26

Het was donker toen we aankwamen in het gehucht Ray Brook, dat vlak bij het vliegveld lag waar we die ochtend waren geland.

Het mocht dan dichtbij zijn, wij hadden er de tijd voor genomen om er te komen en we hadden onderweg dingen ontdekt die nog niet eens op ons radarscherm stonden toen we vanochtend om 09:00 26 Federal Plaza binnengingen.

Maar goed, in ons beroep had je nu eenmaal van die dagen. Het merendeel van de tijd gebeurde er weinig; op sommige dagen, 11 september 2001 bijvoorbeeld, werd de wereld op zijn kop gezet.

Vandaag, Columbus Day, had ik een vriend verloren, had ik een knallende ruzie gekregen met mijn baas en had ik een idioot ontmoet die mogelijk een nucleaire verrassing voor ons in petto had.

De volgende Columbus Day, als die er tenminste nog komt, ga ik naar een wedstrijd van de Yankees.

We vonden het regionale hoofdkwartier van de staatspolitie en de kazerne aan de rand van het stadje en ik reed mijn auto de parkeerplaats op. Ik vroeg aan Kate: ‘Zijn we werknemers, gewone bezoekers of gehandicapten?’

‘Zoek maar naar het vak voor persona non grata.’

Dat kon ik niet vinden, dus parkeerde ik op een plek bestemd voor werknemers. We stapten uit en liepen naar het grote, moderne, uit baksteen en cederhout opgetrokken gebouw. Op een bord boven de ingang stond TROOP ‘B’ NEW YORK STATE TROOPERS.

We gingen de hal binnen en stelden ons voor aan de wachtcommandant, die ons al leek te verwachten; hij verwachtte ons in feite waarschijnlijk al de hele dag.

Hij riep majoor Schaeffer op via de intercom en vroeg ons te wachten.

Er liepen wat agenten in en uit, allemaal gekleed in hun grijze militaristische jasjes, met om hun middel een riem met een kruisband en een holster, en op hun hoofd de bekende padvindershoeden. Hun kleding zag eruit alsof er sinds president Teddy Roosevelt gouverneur van New York was geweest niets veranderd was.

Het viel me ook op dat al deze kerels, en zelfs de vrouwen, behoorlijk groot waren, en ik vroeg aan Kate: ‘Wat denk je? Fokken ze die agenten hier?’

De hele sfeer hier straalde iets paramilitairs uit en het enige wat het gebouw gemeen had met een bureau van de NYPD, was het bordje VERBODEN TE ROKEN.

Er lag een stapel brochures op een tafeltje en Kate, die dergelijke informatie nu eenmaal niet kan laten liggen, pakte er eentje en begon er hardop uit voor te lezen. ‘Troop B is de meest noordelijke afdeling en ze patrouilleren in het geografisch meest uitgestrekte gebied van alle troepen – ruim twaalfduizend vierkante kilometer – waaronder de dunst bevolkte regio’s van de staat, gekenmerkt door grote afstanden en lange winters.’

‘Scheppen ze nou op, of klagen ze?’

Ze las verder: ‘Het patrouilleren in deze regio vereist een speciaal soort onafhankelijkheid en B-Troopers staan bekend om hun vermogen om elke situatie met minimum assistentie op te lossen.’

‘Met minimale assistentie, zullen ze bedoelen. Maar goed, betekent dit dat wij niet welkom zijn?’

‘Grote kans, als jij hun spelfouten blijft corrigeren.’ Ze ging verder met voorlezen. ‘Behalve de typische taken als het onderzoeken van ongelukken en misdaden, verkeerscontroles en grensoverschrijdingen tussen de VS en Canada, worden ze ook vaak te hulp geroepen bij het zoeken naar vermiste wandelaars, het evacueren van gewonde kampeerders, het redden van in een sneeuwstorm gestrande reizigers, het controleren van de vis- en jachtvergunningen en het oplossen van huiselijk geweld.’

‘Maar kunnen ze ook een straatdienst in de Bronx aan?’

Voordat ze een slim antwoord kon bedenken, kwam een lange, verweerd uitziende man in een grijs kostuum de lobby in en stelde zichzelf voor.

‘Hank Schaeffer.’ We gaven elkaar een hand en hij zei: ‘Ik wil u eerst even condoleren met rechercheur Muller. Ik heb begrepen dat u vrienden was?’

Ik antwoordde: ‘Ja, dat klopt.’

‘Nou… sorry.’

Hij leek verder niet veel te melden te hebben en het viel me op dat Schaeffer ons niet in zijn kantoor had ontvangen. Altijd maar weer dat gedoe over jurisdictie, pikorde enzovoort, maar Kate loste het keurig op door te zeggen: ‘Wij hebben instructies gekregen om u op alle mogelijke manieren te assisteren. Is er misschien iets wat wij kunnen doen?’

Hij deelde ons mee: ‘Jullie man Walsh in New York leek te denken dat jullie van deze zaak waren gehaald.’

Ik zei: ‘Bevelvoerend speciaal agent Walsh is daarop teruggekomen. Hij had u moeten bellen.’ De lul. ‘Dus misschien moet u hem even bellen, of u gelooft mij.’

‘Nou, dat zoeken jullie onder elkaar maar uit. Als jullie willen kan ik jullie door een agent naar het mortuarium laten brengen.’

Hij leek niet te weten dat we daar al geweest waren. Ik zei tegen hem: ‘Hoor eens, majoor, ik begrijp dat dit uw show is en dat u niet blij bent dat u met een dode federale agent bent opgezadeld, en u heeft waarschijnlijk al meer gehoord dan u lief is uit New York, Albany en mogelijk Washington. Wij zijn hier niet om uw leven nog gecompliceerder te maken – we zijn hier om u te helpen. En om informatie uit te wisselen.’ Ik voegde eraan toe: ‘Ik heb een dode vriend daar in dat mortuarium.’

Daar moest Schaeffer even over nadenken, maar toen zei hij: ‘U ziet eruit alsof u wel een kop koffie kunt gebruiken. Kom mee.’

We liepen door een lange gang en gingen een grote kantine binnen. Er zaten een stuk of tien mannen en vrouwen, deels in uniform, deels in hun burgerkloffie, en Schaeffer koos een tafeltje in de hoek uit.

We gingen zitten en hij zei: ‘Dit is onofficieel, gewoon openlijk, koffie, gastvrijheid, condoleances, en geen geheime agenda’s.’

‘Begrepen.’

Schaeffer leek een eerlijke man die vond dat gastvrijheid erbij hoorde, al was het maar om te kijken wat hij ervoor terugkreeg.

Ik kwam direct ter zake. ‘Het ziet eruit als een ongeluk, maar het riekt naar moord.’

Hij knikte even en vroeg: ‘Wie zou deze man willen doden?’

‘Ik denk aan Bain Madox. Kent u hem?’

Hij zag er oprecht geschokt uit en vroeg me toen: ‘Jawel… maar waarom –’

‘U weet dat rechercheur Muller hier was in verband met de Custer Hill Club?’

‘Ja. Daar kwam ik achter toen hij werd vermist en de Feds hulp nodig hadden om hem te vinden.’ Hij zei tegen ons allebei: ‘Het zou aardig zijn als ik dit soort zaken wat eerder te weten kwam. Gewoon een kwestie van wellevendheid. Dit valt tenslotte wel onder mijn jurisdictie.’

Ik antwoordde: ‘Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn.’

‘Nou zijn jullie natuurlijk niet de aangewezen personen om tegen te klagen, maar elke keer als ik met de FBI te maken krijg’ – hij keek even naar Kate en ging toen verder – ‘heb ik het gevoel dat ik aan het lijntje wordt gehouden.’

‘Precies. Dat gevoel heb ik ook altijd. U moet begrijpen dat ik ondanks mijn federale werkzaamheden in mijn hart nog steeds gewoon een politieman ben.’

‘Ja, maar ik moet u wel vertellen dat de samenwerking met de NYPD ook niet altijd een pretje is.’

Mijn loyale vrouw glimlachte en zei: ‘John en ik zijn trouwens met elkaar getrouwd, dus ik begrijp wat u bedoelt.’

Schaeffer glimlachte nu ook bijna. ‘Goed, vertel me dan maar eens wat Harry Muller verondersteld werd daar op die club te doen.’

Ik antwoordde: ‘Surveillance. Er was dit weekend een bijeenkomst en hij moest de gasten fotograferen en kentekens noteren.’

‘Waarom?’

‘Dat weet ik niet. Maar ik kan u wel vertellen dat Justitie is geïnteresseerd in de heer Madox en zijn vrienden. Heeft niemand u daar iets over verteld?’

‘Niet veel. Ik kreeg al die malligheid over nationale veiligheid over me heen.’

Malligheid? Was dat zoiets als ‘gelul’? Zou deze knaap soms ook niet vloeken? Ik maakte in gedachten een aantekening dat ik mijn taal moest kuisen. Ik zei: ‘De Feds zitten vol malligheid en ze zijn ook heel goed in mensen aan het lijntje houden, maar even onder ons, het zou inderdaad wel eens op de nationale veiligheid betrekking kunnen hebben.’

‘O ja? In welk opzicht?’

‘Ik heb geen idee. En om eerlijk te zijn, gaat het hier om wat we gevoelig materiaal noemen, en tenzij het echt noodzakelijk is dat u het weet, kan ik het u niet vertellen.’

Ik wist niet zeker of hij deze eerlijkheid wel apprecieerde, dus begon ik een beetje te slijmen en zei: ‘Ik begrijp heel goed dat uw mensen een enorm gebied moeten bestrijken – ik geloof wel zo’n twaalfduizend vierkante kilometer – en dat u heel wel op eigen benen kunt staan en dat u… minimum assistentie van buitenaf nodig heeft –’

Kate gaf me onder de tafel een schop terwijl ik verderging met mijn geslijm en besloot met: ‘Wij zijn hier om u te helpen, maar alleen als u hulp nodig heeft, wat volgens mij niet echt het geval is. Maar wij hebben wel uw hulp nodig, uw expertise, en uw middelen.’

Ik had indien nodig nog wel meer gelul voorradig, maar majoor Schaeffer leek in de gaten te hebben dat ik hem probeerde te paaien. Hij zei niettemin: ‘Oké. Koffie?’

‘Dat klinkt goed.’

Hij gebaarde dat wij moesten blijven zitten en stond op om koffie te gaan halen.

Kate zei tegen me: ‘Wat kun jij toch een onzin uitkramen.’

‘Dat is niet waar. Ik spreek vanuit mijn hart.’

‘Jij spreekt vanuit een brochure die ik je daarnet heb voorgelezen, en die je belachelijk maakte.’

‘O… heb ik het daar vandaan?’

Ze sloeg haar ogen ten hemel en zei toen: ‘Hij lijkt niet veel te weten, en als dat wel zo is, wil hij het niet met ons delen.’

‘Hij is gewoon een beetje geïrriteerd omdat de FBI geen open kaart speelt. En trouwens, hij vloekt niet, dus let een beetje op je woorden.’

Mijn woorden?’

‘Misschien dat hij niet vloekt in het bijzijn van vrouwen. Ik heb een idee – misschien is hij wat toeschietelijker als er geen vrouwelijke FBI-agente bij aanwezig is. Waarom trek je je niet even terug?’

‘Waarom trek jij je niet even terug?’

‘Kom op –’

Schaeffer kwam terug met de koffie en ging weer zitten.

Kate stond met enige tegenzin op en zei: ‘Ik moet wat mensen bellen. Ik ben over tien minuten terug.’ Ze vertrok.

Schaeffer schonk uit een stalen thermoskan twee porseleinen bekers koffie in. Hij zei tegen mij: ‘Oké, vertel me maar eens waarom u denkt dat Bain Madox, een respectabele burger met een miljard op de bank, en waarschijnlijk lid van de Republikeinse partij, een federale agent heeft vermoord.’

Ik kreeg het gevoel dat majoor Schaeffer mijn achterdocht niet deelde. ‘Nou ja, het is eigenlijk niet meer dan een ingeving.’

‘Is dat alles?’

Eigenlijk wel. ‘Ik baseer deze verdenking op het feit dat ik geloof dat Madox de laatste was die Harry in levenden lijve heeft gezien.’ Hij zei op droge toon: ‘En ik was de laatste die mijn schoonmoeder in levenden lijve heeft gezien alvorens ze uitgleed op het ijs en haar nek brak.’

Ik zou daar graag meer over weten, maar zei: ‘Ik ben rechercheur Moordzaken geweest en dan ontwikkel je een bepaald gevoel voor dergelijke dingen.’ Ik vertelde hem: ‘Kate en ik zijn naar de Custer Hill Club geweest en hebben met die meneer Madox gepraat.’

‘O ja? En?’

‘Het is een gladde prater. Heeft u hem wel eens ontmoet?’

‘Een paar keer. Ik ben zelfs een keer met hem op jacht geweest.’

‘Meent u dat?’

‘Hij wil graag een goede relatie met de staats- en lokale politie. Net als zoveel van die rijke mensen hier. Dat maakt hun leven wat gemakkelijker en veiliger.’

‘Juist. Maar deze knaap heeft zijn eigen leger.’

‘Ja. En hij huurt geen bijklussende of gepensioneerde agenten in, zoals de meeste rijken doen. Zijn mensen zijn niet van hier en het zijn geen voormalige agenten en dat is een beetje vreemd voor iemand die graag een goede band met de politie wil.’

Ik knikte en zei: ‘Die hele club lijkt me een beetje vreemd.’

‘Ja, dat is zo… maar ze geven ons geen problemen en ze houden alles binnenshuis. De plaatselijke politie krijgt een paar telefoontjes per jaar en dan gaat het om mensen, stropers vaak, die een gat in het hek hebben geknipt en het terrein op zijn gegaan. Maar Madox heeft nooit een aanklacht ingediend.’

‘Aardige man.’ Denkend aan Harry zei ik: ‘Misschien doodt hij mensen die dingen zien die ze niet mogen zien. Zijn er geen vermiste personen? Verdachte ongelukken?’

‘Zijn dit serieuze vragen?’

‘Ja.’

Hij overwoog zijn antwoord en zei: ‘Tja, er raken altijd wel mensen vermist en er zijn ook jachtongelukken die soms op iets anders lijken… maar niets wijst er op dat Madox of zijn club daar iets mee te maken heeft gehad. Maar ik zal het laten nakijken.’

‘Mooi.’ Ik vroeg: ‘Heeft u een huiszoekingsbevel voor de Custer Hill Club gekregen?’

‘Jawel.’

‘Laten we die dan gebruiken.’

‘Dat is niet mogelijk. Die volmacht betrof het zoeken naar een vermiste persoon. De vermiste persoon is buiten het betreffende terrein gevonden.’

‘Weet Madox dat ook?’

‘Hoe zou hij überhaupt van dat huiszoekingsbevel moeten weten? Of dat er mogelijk iemand op zijn terrein werd vermist?’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Ik stond op het punt hem om vrijwillige medewerking te vragen, maar toen kwam dat anonieme telefoontje binnen dat ons naar het lichaam leidde. Heeft u hem verteld over die vermiste persoon?’

‘Ja, dat heb ik, dus laten we dat huiszoekingsbevel uitvoeren.’ Majoor Schaeffer zei waarschuwend: ‘De vermiste persoon is teruggevonden, hoor.’

Ik dacht dat hij misschien gevoelig was voor mijn filosofie, dus zei ik: ‘De wet staat soms waarheid en gerechtigheid in de weg.’

‘Niet als ik het voor het zeggen heb, rechercheur.’ Hij voegde eraan toe: ‘Nu u hem over die vermiste persoon heeft verteld, zal ik iemand opdracht geven hem te bellen om te zeggen dat die persoon is gevonden.’

Ik was er nu zeker van dat deze knaap vroeger bij de padvinderij was geweest en ik wilde de verschillen tussen een agent uit New York en eentje van de staatspolitie niet al te zeer benadrukken, dus zei ik: ‘Goed, we moeten dus iets bedenken om een rechter zover te krijgen dat hij een nieuw huiszoekingsbevel afgeeft.’

‘Wat wij moeten, is een verband vinden tussen het lichaam dat is gevonden in het nationale park en de Custer Hill Club. Als we zo’n verband niet kunnen aantonen, kan ik de openbare aanklager niet vragen om naar de rechter te stappen voor een huiszoekingsbevel.’ Hij vroeg: ‘Heeft u enig bewijs dat rechercheur Muller daadwerkelijk op dat terrein is geweest?’

‘Eh… niet overtuigend –’

‘Nou, dan is er dus geen verband.’

‘Nou, we hebben dat anonieme telefoontje over het lichaam. Anoniem is verdacht. En bovendien is er sterk indirect bewijs dat Harry op dat terrein is geweest.’

‘Noem eens wat?’

‘Nou, het was bijvoorbeeld zijn opdracht.’ Ik stelde hem op de hoogte van het telefoontje van zaterdagochtend 07:48, het feit dat Harry in de nabijheid van het terrein was geweest, dat zijn camper wel verdacht ver van het terrein was teruggevonden en andere omstandigheden die ik een beetje aandikte.

Schaeffer luisterde en haalde toen zijn schouders op. ‘Dat is niet genoeg om Bain Madox onder verdenking te plaatsen en niet genoeg om een bevel tot huiszoeking te vragen.’

‘Denk er toch nog maar eens over na.’ Ik twijfelde er niet aan dat de FBI uiteindelijk wel toestemming zou krijgen om het terrein te betreden, maar dat zou wel eens te laat kunnen zijn. Het begon erop te lijken dat ik mezelf een Middernacht-volmacht moest verstrekken, oftewel inbreken en rondneuzen. Ik had dat al een tijdje niet gedaan en ik had er eigenlijk wel zin in, Madox’ privéleger, elektronische beveiliging en waakhonden even daargelaten.

Schaeffer vroeg: ‘Wat dacht u op die club aan te treffen?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Rechters houden niet van visexpedities. Bedenk iets waar u naar zou kunnen zoeken. Heeft u op dat terrein of in dat huis iets gezien waar ik mee naar de openbare aanklager kan?’

‘Ik zag meer beveiliging dan op de ranch van de president.’

‘Dat is niet illegaal.’

‘Nee. Goed… ik denk dat we dit nog wat verder moeten uitwerken.’ Ik opperde: ‘Waarom stuurt u er geen mensen heen om die club in de gaten te houden?’

‘Waar moet ik dan naar uitkijken?’

‘Mensen die komen en gaan, inclusief Madox.’ Ik voegde eraan toe: ‘Voor een surveillance heeft u geen permissie nodig – alleen verdenking.’

‘Bedankt voor de tip. Ja, nou ja, de enige verdenking die ik heb, is wat u me zojuist verteld hebt.’ Hij dacht even na en vroeg toen: ‘Wilt u dat we deze knaap schaduwen? Ik bedoel, wilt u een openlijke surveillance of een stiekeme surveillance?’

‘Stiekem. Drie bosarbeiders bijvoorbeeld, die de weg en de omgeving in de gaten houden.’

‘Oké… maar ik moet dat overleggen en coördineren met de politie hier, en ik moet erbij vertellen dat ik vermoed dat Madox vrienden op het bureau van de sheriff heeft.’

Ik kreeg zo langzamerhand het idee dat de heer Bain Madox, grootgrondbezitter, zijn tentakels tot in het achterland had, zoals ook al was gebleken uit Rudy’s telefoontje naar de Custer Hill Club. Ik vroeg aan Schaeffer: ‘Heeft Madox ook vrienden op dit kantoor?’ Hij antwoordde zonder aarzeling. ‘Niet onder mijn mensen.’

‘Mooi.’ Maar hoe kon hij dat weten? ‘Als u denkt dat iemand op het bureau van de sheriff intiem is met Madox, lijkt het mij dat u zonder gewetensbezwaar een surveillance kunt organiseren zonder de sheriff daarvan op de hoogte te stellen.’

‘Niets daarvan. Ik zal dit probleem samen met de sheriff moeten oplossen, en niet aan het probleem bijdragen.’

‘Daar heeft u volkomen gelijk in.’ Deze knaap leefde op een andere planeet. Majoor Schaeffer voerde het bevel over een schoon, strak georganiseerd schip, wat te loven was, maar wat me op dit moment wel heel slecht uitkwam. ‘We hebben die surveillance echt nodig.’

‘Ik zal zien wat ik kan doen.’

‘Fantastisch.’ Ik deelde hem, misschien wat aan de late kant, mee: ‘Kate en ik zijn in het mortuarium geweest voordat we hierheen kwamen.’

Hij leek verrast en vroeg: ‘Heeft u daar iets nieuws ontdekt?’

‘Ik heb met de lijkschouwer gesproken – dr. Gleason. U zou ook eens met haar moeten praten.’

‘Dat ben ik ook van plan. Maar ondertussen, wat heeft ze gezegd?’

‘Nou, het blijkt dat rechercheur Muller voor zijn dood onderworpen is geweest aan enige fysieke mishandeling.’

Hij verwerkte dat en vroeg toen: ‘Wat voor fysieke mishandeling?’

‘Ik ben geen lijkschouwer.’ Ik voegde er, niet helemaal naar waarheid, aan toe: ‘Ik was daar eigenlijk alleen om hem te identificeren en afscheid van hem te nemen.’

Hij knikte. ‘Ik zal haar vanavond nog bellen.’

Ik zei tegen hem: ‘Ze heeft naar wat lijkt tapijtvezels en hondenharen aangetroffen.’ Ik legde uit wat dr. Gleason precies had ontdekt en zei toen: ‘Als ze niet overeenkomen met de vloerbedekking in zijn camper, zouden ze misschien afkomstig kunnen zijn van een tapijt in de Custer Hill Club. Harry had geen hond.’

‘Oké. Als we een huiszoekingsbevel krijgen, zullen we dat uitzoeken.’ Majoor Schaeffer had langetermijnplannen voor wat, voor hem, een kort onderzoek zou worden, dus deelde ik hem mee: ‘Het zal er op deze manier op uitdraaien dat u deze zaak met de FBI moet delen, en die delen niet graag, en wat samenwerken betreft zijn ze ook niet al te sterk.’ Hij zei: ‘Moord, zelfs op een federale agent, is nog altijd een staatsmisdrijf, en geen federaal misdrijf.’

‘Dat weet ik, majoor. En er zal uiteindelijk wel een proces wegens moord plaatsvinden. Maar de FBI zal een aanslag op een federaal agent onderzoeken, en dat is wel een federaal misdrijf. Het nettoresultaat is hetzelfde – zij zullen zich overal mee bemoeien en dat gaat al heel snel gebeuren.’

‘Het is nog steeds mijn zaak,’ zei majoor Schaeffer.

‘Dat is waar.’ Dit had veel weg van de plaatselijke graaf die tegen het binnenvallende leger zegt dat ze van zijn land af moeten. Ik zei: ‘Zo zal dr. Gleason bijvoorbeeld niet de autopsie uitvoeren. Het lichaam zal worden overgebracht naar New York.’

‘Dat kunnen ze helemaal niet doen.’

‘Majoor, ze doen verdomme gewoon wat ze willen. Ze hebben twee magische woorden – nationale veiligheid. En als ze die magische woorden gebruiken, zijn de staats- en plaatselijke politie niet meer dan…’ Ik wilde zeggen ‘schoothondjes’, maar dat zou hem maar op stang jagen, dus zei ik: ‘Hulptroepen.’

Hij staarde me aan en zei: ‘We zullen zien.’

‘Oké. Nou, veel geluk dan maar.’

‘Wat is uw actuele bemoeienis met deze zaak?’ vroeg hij.

‘Ik heb zeven dagen om hem op te lossen.’

‘Hoe hebt u dat voor elkaar gekregen?’

‘Ik heb een weddenschap afgesloten met Tom Walsh.’

‘Wat is de inzet?’

‘Mijn baan.’

‘En uw vrouw?’

‘Nee, zij hoort niet bij de inzet.’

‘Ik bedoel, heeft zij ook haar baan als inzet?’

‘Nee, zij heeft een vaste baan bij de FBI. Zij zal minstens een meerdere moeten neerschieten voordat haar baan op het spel komt te staan.’

Hij dwong zichzelf te glimlachen. ‘Ik denk niet dat u deze zaak in zeven dagen gaat oplossen, tenzij er iemand zijn mond opendoet.’

‘Nee, waarschijnlijk niet. Heeft u nog mensen nodig?’

Hij glimlachte opnieuw en zei: ‘Ik ben bang dat u al iets te oud bent voor de staatspolitie. Maar de plaatselijke politie kan altijd wel wat ervaren krachten uit de grote stad gebruiken.’ Hij voegde eraan toe: ‘U zult het hier heerlijk vinden.’

‘O, dat weet ik wel zeker. Ik voel me nu al als herboren.’ Ik veranderde van onderwerp. ‘Waar bent u wezen jagen met Madox?’

‘Op zijn eigen terrein.’

‘Heeft u iets gezien?’

‘Ja, bomen. We verzamelden bij zijn huis. Aardig optrekje. En daarna gingen we op herten jagen. Zes man. Ik, hij, een van mijn brigadiers, en drie vriendjes van hem uit de stad.’ Hij voegde eraan toe: ‘De lunch gebruikten we in het bos, drankjes achteraf in het huis.’

‘Heeft u nog iets ongebruikelijks gezien?’

‘Nee. U wel?’

‘Nee,’ antwoordde ik, ‘behalve dan al die bewaking.’ Ik vroeg hem: ‘Heeft u het hek om het terrein gezien?’

‘Alleen maar een glimp. Er staan allemaal schijnwerpers langs, als bij een strafkamp, maar deze schijnwerpers werken op bewegingsdetectors. Madox heeft ook zijn eigen gsm-toren.’

‘Waarom?’

‘Hij is rijk.’

‘Juist. Wanneer was die jachtpartij?’

‘Twee seizoenen geleden.’

‘Twee jachtseizoenen geleden, bedoelt u?’

‘Ja. We hebben hier het jachtseizoen, het skiseizoen, het modder-, overstroming- en vliegenseizoen; en daarna het visseizoen.’

Toen ik uit de stad vertrok, was het opera- en balletseizoen. ‘Je hoeft je hier dus niet te vervelen.’

‘Nee, als je tenminste van het buitenleven houdt.’

‘Ik ben gek op het buitenleven. Even iets anders. Ik kreeg een plattegrond van de Custer Hill Club onder ogen en daarop zag ik wat bijgebouwen, een eindje bij het huis vandaan. Wat zijn dat voor gebouwen?’

Hij dacht even na en zei toen: ‘Nou, ik weet dat eentje daarvan een barak is. U weet wel, voor de bewakers. Er is ook een schuurachtig gebouw voor al zijn voertuigen. En dan is er nog het generatorgebouw.’

‘Een elektrische generator?’

‘Ja. Drie dieselgeneratoren.’

‘Waar is dat allemaal voor nodig?’

‘Je kunt hier bij sneeuwstormen algauw zonder elektriciteit komen te zitten. De meeste mensen hebben wel iets van een generator achter de hand.’

‘Juist. Hebt u deze generatoren gezien?’

‘Nee. Ze staan in een stenen gebouw.’ Hij voegde er ter verklaring aan toe: ‘De knaap in Potsdam die het noodaggregaat hier onderhoudt, doet dat ook voor de Custer Hill Club.’

Ik herinnerde me de zware kabels die ik aan de elektriciteitspalen op Madox’ terrein had gezien. ‘Waarom heeft dat huis zoveel stroom nodig?’

Hij dacht daar even over na en antwoordde: ‘Ik weet niet hoeveel stroom elke generator opwekt en ik neem aan dat een of twee ervan als back-up dienen voor als er eentje uitvalt. Maar u snijdt daar een interessant punt aan. Ik zal eens informeren hoeveel kilowatt die dingen opwekken.’

‘Oké.’

‘Wat denkt u er van?’

‘Eerlijk gezegd weet ik niet wat ik ervan moet denken.’ Maar die generatoren brachten me wel op een andere vraag. ‘Wat zijn de plaatselijke roddels over de Custer Hill Club?’

Hij keek me aan. ‘Doet u nu onderzoek naar deze moord, of pakt u de draad van uw vriend op?’

‘Het gaat me om de moord. Maar ik ben ook nieuwsgierig. En ik ben gek op roddels.’

‘Nou, we hebben de gebruikelijke roddels. Die lopen van wilde feesten, dronken orgieën tot een excentrieke miljardair die daar naar het groeien van zijn nagels zit te kijken.’

‘Juist. Komt Madox wel eens in de stad?’

‘Vrijwel nooit. Maar zo af en toe wordt Madox gesignaleerd in Saranac Lake of Lake Placid.’

‘Heeft iemand ooit de vroegere mevrouw Madox gezien?’

‘Dat weet ik niet. Ze is al heel lang uit beeld.’

‘Vriendin?’

‘Niet dat ik weet.’

‘Vriendjes?’

‘Hij maakte indruk op me als beschaafde heer, maar hij had ook zijn machokant. Wat denkt u zelf?’

‘Hetzelfde. Ik denk dat hij aan onze kant staat.’ Ik vroeg hem: ‘Weet u hoe vaak hij naar die club komt?’

‘Ik heb geen idee. Meestal wordt de staats- of lokale politie op de hoogte gesteld als de bewoners van een groot landhuis weer weg zijn, zodat de politie een oogje in het zeil kan houden – maar Madox heeft daar dag en nacht en zeven dagen per week bewakers rondlopen. Voor zover ik weet wordt dat huis nooit onbeheerd achtergelaten.’ Dat had ik al min of meer van Madox zelf begrepen, en nu werd het bevestigd. ‘Heeft iemand ooit gesuggereerd dat de Custer Hill Club iets anders was dan een besloten jacht- en visclub?’

Hij nam bedachtzaam een slok van zijn koffie en zei toen: ‘Nou, toen dat huis werd gebouwd, zo’n twintig jaar geleden – tien jaar voordat ik hierheen kwam – zijn er, naar ik heb vernomen, geen plaatselijke aannemers aangetrokken. En het gerucht ging dat degene die dat huis had laten neerzetten, ook een atoomvrije schuilkelder en zesendertig kilometer hekwerk had laten aanbrengen, wat ook zo is, en radioantennes en bewakingsapparatuur langs de grenzen van zijn terrein, wat ook waar is. En ik neem aan dat toen ook de dieselgeneratoren werden geïnstalleerd. Het gerucht ging dat er vreemde types kwamen en gingen, bestelwagens die midden in de nacht langskwamen, en meer van die zaken.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ik moet er wel bij vertellen dat de plattelandsbevolking tijd te over heeft, plus een grote fantasie. Maar iets van die verhalen klopte wel.’

‘Juist. En wat dachten de mensen hier dan dat zich daar afspeelde?’

‘Nou, ik heb dit alleen maar van horen zeggen… maar dat was gedurende de Koude Oorlog, dus veel mensen namen aan dat dit een geheime overheidslocatie was.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ik neem aan dat dit een logische veronderstelling was, gegeven de schaal van dit project en wat er in die tijd in de hoofden van de mensen speelde.’

‘Ja, dat zal wel. Maar heeft niemand het gevraagd?’

‘Voor zover ik begrijp was er niemand om het aan te vragen. Ze stelden zich daar nogal gereserveerd op. En het had niet veel uitgemaakt als iemand van het project ten stelligste had ontkend dat het iets met de overheid van doen had. De mensen hier zijn nogal patriottistisch, dus zolang zij maar dachten dat dit project iets van de overheid was, onderdrukten ze hun nieuwsgierigheid en bleven ze er weg.’

Ik knikte. Interessante observatie. Ik kon me voorstellen dat als je als miljardair naar veiligheid en privacy zoekt, je graag het idee verspreidt dat dit een overheidsproject was, vermomd als privéclub. Dat was net zo effectief als die zesendertig klometer hekwerk. Ik zei: ‘Maar nu begrijpt iedereen zo langzamerhand wel dat dit echt een privéclub is, neem ik aan.’

‘Er zijn nog steeds mensen die denken dat het iets van de regering is.’

Ik zag heel goed het voordeel voor Madox om deze geheimzinnigheid levend te houden.

Majoor Schaeffer ging verder. ‘Kijk, het is niet illegaal om je terrein te omheinen en van bewakingsapparatuur te voorzien, of om je eigen bewakers in te huren, of zelfs om er een Romeinse orgie te houden. Rijke mensen doen wel vreemdere dingen. Paranoia en excentriciteit zijn niet verboden.’

Ik zei tegen majoor Schaeffer: ‘Paranoia en excentriciteit hebben meestal wel een diepere reden.’

‘Daar ben ik het mee eens. Maar als Bain Madox is betrokken bij criminele activiteiten, dan weet ik daar niets van.’ Hij keek me strak aan. ‘Als u meer weet dan u me vertelt, dan is het nu misschien het juiste moment om me dat te vertellen.’

‘Het enige wat ik weet, is dat het iets met het manipuleren van olieprijzen te maken heeft.’

Hij dacht daar even over na en ik kon zien dat hij dezelfde moeite met dat soort onzin had als ik had gehad toen ik het van Walsh hoorde. ‘Dus,’ zei hij, ‘u denkt dat Bain Madox, een oliemiljardair, een federale agent heeft vermoord die een routinesurveillance deed naar arriverende gasten die mogelijk betrokken waren bij een samenzwering om de olieprijzen te manipuleren?’ Hij glimlachte minzaam. ‘Dat lijkt wat vergezocht, is het niet?’

‘Ja, nou ja, als u het zo stelt –’

‘Hoe zou ik het anders moeten stellen? En wat heeft dit met de nationale veiligheid te maken?’

Ik was blij dat zijn aandacht nu gewekt leek, maar ik was minder blij met zijn vraag. Deze knaap had honger en hij moest iets hebben om op te kauwen, maar ik was beslist niet van plan hem nucleaire brokjes te voeren, dus draaide ik er maar een beetje omheen. ‘Hoor eens, majoor, olie is meer dan zwart, kleverig spul. Ik bedoel, Bain Madox heeft nou niet bepaald een handeltje in garen en band. Als er olie in het spel is, is alles mogelijk, zelfs moord.’

Hij gaf geen antwoord, maar bleef me wel aankijken.

Ik zei: ‘Laten we ons concentreren op het moordonderzoek. Als we Madox daarbij kunnen betrekken, zouden we vanzelf op andere dingen kunnen stuiten.’

‘Oké. Verder nog iets? Ik moet zo langzamerhand aan de slag met al deze informatie.’

Ik keek op mijn horloge en zei: ‘Ik zou nu graag naar de plaats delict gaan.’

‘Het is te donker. Morgen neem ik u er mee naartoe.’

‘Kunnen we er geen lampen op zetten?’

‘Ik heb de plaats delict laten bewaken en er zijn daar geen mensen van de technische recherche, en er wordt ook geen regen of sneeuw voorspeld. Bel me hier om zeven uur morgenochtend en dan regelen we een bezoekje.’

‘Misschien even een snelle blik –’

‘U zult wat gas moeten terugnemen, rechercheur. Ga uit eten met uw vrouw. Heeft u al onderdak?’

‘Ja, Het Punt.’

‘U logeert in Het Punt?’

‘Eh… ja.’

‘Hebben jullie problemen om je budget op te krijgen, of zo? Het enige wat ik van Washington heb gekregen, waren een paar nieuwe radio’s en een explosievenhond met een allergie.’

Ik glimlachte. ‘Tja, ik neem aan dat terrorisme hier nog niet zo leeft.’

‘Het Arabische terrorisme misschien niet, maar we hebben hier wel wat idioten van eigen bodem.’

Ik gaf geen antwoord.

‘Is dat wat uw vriend hier uitspookte? Rechtse fanatici in de gaten houden?’

‘Dat kan ik niet zeggen.’

Schaeffer beschouwde dat als een ja en deelde me wat aan de late kant mee: ‘Ongeveer tien jaar geleden, toen ik hier net zat, hebben wat FBI-knapen hier na vraag gedaan naar Bain Madox.’

Dat was interessant. ‘Wat wilden ze precies weten?’

‘Ze zeiden dat ze wat achtergrondinformatie wilden omdat hij misschien in aanmerking kwam voor een baantje bij de overheid.’

Dat was het standaardgelul als je onderzoek deed naar iemands criminele activiteiten, maar het zou ook best waar kunnen zijn. In het geval van de heer Bain Madox kon ik nog wel geloven dat hij in de picture was voor een overheidsfunctie, en ik kon al net zo gemakkelijk geloven dat ze hem verdachten van criminele activiteiten. Een en ander sloot elkaar niet per se uit, dezer dagen. Ik vroeg aan Schaeffer: ‘Heeft hij de baan gekregen?’

‘Niet dat ik weet. Ik denk dat ze iets anders in gedachten hadden.’ Hij vroeg: ‘Dus waar is die kerel mee bezig?’

‘Ik denk dat hij hengelt naar een baan als presidentieel afgevaardige voor de VN-commissie betreffende de opwarming van de aarde.’

‘Is hij voor of tegen?’

Ik glimlachte beleefd en zei: ‘Wat goed is voor Bain Madox, is goed voor onze planeet.’

Majoor Schaeffer kwam overeind en opperde: ‘Laten we uw vrouw maar gaan opzoeken.’

Ik stond ook op en we verlieten de kantine en liepen naar de lobby. Ik kreeg een inval en vroeg hem: ‘Wat betreft die geruchten, heeft ooit iemand precies gezegd wat voor geheime overheidsvoorziening daar gebouwd werd?’

‘Zijn we terug bij de Custer Hill Club?’

‘Ja, even nog.’

‘En dit zal het moordonderzoek verder helpen?’

‘Misschien. Dat weet je maar nooit.’

Hij besloot toch maar antwoord te geven. ‘Nou, er gingen allerlei wilde geruchten over wat de overheid daar aan het bouwen was.’

‘Zoals wat?’

‘Eh, even denken – een survivaltrainingskamp, een pand van de geheime dienst, een raketsilo, en een afluisterdienst.’ Hij voegde eraan toe: ‘Dat laatste natuurlijk vanwege al die antennes en elektronica.’

‘Heeft u hier veel last van elektronische storingen?’

‘Nee, nog geen piepje. Ik denk dat die elektronica is uitgeschakeld of nooit gebruikt, of ze zitten op een frequentie die wij niet kunnen oppikken.’

Ik vroeg me af of de National Security Agency ooit een elektronische scan van de Custer Hill Club had uitgevoerd. Dat zou je wel verwachten als het ministerie van Justitie verdenkingen koesterde.

Kate zat in de hal te praten in haar gsm en voordat we bij haar waren, zei Schaeffer: ‘Ik herinner me nu dat er hier een oud-marineman woonde die aan iedereen rondbazuinde dat hij wel wist wat er in die Custer Hill Club gebeurde, maar dat hij dat niet mocht vertellen.’

Dat klonk als malligheid, maar ik vroeg: ‘Herinnert u zich de naam van die kerel nog?’

‘Nee, maar ik zal proberen erachter te komen. Iemand zal het zich nog wel herinneren.’

‘Laat het me weten.’

‘Ja, doe ik. Ik geloof trouwens dat hij Fred heette. Ja, Fred. En hij zei dat wat zich daar afspeelde te maken had met onderzeeërs.’

‘Onderzeeërs? Hoe diep zijn die meren hier eigenlijk?’

‘Ik vertel u alleen maar wat me te binnen schiet. Het lijkt mij meer een geval van een ouwe zeebonk die stoer wil doen.’

Kate had haar gesprek beëindigd en kwam overeind. ‘Sorry, maar ik zat op dat telefoontje te wachten.’

Er waren nog meer mensen in de hal, inclusief de wachtcommandant, dus zei Schaeffer voor de vorm: ‘Nogmaals sorry voor rechercheur Muller. Ik kan u verzekeren dat wij al het mogelijke zullen doen om deze tragedie tot op de bodem uit te zoeken.’

‘Dat waarderen we zeer,’ zei ik. ‘En bedankt voor de koffie.’

‘Heeft u misschien een routebeschrijving naar Het Punt nodig?’

‘Dat is misschien wel handig, ja.’

Hij vertelde hoe we moesten rijden en vroeg: ‘Hoe lang blijft u daar?’

‘Totdat we ontslagen zijn.’

‘Dat kan nooit lang duren, met duizend dollar per nacht.’ Hij bood aan: ‘Als u nog iets over de omgeving wilt weten, vraag het dan.’

‘Nu u het zegt… heeft u hier problemen met beren?’

Kate sloeg haar ogen ten hemel.

Majoor Schaeffer deelde me mede: ‘De Adirondack-regio herbergt de grootste populatie zwarte beren in het oosten. Het is heel waarschijnlijk dat u in de bossen een beer zult tegenkomen.’

‘O ja? En wat dan?’

‘Zwarte beren zijn niet bovenmatig agressief. Maar ze zijn wel nieuwsgierig, en intelligent, en het kan zijn dat ze op u afkomen.’ Hij voegde eraan toe: ‘Het probleem is dat beren mensen associëren met voedsel.’

‘Ja, dat geloof ik graag. Ze eten je op.’

‘Ik bedoel dat mensen – kampeerders en trekkers – voedsel bij zich dragen en de beren weten dat. Maar ze eten liever je lunch op dan jou zelf. En kom niet in de buurt van hun jongen. De vrouwtjes zijn heel beschermend ten opzichte van hun jongen.’

‘Hoe weet ik of ik in de buurt van hun jongen ben?’

‘Dat merkt u vanzelf. En verder zijn beren heel actief na vijf uur ’s middags.’

‘Hoe weten ze wanneer het vijf uur is?’

‘Dat weet ik niet. Neem na vijf uur in ieder geval extra voorzorgsmaatregelen. Dan beginnen ze namelijk met foerageren.’

‘Fijn. De vraag is: kun je met een 9mm Glock een beer van je afhouden.’

‘Nooit op beren schieten, rechercheur.’ Majoor Schaeffer merkte op: ‘U bent hun territorium binnengedrongen. Wees aardig tegen beren. Geniet ervan.’

Kate zei: ‘Uitstekend advies.’

Ik dacht er anders over.

Schaeffer besloot zijn berenpraatje met: ‘Ik heb al in geen jaren met een fatale aanval van beren te maken gehad – alleen wat berenbeten.’

‘Moet me dat geruststellen?’

Schaeffer zei: ‘Er ligt een brochure over beren op dat tafeltje daar. Die zou u misschien eens moeten lezen.’

Als die stomme beren zo intelligent en nieuwsgierig waren, zouden zij hem ook moeten lezen.

Kate vond de brochure en gaf majoor Schaeffer toen haar visitekaartje. ‘Dat is mijn mobiele nummer.’

We schudden elkaar allemaal de hand en Kate en ik verlieten het gebouw en liepen over de verlichte parkeerplaats.

Kate zei tegen mij: ‘En nu wil ik geen woord meer over die beren horen. Nooit meer.’

‘Lees nou maar gewoon die brochure.’

‘Die kun jij beter lezen.’ Ze stopte hem in mijn zak. ‘Had Schaeffer nog iets interessants te melden?’

‘Ja… de Custer Hill Club is een geheime onderzeebootbasis.’

Onderzeeboot? Heeft Schaeffer dat echt gezegd?’

‘Nee, dat heeft Fred gezegd.’

‘Wie is Fred?’

‘Dat weet ik niet. Maar Fred weet meer dan wij.’