervan waren zeldzame dieren, waaronder walvissen en andere waterdieren, het slachtoffer. Om die praktijken na te gaan, had men iemand nodig met een biologische vorming. Ook mocht hij niet te vies zijn om eventjes het gangstermilieu binnen te dringen. Gezien mijn achtergrond was ik er de geknipte figuur voor. Na lang aandringen ging ik ten slotte akkoord om mee te werken. Al snel werd ik aangenomen als bewaker in het 'Marinarium'. Op die manier kreeg ik toegang tot plaatsen waar bijna niemand anders kon komen. Zo was ik in staat om op korte tijd een aantal bewijzen tegen Goldberg bij elkaar te brengen."
"Bewijzen van wat?"
"Van smokkel in bedreigde diersoorten en de producten ervan.
Vooral op wereldschaal. Hiervoor waren de activiteiten van het
'Marinarium' een prachtige dekmantel. Zogezegd om de wetenschap te bevorderen, nam Goldberg heel wat minder bekende biologen in dienst. Maar in werkelijkheid chanteerde hij hen en dwong ze om voor hem te werken. In naam van de wetenschap kreeg hij gemakkelijk toegang tot de reservaten waar deze dieren leefden.
Zonder dat het opviel kon hij daar zijn slag slaan. Ambtenaren die toevallig iets te veel zagen, kocht hij om. Wie niet wilde meewerken, werd bedreigd of uit de weg geruimd."
"En daar komt nu een einde aan."
"Wat de activiteiten van Goldberg betreft waarschijnlijk wel.
Toen jullie gisteren bij het 'Marinarium' aankwamen, had ik voor de politie al genoeg bewijzen verzameld en kon ik eigenlijk vertrekken."
"Hoe wist je dat wij er waren?"
"Al bij de ingang had ik jullie herkend."
"Hoe heb je ons gezien?"
"Via een verborgen camera."
"Nu begrijp ik waarom we toch nog binnen mochten," riep Marijn. "Dat was jij!"
"Inderdaad, ik wilde je zo vlug mogelijk waarschuwen en wachtte af tot ik daarvoor een geschikt moment vond. Maar dat is me niet gelukt. Want plotseling waren jullie van het scherm verdwenen."
"Dan heb jij ook de twee dolfijnen bevrijd."
"Dat klopt. Ik was dat trouwens al lang van plan. Maar jouw komst en die aardbeving hebben me gedwongen om eerder in te grijpen."
"Waar zou de roze dolfijn nu zijn?" vroeg Talitha opeens.
"Dat is moeilijk te zeggen," antwoordde Ben Jansen. "Maar als waterdier heeft hij wel een behoorlijke kans om deze catastrofe te overleven. Hopelijk horen we nog van hem."
Opeens klonk er een vertrouwd geluid in de verte. Een grote helikopter van het Amerikaanse leger kwam laag over het water naar hen toe gevlogen. Ze begonnen allemaal te zwaaien. Eigenlijk was het niet meer nodig. De helikopter had hen al lang gezien.
Pal boven de rubberboot bleef het toestel stil hangen. Een takel werd neergelaten en een voor een werden ze omhoog gehesen. Na Talitha kwam Marijn aan de beurt. Vanuit de helikopter zwaaiden ze naar Derby, die alweer naar de kust terug zwom.
"Dat is toch vreemd," zei de man die hen bij het aan boord komen had geholpen. "Dat is nu al de tweede dolfijn die ik deze morgen te zien krijg."
"Hoezo?" vroeg Marijn.
"Nou, nog geen uur geleden moesten we uit een ondergelopen gebied een jonge vrouw evacueren. Ze zei dat een roze dolfijn haar had gered. Als ik het dier niet met mijn eigen ogen had zien zwemmen, dan had ik haar nooit geloofd."
Talitha en Marijn keken elkaar aan en vlogen elkaar om de hals.
Ze hadden gehoord wat ze wilden horen. Al hun moeite was dus niet voor niets geweest.
Ben Jansen werd als laatste aan boord gehesen. Het luik klapte dicht en de helikopter vloog langzaam weg. Tien meter dieper doorbrak een donkere massa de waterspiegel. Een groot, bruin oog volgde nog een tijdlang het mensending dat in de verte verdween. Er klonk een tevreden geknor en toen sloten de golven zich opnieuw.
Een aantal feiten uit dit verhaal heeft de auteur persoonlijk meegemaakt. Ook de verschillende soorten blauwe gaten zoals hij ze in dit verhaal beschrijft, bestaan echt. De meeste heeft hij tijdens zijn tweejarig verblijf op de Bahama's ontdekt, verkend en gefilmd.
Deze film werd trouwens in 1987 bekroond op het 'Internationale Festival van de Onderwaterfilm' te Brighton (Engeland).