Donderdag 30 maart
Het prestigieuze 'Marinarium' van Santa Ana nabij Los Angeles was nog indrukwekkender dan Marijn zich had voorgesteld. Voor hem stond een reusachtig complex van glas, staal en beton. Het lag voor een deel op het land en voor de rest in zee, en omvatte de grootste aquaria ter wereld. Enorme zwembaden van acrylglas waarin de gevaarlijkste waterdieren van de aardbol rondzwommen. Lange, doorzichtige tunnels waarlangs het publiek onder de beesten door kon wandelen. Kunstmatige koraalriffen waar de bezoekers met snorkeluitrusting mochten duiken om kleinere, tropische waterdieren van dichtbij te bekijken. Aan de kant van de zee, afgesloten met hoge, stevige netten, een lagune waarin de grootste waterdieren zaten. Drie machtige pijlers die daar met hun voet tot tien meter onder water reikten. Beneden op de bodem bevonden zich glazen rotonden waarin honderden mensen tegelijkertijd elke beweging van kolossale dieren konden volgen.
Dit allemaal en nog veel meer stond in een brochure beschreven met superlatieven en prachtige kleurenfoto's. In het busstation van Los Angeles had Marijn die op de kop getikt. De tekst 'Bezoek het Marinarium, een unieke verzameling monsters uit de diepten der zeeën' was hem meteen opgevallen.
Nu hij voor het gigantische complex stond, kwam het geheel hem over als iets sombers en dreigends. Wat een verschil met de lieflijke werkelijkheid die hij op zijn eiland gewend was.
Een kleine week geleden had hij samen met Talitha Long Island verlaten. Dat gebeurde aan boord van het Haïtiaanse schip dat Jean-Baptiste kwam ophalen. Met de weinige middelen die ze hadden, was het de enige manier om op tijd weg te komen. Met grote tegenzin had Mama Loeka Talitha laten meegaan.
Het kleine vrachtschip dat New Orleans als bestemming had, deed de overtocht in drie dagen. Zoals verwacht leverde de toegang tot de Verenigde Staten geen problemen op. Marijn bezat een geldig paspoort en Talitha de Amerikaanse nationaliteit. Het traject van Louisiana naar Californië legden ze af in een goedkope Greyhound bus. Een tocht van meer dan twee dagen bijna non-stop doorrijden.
Nu stonden ze eindelijk bij de ingang van het 'Marinarium'. Hier hoopten ze Derby en de roze dolfijn terug te vinden. Hoe ze hen zouden bevrijden, dat wist Marijn nog niet. Het enige wat door zijn hoofd bleef spoken, was de dreigende taal van Mama Loeka en het besef dat het de volgende dag al nieuwe maan was. De 'Maan van de Dood', zoals de oude vrouw haar had genoemd.
Marijn liep naar een van de vele loketten om twee kaartjes te kopen. Toen ze kort daarop naar binnen wilden gaan, werd hen de toegang geweigerd. "Twee uur voor sluitingstijd mag niemand meer binnen," zei de man in uniform.
"Maar we zullen wel op tijd buiten zijn, hoor!" protesteerde Marijn.
"In twee uur kun je onmogelijk alles zien. Je kunt beter morgen terugkomen. Je kaartjes blijven geldig."
Marijn begon zich kwaad te maken en daardoor lette hij niet op de videocamera die schuin boven hem hing. Opeens kraakte er een stem uit de walkie-takie die de man aan zijn riem droeg.
"Teddy, laat ze maar binnen als ze dat nu echt willen. Maar sluit dan wel de deur achter hen."
"En de baas?"
"Dat neem ik wel op mij."
Talitha en Marijn keken elkaar aan. Ze begrepen niet wat er precies gebeurde, maar waren blij dat ze nog op de valreep binnen mochten.
De grote toegangshal had de vorm van een gigantische, glazen piramide. In het midden hing een levensgroot exemplaar van een witte potvis. Blijkbaar was dit dier te groot om hier in levenden lijve rond te spartelen.
Van hieruit vertrok een roltrap die hen naar het benedengedeelte bracht. Daar ging de trap zonder onderbreking over in een rollend tapijt. Zonder één stap te moeten verzetten, schoven Talitha en Marijn langzaam een glazen tunnel binnen. Die liep dwars door het grootste aquarium ter wereld. Boven en rond hen zagen ze verschillende soorten haaien rondzwemmen. Marijn herkende onmiddellijk een hamerhaai en een grijze haai. Ook stekelroggen en zaagvissen bewogen zich sierlijk door het water. Enkele vervaarlijk uitziende zeeschildpadden maakten rondjes en kwamen regelmatig aan de oppervlakte om lucht te happen.
Toen hij halverwege de tunnel was, moest Marijn toch even slikken. Hoeveel duizenden kilo's water drukten er eigenlijk niet op deze glazen koker? Wat zou er gebeuren als er in een van de naden een barst ontstond? Hoe lang zou het dan duren voordat het hele aquarium als een kaartenhuis in elkaar zou vallen? Hij mocht er gewoon niet aan denken.
Net voordat hij het einde van de tunnel bereikte, zag hij hoe uit het niets een grote tijgerhaai te voorschijn kwam. Het dier schoot recht naar de glazen wand waar Marijn voorbijkwam. Op een goede meter van hem draaide het dier plotseling en vertrok in een andere richting. Marijn slaakte een zucht van opluchting. Dat was even schrikken. Zo'n beestje kwam hij liever niet op een van zijn duiktochten tegen.
Net op tijd greep Talitha hem vast. Anders was hij zonder twijfel gestruikeld op de plaats waar het rollend tapijt ophield en in de grond verdween. Voor hen stond een glazen toren in de vorm van een reusachtige, rechtstaande kinkhoorn. De weg draaide naar boven. Daar bereikten ze de afdeling van de ongewervelde dieren.
Die was ondergebracht in een donkere, cirkelvormige zaal. Rondom waren grote aquaria in de muur verwerkt. Daarin bewogen zich giftige slakken, steekanemonen, vuurwormen, netelkwallen en andere onaangename waterbewoners. Helemaal in het midden, nog geen halve meter boven hun hoofd, hing een bijzonder grote, glazen diamant. Die was gevuld met water en daarin huisde de grootste inktvis die Marijn ooit had gezien. Het monster was wel twee meter lang. Grote ronde zuignappen hadden zich tegen de glazen wanden aangedrukt. De kracht die ervan uitging deed Marijn griezelen.
De volgende zaal was een grote gang met één lange, glazen wand. Daarachter zagen Talitha en Marijn een koraalrif met heel wat snorkelaars. Daartussendoor zwommen kleurrijke, tropische vissen waarvan er enkele met respect werden behandeld. Dat waren beestjes met giftige rugvinnen, die bij aanraking zeer pijnlijke verwondingen konden veroorzaken. Iedereen die te water ging, moest tekenen dat hij het op eigen risico deed. Toch kreeg Marijn medelijden met al die arme vissen die voortdurend werden opgejaagd. Hoe lang zouden ze het hier volhouden? Meewarig verlieten ze de plaats.
Een eind verderop konden ze opnieuw een roltrap nemen.
Langzaam lieten ze zich naar de diepte meevoeren. Deze keer verdwenen ze in een donkere tunnel met in het midden een grote, blauwe lichtvlek. Toen ze dat punt bereikten, bevonden ze zich onder een brede, glazen koepel. Daarboven cirkelde de grootste haai die Marijn ooit had gezien: de grote witte haai. Het beest passeerde elke keer rakelings langs de koepel en liet de vele rijen vlijmscherpe tanden zien. Maar het rollend tapijt stond niet stil. Zowel Talitha als Marijn keerden zich om alsof ze nog een laatste glimp van het reuzedier wilden opvangen. Precies op het ogenblik dat ze weer de donkere tunnel inschoven, hoorden ze een harde bonk en zagen ze nog even een lichte trilling in de constructie van de koepel.
Ongetwijfeld was het monster ertegenaan gezwommen. Opnieuw moest Marijn griezelen. Wat zou er gebeuren als de koepel het opeens begaf?
In de volgende zaal wachtte hen een nieuwe verrassing. Een automatische deur gleed open en een vochtige hitte sloeg hen in het gelaat. Het daglicht drong hier royaal naar binnen. Ook daar moesten ze even aan wennen. Pas toen bemerkten ze het tropische groen dat van de ene hangende tuin naar de andere rondslingerde.
Marijn was verbluft door dit merkwaardige staaltje van moderne architectuur.
"Heb je al gezien waarover je nu loopt?" vroeg Talitha die als eerste weer naar beneden keek.
Marijn schrok. Hij slenterde over een loopbrug van dik glas.
Eronder lag een ondiepe vijver waar het krioelde van de piranha's.
Over deze vraatzuchtige visjes had hij ook leuke verhalen gelezen.
Hij begon vlugger door te lopen.
"Vertrouw je het niet?" vroeg Talitha hem lachend.
"Je weet nooit of dat glas gaat breken."
"Dan zou je wel een olifant moeten zijn. Trouwens, heb je al op die kanjers daar gelet?"
Een groot deel van de zaal bestond uit ondiepe poelen met reuzen krokodillen. Ze lagen stil alsof ze aan het slapen waren. Toch wist Marijn dat ze als een pijl uit een boog naar hun slachtoffer konden toeschieten.
"Vind je het niet vreemd," vroeg hij plotseling, "dat er tussen ons en die beesten eigenlijk geen afsluiting is?"
"Die is er wel," antwoordde ze, "maar die is onzichtbaar. Het staat hier op dit bordje."
Inderdaad, op het bordje stond vermeld dat de dieren op afstand werden gehouden door een elektronisch scherm.
"En wat als de elektriciteit plotseling uitvalt," vroeg Marijn, "en een van die joekels op dat moment toevallig grote honger heeft?"
"Ze zullen wel een noodgenerator in huis hebben."
"Ik hoop het."
"O, kijk!" riep Talitha opeens.
"Wat is er?"
"Daar, onze roze dolfijn!"
Talitha wees naar de andere kant van de zaal. In de verte lag een donkere ruimte met een grote, glazen wand. Daarachter bewoog zich traag een sierlijk dier.
Talitha en Marijn renden erheen. Zodra ze de plaats bereikten, klopte het meisje op het glas. De dolfijn herkende haar meteen en begon opgewekt rondjes te draaien.
Ondertussen ging de aandacht van Marijn naar het bordje.
'Zoetwaterdolfijn' stond er. Gevolgd door 'Iniapolypiensis',
'Vindplaats: Long Island (Bahama's)' en 'UITERST ZELDZAAM'.
Marijn moest grinniken.
"En waar zou Derby zitten?" vroeg Talitha opeens.
"Geen idee. We kunnen beter doorlopen. Veel tijd om hem te vinden, hebben we niet meer."
Een roltrap bracht hen weer naar boven. Via een grote, automatische deur kwamen ze buiten op een breed terras. Het liep parallel met de lagune over een lengte van minstens honderd meter.
Talitha en Marijn gingen recht naar de balustrade. Daar, een drietal meter dieper, klotste het zeewater. In dit gedeelte van de lagune zwommen kleine walvissen. De toegang naar zee werd versperd door een metershoge afsluiting van stevige netten. Aan de andere kant van de lagune zag Marijn een serie betonnen bassins liggen.
"Daar moeten we zijn!" riep hij enthousiast.
Zonder al te veel op te vallen, liep hij in de richting van de bassins. En ja hoor, in het bassin dat het dichtst bij de balustrade lag, zaten dolfijnen. Toen floot Marijn op zijn vingers. Heel wat hoofden van omstaanders keerden zich naar hem om. Op hetzelfde moment schoot een dolfijn metershoog uit het water. Marijn had hardop de naam van Derby willen roepen, maar Talitha hield haar hand voor zijn mond. Ondertussen kwam Derby razendsnel in zijn richting gezwommen. Maar op vijf meter van Marijn kwam het dier tot stilstand. Een dubbel traliewerk lag nog tussen hen in. Marijn maakte aanstalten om erover te klauteren en opnieuw werd hij door Talitha in toom gehouden.
"Zou je nu niet de politie erbij halen?" stelde ze hem meteen voor. "We hebben ze gevonden en kunnen nu een klacht indienen wegens diefstal."
Marijn schudde zijn hoofd. "Ik denk niet dat de politie ook maar iets zal kunnen doen," antwoordde hij bitter.
"Waarom niet?"
"Het gaat tenslotte om twee wilde dieren en die lui zullen wel een vergunning hebben om die te mogen vangen. Anders waren die dieren hier nooit terecht gekomen. Wij kunnen niets bewijzen."
"Is er dan geen ander middel om ze vrij te krijgen?" vroeg Talitha.
"Ik heb gezien dat het bassin waarin de roze dolfijn zit, een schuif heeft. Waarschijnlijk staat het in verbinding met deze bassins. En ook deze hier zijn voorzien van schuiven die toegang verlenen tot de lagune..."
"Dan ligt de oplossing voor de hand," onderbrak Talitha hem vol geestdrift. "We profiteren van een onbewaakt moment om een of meerdere van die schuiven open te zetten en de beestjes te laten ontsnappen."
"Dat klinkt inderdaad prachtig. Maar je vergeet één ding."
"Wat?"
"Heb je al gezien waarmee de lagune is afgesloten?"
"Ja," antwoordde Talitha aarzelend. "Kunnen ze er misschien niet door?"
"Nee, zonder krachtige slijpschijf krijg je er onmogelijk een gat in. Die netten bestaan uit gevlochten staalkabel. En om die afsluiting neer te halen heb je minstens een gewicht van tien ton nodig. Nee, we mogen het vergeten, tenzij jij nog iets beters weet."
De enige reactie van Talitha kwam uit een totaal andere hoek. De woorden van Marijn waren nog niet koud, of het meisje vloog hem om de hals en drukte haar lippen keihard op de zijne.
Marijn was zo verbaasd, dat hij geen woord kon uitbrengen. En toen hij het wel kon, hield ze haar hand op zijn mond en gebaarde dat hij moest zwijgen. Zodra hij het doorhad, wees ze met diezelfde vinger naar iemand die net voorbij was gelopen. Meteen herkende Marijn de schuddekont van Yaël.
"Sorry," fluisterde Talitha zachtjes, "dat was de enige manier om ons even te camoufleren."
"Het is nog gelukt ook. Ze heeft ons niet gezien."
"Vond je het niet leuk, misschien?"
"Toch wel," lachte Marijn, "maar ik wil nu eerst weten waar die geit naartoe gaat."
Talitha en Marijn begonnen haar te volgen. Yaël liep flink door.
Alsof ze zich van niets bewust was. Bij een deur waarboven het bordje 'Geen toegang voor onbevoegden' hing, bleef ze staan. Uit haar borstzakje pakte ze een magnetische kaart die ze in de gleuf van het slot stak. De deur sprong open en Yaël verdween in de ruimte die daarachter lag. Langzaam ging de deur vanzelf dicht.
Net op tijd greep Marijn in. Hij sprintte vooruit en zette op het laatste moment de punt van zijn schoen op de drempel. Hierdoor kon de deur niet in het slot vallen. Even bleef hij wachten. Daarna duwde hij de deur voorzichtig open tot de kier groot genoeg was om erdoor te kijken. Er was niemand meer te zien. Heel behoedzaam maakte hij de opening nog wat groter, zodat hij en Talitha naar binnen konden sluipen. Ze waren achter de coulissen van dit monumentale complex beland. Vanuit dit parallelle gedeelte kon alles worden bediend en konden alle dieren worden verzorgd.
Misschien vonden ze hier een ander middel om de twee dolfijnen te bevrijden?
Het zag er veilig uit en Marijn gaf Talitha een seintje dat ze de deur mocht loslaten en meekomen. Enkele seconden later viel ze in het slot. Marijn draaide zich om en stelde vast dat de deur van binnenuit niet kon worden opengemaakt. Wilden ze weer naar buiten, dan kon dat alleen nog met een magnetische kaart. Ze zaten vast.
In de controlekamer daar niet ver vandaan, werd er opeens iemand heel nerveus. Bijna anderhalf uur lang had hij het tweetal via de tientallen verborgen camera's gemakkelijk kunnen volgen. Nu liet hij al voor de derde keer alle uithoeken van het complex op een van de zes monitorschermen in versneld tempo voorbij defileren. Maar geen enkele keer ving zijn geoefende oog de ondertussen vertrouwde beelden op. Waar waren die twee opeens gebleven? Ze konden toch niet zomaar zijn verdwenen? De man moest zich inhouden om niet te vloeken. Eigenlijk had hij al veel eerder moeten ingrijpen. Maar in afwachting van een daartoe geschikt moment, bleef hij het maar uitstellen. Nu kon die fout hem in een heel moeilijke positie brengen. Het koste wat het wil, maar hij moest die twee terugvinden.
VIJFTIEN