TWAALF
Marijn stak zijn duim omhoog en verwijderde zich. De rotorbladen van de kleine helikopter die amper vijf meter boven hem hing, begonnen sneller te draaien. De kabel onderaan spande zich op als een vioolsnaar en langzaam werd Derby uit het water getild. Marijn voelde zich opgelucht. Het had hem heel wat moeite gekost om de dolfijn weer in het net te krijgen. Het was alsof hij hier niet weg wilde. Toch was het beter dat Derby weer naar zee werd gebracht.
Daar hoorde hij uiteindelijk thuis.
Een klein halfuur geleden was Marijn weer opgedoken.
Professor Polype was verbaasd dat hij nog in leven was. Natuurlijk werd hij onmiddellijk met vragen bestookt. Hij vertelde hem over de ontdekking van de grot met de grote opening bovenaan, maar over de rest zweeg hij wijselijk. Geen woord over de roze dolfijn, Talitha of het verdere verloop van de grot. Met opzet deed hij zo enthousiast mogelijk over het sprookjesachtige uitzicht van de omgeving. Ook deze keer viel het hem vlug op dat zijn geestdrift door niemand werd gedeeld, integendeel. Zonder verdere aandacht aan hem te schenken, gaf de professor opdracht alle apparatuur te verzamelen.
Niet zonder binnenpretjes stelde Marijn vast dat de aftocht werd geblazen. Hij verleende dan ook al zijn medewerking aan de evacuatie van Derby.
Toen de helikopter met zijn dierlijke lading achter de struiken verdween, kroop hij moe maar gelukkig uit het water. Bijna zingend kleedde hij zich zo snel mogelijk aan, scharrelde zijn spullen bij elkaar en sprong op zijn fiets richting huis. Hij zou vlug een douche nemen, wat eten en daarna Talitha opzoeken. Zijn dag kon niet meer stuk.
Toch was er nog iemand in de buurt die hem ondertussen de hele tijd in het oog had gehouden. Zodra Marijn weg was, pakte Yaël haar portofoon. Ze voerde een lang gesprek met de 'Leviathan' en begon daarna Marijn op afstand te volgen.
Ruim honderd meter daarvandaan legde iemand haar verrekijker neer. Nadat ze Marijn in de vleermuisgrot had achtergelaten, had Talitha zich naar de ruïne begeven. Op het platform had ze het blauwe gat in het oog gehouden en alles gezien: hoe Marijn te voorschijn was gekomen totdat de helikopter met Derby was weg gevlogen. Alleen wat er aan de kant gebeurde, had ze niet kunnen zien. Dat werd haar door het struikgewas verhinderd.
Net op het ogenblik dat ze besloot het platform te verlaten, hoorde Talitha de helikopter terugkeren. Nog even dacht ze dat hij waarschijnlijk materiaal kwam ophalen. Maar het toestel maakte geen aanstalten om te landen, integendeel. Het zigzagde traag de heuvelflank op en kwam steeds maar dichter bij de opening van de grot. Kort daarop gebeurde het onvermijdelijke. Als een wesp bleef het toestel minutenlang ter plaatse hangen. De piloot had de grot vanuit de lucht ontdekt.
Hij vertrok opnieuw. Talitha wist niet wat ze ervan moest denken. Nog even bleef ze de helikopter volgen. Wat ze toen zag, deed haar meteen wegrennen. Er moest zo vlug mogelijk worden ingegrepen. Maar ze kon het niet meer alleen aan. Ze had dringend Marijns hulp nodig.
Marijn kwam net thuis. Nog altijd was hij blij dat hij de anderen met een kluitje in het riet had gestuurd. Hij was er van overtuigd dat die lui van de 'Leviathan' waarschijnlijk de roze dolfijn zochten. Alleen had hij nog geen verklaring voor al die geheimzinnigheid. En ook niet waarom er zulke zware middelen werden ingezet. Hij hoopte dat hij straks bij Talitha wat wijzer zou worden.
Marijn besteeg het trapje van het terras en gooide zijn duiktas neer. Dat materiaal zou hij vanavond wel spoelen. Net toen hij de voordeur wilde openen, zag hij onder de deur het briefje liggen. Hij trok het los en vouwde het open. Het was een dringend bericht van Roby. Nu wist Marijn waarin dr. John Stevens was gespecialiseerd en ook voor welke onderneming hij precies werkte.
Marijn trok de voordeur open en rende naar binnen, recht naar de boekenkast van zijn vader. Daar pakte hij een grote encyclopedie over dolfijnen, bladerde erin tot hij de juiste pagina vond en begon razendsnel de tekst te lezen. Drie minuten later klapte hij het boek dicht.
"Ongelooflijk," murmelde hij, "nu wordt alles duidelijk. Ik moet Talitha zo vlug mogelijk waarschuwen!"
Hij liep naar de voordeur, hoorde een geluid in de tuin en zag hoe Talitha het trapje oprende.
"Hé, wat doe jij hier?" vroeg hij verwonderd. "Is er iets?"
"Ja," riep ze hijgend, "je moet meekomen. Ze hebben de roze dolfijn ontdekt!"
Marijn besefte de ernst van de situatie. Na wat hij zopas had vernomen, was dit het ergste wat er kon gebeuren. Zonder aarzelen pakte hij haar hand en samen renden ze ervandoor.
Ondertussen bracht Talitha Marijn op de hoogte van wat ze had gezien. Net toen hij met haar het pad naar de ruïne wilde oplopen, hield ze hem tegen.
"Nee, Marijn, niet in die richting. Ik ken een kortere weg."
En inderdaad, enkele tientallen meters verderop was een kleine opening in het dichte struikgewas. Nooit eerder had Marijn er enige aandacht aan geschonken. Toen ze erdoor waren, lag er een pad dat bijna volledig was overwoekerd. Zo ver de begroeiing het toeliet, vervolgden ze hun weg door het struikgewas.
"En wat is er daarna gebeurd?" vroeg Marijn, die de rest van het verhaal wilde horen.
"Toen is de helikopter naar het blauwe gat aan de voet van de heuvel teruggevlogen. Zodra hij landde, nam een duiker in het toestel plaats en kort daarop steeg hij opnieuw op. Ik vroeg me af wat ze van plan waren. Maar toen de helikopter weer boven de opening van de grot ging hangen, zag ik hoe die duiker langs een lijn naar beneden werd gelaten. Ik besefte dat de roze dolfijn bescherming nodig had."
"Kan hij zichzelf dan niet verdedigen?"
Talitha schoot in de lach.
"Zo'n brave lobbes. Die zou geen vlieg kwaad doen. Zodra je in de grot bent, zoekt hij je op om met je spelen. Als je wilt, kun je hem in een handomdraai afmaken."
Nu drong het tot Marijn door. Wat Talitha over het dier vertelde, klopte met wat hij in de encyclopedie had gelezen. Er moest dringend worden ingegrepen.
Een eind verderop begon het pad te stijgen en het werd nog een stuk moeilijker om vooruit te komen.
"Is het nog ver?" vroeg Marijn.
Net toen Talitha wilde antwoorden, hoorden ze beneden in de diepte het gebrom van de helikopter die opnieuw opsteeg. Het geluid zwol aan en kwam in hun richting. Even dacht Marijn dat het toestel rakelings over hen heen zou vliegen. Maar toen zag hij dat het op nog geen dertig meter bij hen vandaan in de lucht bleef hangen. Talitha was niet meer bij te houden. Ze stoof vooruit om dan onverwachts weer te stoppen. Voor haar gaapte de diepe afgrond. Ze keek naar beneden in de grot. Nog geen tien meter boven haar hing de helikopter. Haar lange, gitzwarte haren, die ze had losgemaakt om te drogen, wapperden in de wind. Buiten adem kwam Marijn nu ook aan en hij keek door de opening naar beneden.
Een tweede duiker was bezig met het afdalen langs de kabel.
Beneden zat de eerste duiker en hij hield de roze dolfijn vast. Het dier leek nogal onnatuurlijk stil te liggen.
"Uit de weg!" riep Talitha opeens. Marijn sprong opzij en zag hoe het meisje een lang koord naar beneden gooide. Een van de uiteinden had ze stevig vastgeknoopt aan een boomstam.
Zonder aarzelen greep ze het koord vast en liet zich naar beneden glijden. Ze had het blijkbaar al eerder gedaan. Marijn probeerde haar voorbeeld te volgen.
Twintig meter lager had de tweede duiker op zijn beurt het water bereikt en gooide een groot net over de dolfijn. De duikers begonnen het dier erin te draaien. Op dat ogenblik liet Talitha het koord los.
De laatste tien meters legde ze af in vrije val. Het water spatte hoog op toen ze erin terechtkwam. De twee duikers keken verschrikt op.
Tot dat moment had geen van hen iets gemerkt. Talitha zwom naar de dolfijn. Nu liet Marijn zich ook vallen. Hij zag nog net hoe het meisje als een razende op een van de duikers afvloog. Daarna ging hij kopje onder. Toen hij weer bovenkwam, zag hij hoe de dolfijn langzaam uit het water werd gehesen. Hij zwom naar het dier. Als hij het net vastgreep, kon hij misschien verhinderen dat de helikopter verder opsteeg. Kort daarop bereikte hij de dolfijn. Met een uiterste krachtinspanning probeerde hij het net te grijpen dat al boven zijn hoofd hing. Hij voelde de huid van het dier en het net dat er omheen spande. Maar nergens vonden zijn vingers een houvast.
Nog een tweede keer probeerde hij zich uit het water te verheffen, maar de dolfijn was definitief buiten
zijn bereik gekomen en steeg langzaam op.
Opeens hoorde hij een kreet van Talitha. Een van de duikers hield haar in een wurggreep. Marijn zwom naar haar toe. Toen de duiker hem zag komen, liet hij het meisje los en dook hij onder.
Marijn probeerde hem nog te achtervolgen. Het duurde echter niet lang voordat hij besefte dat hij zonder uitrusting geen enkele kans maakte.
Snakkend naar lucht kwam hij weer boven. Aan de luchtbellen van de duikers zag hij dat ze ervandoor gingen langs de onderwatergang. Dezelfde waarlangs hij die ochtend was vertrokken. Ondertussen had het stof de tijd gehad om zich neer te zetten. Voor de duikers zou het nu niet zo moeilijk zijn om de terugweg te vinden.
Woedend keek Marijn naar boven en zag hoe de dolfijn door de opening van de grot verdween. Voorlopig kon hij niets meer doen.
Hij was uitgeput en moest dringend op adem komen. Traag zwom hij naar de kant. Daar werd hij opgewacht door Talitha. Het meisje had de tranen in haar ogen. Toen hij opstond uit het water, sloeg ze haar armen om hem heen. Het geluid van de helikopter stierf weg en het werd stil in de grot.
Precies op dat ogenblik kwam er bij de opening bovenaan een figuur te voorschijn.
"Hallóó!" klonk het door de ijle ruimte. Het was Yaël.
"Hallo, Marijntje," klonk het opnieuw, "ik wist niet dat jij zo goed kon liegen. Of heeft dat zwarte schaap dat allemaal in je oren gefluisterd? In ieder geval, nu ik zie hoe ze jou te pakken heeft, zal ze haar dolfijntje wel voor een tijdje kunnen missen. Ze mag er in elk geval op rekenen dat we er goed voor zullen zorgen. En zodat er niemand jullie nog zou storen..."
Het ogenblik daarop kwam het koord als een slang in het water terecht. De terugweg was letterlijk afgesneden.
"En dan nog iets, mijn beste vriend. Naar Derby moetje voortaan ook niet meer uitkijken."
"Wat?" schreeuwde Marijn alsof hij door een wesp was gestoken.
"Nou, we hebben besloten hem ook mee te nemen. Nu jij toch iemand anders hebt om je mee bezig te houden, wil ik me wel over hem ontfermen. Zoen nu maar lekker verder. Daaag!"
"Stomme trut," riep Marijn zo hard als hij kon, "wacht maar tot ik..."
Langer kon hij niet tekeergaan. Talitha hield haar hand voor zijn mond.
"Gun haar dat plezier niet!" fluisterde ze hem in zijn oor. "Ik hou haar al enkele dagen in de gaten en het enige waaraan ze plezier beleeft, is het op stang jagen van anderen. Gun het haar niet. We zetten het haar en al die anderen wel op een andere manier betaald."
"Maar hoe?" vroeg Marijn wanhopig.
"Dat ga je wel zien. Samen beschikken wij over heel sterke krachten. En die gaan we gebruiken."
"O ja?"
"Ja, Marijn, maar eerst moeten we hier zien uit te komen."
Voorlopig konden ze alleen maar onder water ontkomen: ze zouden moeten duiken, zonder enige duikuitrusting en zonder de hulp van dolfijnen. De uitweg naar het blauwe gat was totaal uitgesloten. De afstand onder water was veel te groot zonder perslucht apparatuur. Alleen de andere tunnel die ze al eens samen hadden genomen, bood een redelijke kans op slagen. Als ze de
'Leviathan' nog wilden tegenhouden, was dat de enige mogelijkheid.
Marijn begaf zich in het water om het koord op te halen.
"Wat ga je daarmee doen?" vroeg Talitha.
"Dat maak ik vast op de plaats waar we onderduiken en het losse uiteinde neem ik mee. Mochten we onze richting kwijtraken, dan hebben we een houvast."
Niet lang daarna ademden ze allebei heel diep in, namen een hoekduik en verdwenen onder water. De wand van de grot ging schuin naar beneden. Naarmate ze dieper gingen, werd het donkerder en donkerder. Talitha zag bijna niets meer. Alleen de schim van Marijn die krampachtig naast haar zwom. Toen werd het helemaal donker. Ze voelde dat de rotswand weer naar boven afboog en dat ze dus kon opstijgen. Uit alle kracht begon ze met haar benen te slaan. Ze wist dat ze het zou halen. Proestend kwam ze boven in de duisternis.
"Marijn?!" riep ze.
Het was akelig stil in de grot.
"Marijn!!!" riep ze opnieuw. De schrik sloeg haar nu om het hart.
"Waar ben je?"
Het bleef stil.
Opnieuw ademde ze heel diep in en dook voor de tweede keer.
Gelukkig kende ze de weg. De laatste tien dagen had ze die doortocht met de roze dolfijn meerdere keren per dag gemaakt.
Na een duik van een minuut die wel een uur leek, kwam ze weer boven in de grot van waaruit ze daarnet waren vertrokken. Maar ook hier was van Marijn geen spoor.
Ze kreeg het koord in het oog. Dat stond strak gespannen. Voor de derde keer ademde ze heel diep in en vertrok. Ze volgde het koord tot helemaal beneden. En daar, in de complete duisternis, voelde ze het lichaam van Marijn. Hij zat met zijn voet in een lus verstrengeld en bewoog niet meer. Tot tweemaal toe probeerde ze hem los te krijgen. Tevergeefs. Bij een derde, laatste krachtinspanning lukte het. Ze kreeg kloppende hoofdpijn en voelde hoe haar longen naar lucht snakten. Toch mocht ze hem niet loslaten. De laatste tien seconden van de opstijging duurden bijna een eeuwigheid. Op het ogenblik dat ze zelf draaierig werd, doorbrak ze de waterspiegel.
Een goede meter verder had ze vaste grond onder haar voeten.
Zo vlug als ze kon sleepte ze Marijn naar de kant en legde hem plat op zijn rug. Ze draaide zijn hoofd opzij en liet het water uit zijn mond lopen, tilde zijn kin op en luisterde of hij nog ademde. Geen geluid. Ze kneep zijn neus dicht, zette haar mond op zijn lippen en blies tweemaal na elkaar lucht in zijn longen. Daarna legde ze drie vingers op de zijkant van zijn luchtpijp en voelde het bloed kloppen.
Zijn hart werkte nog. Opnieuw blies ze lucht in zijn longen. Vijf seconden later nog eens, en dan nog eens.
Opeens begon Marijn te hoesten en te proesten en naar adem te snakken. Dat was een goed teken. Talitha wist nu dat hij erdoor zou komen. Die cursus reanimatie die ze vorig jaar had gevolgd, was niet nodeloos geweest. Maar nu moest ze er ook voor zorgen dat ze hem hier uit die kille grot kreeg. Hij ademde maar zwakjes en kon nauwelijks bewegen.
Ze begon hem overal te masseren. Hierdoor begon zijn bloed sneller te lopen en kreeg hij het al wat warmer. Voortdurend lette ze erop of hij nog ademde. Daarna probeerde ze hem overeind te krijgen, totdat hij met zijn lichaam tegen haar heupen lag. Op die manier slaagde ze erin, niet zonder heel wat moeite, hem een eind te dragen.
Uiteindelijk bereikte ze de grot met het lichtgat bovenaan. Ze zette Marijn in het zonlicht neer en zag dat hij zijn ogen opende. Vol tederheid greep ze zijn hand vast.
"Hier rustig blijven liggen," zei ze zachtjes. "Ik ga hulp halen. Ik ben zo terug."
Voordat ze vertrok, drukte ze nog vlug een kusje op zijn lippen.
Dat mocht nu wel, dacht ze. Marijn probeerde te glimlachen en sloot zijn ogen.
DERTIEN