TIEN
De zon was al een tijdje in de Caribische Zee ondergegaan. Toch zag Marijn door het keukenraam de dieprode en paarse kleuren waarin donkere silhouetten van palmbomen zich aftekenden. Binnen brandde een petroleumlamp en voor hem stond een grote berg afwas.
Toen hij thuiskwam had hij even verwonderd voor zich uitgekeken. Het hele terras was netjes opgeruimd. Wie dat had gedaan, was niet moeilijk te raden. Op de tuintafel, helemaal in het midden, stond een nieuwe halve sinaasappel met alles erop en eraan.
Die geheimzinnige persoon, wiens naam waarschijnlijk met een T
begon, was opnieuw langsgekomen.
Op weg naar huis had Marijn de ouwe Cleophas ontmoet.
Natuurlijk was hij vergeten aan hem te vragen wat die sinaasappel te betekenen had. Wel had hij vernomen dat er aan het grote whiskyfeest langzaam een einde kwam. Door de grote volkstoeloop waren de voorraden flink geslonken. Straks zou iedereen alleen nog een ongelofelijke kater overhouden.
Het einde van de volkstoeloop betekende dat er weer plaatsen vrijkwamen op het vliegtuig. Morgen arriveerde er al een vlucht uit Nassau. Het was dus niet uitgesloten dat zijn moeder morgenochtend thuiskwam. Als tegen dan al die rommel niet was opgeruimd, zou er wat zwaaien voor hem.
Groot was dan ook zijn vreugde toen hij bij zijn thuiskomst ontdekte dat er al een deel van het werk achter de rug was. Er stond nog wel een aanrecht vol afwas op hem te wachten. Maar de gedachte dat er iemand was die hem wilde helpen, maakte het karwei een flink stuk minder zwaar.
Toen Marijn eindelijk met afdrogen begon, dacht hij aan Yaël.
Hoe zou zij reageren als ze hem hier zo bezig zou zien? Zou ze hem opnieuw uitlachen of zou ze zich inhouden? Sinds de duik vanmiddag hield ze zich in elk geval op de vlakte. Maar het was precies dat ongewone gedrag dat hem zo verontrustte. Meer dan ooit begon hij te vrezen dat zijn optreden met Derby misschien een grote blunder was. Hij was nog altijd niet vergeten hoe koel men aan boord van de 'Leviathan' had gereageerd. Zeker toen Buck een goed uur voor zonsondergang was teruggekeerd. Met de helikopter had hij van het ene blauwe gat naar het andere gevlogen, meerdere keren na elkaar. Toen de zon op een bepaald ogenblik te laag stond om door de waterspiegel nog iets te zien, had hij de zoektocht opgegeven. De duik met het fluoresceïne poeder had dus niets opgeleverd.
Op het moment dat Marijn de 'Leviathan' verliet, was de stemming aan boord diep onder het vriespunt gezakt. Hij vroeg zich af wat die lui eigenlijk bezielde. Achter de hele onderneming leek wel iets dreigends te zitten. Steeds meer begon hij te overwegen zich uit het project terug te trekken.
De berg afwas was ondertussen al heel wat kleiner geworden.
Opeens hoorde Marijn het gebrom van een naderende auto. Wie kwam hem op dit moment van de avond nog opzoeken? Hij gooide zijn afdroogdoek weg en liep naar buiten. Twee koplampen kwamen achter het struikgewas te voorschijn en baanden zich een weg door de duisternis. Pas toen de lichtstralen op het huis gericht waren, herkende Marijn het geluid van de auto. Dat kon alleen maar het busje van Roby zijn.
Kort daarop kwam het witte vehikel voor het terras tot stilstand.
"Hoi, Roby," riep Marijn, "nog zo laat op stap?"
"Ja, Marijn, ik heb nieuws voor je."
Hij schakelde zijn zaklamp aan om het kleine trapje veilig te kunnen bestijgen. Net als de twee voorgaande avonden was er nog geen elektriciteit.
"Hoho," riep de oude man toen hij het terras betrad, "wat is het hier netjes geworden. Heeft je moeder je laten weten dat ze morgen thuiskomt?"
"Nee, helemaal niet. Ik heb trouwens van haar helemaal niets meer gehoord."
"Je bent niet de enige, Marijn. Ik heb gehoord dat er heel wat mensen in Nassau vastzitten. Als je het mij vraagt, is ze er morgen waarschijnlijk nog niet bij."
"Denk je dat?"
"Zeker!" antwoordde Roby, terwijl hij het huis binnenging. Het viel hem op dat Marijn met de afwas bezig was.
"Hé, wat gebeurt er hier?"
"Nou, ik had geen andere keuze. Geen zin om een handje mee te helpen?"
Marijn gooide al een theedoek in zijn richting.
"O nee! Dank je, Marijn. Als je me vlug buiten wilt hebben, moet je maar met zulke voorstellen voor de dag komen. Donna kan er van meespreken."
Marijn schaterde het uit. Op dat moment kregen ze opnieuw elektriciteit en begonnen een aantal lampen weer te branden.
"Aha," riep Roby, "ik geloof dat ze vanavond al wat minder hebben gedronken. Nog even afwachten en ik kan weer elke nacht mijn hobby uitoefenen."
"Ja, vertel op, Roby. Wat heb je van Bill vernomen?"
"Wel, net voordat de elektriciteit uitviel had ik nog radiocontact met hem. Hij is heel wat te weten gekomen."
"Wat allemaal?"
"Om te beginnen wie dat watervliegtuig daar in Brazilië had gecharterd."
"En dat was?"
"Een zekere dr. John Stevens."
"Die naam zegt me niets."
"Mij ook niet. Bill zei me dat die Stevens als bioloog werkzaam was. Maar op het moment dat hij meer wilde vertellen, viel de elektriciteit uit. Ik hoop dat ik hem vannacht of morgen opnieuw kan bereiken. Dan worden we misschien een flink stuk wijzer."
"Ik hoop het. Ga je het nu al meteen proberen?"
"Nee, ik moet nog eerst naar Warren. Hij wil ook zonnecollectoren installeren en heeft me om uitleg gevraagd."
"Ik begrijp het. Doe hem in ieder geval de groeten," riep Marijn hem na.
Roby verliet het huis. Toen Marijn wat later het motorgeluid hoorde wegsterven, zag hij dat Roby zijn zaklamp op tafel had laten liggen. Marijn haalde zijn schouders op. Het was nu toch te laat om hem achterna te lopen. Hij pakte de theedoek om verder af te drogen en hoorde opnieuw het geluid van een naderende auto. Dat was vast Roby die zijn lamp kwam ophalen, dacht hij meteen. Hij greep het vergeten voorwerp en rende naar buiten. Op dat ogenblik hield het motorgeluid op. Dat was vreemd. Normaal kwam niemand hier in de buurt, tenzij om hen te bezoeken.
Marijn liep het terras af en rende in de richting van waar hij het gebrom voor het laatst had gehoord. Dat kon hooguit tweehonderd meter ver zijn. Toen begon hij iets te vermoeden en hij ging veel omzichtiger te werk.
Hij bereikte het pad dat naar de ruïne liep en kreeg gelijk. Daar, aan de zijkant van de weg, stond een kleine jeep. Maar er was niemand meer in de buurt. Waarschijnlijk waren ze te voet het pad opgegaan. Marijn zette de achtervolging in.
Het duurde niet lang voordat hij voor zijn moeite werd beloond.
In de verte liepen drie mannen. Ze hadden elk een zaklamp. Traag gingen ze in de richting van de ruïne.
Zo voorzichtig mogelijk volgde Marijn hen op enige afstand.
Doordat ze elkaar enkele keren beschenen, kon Marijn zien dat het blanken waren. Ongetwijfeld bemanningsleden van de 'Leviathan'.
Want de weinige blanken die nog op het eiland woonden, kende hij maar al te goed.
Toen het pad wat verderop begon te stijgen, was hij bijna te dicht genaderd. Hierdoor kon hij wel de stem herkennen van de leider. Het was Buck, de helikopterpiloot. Wat hadden zij op dit nachtelijke uur hier in de buurt van de ruïne te zoeken?
Niet veel later werden de vermoedens van Marijn bevestigd. Het groepje liet de ruïne links liggen. Door het struikgewas begaven ze zich naar de andere kant waar de kleine begraafplaats lag. Aan de rand van deze open ruimte bleef Marijn tussen de struiken toekijken.
Hij zag hoe Buck het poortje van de graftombe opende en daarna met zijn collega's in de gapende opening verdween. Een tijdlang wist Marijn niet wat hij zou doen. De achtervolging verder zetten?
Maar daar waren risico's aan verbonden. Hier in het maanlicht had hij het pad gemakkelijk kunnen volgen. Maar daarbinnen was het aardedonker, vol putten en bulten. Als hij in de gang Roby's zaklamp zou gebruiken, zouden ze hem zonder twijfel zien. Hij brandde van nieuwsgierigheid. Wat waren die mannen daarbinnen eigenlijk van plan? Uiteindelijk besliste hij naar de graftombe te sluipen en zich daar te verbergen.
Net toen Marijn zijn plan wilde uitvoeren, bedacht hij zich.
Uit de schaduw van het grafmonument maakte zich een schim los.
Een tengere figuur sloop behoedzaam naar de voorkant en bleef toen enkele ogenblikken heel aandachtig luisteren. Dat was duidelijk iemand die de drie mannen had zien aankomen, maar die blijkbaar niet vermoedde dat er nog een vierde in aantocht was.
Op het ogenblik dat de figuur het graf binnendrong, zag Marijn duidelijk dat die een jurk droeg. Geen twijfel mogelijk. Dit moest een jonge vrouw of een meisje zijn. En aan haar gedrag kon hij afleiden dat ze de omgeving heel goed kende.
Enkele minuten verstreken. Nu begaf Marijn zich als laatste naar het grafmonument. Hij keek even naar binnen. Het was er pikdonker en er was geen enkel geluid te horen. Toch vond hij het beter dat hij hier bleef en afwachtte wat er zou gebeuren. Daarom kroop hij bovenop de tombe en legde zich plat op de stenen. Van hieruit kon hij alles in het oog houden, terwijl niemand hem kon zien liggen.
Opnieuw vroeg hij zich af wat die lui hier kwamen zoeken. Want nu twijfelde hij er niet meer aan. De mensen van de 'Leviathan'
waren duidelijk iets op het spoor. Iets dat in elk geval geheim moest blijven. Anders hadden ze het hem al lang verteld. Stond het misschien in verband met de geheimzinnige verdwijning van de
'Comberbach' en dat watervliegtuig? Tenslotte was er daar ook een bioloog aan boord. En die zeeschildpad van deze morgen, was dat hetzelfde dier dat hij maandagavond in dat blauwe gat hier beneden had gezien? Het kon bijna niet anders als al die gaten met elkaar in verbinding stonden. Dan was er ook nog dat meisje. Wat had zij met dit alles te maken?
Tijd om er langer over na te denken, kreeg Marijn niet meer. Hij hoorde opeens stemmen en drukte zich zo plat mogelijk tegen de stenen. Op anderhalve meter onder hem kwam een eerste hoofd te voorschijn. Het was Buck. De piloot wachtte even tot ook de twee anderen uit het graf kwamen.
"Ja, dat was het dan," hoorde Marijn hem zeggen. "Speciaal hierheen gekomen voor een handvol lome vleermuizen. Ik was liever op de 'Leviathan' gebleven. Mijn dag was al druk genoeg."
"Meer had ik ook niet verwacht," reageerde een van de andere mannen. "Maar zo is hij nu eenmaal, onze grote baas. Als het om beesten gaat, wil hij niets aan het toeval overlaten."
"Ja, voor ons de moeite en voor hem de centen," voegde de derde eraan toe.
"Pas op, Jim!" onderbrak Buck hem. "Als ik jou was, zou ik die dingen maar voor mezelf houden. Je weet hoe de baas hierop reageert."
Dat waren de laatste woorden die Marijn uit de conversatie kon oppikken. De drie mannen verlieten de begraafplaats en verdwenen langzaam in het struikgewas. Nog even hoorde hij hun stemmen en toen werd alles weer stil.
Net toen Marijn zich begon af te vragen waar het meisje was gebleven, kwam ze opeens te voorschijn. In tegenstelling tot de drie mannen had hij haar niet horen komen. Lenig als een roofdier sloop ze tot achter een scheefgezakte grafzerk en speurde in de richting waarin de mannen enkele minuten geleden waren vertrokken. Nadat ze er blijkbaar zeker van was dat er voor haar geen gevaar meer dreigde, kwam ze helemaal overeind. Ze werd door het maanlicht beschenen, en leek op het eerste gezicht op zovele anderen van dit eiland. Toch zag Marijn merkwaardige verschillen. Haar huidskleur was veel lichter. Haar zwarte haar was tot één lange vlecht gevlochten en verraadde dat ze wellicht Indiaanse voorouders had.
Maar het was vooral haar slanke lichaamsbouw die op Marijn indruk maakte. Heel wat anders dan dat paardegat dat Yaël elke keer in haar duikpak moest wurmen. Hij vond het alleen jammer dat hij haar gezicht niet te zien kreeg.
Uiteindelijk vertrok ze en Marijn probeerde haar zo voorzichtig mogelijk te volgen. Het meisje baande zich een weg door een moeilijk begaanbaar pad. Nooit had Marijn vermoed dat er vanaf de ruïne nog een ander pad vertrok. Dit bracht hem in een gebied dat hij nooit eerder had verkend.
Geen vijf minuten later zag hij in de verte een klein lichtje branden. Toen hij dichterbij was gekomen zag hij het silhouet van een grote hut. Een meisje ging naar binnen. Opeens wist Marijn wie hier woonde. Voorlopig was dit genoeg en voldaan ging hij naar huis terug.
ELF