Dinsdag 21 maart

Opnieuw bevond Marijn zich onder water. Deze keer kon hij gulzig zuigen aan de luchtvoorraad die hij op zijn rug meedroeg. En ook nu trok Derby hem mee, tegen een duizelingwekkende snelheid, steeds maar dieper en dieper. De omgeving veranderde van turquoise in koningsblauw. En toen ging het over in pikzwarte duisternis.

Gelukkig had hij zijn onderwaterlamp tijdig aangedaan.

Plotseling was het alsof er iets bleeks in de verte bewoog. Derby vertraagde en aarzelde. Nee, alles was stil. Nu kon Marijn het duidelijk zien. Het waren de witte brokstukken van het watervliegtuig. Voorzichtig liet hij Derby los. Nee, er was geen stroming. Hij kon naar de cockpit zwemmen. Grijnzende gezichten van dode mensen lachten hem toe. Het leek wel alsof ze plezier hadden. Opeens voelde hij een sterke waterstroom achter zich.

Marijn draaide zich om. In het schijnsel van zijn lamp zag hij iets wits en monsterachtigs voorbijschieten. Onmiddellijk wilde hij weg.

Maar waar was Derby heen? Snel ging Marijn ervandoor... tot plotseling een gapende muil met scherpe tanden hem opwachtte.

Voordat hij kon reageren werd hij opgeslokt en verdween hij in bodemloze diepten. Marijn slaakte een laatste kreet...

Toen werd hij wakker. Het was maar een droom. Hij wreef zijn ogen uit en keek rond. Door de dunne stof van de gordijnen zag hij dat de zon al hoog stond. Hij had zich ongetwijfeld verslapen. Met een hoofd dat op barsten stond, begaf hij zich naar het kleine badkamertje. Een koude douche zou hem deugd doen. Toen hij onder de straal stond, hoorde hij de marifoon die op stand-by stond.

"Pied piper voor Calypso. Ik herhaal: Pied piper voor Calypso.

Hoor je mij? Over."

Het moment kon weer niet slechter zijn, dacht Marijn. Altijd als je op het toilet zat of onder de douche stond, werd je opgeroepen.

Hij draaide vlug de kraan dicht, sloeg een handdoek om en stapte uit de douche. Terwijl hij overal natte sporen achterliet, liep hij naar de marifoon.

Gelukkig dat je dat ding nog met natte handen mag vastpakken, dacht hij toen hij de microfoon loshaakte en met zijn duim het knopje induwde. "Hier Calypso. Wat nieuws Pied Piper? Over,"

antwoordde Marijn op zijn beurt. Meteen liet hij ook het knopje los.

"Oké, Marijn!" Het was de stem van Roby. "Ik heb wat voor je.

Als je snel komt, word je een flink stuk wijzer. Over."

"Afgesproken," riep Marijn, "ik kom er meteen aan. Over en uit." Hij hing de microfoon terug aan het haakje en begon zich af te drogen. In een wip had hij schone kleren aangetrokken. Hij bekeek de schrammen die als dunne, rode strepen kriskras over zijn armen en benen liepen. Een souvenirtje van gisteravond, dacht hij.

Toen hij de voordeur opentrok en het terras opliep, zag hij nog iets dat hem aan de vorige dag herinnerde. De barbecue en de tuintafel waren nog niet afgeruimd. Dat moest zeker gebeuren voordat zijn moeder thuiskwam. Maar voorlopig was daar geen gevaar voor. Het zou zeker nog enkele dagen duren voordat ze een middel vond om hierheen te komen. Al die rommel kon nog een tijdje blijven staan. Hij had het nu toch veel te druk.

Marijn schonk er verder geen aandacht meer aan en rende naar het trapje. Net toen hij wilde afdalen, viel zijn oog op de laagste trede: daar stond het al voor de derde keer.

"Wie blijft dat hier maar brengen?" riep hij verwonderd uit.

Op een schoteltje lag een opengesneden sinaasappel, overgoten met honing met daarin een stukje geknoopt koord en twee kleine briefjes. Marijn stapte er voorzichtig over en hurkte om het geheel van dichtbij te bekijken. Dit schoteltje was er gister- en eergistermorgen nog niet bij. Dergelijke schoteltjes had hij al eerder opgegraven in de ruïne. Maar de rest was hetzelfde. Steeds opnieuw die halve sinaasappel en die twee briefjes. Op het ene was zijn naam geschreven en op het andere stond alleen maar de letter T. Deze keer wist hij dat het uit de buurt van de ruïne moest komen. Maar wat het precies betekende, daar had Marijn het raden naar. Gisteren had hij het al aan enkele dorpelingen gevraagd, maar die waren allemaal zo dronken, dat ze hem hadden uitgelachen.

Voorlopig tilde hij er niet te zwaar aan. Er stond vandaag al genoeg op het programma. Roby had voor hem belangrijk nieuws en rond de middag verwachtte hij die professor. Marijn pakte vlug zijn fiets en reed weg.

Opnieuw dacht hij aan dat gesprek van enkele dagen geleden.

Nadat Roby van zijn verbazing was bekomen, had Marijn hem alles over dat watervliegtuig verteld. Zelfs toen had Roby nog moeite om hem te geloven. Niet alleen het type van vliegtuig was hoogst ongewoon voor deze streek, maar vooral het nummer hoorde in dit deel van de wereld helemaal niet thuis. Het was een raadsel hoe dat vliegtuig hier was terechtgekomen.

Roby zou zo vlug mogelijk natrekken waar dat toestel vandaan kon komen. Met de contacten die hij via zijn radio overal in de wereld onderhield, kon dat niet lang duren.

Nog geen minuut later bereikte Marijn de omgeving waar het echtpaar Robinson woonde. Al vanuit de verte zag hij de twee metalen bakken die op de garage stonden gemonteerd.

"Hoi, Roby, is het hele zootje daar al aangesloten?" vroeg Marijn toen de man te voorschijn kwam.

"En of! Vanaf vandaag krijg ik gratis warm water. Zin in een douche?"

"Nee, dank je. Ik heb al een gehad."

"Je hebt zeker nog niet ontbeten!" Het was de energieke stem van Donna, de vrouw van Roby, die even had meegeluisterd.

"Hoe raad je het?" vroeg Marijn verwonderd.

"Laat mannen een tijdje alleen, en weg is elke vorm van regelmaat. Ze eten helemaal niet ofwel op de meest onmogelijke momenten. En dan laten ze meestal nog een grote smeerboel achter, nietwaar, mijn beste Roby?" Ze sloeg de spijker op zijn kop. Haar echtgenoot zei niet veel. Marijn evenmin. Ze keken elkaar aan alsof ze op heterdaad waren betrapt.

"Maar aangezien Marijn onze gast is," zo ging Donna verder,

"zal ik hem snel een mooie omelet maken." Ze voegde meteen de daad bij het woord, pakte uit de koelkast drie eieren en gooide die in een pan. Daarna begaf ze zich naar de moestuin om bieslook te plukken.

"En, weet je al wat meer over dat vliegtuig?" vroeg Marijn die nu echt nieuwsgierig werd.

"Ja, hoor. Nog diezelfde dag heb ik via de radio een van mijn vrienden opgeroepen. Bill, een Canadees uit het hoge noorden. Hij heeft bijna zijn hele leven lang watervliegtuigen bestuurd.

Maar hij kon me niet meteen een antwoord geven. Hij beloofde me wel verder te zoeken. Vannacht heb ik opnieuw met hem contact gekregen en ik weet nu waar dat vliegtuig oorspronkelijk vandaan komt."

"Vanwaar?" vroeg Marijn vol ongeduld.

"Wel, het was geregistreerd in Brazilië..."

"Zo ver van hier!"

"Dat kun je wel zeggen."

"En weet je ondertussen wat het hier kwam doen?"

"Dat blijft voorlopig nog een mysterie. Het enige wat Bill me wist te vertellen, was dat dit vliegtuig normaal wordt gebruikt voor onderzoekingstochten naar de bovenwateren van de Amazone en de Orinoco. Dat jungle gebied is zeer moeilijk toegankelijk. Het is een van de laatste plaatsen op deze wereld waar men nog niet helemaal is doorgedrongen."

"Waw! En is dat vliegtuig dan van daar hierheen gekomen?"

"Waarschijnlijk niet rechtstreeks."

"Waarom niet?"

"Omdat er veel betere vliegtuigen bestaan voor wie zulke lange afstanden wil afleggen. Bovendien is het landen op zee met een dergelijk toestel bijzonder gewaagd. Daarvoor zijn ze niet ontworpen."

"En zou er geen verband bestaan tussen dat vliegtuig en het wrak van de 'Comberbach'?"

"Ik zie er niet onmiddellijk één, tenzij..."

"Tenzij wat?"

Even begon Roby te aarzelen.

"Tenzij het feit dat ze allebei in uiterst geheimzinnige omstandigheden daar op de bodem van de zee zijn terechtgekomen."

Marijn moest onwillekeurig denken aan die nare droom van vanmorgen.