49

Kate en ik maakten oogcontact en ze zag er niet bang uit; ze leek eerder kwaad. Misschien op mij.

Madox zei: ‘Goed, jullie allebei, op je buik op de grond.’ Hij voegde er voor de zekerheid aan toe: ‘Eén verkeerde beweging en jullie zijn er geweest.’ Alsof we dat zelf niet begrepen.

Dus gingen we met ons gezicht omlaag op de vloer liggen, wat de correcte procedure was om gevangenen te ontwapenen, zowel bij de politie als in het leger. We hadden duidelijk te maken met mensen die wisten wat ze deden.

Ik hoorde Madox zeggen: ‘Kate, jij eerst. Wapens. Langzaam. John, houd je gezicht tegen het tapijt gedrukt. Waag het zelfs niet om adem te halen.’

Ik kon niet zien wat er gebeurde, maar ik meende het geluid te horen van een laars of schoen die Kate’s Glock over het tapijt schopte, en ik hoorde Madox zeggen: ‘Draag je altijd je wapen in je zak?’

Ze gaf geen antwoord en Madox ging verder. ‘Dat heeft je echt geholpen.’ Toen vroeg hij haar: ‘Nog meer wapens?’

‘Nee.’

‘Waar is je holster?’

‘Onder aan mijn rug.’

Hij beval: ‘Pak haar holster, doe haar horloge af, trek haar schoenen, haar sokken en haar jack uit en controleer haar met de metaaldetector.’

Ik hoorde hoe alles werd uitgetrokken en opzij gegooid en toen zei Madox: ‘Fouilleer haar.’

Vervolgens hoorde ik Kate zeggen: ‘Blijf met je poten van mijn lijf.’ Madox zei: ‘Wil je dat we je uitkleden of zullen we het bij fouilleren houden?’

Geen reactie. Toen zei Luther: ‘Schoon.’

Madox beval: ‘Draai je om.’

Ik hoorde dat ze zich omdraaide en een paar seconden later maakte de metaaldetector een brommend geluid en Carl vroeg: ‘Wat is dat?’ Kate antwoordde: ‘Mijn riem en de rits van mijn gulp, grapjas. Wat dacht je anders dat het was?’

Madox zei: ‘Doe haar riem af.’

Ik weet niet of ze haar nog verder controleerden, maar ik hoorde geen gebrom, dus de BearBanger was niet ontdekt.

Madox zei: ‘Carl, beklop haar.’

Ik kon niet zien waar hij haar beklopte, maar ze zei tegen Carl: ‘Vind je het lekker?’

Een paar seconden later zei Carl: ‘Schoon.’

Ik wist niet waar Kate die BearBanger had verborgen, maar óf hij was aan de aandacht ontsnapt óf ze hadden hem gevonden en wisten niet wat het was.

Madox zei tegen de andere bewaker: ‘Derek, doe haar de enkelboeien om.’

Ik hoorde metalige geluiden toen de boeien werden dichtgeklikt en op slot gedaan, en toen zei Madox: ‘Jouw beurt, John. Je kent de routine. Eerst je pistool.’

Nog steeds op mijn buik liggend bracht ik mijn hand onder mijn borst, alsof ik mijn pistool wilde pakken, en trok ik de BearBanger uit mijn borstzak en legde die onder mijn buik op het tapijt.

Madox was kennelijk tot vlak achter me gelopen, tot vlak bij mijn voeten. ‘Haal het niet in je hoofd om de held uit te hangen, want dan is je vrouw dood.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ja, ik weet dat ze je vrouw is.’

‘Val dood.’ Ik trok mijn Glock uit mijn broeksband en schoof hem over het tapijt.

‘Wat verder nog? En niet liegen, John, of ik schiet een.45 in je kont.’

‘Enkelholster. Linkerkant.’

Iemand trok mijn broek omhoog en pakte mijn holster en.38-revolver.

Toen trokken twee knapen mijn schoenen, sokken en leren jack uit en deden mijn horloge af. Madox zei: ‘Controleer hem met de detector.’ Een van de mannen, ik geloof Luther, liep om me heen met de detector, maar er ging niets af.

Madox zei: ‘Fouilleer hem.’

Iemand klopte langs mijn benen, pakte mijn portefeuille en bevoelde toen mijn rug. Luther meldde: ‘Schoon.’

Ik zei: ‘Bain, Luther heeft me in mijn kont geknepen.’

Luther vond dat niet leuk en zei: ‘Houd je bek, meneer.’

‘Je hoort te kloppen, niet te knijpen.’

Ik voelde een zware laars tegen mijn rechterribbenkast belanden terwijl Luther schreeuwde: ‘Klootzak!’

Madox waarschuwde Luther: ‘Doe dat nooit zonder mijn toestemming.’

Nadat ik weer wat op adem was, kon ik de verleiding niet weerstaan om te zeggen: ‘Toch niet zo gedisciplineerd, Bain.’

Madox zei: ‘Stil jij.’ Hij deelde me mee: ‘Dat sarcasme van jou bevalt me helemaal niet.’ Hij beet me toe: ‘Omdraaien!’

Ik moest me op mijn rug rollen zonder de BearBanger onder mijn buik bloot te geven. Dus in plaats van simpel op mijn zij te gaan liggen en door te rollen, deed ik net of ik nog last had van die trap tegen mijn ribben en gaf een redelijke imitatie ten beste van een aangespoelde walvis die spartelt op het droge. Ik bleef in ieder geval op dezelfde plek op het tapijt liggen, maar nu met de BearBanger onder mijn rug.

Ik kon Madox nu zien, vlak bij mijn voeten, en Carl die naast Kate stond en zijn geweer op haar gericht hield.

Luther stond rechts van me, met de detector, waarmee hij in zijn hand sloeg alsof het een knuppel was die hij overwoog op mijn hoofd te laten neerkomen.

De andere bewaker, Derek, stond ergens waar ik hem vanuit mijn liggende positie niet kon zien, maar ik nam aan dat hij zich weer achter mijn hoofd had opgesteld en de M16 op me gericht hield.

Het enige goede nieuws was dat Madox, om welke reden dan ook, nog niet geschoten had.

Hij leek te voelen wat ik dacht en zei tegen me: ‘Als je je afvraagt waarom ik al deze tijd en moeite verspil aan jullie twee, dan is het antwoord dat ik wat informatie van jullie nodig heb. En bovendien wil ik geen bloed op dit Perzische tapijt.’

Beide redenen klonken aannemelijk.

Madox beval: ‘Doe je riem af.’

Ik maakte de gesp los, trok de riem door de lusjes en gooide hem van me af.

Madox zei: ‘Doe hem de boeien om,’ en Derek zei: ‘Doe je benen omhoog.’

Ik deed mijn benen omhoog en Derek deed er de enkelbanden om en draaide ze op slot. Ik was verbaasd over het gewicht ervan en ik liet mijn benen onder luid gerinkel van de ketenen weer zakken.

Luther trok de pen uit mijn borstzak en ging toen met de detector over mijn lichaam. Mijn rits bracht hem ook aan het brommen, dus stak Luther het geval in mijn broek en zei: ‘Weinig kloten, kolonel.’ Daar moest iedereen even om grinniken, behalve Kate en ik.

Ik bedacht dat ik iedereen in dit vertrek tegen me in het harnas had gejaagd – mogelijk zelfs inclusief Kate – en dat, hoewel ze zich tot nu toe behoorlijk professioneel hadden gedragen, het heel snel heel persoonlijk kon worden. Dus besloot ik, ook ter wille van mijn vrouw, te proberen mijn mond houden.

Ik keek naar Kate, die ongeveer drie meter bij me vandaan lag, ook op haar rug en ook met enkelboeien om. We maakten oogcontact en ik zei tegen haar: ‘Zodra ze hier binnenvallen, zal alles goed komen.’

‘Ik weet het.’

Natuurlijk was het geen kwestie van ‘zodra’, maar van ‘als’. Madox blafte: ‘Kop dicht. Jullie spreken alleen als je iets gevraagd wordt.’ Hij zei tegen Luther: ‘Fouilleer hem nog een keer.’

Luther controleerde me op nogal ruwe wijze en stak zelfs zijn duim in mijn testikels, waarna hij zei: ‘Schoon.’

Madox liep naar de bar en begon onze jacks, identiteitspapieren, schoenen en riemen te onderzoeken. Vervolgens leegde hij de inhoud van Kate’s tasje op de bar en bekeek alle afzonderlijke voorwerpen. Hij zei tegen ons: ‘Ik tel zes volle magazijnen. Dachten jullie dat je in een vuurgevecht verwikkeld zouden raken?’

De andere drie idioten lachten.

Ik kon me niet inhouden en zei: ‘Val dood.’

Madox deelde me mee: ‘Dat zei je vriend Harry ook steeds. Val dood. Val dood. Hebben jullie ook nog iets intelligents te melden?’

‘Ja. Je staat nog steeds onder arrest.’

Dat vond hij wel grappig en hij zei: ‘Jij ook.’

Madox richtte zijn aandacht weer op onze spullen op de bar en ik zag hem de batterijen uit onze mobiele telefoons halen en vervolgens mijn pen controleren. Hij had nog steeds Kate’s BearBanger niet gevonden, dus ik hoopte dat ze die nog had.

Madox zei: ‘Kijk, hier hebben we rechercheur Mullers politiepenning. John, waarom heb jij die bij je?’

‘Om hem aan zijn familie te geven.’

‘Juist, ja. En wie gaat jouw penning aan je familie geven als je dood bent?’

‘Is dat een retorische vraag?’

‘Dat zou je wel willen.’

Hij had nu onze notitieboekjes en ik wist dat hij mijn aantekeningen niet kon lezen omdat niemand, inclusief ikzelf, mijn handschrift kan ontcijferen. Maar hij zei tegen Kate, die een keurig handschrift heeft: ‘Ik zie dat je logisch kunt denken. Dat is zeldzaam voor een vrouw.’

Ze antwoordde, natuurlijk: ‘Val dood.’

Hij negeerde dat en bladerde door haar notitieboekje. ‘Kate, weet iemand dat je hier bent?’

‘Alleen de FBI en de staatspolitie, die nu onderweg hierheen zijn.’

‘Als er iets dergelijks op het hoofdkwartier van de staatspolitie stond te gebeuren, zou ik het weten.’

Dat was niet wat we wilden horen.

Hij vroeg mij: ‘John, wat weten ze op 26 Fed?’

‘Alles.’

‘Dat denk ik niet.’

‘Vraag er dan niet naar.’

‘Men heeft gezien dat jij met Harry sprak, op vrijdagmiddag, toen jullie allebei in de lift stapten in 26 Fed. Waar hadden jullie het over?’ Ik wilde beslist niet horen dat Bain Madox een bron had binnen 26 Federal Plaza.

‘John?’

‘We hadden het niet over ons werk.’

‘Oké… Ik zit een beetje krap in mijn tijd, John, dus misschien kunnen we dit later voortzetten.’

‘Later lijkt mij prima.’

‘Maar ik zal later niet meer zo aardig zijn.’

‘Je bent nu al niet zo aardig, Bain.’

Hij lachte en zei: ‘Er staat je nog wat te wachten, vriend.’

Ik adviseerde hem: ‘Ga jezelf afrukken.’

Hij stond inmiddels recht boven me en keek met die haviksogen op me neer alsof hij in de lucht hing en een gewond dier op de grond zag.

Hij zei tegen me: ‘Er zijn twee soorten ondervraging. Ik weet niet hoe het met jou staat, John, maar ik geef zelf toch de voorkeur aan de variant zonder bloed en gebroken botten en gegil om genade.’ Hij wendde zich van me af en zei: ‘En hoe denk jij daarover, Kate?’

Ze gaf geen antwoord.

Hij ging nog even door over dat onderwerp. ‘Er zijn ook twee manieren om door de hakselaar te gaan – dood of levend.’ Hij deelde ons mee: ‘Putjov ging er dood doorheen, want dat was gewoon een noodzakelijke moord. Maar jullie tweeën maken me kwaad. Maar goed, als jullie meewerken, geef ik jullie mijn woord van eer dat je een snelle, barmhartige dood zult sterven via een kogel door het hoofd, alvorens jullie door de hakselaar te halen en als voedsel aan de beren te geven. Oké? Afgesproken? John? Kate?’

Ik dacht altijd dat een afspraak voor beide partijen voordeel moest opleveren, maar om wat tijd te winnen, zei ik toch maar: ‘Afgesproken.’

‘Mooi.’ Madox zei: ‘Oké, jullie vroegen me of je mijn ELF-zender mocht zien, dus zal ik hem laten zien.’

‘Nou,’ zei ik, ‘ik ben ook al tevreden met die lijst van je personeel en je gasten, hoor. Geef me die en we zijn hier weg.’

‘John, dit is niet grappig.’

Het was Madox die dat zei, maar het had net zo goed Kate kunnen zijn.

Ik zag en hoorde alle vier de mannen door het vertrek bewegen en toen zei Madox: ‘Oké, meneer en mevrouw Corey, jullie kunnen overeind komen. Handen op het hoofd.’

Ik ging zitten en mijn gezicht vertrok van de pijn in mijn ribben, die inmiddels niet denkbeeldig meer was. Ik plaatste mijn hand achter mijn rug om me op te drukken, zorgde ervoor dat de BearBanger in mijn handpalm zat en stopte hem achter tussen mijn onderbroek, waarna ik opstond. Tot nu verliep alles wat dat betreft naar wens.

Ik draaide me om naar Kate, die al stond en naar mij keek. Ik zei tegen haar: ‘We zullen straks dan toch die beren onder ogen moeten komen.’

Ze knikte.

Madox zei: ‘Bek dicht.’ Hij keek op zijn horloge en zei tegen Carl: ‘We gaan.’

Carl beval: ‘Volg me. Drie meter tussenruimte.’

Carl ging op weg naar de geopende deuren van de spelkamer en Madox zei tegen ons: ‘Lopen. Handen op je hoofd.’

We volgden Carl.

Ik had nog nooit met enkelboeien om gelopen en hoewel er wat speling in zat, was het toch moeilijk de ene voet voor de andere te zetten, zodat ik me voelde als een gevangene in een ploeg dwangarbeiders. Bovendien begon het metaal nu al mijn blote enkels te schaven.

En dan zakte ook nog mijn riemloze broek af, zodat ik hem af en toe moest ophalen, wat Luther weer deed schreeuwen: ‘Handen op je hoofd!’

Ik zag dat Kate, die voor me liep, veel moeite had met lopen en bijna viel. Maar haar strakke jeans bleef wel zitten en ze hield haar handen op haar hoofd.

Ik wist niet wie mij volgde, dus keek ik over mijn schouder en zag Madox op zo’n drie meter achter me, zijn Colt.45 in zijn hand, bungelend langs zijn zij.

Luther sloot de rij, met zijn M16 in de aanslag. Derek, het toeterslachtoffer, was in de bar achtergebleven om onze spullen te verzamelen.

Madox zei tegen me: ‘De volgende keer dat je je omdraait, zit er een derde oog in je voorhoofd. Begrepen?’

Ik dacht te begrijpen waar hij op doelde.

Dus was de heer Bain Madox, naar nu bleek, toch niet zo charmant, welgemanierd of zelfs maar beschaafd als hij had geleken. Helaas kwamen we daar wat laat achter. Toch had ik hem, geloof ik, liever zo – de fluwelen handschoenen uit, geen pretenties meer, en wat belangrijker was, hij nam ons mee naar de ELF-zender.

Carl bleef midden in de spelkamer staan en Madox zei: ‘Halt.’ Kate en ik deden wat ons gezegd werd en ik keek om me heen. Aan één muur hing een groot dartboard met daarop een kleurenfoto van Saddam Hoesseins gezicht als doelwit.

Madox zei: ‘Je vroeg me wanneer de oorlog zou beginnen. Nou, de operationele datum is 15 maart – maart roert zijn staart, je weet wel. Maar ik ga wat eerder beginnen. Binnen een uur.’

‘Gaan we eerst nog aan tafel?’

Dat vond in ieder geval Luther wel grappig.

Madox, die nu voor me liep, leek wat gespannen, of misschien gewoon verdiept in wat komen ging, en reageerde niet op mijn vraag.

Carl had in ieder geval zijn geweer over zijn schouder gelegd en ik kon het eens goed bekijken. Het was een Browning automatisch geweer, zo te zien met een kaliber van 18,5 mm, en je kon er vijf kogels mee afvuren zo snel als je de trekker kon overhalen en op je voeten kon blijven staan. Voor Carl zou dat geen probleem zijn.

Madox’ Colt.45 Automatic had zeven kogels in het magazijn en eentje in de kamer. Het wapen was berucht onzuiver, maar als een stompe.45 kogel je raakte, waar dan ook, ging je naar de hemel, en zoals mijn dienstmaten vroeger zeiden: ‘Het is de val die dodelijk is.’ Luthers Ml 6 was weer iets heel anders. Heel accuraat op de middellange afstand en als Luther de volautomatische versie had, kon hij twintig kogels met stalen mantel op je afvuren in minder tijd dan nodig was om te zeggen: ‘Mijn hemel, ik ben dood.’

Maar we waren in ieder geval Derek de toeterjongen kwijt, die nu waarschijnlijk een afspraak had met een oorarts, en dus hadden Kate en ik met nog maar drie man te maken. Dat waren echter niet de gebruikelijke doorsnee straatschoffies – zoals bijvoorbeeld mijn Latino-vriendjes die zo ongeveer hun ogen dichtdeden toen ze op mij schoten, of de meneren uit het Midden-Oosten die volgens mij niet echt hun best doen iemand te raken als ze hun AK-47 afvuren.

Hoe het ook zij, deze drie mannen hadden niet alleen een militaire achtergrond, maar Kate en ik waren geboeid, riemloos, blootsvoets en in een kleine ruimte.

Het kwam er al met al op neer dat dit niet het juiste moment was om de BearBanger te gebruiken. En ik hoopte dat Kate dat begreep.

Bovendien moesten we naar die ELF-zender.

Ik zag dat Carl zijn hand onder de grote, ronde kaarttafel stak. Vervolgens stapte hij achteruit en zag ik de tafel omhoogkomen. Ik hoorde het gezoem van een elektromotor terwijl de tafel alsmaar hoger rees, samen met het ronde tapijt eronder en de vloer daar weer onder. Ik zag nu ook de hydraulische zuil die alles omhoogbracht, en toen de tafel, het tapijt en het vloerdeel zo’n anderhalve meter van de grond waren, stopte hij en was er een gat in de vloer met een doorsnee van ongeveer een meter twintig.

Carl ging op de vloer zitten, met zijn benen bungelend in het gat, om vervolgens te verdwijnen. Al snel daarna scheen er licht uit het donkere gat.

Madox zei: ‘Kate, jij eerst.’

Ze aarzelde en hij liep snel op haar af, pakte haar arm beet en trok haar naar de opening in de vloer.

Ze viel bijna vanwege de boeien en ik zei tegen Madox: ‘Hé, rustig aan, klootzak.’

Hij keek mij aan en zei: ‘Nog één woord van jou en ze heeft pas echt iets om over te klagen. Begrepen?’

Ik knikte.

Madox hield Kate’s arm vast en manoeuvreerde haar naar de rand van de opening. Hij zei: ‘Het is een wenteltrap. Houd de leuning vast en ga snel naar beneden.’

Kate ging op de grond zitten en pakte een touw vast dat aan de onderkant van de omhooggekomen vloer zat, waarna ze in het gat verdween.

Madox gebaarde dat ik naar de opening moest komen. ‘Naar beneden.’

Ik voelde hoe Luther me een duw gaf en ik realiseerde me dat dit stuk onbenul te dicht bij me stond voor zijn eigen veiligheid, en Madox schreeuwde tegen hem: ‘Ga achteruit, idioot!’

Ik zei tegen Madox: ‘Ik zal hem heus geen kwaad doen, hoor.’

Terwijl ik naar het gat schuifelde, liep Madox, die geen idioot was, bij me weg en richtte zijn Colt. ‘Stop.’

Ik bleef staan.

Een paar seconden later hoorde ik Carls stem: ‘Kom maar.’

Madox deelde me mee: ‘Kate is beneden en Carl heeft zijn geweer op haar hoofd gericht. Misschien handig om te weten.’ Hij wees naar de opening. ‘Naar beneden.’

Ik ging op de vloer zitten en liet mezelf, voeten en boeien eerst, in het gat zakken tot ik de eerste trede voelde. Ik wist dat als Kate en ik daar onder de grond zaten, niemand hierboven ons ooit nog zou vinden.

Madox zei: ‘Lopen, John. De tijd dringt.’

Ik liep de wenteltrap af, die om de hydraulische zuil heen draaide. Het was niet makkelijk met die boeien om, maar mijn handen waren vrij, dus hield ik beide leuningen vast en gleed min of meer naar beneden.

Over mijn handen gesproken, als Madox van plan was ons op zeker moment ook handboeien om te doen, zou ik in actie moeten komen voordat dat gebeurde. Ik wist dat Kate dat ook besefte.

Het was ongeveer zeven meter naar de vloer beneden, de hoogte van een gebouw van twee verdiepingen, en ik nam bijna voetstoots aan dat dit de schuilkelder wel zou zijn.

Onder aan de wenteltrap bevond zich een rond, betonnen vertrek, verlicht door kale neonlampen.

Tegenover de laatste tree, ongeveer drie meter ervandaan, bevond zich een glimmende stalen kluisdeur, die verzonken lag in de betonnen muur.

Achter me zei Carl: ‘Op je buik.’

Ik draaide me om en zag Carl aan het andere eind van het ronde vertrek. Hij hield zijn geweer op Kate gericht, die op haar buik op de grond lag.

Dit had een goed moment kunnen zijn om in actie te komen, maar voordat ik een beslissing kon nemen, zette Carl zijn geweer tegen Kate’s hoofd en schreeuwde: ‘Drie! Twee –!’

Ik ging op de koude betonnen vloer liggen en Carl schreeuwde: ‘Alles veilig!’

Ik hoorde Madox langs de wenteltrap omlaag rennen alsof hij dat al vaker had gedaan.

Hij zei: ‘John, ik denk dat een van jullie moet vertrekken.’

Ik gaf geen antwoord.

Er gingen enkele seconden voorbij en ik hoorde Luthers laarzen op de trap, daarna het geluid van de hydraulische zuil en ten slotte een lichte bonk toen de tafel en de vloer weer op hun plaats zakten.

Luther was nu ook beneden en Madox zei tegen hem: ‘Open de deur.’

Ik hoorde het wiel van de kluisdeur klikken, gevolgd door een licht gepiep toen de zware deur openzwaaide.

Madox zei tegen me: ‘John, wat je ook doet of probeert, Kate zal de eerste zijn die wordt neergeschoten.’ Hij zei tegen Carl en Luther: ‘Begrepen? Als Corey iets probeert, schiet je Kate neer. Ik neem meneer Corey wel voor mijn rekening.’

Carl en Luther antwoordden beiden: ‘Ja, meneer.’

Toen zei Madox waarschuwend: ‘Jullie stellen mijn geduld op de proef en ik loop al bijna tien minuten achter op mijn schema. Dus ofwel, je gedraagt je en doet wat er gezegd wordt, en snel, of ik schiet een van jullie neer, zodat we weer wat kunnen inlopen op het schema. Begrepen?’

‘Ik heb het begrepen.’

‘Mooi. Je vrouw vindt je toch al geen held, dus probeer dat ook niet te zijn.’

‘Goed advies.’

Het volgende wat ik hoorde, was Madox die zei: ‘Kate. Ga staan. Handen op je hoofd.’

Ze kwam overeind en Madox beval: ‘Volg Carl.’ Daarna tegen mij: ‘John. Staan. Handen op je hoofd. Volg op zeven meter.’

Ik ging staan, legde mijn handen op mijn hoofd en zag nu een grote canvaszak op de vloer liggen. Hij was gedeeltelijk open geritst en ik kon de mouw van mijn leren jack zien. Kennelijk had Derek Luther al onze spullen gegeven en zo was er geen enkel spoor meer van onze aanwezigheid op de Custer Hill Club – behalve dan Rudy’s bestelbusje, waar ze zich ook van zouden ontdoen.

Madox zag waar ik naar keek en zei tegen me: ‘Ze zullen zelfs je DNA niet terugvinden in de berenstront.’ Hij gebaarde naar de deur. ‘Lopen.’

Ik ging door de kluisdeur, die zat ingebed in ongeveer één meter beton.

Madox, achter me, zei: ‘Welkom in de schuilkelder.’

Luther vormde de achterhoede en ik hoorde de kluisdeur dichtgaan en op slot gedaan worden.

Ik had het gevoel dat we weer onder het achterterras waren, diep in het gesteente, en niet verbonden met de kelder of het huis. Ik had ook het gevoel dat niemand daarboven ons ooit zou vinden.