6

Kate en ik arriveerden vlak voor de sluitingstijd van 10.00 uur ’s avonds in de B&B in het gehucht Mattituck. We schreven ons in bij de eigenares, een dame die me deed denken aan de lieve matrones die in het jeugddetentiecentrum in de stad werkten.

Het buitenissige oude huis was precies wat ik ervan verwacht had, meer nog eigenlijk. Het was in feite gewoon een ramp.

We sliepen die zaterdagochtend lang uit, dus we misten het eigengemaakte ontbijt en we misten ook een ontmoeting met de andere gasten, van wie we er de afgelopen nacht al twee door de dunne muren heen hadden gehoord. De vrouw was een krijser, maar ze hield het goddank bij één orgasme.

We brachten de zaterdag verder door met een rondje langs de wijngaarden van North Fork, die de aardappelvelden hebben vervangen die ik me uit mijn jeugd herinner. De wijnstokken zijn inmiddels tot volle wasdom gekomen en produceren mooie chardonnays, merlots en wat dies meer zij. We nipten wat gratis wijn bij elk van de wijnboeren en mij bevielen vooral de sauvignon blancs, die droog en fruitig waren, met een vleug van… tsja, aardappelen.

Zaterdagavond bezochten we een restaurant op een boot met een fantastisch uitzicht op Peconic Bay. Het was er heel romantisch, volgens Kate.

We zaten in de bar terwijl we op ons tafeltje wachtten en de barkeeper ratelde een lijstje op met lokale wijnen die per glas te bestellen waren. Kate en de barkeeper – een jonge kerel die eruitzag of een paar weken overlevingskamp hem goed zouden doen – bespraken de witte wijnen en kwamen uiteindelijk uit op eentje die niet al te fruitig was. En ik maar denken dat druiven ook fruit waren.

De jonge man vroeg aan mij: ‘Leek een van de genoemde wijnen u wat?’

‘Allemaal eigenlijk. Doe mij maar een biertje.’

Hij verwerkte die opmerking en schonk vervolgens onze drankjes in. Er lag een stapel kranten op de bar en mijn oog viel op de kop van de New York Times: HET PENTAGON IS VAN PLAN 500.000 MILITAIREN IN TE ENTEN TEGEN POKKEN.

De invasie leek een vaststaand feit, tenzij Saddam inbond. Ik overwoog mijn bookmaker te bellen om te kijken hoe de kansen op een oorlog waren. Ik had eigenlijk vorige week al een weddenschap moeten afsluiten, toen de kans nog wat kleiner leek, maar ik heb inside-information, dus dan zou ik de zaak besodemieteren. Het is bovendien ethisch niet verantwoord om geld aan een oorlog te verdienen, tenzij je voor de overheid werkt.

Ik vroeg aan Kate, die tenslotte advocate is: ‘Is de overheid mijn opdrachtgever of ben ik een agent die freelance voor de overheid werkt?’

‘Waarom vraag je dat?’

‘Ik worstel met een ethisch probleem.’

‘Nou, dan zal die worsteling wel meevallen.’

‘Wees eens een beetje aardig tegen me. Ik zit erover te denken mijn bookie te bellen en een weddenschap af te sluiten op de oorlog in Irak.’

‘Heb jij een bookie?’

‘Ja, jij niet dan?’

‘Nee, dat is strafbaar.’

‘Sta ik nu onder arrest? Kunnen we dan straks leuke dingen gaan doen met handboeien?’

Ze probeerde niet te glimlachen en keek de bar rond. ‘Niet zo hard praten.’

‘Ik probeer romantisch te zijn.’

De gastvrouw kwam naar ons toe en begeleidde ons naar ons tafeltje.

Kate bestudeerde het menu en vroeg of ik een dozijn oesters met haar wilde delen. Met een grijns voegde ze eraan toe: ‘Oesters zijn lustopwekkend.’

Ik deelde haar mee: ‘Dat klopt niet helemaal. Ik heb er vorige week twaalf gegeten en maar elf ervan werkten.’ Ik voegde eraan toe: ‘Ouwe grap.’

‘Dat mag ik hopen.’

Zeevruchten waren de specialiteit van het huis, dus bestelde ik Long Island-eend. Die zwemmen ook. Ja toch?

Ik voelde me ontspannen en gelukkig, zo zonder de stress van mijn baan en van de stad. Ik zei tegen Kate: ‘Dit was een goed idee.’

‘We moesten er even uit.’

Ik moest heel even denken aan Harry daar op het platteland en ik wilde Kate nogmaals vragen naar de Custer Hill Club, maar het doel van onze aanwezigheid hier was nu juist om het werk even te vergeten.

Kate ontfermde zich over de wijnkaart en na een fascinerende discussie met de ober bestelde ze een fles met iets roods er in.

Hij werd ingeschonken en ze proefde hem, verkondigde dat het een volle wijn met een hint van pruimen was en dat hij een goede begeleider van mijn eend zou zijn. Ik had niet het idee dat het mijn eend iets kon schelen.

Maar goed, ze hief haar glas en zei: ‘Op piepers die in het weekend zwijgen.’

‘Amen.’ We klonken en namen een slok. In die van haar moet de pruim hebben gezeten.

Ik hield het glas wijn tegen het kaarslicht en zei: ‘Mooie kraag.’

‘Mooie wat?’

‘Manchet?’

Ze sloeg haar ogen ten hemel.

We genoten dus van een heerlijk diner in een prettige omgeving en Kate’s prachtige blauwe ogen glinsterden in het kaarslicht en de rode wijn maakte me warm en slaperig.

Het was op dat moment niet moeilijk om te doen alsof alles goed was met de wereld. Dat is het natuurlijk nooit, maar af en toe moet je wat uurtjes stelen en net doen alsof de rest van de wereld niet naar de verdommenis gaat.

Wat dat betreft heeft iedereen die ik ken het er nog steeds over hoe hun leven is veranderd na 11 september, en niet noodzakelijkerwijs ten kwade. Heel veel mensen, inclusief ikzelf, en Kate ook, werden min of meer wakker en zeiden: ‘We moeten maar eens ophouden met ons druk te maken om kleine dingen. Het wordt tijd om ons te richten op de mensen die we graag mogen, en de mensen aan wie we een hekel hebben te negeren. We zijn niet dood, dus moeten we leven.’

Mijn vader, een veteraan uit de Tweede Wereldoorlog, probeerde me een keer te beschrijven hoe de stemming in het land was na Pearl Harbor. Hij is niet zo goed met woorden en hij had er nogal moeite mee een beeld te schilderen van Amerika op die eerste Kerstmis na 7 december 1941. Maar uiteindelijk kwam hij er toch uit en hij zei: ‘We waren allemaal doodsbang, dus we dronken en neukten veel en we gingen op bezoek bij mensen die we een tijdje niet gezien hadden, en iedereen verstuurde heel veel kaarten en brieven en we kwamen allemaal nader tot elkaar en hielpen elkaar, dus eigenlijk was het helemaal niet zo erg.’ En toen vroeg hij me: ‘Waarom hadden we daar een oorlog voor nodig?’

Omdat, pa, wij nu eenmaal zo in elkaar steken. En op 11 september vorig jaar hebben mijn ouders twee dagen lang geprobeerd om mij vanuit Florida te bereiken en toen dat eindelijk lukte, vertelden ze me vijftien minuten lang hoeveel ze altijd van me gehouden hadden, wat nogal als een verrassing kwam, maar ik was ervan overtuigd dat ze het meenden.

En zo is het dus nu met ons gesteld, maar als er geen nieuwe aanval op ons land volgt, zijn we over een jaar of twee allemaal weer ons normale, egocentrische, gereserveerde zelf. En dat is ook prima, want ik word eerlijk gezegd en beetje moe van al die vrienden en familie van buiten de stad die me alsmaar vragen hoe het met me gaat. We hebben allemaal ons louterende moment gehad en we hebben allemaal ons leven geëvalueerd en het wordt tijd dat we verdergaan met waar we mee bezig waren en terugkeren naar wie we ooit waren.

Wat me wél aanspreekt, is dat overmatige drinken en neuken; dat mogen we wat mij betreft nog wel even volhouden. Mijn vrijgezelle vrienden vertellen me… oké, dat is een onderwerp voor een andere keer.

Ondertussen zei ik tegen Kate: ‘Ik hou van je.’

Ze stak haar hand uit en pakte de mijne. ‘Ik hou ook van jou, John.’ En dat is een van de positieve punten die die dag ons opleverde. Ik was op 10 september nou niet bepaald een attente echtgenoot, maar toen ik de volgende dag dacht dat ze dood was, viel mijn leven samen met die torens aan diggelen. En toen ik haar levend terugzag, realiseerde ik me dat ik vaker moest zeggen dat ik van haar hield, want in dit werk en in dit leven weet je nooit wat er de volgende dag gaat gebeuren.