48

Carl deed open en zei tegen ons: ‘De heer Madox verwacht u.’ Ik antwoordde: ‘En jij ook een goedenavond, Carl.’

Ik weet zeker dat hij wilde zeggen ‘Val dood’, maar dat deed hij niet en hij ging ons voor naar het atrium. Hij zei: ‘Ik zal uw jassen aannemen.’

Kate antwoordde: ‘Die houden we bij ons.’

Carl leek daar niet blij mee, maar zei: ‘De cocktails worden geserveerd in de bar. Wilt u me volgen?’

We liepen door de deur naast de trap en wandelden naar de achterkant van het huis.

Het was stil hier binnen en ik zag, hoorde of voelde geen andere aanwezigen.

Ik had nog steeds mijn Glock tussen mijn broeksband zitten, maar hij werd aan het zicht onttrokken door mijn overhemd en jack. Mijn privé.38 zat in mijn enkelholster. Kate had haar Glock in haar jaszak gestopt en zoals de meeste, zo niet alle FBI-agenten, had ze geen tweede wapen – behalve dan de BearBanger ergens in haar spijkerbroek. Mijn BearBanger zat als een penlight in mijn borstzak. Mijn twee extra magazijnen zaten in mijn jack en de vier van Kate zaten in haar handtas en jasje. We hadden genoeg munitie voor een beer, of voor Bain.

Ik verwachtte geen rare toestanden zolang we in beweging waren en ik vermoedde ook dat Madox ons toch op zijn minst gedag wilde zeggen en de situatie wilde inschatten voordat hij iets deed.

Wat dat laatste betreft, vroeg ik me af of hij zou kiezen voor een machoaanpak, zoals een gewapende confrontatie. Of zou hij de minder directe benadering kiezen, zoals een pilletje in onze drankjes, gevolgd door een korte trip door de hakselaar?

Als Madox zijn leger op ons af zou sturen, gokte ik erop dat niet al zijn bewakers betrouwbare moordenaars waren, dus misschien hadden we alleen te maken met Madox, Carl en twee of drie andere knapen.

Een wat positievere maar waarschijnlijk onrealistischere gedachte was dat er helemaal geen vergiftiging of schietpartij op de Custer Hill Club zou plaatsvinden en dat Bain Madox, geconfronteerd met ons bewijsmateriaal, zich zou realiseren dat het spel over was en de moord op federaal agent Harry Muller zou bekennen, om ons vervolgens naar de ELF-zender te brengen. Zaak gesloten.

Ik keek even naar Kate, die er kalm en zelfverzekerd uitzag. We maakten oogcontact en ik glimlachte en gaf haar een knipoog.

Ik bekeek ook Carls gezicht nog eens goed. Meestal kun je aan het gezicht of de lichaamstaal aflezen of iemand weet dat er iets onplezierigs staat te gebeuren. Carl leek niet gespannen, maar hij was ook niet helemaal op zijn gemak.

Carl bleef staan voor een dubbele deur, waarop BAR stond. Hij klopte, opende de deur en zei tegen ons: ‘Na u.’

‘Nee,’ zei ik, ‘na jou.’

Hij aarzelde, maar ging toen toch naar binnen en gebaarde naar links, waar de heer Bain Madox achter een mahoniehouten bar stond. Hij rookte een sigaret en luisterde naar de telefoon – een vaste lijn, zag ik, en geen gsm.

Aan de andere kant van het schemerige vertrek bevond zich een brandende haard, met rechts daarvan twee dichtgetrokken gordijnen die mogelijk een raam verborgen, of een paar openslaande deuren die op de tuin uitkwamen.

Ik hoorde Madox zeggen: ‘Oké, ik heb gezelschap. Bel me later terug.’ Hij hing op, glimlachte en zei: ‘Welkom. Kom binnen.’

Kate en ik lieten onze blik even snel door het vertrek dwalen en volgden toen elk ons eigen pad langs het meubilair naar de bar. Ik hoorde de deur achter ons dichtgaan.

Madox drukte zijn sigaret uit. ‘Ik wist niet zeker of jullie Carls bericht naar Het Punt hadden gekregen en ik hoopte dat jullie het niet waren vergeten.’

Kate en ik waren nu bij de bar en ik zei: ‘We hebben ons erg op deze avond verheugd.’

Kate voegde eraan toe: ‘Bedankt voor de uitnodiging.’

We gaven elkaar een hand en Madox vroeg: ‘Wat kan ik voor jullie inschenken?’

Ik was blij dat hij niet zei: ‘Noem je vergif maar’, en ik vroeg: ‘Wat drinkt u zelf?’

Hij wees naar een fles op de bar en antwoordde: ‘Mijn eigen merk single malt, die u gisteren erg lekker vond.’

‘Mooi. Doe mij die dan maar – puur graag.’ Voor het geval je het sodawater of de ijsblokjes hebt vergiftigd.

Kate zei: ‘Maak er maar twee van.’

Madox schonk twee whisky’s in kristallen glazen en schonk zichzelf toen ook nog eens bij, uit dezelfde fles, wat misschien zijn beleefde manier was om te laten zien dat de whisky ons niet fataal zou worden.

Madox had woord gehouden en was gekleed in dezelfde vrijetijdskleren die hij vanmiddag ook aan had – blauwe blazer, wit poloshirt en een spijkerbroek. Dus Kate en ik zouden ons niet opgelaten hoeven voelen als we hem arresteerden.

Hij hief zijn glas en zei: ‘Geen plezierige aangelegenheid, maar goed, op betere tijden.’

We klonken en we dronken. Hij slikte, ik slikte. Kate slikte.

Ik kon het donkere vertrek in de barspiegel zien en er bleken nog een paar geopende deuren aan het einde van het vertrek die uitkwamen op wat op een kaart- of spelletjeskamer leek.

Achter de bar, links van de planken met drank, bevond zich verder nog een smalle deur die waarschijnlijk naar een opslagruimte of wijnkelder leidde. Er waren eigenlijk veel te veel deuren in dit vertrek, plus nog eens gordijnen voor wat een deur naar buiten zou kunnen zijn. En ik sta niet graag in een bar met mijn rug naar het vertrek, met een knaap achter de bar die plotseling uit het zicht kon verdwijnen. Dus opperde ik: ‘Waarom gaan we niet bij de open haard zitten?’

Madox zei: ‘Goed idee.’ Hij kwam achter de bar vandaan terwijl Kate en ik naar een groepje van vier leren fauteuils bij de haard liepen.

Voordat hij ons een stoel kon aanwijzen, zaten Kate en ik al in tegenover elkaar staande stoelen, zodat Madox zelf een van de stoelen tegenover de open haard moest nemen, met zijn rug naar de gesloten dubbele deuren. Van waar ik zat, kon ik de open deuren naar de kaartkamer zien en Kate kon de bar met de smalle deur zien.

Nu ik mijn stoel min of meer geclaimd had, stond ik op en liep naar de gordijnen rechts van de open haard, en zei: ‘Mag ik?’, ze ondertussen opentrekkend. Er zaten inderdaad twee openslaande deuren achter, die op een donker terras uitkwamen.

Ik liep terug naar mijn stoel en merkte op: ‘Mooi uitzicht.’

Madox gaf geen commentaar.

We hadden nu in principe alle posities gedekt en ik wist zeker dat Bain Madox – een voormalig infanterieofficier – onze zorgen over mogelijke vuurlijnen kon waarderen.

Madox vroeg ons: ‘Willen jullie je jack niet uittrekken?’

Kate antwoordde: ‘Nee, bedankt, maar ik heb het nog steeds een beetje koud.’

Ik gaf geen antwoord en het viel me op dat hij ook zijn blazer niet uitdeed, waarschijnlijk om dezelfde reden dat wij onze jacks aan hielden. Ik zag nergens een bobbel, maar ik wist dat hij iets bij zich droeg, ergens.

Ik bekeek de kamer nog eens. Hij straalde meer de sfeer uit van een herenclub dan van een blokhut in de Adirondacks. Op de vloer lag een duur uitziend Perzisch tapijt en verder was het een en al mahonie, groen leer en blinkend koper. Er waren nergens dode dieren te zien en ik hoopte dat dat zo bleef.

Madox zei: ‘Dit vertrek is een exacte replica van dat in mijn New Yorkse appartement, wat weer een kopie is van een Engelse club.’

Ik vroeg: ‘Is dat niet wat verwarrend na een paar borrels?’

Hij glimlachte beleefd en zei toen: ‘Goed, laten we ter zake komen.’ Hij wendde zich tot mij. ‘Ik heb het dienstrooster van de bewakingsploeg die hier in het weekend dienst had en ik zal zorgen dat u dat voor uw vertrek heeft.’

‘Mooi. En uw huishoudelijk personeel?’

‘Ik heb een complete lijst van het personeel dat hier in het weekend gewerkt heeft.’

‘En het logboek van de bewaking en de videotapes?’

Hij knikte. ‘Allemaal gekopieerd.’

‘Fantastisch.’ Bleef dus over de netelige vraag over zijn rijke en beroemde weekendgasten. ‘Hoe zit het met de lijst van uw weekendgasten?’

‘Daar moet ik nog over nadenken.’

‘Wat valt daarover na te denken?’

‘Nou, de namen van die mensen gaan zoals u begrijpt niet iedereen aan.’ Hij voegde eraan toe: ‘Wat naar ik aanneem ook de reden was dat de overheid meneer Muller hierheen stuurde om die namen via… slinkse wegen te bemachtigen. En nu wilt u dat ik u die namen vrijwillig geef.’

Ik zei, ter herinnering: ‘Harry Muller is dood en dit is inmiddels een onderzoek naar zijn overlijden.’ Ik voegde eraan toe: ‘U zei vanmiddag dat u die namen voor ons zou hebben.’

‘Daar ben ik me heel wel van bewust, en ik heb mijn advocaat gebeld, die me vanavond terug zal bellen. Als hij me zegt dat ik die namen moet geven, heeft u ze vanavond nog.’

Kate zei: ‘Als hij anders adviseert, kunnen we die informatie ook via een dagvaarding opeisen.’

Madox antwoordde: ‘Dat is voor mij misschien ook wel de beste manier om u die namen te overhandigen.’ Hij verklaarde zich nader. ‘Dan kan ik mijn gasten recht in de ogen kijken.’

Natuurlijk was dat allemaal gelul, bedoeld om ons te laten denken dat dit een serieus probleem voor hem was. Waar hij ondertussen echt mee bezig was, was het ELF-signaal naar de Zandbak en hoe hij Corey en Mayfield het handigst in die hakselaar kon krijgen.

Hij deelde ons mee: ‘Mijn advocaat heeft me verteld dat de federale overheid geen jurisdictie heeft als het om moord in afzonderlijke staten gaat.’

Ik liet het aan Kate over om daarop te antwoorden, en ze zei: ‘Alle aanklachten wegens moord die uit dit onderzoek voortkomen, zullen door de staat New York ingediend worden. Ondertussen onderzoeken wij de verdwijning van een federaal agent en zijn mogelijke kidnapping, wat wel een federaal misdrijf is, plus de mogelijke mishandeling van de overledene.’ Ze vroeg aan Madox: ‘Wilt u dat ik met uw advocaat spreek?’

‘Nee. Ik twijfel er niet aan dat de regering van de Verenigde Staten dezer dagen voor elk misdrijf wel een federale wet weet te vinden die daarop van toepassing is, al was het maar verkeerd oversteken.’ Speciaal agent Mayfield antwoordde: ‘Deze zaak lijkt me toch van een wat ander kaliber.’

Madox liet die opmerking voor wat hij was, dus veranderde ik van onderwerp om iedereen wat op zijn gemak te stellen. ‘Goeie whisky.’

‘Bedankt. Help me eraan herinneren dat ik u voor vertrek een fles meegeef.’ Hij zei tegen Kate: ‘Er zijn niet veel vrouwen die van single malt houden.’

‘Op 26 Fed ben ik gewoon een van de jongens.’

Hij glimlachte en antwoordde: ‘Dan hebben ze op 26 Fed allemaal een bril nodig, volgens mij.’

Goeie ouwe Bain. Een mannenman en een vrouwenman. Echt een psychopathische charmeur.

Maar goed, Madox had het idee dat we onze zaken hadden afgehandeld en ging verder met zijn charmeoffensief richting mevrouw Mayfield. ‘Hoe was uw jodelles?’

Kate leek enigszins van haar stuk door die vraag, dus zei ik behulpzaam: ‘Yoga-les.’

‘O…’ zei de heer Madox. ‘Ik dacht dat u jodelles had gezegd.’ Hij grinnikte en zei tegen Kate: ‘Mijn gehoor is niet meer wat het geweest is.’

Kate keek mij aan. ‘Het was een nuttige les.’

Madox vroeg haar: ‘Wat vindt u van Het Punt.’

‘Heel prettig.’

‘Ik hoop dat jullie blijven eten. Ik heb meneer Corey beloofd dat ik met iets beters zou komen dan Henri.’

Kate antwoordde: ‘We waren wel van plan te blijven dineren, ja.’

‘Mooi. En aangezien er hier verder toch niemand is, en niemand het hoeft te weten, zou u hier ook kunnen blijven overnachten.’

Ik wist niet of hij daarmee ook mij bedoelde, maar ik antwoordde: ‘Misschien dat we u daar wel aan houden.’

‘Mooi. Het is nog een flinke rit terug naar Het Punt – vooral als u een en ander gedronken heeft, wat u trouwens te weinig doet.’ Hij glimlachte naar me en weidde nog wat verder over het onderwerp uit. ‘Bovendien rijdt u in een auto waar u niet vertrouwd mee bent.’ Ik reageerde niet.

Hij ging verder: ‘Laat eens kijken – gisteren had u een Taurus; vanochtend had u een Hyundai en vanavond heeft u Rudy’s busje. Heeft u nu eindelijk iets naar uw zin gevonden?’

Ik haat wijsneuzen, behalve als ik het zelf ben. Ik zei tegen hem: ‘Ik wilde u net vragen of u me geen Jeep wilt lenen.’

Hij reageerde daar niet op, maar vroeg: ‘Waarom verandert u zo vaak van auto?’

Om hem te verwarren met de waarheid, zei ik: ‘We zijn op de loop voor de wet.’

Hij grinnikte.

Kate zei: ‘We hebben wat problemen gehad met onze twee huurauto’s.’

‘Aha, is dat het. Ik weet anders zeker dat ze u wel een andere hadden gegeven – wel mooi trouwens van Rudy, om zijn busje aan u uit te lenen.’ Hij keerde terug naar het onderzoek. ‘Ik heb wat inlichtingen ingewonnen en die verdenking van moord van u is nog niet doorgedrongen tot het kantoor van de sheriff.’ Hij deelde ons mee: ‘Daar zien ze het nog steeds als een ongeluk.’

Ik merkte op: ‘Dit onderzoek valt niet onder de plaatselijke politie. Wat wilt u er eigenlijk mee zeggen?’

‘Niets. Het is gewoon een observatie.’

‘U kunt de juridische aspecten van deze zaak misschien beter aan ons overlaten.’

Hij gaf geen antwoord en hij leek ook niet beledigd door deze sneer. Hij wilde ons kennelijk duidelijk laten merken dat hij meer wist dan hij hoorde te weten – inclusief, mogelijk, dat rechercheur Corey en FBI-agent Mayfield nauwelijks contact hadden met hun collega’s en dat ook zo wilden houden door elke twaalf uur van auto te wisselen.

Ik wist niet of Bain Madox dat echt wist, maar hij wist beslist dat wij binnen vijftien tot twintig kilometer van hier geen mobiele telefoontjes hadden gepleegd.

We deden er enkele minuten het zwijgen toe – het haardvuur knetterde, de whisky en de kristallen glazen flonkerden in de gloed – en toen zei Madox tegen Kate: ‘Ik heb meneer Corey mijn leedwezen betuigd en dat wil ik tegenover u ook graag doen. Was meneer Muller ook een vriend van u?’

Kate antwoordde: ‘Hij was een gewaardeerde collega.’

‘Nou, het spijt me echt heel erg. En ik vind het heel vervelend dat meneer Corey denkt dat iemand van mijn bewakingspersoneel bij de dood van de heer Muller betrokken zou kunnen zijn.’

‘Dat denk ik ook. En wat dat vervelende gevoel van u betreft, misschien kunt u zich voorstellen hoe de kinderen van rechercheur Muller zich zullen voelen als ze horen dat hun vader niet alleen dood maar misschien wel vermoord is.’ Ze keek haar gastheer strak aan. Madox beantwoordde de blik, maar gaf geen antwoord.

Kate ging verder. ‘En de rest van zijn familie en vrienden en collega’s. Bij moord kan verdriet heel snel omslaan in woede.’ Ze deelde onze gastheer mee: ‘Ik ben verdomde kwaad.’

Madox knikte langzaam. ‘Daar kan ik in komen. En ik hoop oprecht dat geen van mijn bewakingsmensen erbij betrokken is, maar mocht dat zo zijn, dan wil ik zelf ook dat deze persoon zijn gerechte straf krijgt.’

Kate zei: ‘Dat zal ook gebeuren.’

Ik opende een nieuwe mogelijkheid en zei: ‘Het zou zelfs iemand van uw huispersoneel geweest kunnen zijn… of een van uw gasten.’ Hij antwoordde: ‘U dacht eerst dat het iemand van de bewaking was. En nu klinkt het alsof u maar wat aan het vissen bent.’

‘Ik ben aan het jagen.’

‘Nou ja, wat dan ook.’ Hij vroeg me: ‘Kunt u misschien ook toelichten waarom u denkt dat iemand van mijn personeel – of gasten – is betrokken bij wat u als een moord ziet?’

Ik denk dat we allemaal wisten dat we het eigenlijk over Bain Madox hadden – en ik kreeg op de een of andere manier het idee dat het hem geen barst kon schelen.

Toch hoopte ik dat wat inside-information over deze zaak hem misschien onrustig zou maken, dus zei ik tegen hem: ‘Oké, om te beginnen heb ik overtuigende bewijzen dat rechercheur Muller op uw terrein is geweest.’

Ik keek naar Madox, maar hij vertoonde geen enkele reactie.

Ik ging verder. ‘Ten tweede lijkt forensisch onderzoek uit te wijzen dat rechercheur Muller zelfs in dit huis is geweest.’

Opnieuw geen reactie.

Oké, klootzak. ‘En drie – wij moeten aannemen dat rechercheur Muller door uw bewakingspersoneel in hechtenis is genomen. We hebben ook bewijzen dat zijn camper oorspronkelijk dichter bij uw club stond en daarna ergens anders heen is verplaatst.’ Ik legde dat tot in de details uit.

Nog steeds geen reactie, behalve dan een knikje, als om te zeggen dat hij het allemaal best interessant vond.

Ik vertelde de heer Bain Madox iets over onze bevindingen en legde uit waarom wij dachten dat de moord door minstens twee personen moest zijn gepleegd – eentje die de camper van het slachtoffer reed, de ander in een eigen voertuig dat, zo zei ik, wel eens een Jeep kon zijn geweest, of een terreinwagen, dit gebaseerd op twee verschillende bandensporen, die we trouwens helemaal niet gevonden hadden, maar dat kon hij nooit zeker weten.

Ik loog dat een voorlopig toxicologisch rapport melding maakte van een krachtig verdovend middel in het bloed van het slachtoffer, en vervolgens beschreef ik hoe ik dacht dat de feitelijke moord had plaatsgevonden – een verdoofd slachtoffer dat met behulp van het riempje van de verrekijker in knielende positie werd gehouden, enzovoort.

Madox knikte opnieuw alsof dit nog steeds interessant was, zij het ook wat abstract.

Als ik al een reactie had verwacht – geschoktheid bijvoorbeeld, ongeloof, onrust of verbazing – dan werd ik behoorlijk teleurgesteld.

Ik nam een slok whisky en keek hem aan.

Het was stil in het vertrek en het enige geluid kwam van het knisperen van de open haard, maar toen zei Madox: ‘Ik ben onder de indruk dat u in zo korte tijd zoveel bewijsmateriaal heeft weten te verzamelen.’

Ik deelde hem mee: ‘De eerste achtenveertig uur zijn altijd van cruciaal belang.’

‘Ja, dat heb ik vaker gehoord.’ Hij vroeg me: ‘Wat is precies het verband tussen dat forensische bewijsmateriaal en dit huis?’

‘Als u het echt wilt weten, ik heb toen ik hier was tapijtvezels plus haren van mensen en honden verzameld en die kwamen overeen met wat er op de kleren en het lichaam van rechercheur Muller is gevonden.’

‘Werkelijk?’ Hij keek me aan en zei: ‘Ik herinner me niet dat ik u daar toestemming voor heb gegeven.’

‘Maar dat zou u wel gedaan hebben.’

Hij liet dat voor wat het was en zei: ‘Dat lab heeft wel heel snel gewerkt.’

‘Dit is een moordonderzoek. Het slachtoffer was een federaal agent.’

‘Oké… dus uit die vezels…?’

Ik gaf hem een spoedcursus vezelanalyse. ‘De vezels op het slachtoffer komen overeen met die welke hier zijn aangetroffen. De hondenharen zullen waarschijnlijk blijken van uw hond afkomstig te zijn; kom, hoe heet hij ook weer…’

‘Kaiser Wilhelm.’

‘Juist, ja. En de mensenharen die op het lichaam van rechercheur Muller zijn aangetroffen, plus wat er verder nog aan DNA wordt gevonden op de kleren of het lichaam van het slachtoffer, zullen ons naar de moordenaar of de moordenaars leiden.’

We maakten oogcontact en hij knipperde nog steeds niet, dus zei ik: ‘Met uw hulp kunnen we een lijst maken van iedereen die hier in het weekend was, om vervolgens haar en DNA-monsters van iedereen af te nemen, en wat vezels van kleding, zoals bijvoorbeeld van die camouflage-uniformen die uw bewakingspersoneel draagt. Kunt u me nog volgen?’

Hij knikte.

‘Over uw leger gesproken: waar en hoe heeft u die knapen eigenlijk gerekruteerd?’

‘Het zijn allemaal gewezen militairen.’

‘Juist, ja. Dus mogen we aannemen dat ze allemaal ervaring hebben met het gebruik van wapens en andere vormen van geweld.’

Hij deelde me mee: ‘Wat belangrijker is, is dat ze allemaal heel gedisciplineerd zijn. En zoals iedere militair zal beamen, heb ik liever tien gedisciplineerde en goed getrainde mannen dan duizend ongetrainde en ongedisciplineerde manschappen.’

‘Niet te vergeten loyaal en gemotiveerd door een nobel doel.’

‘Dat spreekt voor zich.’

Kate vroeg aan onze gastheer: ‘Hoeveel bewaking loopt er hier vanavond eigenlijk rond?’

Hij leek de onderliggende gedachte te begrijpen en glimlachte flauwtjes, zoals graaf Dracula zou doen als zijn gasten informeerden: ‘Hoe laat gaat de zon hier eigenlijk op?’

Madox antwoordde: ‘Ik geloof dat er vanavond tien man dienst hebben.’

Er werd op de deur geklopt en toen hij openging, verscheen Carl met een trolley met daarop een grote, met een deksel afgedekte schaal.

Carl zette het dienblad op de koffietafel en haalde het deksel eraf.

En daar, op een zilveren schaal, lagen tientallen worstenbroodjes, de korst licht gebruind, precies zoals ik ze het liefste had. In het midden van de schaal stonden twee kristallen kommen – in de ene zat een dikke, donkere mosterd en in de andere een dunne, kotsgele mosterd.

Onze gastheer zei tegen ons: ‘Ik moet u iets bekennen. Ik heb Henri gebeld en hem gevraagd of u misschien bepaalde voorkeuren wat betreft het eten had uitgesproken en – voila.’ Hij glimlachte.

Dat was niet de bekentenis waarop ik had gehoopt en dat wist hij, maar dit was toch ook niet verkeerd.

Carl vroeg: ‘Is er verder nog iets van uw dienst?’

Madox antwoordde: ‘Nee, maar –’ hij keek op zijn horloge – ‘kijk eens hoe het met het diner staat.’

‘Ja, meneer.’ Carl vertrok en Madox zei: ‘Geen houtsnip vanavond gewoon een simpele biefstuk met friet.’ Hij wendde zich tot mij: ‘Tast toe.’

Ik ving Kate’s blik op en ze dacht duidelijk dat ik geen weerstand kon bieden aan zo’n worstenbroodje, vergiftigd of niet. En ze had gelijk. Ik kon het aroma van de korst en de van rundvlees gemaakte hotdogs ruiken.

In elk ervan zat een cocktailprikker – rood, blauw en geel – dus het enige wat ik moest doen, was raden welke kleur voor veilige worstjes stond. Ik koos blauw, mijn favoriete kleur, en pakte er eentje die ik vervolgens in de donkere mosterd doopte.

Kate zei: ‘John, je zou je honger beter voor het diner kunnen bewaren.’

‘Ach, een paar kan geen kwaad.’ Ik stopte het broodje in mijn mond. Het smaakte fantastisch – heet, stevige korst, pittige mosterd.

Madox zei tegen Kate: ‘Neem gerust ook wat.’

‘Nee, dank u.’ Ze wierp me een bezorgde blik toe en zei tegen hem: ‘Maar gaat u gerust uw gang.’

Madox pakte ook een worstenbroodje met een blauwe prikker, maar koos voor de gele mosterd. Dus misschien had ik de verkeerde mosterd gekozen.

Ik voelde me trouwens prima en pakte er nog eentje, dit keer voor de zekerheid maar met de gele mosterd.

Madox kauwde, slikte en zei: ‘Niet slecht.’ Hij koos een rode prikker en bood het broodje aan Kate aan. ‘Weet u het zeker?’

‘Ja, bedankt.’

Hij at hem zelf op, dit keer met de donkere mosterd. Dus nam ik er ook nog een.

Hotdogs deden me denken aan Kaiser Wilhelm. Vreemd eigenlijk dat hij niet aan de voeten van zijn baasje lag.

Honden waarschuwen hun baas, en iedereen trouwens, dat er iemand aankomt – en ik had sterk het gevoel dat Madox niet wilde dat Kate of ik de aanwezigheid van iemand anders buiten die deuren zou bespeuren.

Bovendien, als Kaiser Wilhelm hier was geweest, had ik hem minstens tien van die worstjes gevoerd om te kijken of hij om zou vallen of dat Madox me tegen zou houden.

Maar misschien zocht ik er wel te veel achter. Die neiging heb ik nu eenmaal als mijn bloedhondeninstinct is gewekt.

Ik vond dat het tijd werd de graad van onbehaaglijkheid nog wat op te voeren, dus zei ik tegen Madox: ‘Ik moet u ook een bekentenis doen. U kent het verhaal van de Borgia’s, neem ik aan?’

Hij knikte.

‘Nou, nadat u ons hier had uitgenodigd, kregen we dat toxicologische rapport betreffende Harry Muller onder ogen, met die hoge doses verdovende middelen in zijn bloed. En Kate was nogal eh… bezorgd over… nou ja, u weet wel.’

Madox keek eerst naar mij, en toen naar Kate, en toen weer naar mij en zei: ‘Nee, dat weet ik niet.’ Hij voegde er kortaf aan toe: ‘En misschien wil ik het ook wel niet weten.’

Ik ging verder. ‘Ik neem aan dat dit in de categorie onopgevoede gasten valt, maar Kate… en ik geloof ik ook… maken ons zorgen dat u misschien… een personeelslid heeft dat toegang heeft tot krachtige verdovende middelen, en dat dit de persoon kan zijn geweest die ze aan het overleden slachtoffer heeft toegediend.’

De heer Madox had daar geen commentaar op, maar hij stak wel een sigaret op zonder te vragen of iemand daar bezwaar tegen had.

Ik keek Kate even aan en ze leek zich minder op haar gemak te voelen dan Bain, die vooral beledigd leek.

Om hem wat op te vrolijken nam ik nog maar een worstenbroodje – blauwe prikker, gele mosterd – en stopte die in mijn mond. ‘Aan de andere kant,’ ging ik verder, ‘lijkt het erop dat rechercheur Muller werd verdoofd door middel van een verdovingspijltje, gevolgd door twee injecties om de verdoving te laten voortduren.’ Ik keek naar Madox, maar er was geen reactie. ‘Dus misschien kunnen we een pil in de whisky of druppels in de mosterd vanavond uitsluiten.’ Madox nam een slok whisky, nam een haal van zijn sigaret en vroeg me toen: ‘Suggereert u dat iemand hier probeert u te… verdoven?’

‘Ach,’ zei ik, ‘ik borduur gewoon wat voort op het bewijsmateriaal dat we hebben gevonden.’ Ik maakte een grapje om de lucht wat op te klaren. ‘Veel mensen zeggen dat ik wel enige verdoving kan gebruiken en misschien zou het me ook wel goed doen – als het tenminste niet wordt gevolgd door een kogel in mijn rug.’

Madox bleef rustig kringetjes blazen in zijn mooie groenleren stoel, maar toen keek hij Kate aan en zei tegen haar: ‘Ik denk dat als u dat gelooft, het diner niet echt een feest zal worden.’

Heel goed, Bain. Ik mocht die knaap echt. Jammer dat hij moest sterven of, als hij geluk had, de rest van zijn leven zou doorbrengen op een heel wat minder comfortabele plek dan hier.

Kate besloot in de aanval te gaan. ‘Ik ben geïnteresseerd in Carl.’ Madox keek haar strak aan en zei toen: ‘Carl is mijn oudste en meest betrouwbare werknemer en vriend.’

‘Dat is ook de reden dat ik in hem ben geïnteresseerd.’

Madox antwoordde scherp: ‘Dat staat bijna gelijk aan een beschuldiging jegens mij.’

‘Misschien hadden rechercheur Corey en ik u moeten mededelen dat niemand die in het weekend hier was, boven verdenking staat. En dat geldt ook voor u.’

Normaal gesproken zou Madox ons nu zeggen dat we dat diner verder konden vergeten en ons vragen te vertrekken. Maar dat deed hij niet, want hij was net zomin klaar met ons als wij met hem.

In feite is dit het punt waarop je de drempel over bent en nu begin je de transitie van de onbekende verdachte naar de persoon met wie je spreekt. Hopelijk heeft de verdachte dan al iets belastends gezegd, of gaat hij dat doen als je hem begint af te blaffen. Is dat niet het geval, dan moet je vertrouwen op het bestaande bewijsmateriaal en goede ingevingen. Het eindigt er allemaal mee dat ik iets zeg van: ‘Meneer Madox, ik arresteer u wegens de moord op federaal agent Harry Muller. Wilt u alstublieft met ons meekomen.’

Vervolgens neem je de betreffende knaap mee naar het bureau en sluit je hem op. In dit geval zou ik hem mee moeten nemen naar het hoofdkwartier van de staatspolitie, wat majoor Schaeffer heel blij zou maken.

Over Schaeffer gesproken, ik begon zo langzamerhand te vermoeden dat zijn surveillanceteam ons toch niet naar de Custer Hill Club had zien gaan en als ze het wel hadden gezien, en het ook hadden gerapporteerd, dan had Schaeffer besloten er niets mee te doen. En waarom zou hij ook? Belangrijker was dat ik voor me zag hoe Tom Walsh naar de tv zat te kijken in plaats van Kate’s e-mail aan hem te lezen. Ik had het bange voorgevoel dat de cavalerie voorlopig niet zou arriveren, als die al ooit zou komen. Dus waren we op onszelf aangewezen wat die arrestatie betrof.

Deze zaak stelde ons echter voor unieke problemen, zoals bijvoorbeeld het privéleger van de verdachte, en voor vertrouwde problemen, zoals de status van de verdachte als een rijk en machtig man.

En dan was er, los van de moord, nog het vermoeden dat de verdachte was betrokken bij een samenzwering om ergens een paar atoombommen tot ontploffing te brengen. En dat was mijn meest urgente zorg, en het viel bovendien binnen de jurisdictie van Kate en mij.

Met dat in gedachten werd het zo langzamerhand tijd nucleair te gaan en ik zei tegen Bain Madox: ‘Over gasten gesproken, u had een gast die zondag is gearriveerd en kennelijk nog niet is vertrokken. Houdt hij ons tijdens het diner gezelschap?’

Madox stond plotseling op en liep naar de bar. Hij schonk zich nog eens in en zei toen: ‘Ik geloof niet dat ik begrijp waarover – of over wie – u het heeft.’

Ik vond het niet prettig hem achter me te hebben, dus stond ik ook op en gebaarde naar Kate dat ze hetzelfde moest doen. Terwijl ik me omdraaide naar de bar, zei ik tegen Madox: ‘Dr. Mikhail Putjov. Atoomfysicus.’

‘O, Michael. Die is vertrokken.’

‘Waarheen?’

‘Ik heb geen idee. Hoezo?’

‘Nou, als hij niet hier is,’ zei ik, ‘schijnt hij vermist te worden.’

‘Wie mist hem?’

‘Zijn gezin en zijn kantoor.’ Ik deelde hem mee: ‘Putjov mag zijn woonplaats niet verlaten zonder de FBI te vertellen waar hij heengaat.’

‘Werkelijk? Waarom is dat?’

‘Ik geloof dat dat in zijn contract staat.’ Ik vroeg: ‘Is hij een vriend van u?’

Madox leunde met zijn glas in de hand tegen de bar en leek diep in gedachten verzonken.

Ik vroeg: ‘Dat is toch niet zo’n moeilijke vraag?’

Hij glimlachte en zei toen: ‘Nee, ik sta te bedenken wat ik zal antwoorden.’ Hij keek naar mij en toen naar Kate. ‘Dr. Putjov en ik hebben een professionele relatie.’

Het verbaasde me min of meer dat hij dat zei, maar ik denk dat we allemaal beseften dat het tijd werd om eerlijk te zijn en open te staan voor elkaars behoeften en gevoelens. Daarna konden we elkaar omhelzen en even lekker uithuilen voordat ik hem arresteerde of neerschoot.

Ik vroeg: ‘Wat voor soort professionele relatie?’

Hij maakte een wegwuivend gebaar. ‘Ach, John – mag ik je John noemen?’

‘Natuurlijk, Bain.’

‘Mooi. Dus, wat voor soort professionele relatie? Is dat de vraag? Oké, hoe kan ik dat nu eens het beste omschrijven…’

Ik opperde: ‘Je zou kunnen beginnen met het miniaturiseren van atoomwapens.’

Hij keek me aan, knikte en zei: ‘Ja, dat is een goed begin.’

‘Oké, en kan ik daar dan kofferbommen aan toevoegen?’

Hij glimlachte en knikte opnieuw.

Nou, dit ging makkelijker dan ik had verwacht, wat misschien niet zo’n goed teken was trouwens, maar ik ging toch verder. ‘Nog twee weekendgasten dan maar – Paul Dunn, adviseur van de president betreffende de binnenlandse veiligheid, en Edward Wolffer, onderminister van Defensie.’

‘Wat is er met hen?’

‘Zij zijn hier geweest – klopt dat?’

‘Klopt.’ Hij voegde eraan toe: ‘Nu begrijp je misschien waarom ik niet wil dat hier mensen rondgluren.’

‘Het is niet verboden beroemde en machtige vrienden voor het weekend uit te nodigen, Bain.’

‘Bedankt voor de tip. Punt is dat het niemand wat aangaat.’

‘Maar in dit geval kan het mij wel degelijk aangaan.’

‘Ja, John, daar kon je wel eens gelijk in hebben.’

‘Ik heb gelijk. En verder James Hawkins, luchtmachtgeneraal en lid van de verenigde chefs van staven. Die was hier ook, ja?’

‘Ja.’

‘Wie verder nog?’

‘O, nog een stuk of tien andere mannen die geen van allen van belang zijn voor de zaak waar we het over hebben. Behalve dan Scott Landsdale. Hij is de CIA-verbindingsman voor het Witte Huis.’ Hij voegde eraan toe: ‘Dat is geheime informatie, dus die mag deze kamer niet verlaten.’

‘Oké…’ Ik had die naam nog niet, maar het zou me zeer teleurgesteld hebben als er geen CIA-knaap betrokken was geweest bij… nou ja, wat dan ook. Ik zei: ‘Jouw geheim is bij ons in goede handen, Bain.’

Madox legde tegen Kate en mij uit: ‘Die vier man vormen mijn Uitvoerend Comité.’

‘Wat voor Uitvoerend Comité?’

‘Van deze club.’

‘Juist. En waar hebben jullie het zoal over gehad?’ vroeg ik.

‘Over Project Groen en Vuurstorm.’

‘Juist. Hoe staat het daarmee?’

‘Prima.’ Hij keek op zijn horloge en ik op het mijne. Het was 19:33 en hopelijk was Walsh inmiddels bezig zijn persoonlijke e-mails te lezen. En hopelijk zouden ook de state troopers nu snel arriveren. Maar daar rekende ik maar niet al te veel op.

Madox zei: ‘Goed, dan heb ik nu wat vragen voor jullie. Zijn jullie vanavond alleen?’

Ik liet een goede imitatie van een lach horen. ‘Ja hoor.’

‘Nou ja,’ zei hij, ‘dat doet er op dit moment ook niet toe.’

Dat wilde ik niet horen.

Hij vroeg: ‘Hoe ben je hier allemaal achter gekomen?’

Ik was blij dat ik kon antwoorden: ‘Harry Muller. Hij schreef ons een briefje in de voering van zijn broekzak.’

‘O… nou, dat was slim.’

Ik zei tegen hem: ‘Val dood.’

Hij negeerde dat volkomen en vroeg me: ‘Heb je ooit van Vuurstorm gehoord?’ Hij gaf me een hint. ‘Hoogst geheim overheidsprotocol.’

‘Om eerlijk te zijn, Bain, lees ik niet al mijn memo’s uit Washington.’ Ik keek naar Kate, die met haar rug naar de open haard stond, haar hand in de zak met haar pistool, en ik vroeg haar: ‘Kate, heb jij wel eens van Vuurstorm gehoord?’

‘Nee.’

Ik draaide me weer om naar Madox, haalde mijn schouders op en zei: ‘Ik ben bang dat we dat memo gemist hebben. Wat stond er in?’ Hij leek wat ongeduldig te worden en antwoordde: ‘Het zou niet in een memo staan, John. Ik denk dat jullie al bijna alles weten wat je nodig hebt, dus zet die luie hersens van je in werking en verwacht niet dat ik alles voorkauw.’

Ik zei tegen Kate: ‘Hij noemt ons lui. En dat na al het werk dat we hebben gedaan.’

Madox gaf aan ons beiden toe: ‘Jullie lijken inderdaad die moordzaak te hebben opgelost en je bent dichter bij dat andere dan ik had verwacht. Nu moet je alleen nog de resterende stukjes op zijn plaats zien te krijgen.’

‘Oké.’ Ik liep naar de tuindeuren en deed ze open.

Het was een mooie avond en een heldere, halfvolle maan stond bijna recht boven ons en verlichtte de open ruimte achter het huis.

In de verte zag ik het metalen dak van het generatorgebouw en de drie rook uitbrakende schoorstenen. Ik zag ook twee terreinwagens en een zwarte Jeep die langzaam rondreden, alsof ze het gebouw bewaakten.

Ik zei tegen Madox: ‘Ik zie dat de dieselmotoren draaien.’

‘Dat klopt. Ik heb ze net laten nakijken.’

Ik wendde me af van de dubbele deuren en liep terug naar waar Madox nog steeds tegen de bar geleund stond. ‘Zesduizend kilowatt.’

‘Klopt. Wie heeft je dat verteld? Potsdam Diesel?’

Ik gaf geen antwoord op zijn vraag. ‘Waar is de ELF-zender?’

Hij leek niet verrast en antwoordde: ‘Ik ben niet echt onder de indruk dat jullie hebben uitgevogeld dat dit een ELF-station is. Iedereen kan dat bedenken – de generatoren, de kabels, de locatie hier in de Adirondacks –’

‘Waar is de zender, Bain?’

‘Die zal ik jullie laten zien. Later.’

Ik zei tegen hem: ‘Nu zou anders een prima moment zijn.’

Hij negeerde dat en we namen elkaar op. Hij zag er niet uit als een man met serieuze problemen. Hij vroeg me: ‘En, ben je nog tot onthutsende conclusies gekomen?’ Hij wendde zich tot Kate. ‘Kate? Een eureka-moment?’

Kate zei tegen hem: ‘Er zijn met jouw twee vliegtuigen vier nucleaire kofferbommen naar LA en San Francisco gevlogen.’

‘Klopt. En?’

Ze ging verder. ‘En jouw ELF-zender zal een signaal versturen om die kofferbommen tot ontploffing te brengen zodra ze op hun plek van bestemming zijn aangekomen.’

‘Nou… je bent warm.’

Ik begon een beetje moe te worden van dit gezeik, dus zei ik tegen Madox: ‘Het spel is uit, maat. Ik arresteer je wegens de moord op federaal agent Harry Muller. Draai je om, leg je handen op de bar en spreid je benen.’ Ik zei: ‘Kate, dek me.’ Ik stapte op Madox af, die niet deed wat ik hem opgedragen had.

Ik hoorde Kate zeggen: ‘John…’

Ik keek achterom en zag Carl bij de deur staan, met een geweer op Kate gericht.

Aan de overkant van het vertrek, in de deuropening naar de spelkamer, stond nog een man. Hij hield een M16 in de aanslag.

Een derde man liep door de terrasdeuren naar binnen en richtte een M16 op mij.

Toen ze allebei de kamer inliepen, zag ik dat de man die uit de spelkamer was gekomen, Luther was, en de knaap van het terras was de bewaker bij het poorthuis die ik met mijn toeter aan het schrikken had gemaakt.

Ik keek achterom naar Madox en zag dat hij een grote Army Colt.45 Automatic op mijn gezicht gericht hield.

Nou, ik kon niet zeggen dat ik dit niet had zien aankomen, maar het leek toch wat onwerkelijk.

Toen zei Madox tegen ons: ‘Jullie wisten dat je hier niet levend uit zou komen.’