7

Harry Muller zat geblinddoekt, zijn enkels geboeid, in wat als een comfortabele leren stoel aanvoelde. Hij rook brandend hout en sigarettenrook.

Hij kon mensen op gedempte toon horen praten en hij meende ook Bain Madox’ stem te horen.

Iemand schoof de blinddoek omlaag naar zijn hals en toen zijn ogen zich wat hadden aangepast aan het licht, zag hij dat hij aan het uiteinde van een lange grenen tafel zat. Er zaten nog vijf andere mannen aan de tafel: twee aan elke kant en aan het hoofd van de tafel, tegenover hem, zat Bain Madox. De mannen spraken met elkaar alsof hij er niet was.

Elke man had een notitieblok voor zich, enkele pennen, een flesje water en een koffiebeker. Harry zag dat Madox een toetsenbord voor zich had staan.

Hij keek het vertrek rond, dat veel weg had van een bibliotheek of rookkamer. De open haard bevond zich links van hem, geflankeerd door twee ramen waarvoor de gordijnen waren dichtgetrokken zodat hij niet naar buiten kon kijken, maar van zijn geblinddoekte wandeling vanuit de cel wist hij dat hij zich op de begane grond bevond.

Naast de deur stond Carl met nog een andere bewaker. Ze droegen geholsterde pistolen, maar hadden geen stroomstok bij zich.

Hij zag nu ook de enorme, zwarte leren koffer die rechtop in het midden van de kamer stond. Het was een oude koffer en hij zat vastgebonden op een onderstel met wieltjes.

Bain Madox leek hem voor het eerst op te merken en zei: ‘Welkom, meneer Muller. Koffie? Thee?’

Harry schudde zijn hoofd.

Madox zei tegen de andere vier mannen: ‘Heren, dit is de man over wie ik jullie vertelde – rechercheur Harry Muller, NYPD, met pensioen, werkt momenteel voor de federale Anti-Terrorist Task Force. Maak alstublieft dat hij zich een beetje op zijn gemak voelt.’

Iedereen gaf met een knikje de aanwezigheid van hun gast te kennen. Harry dacht dat hij twee van die knapen eerder had gezien. Madox ging verder: ‘Zoals u weet, heren, hebben we enkele vrienden bij de Task Force, maar kennelijk is niemand van hen ervan op de hoogte dat meneer Muller vandaag zou langskomen.’

Een van de mannen zei: ‘Een aandachtspuntje, lijkt me.’

De anderen knikten eensgezind.

Harry probeerde door dit gewauwel heen te kijken en zijn overtuiging te sterken dat het hier om een misschien wat ver doorgevoerde test ging. Maar ergens in zijn achterhoofd begon de hoop te verflauwen, hoezeer hij zich er ook aan vastklampte.

Madox maakte een gebaar naar de bewakers, die daarop de kamer verlieten.

Harry keek naar de mannen aan tafel. Twee waren ongeveer van Madox’ leeftijd, eentje was ouder en degene rechts van hem was jonger dan de rest. Ze droegen allemaal een blauwe blazer en een ruitjeshemd als dat van Madox, alsof dat voor vandaag hun uniform was.

Harry concentreerde zich op de twee mannen die hem bekend voorkwamen; hij wist zeker dat hij ze op tv of in de kranten gezien had.

Madox volgde Harry’s blik en zei: ‘Mijn verontschuldigingen dat ik mijn Uitvoerend Comité niet even aan u heb voorgesteld –’

Een van de mannen onderbrak hem. ‘Bain, namen zijn niet nodig.’ Madox antwoordde: ‘Ik denk dat de heer Muller toch wel sommigen van jullie herkent.’

Niemand gaf antwoord, behalve Harry: ‘Ik hoef geen namen te hebben –’

‘Jawel, die moet u wel hebben,’ zei Madox. ‘Anders weet u niet in welk illuster gezelschap u zich bevindt.’ Madox knikte naar de man direct rechts van hem – de oudste persoon in het vertrek en degene die bezwaar had gemaakt. ‘Harry, dit is Paul Dunn, adviseur van de president inzake kwesties van nationale veiligheid en tevens lid van de Nationale Veiligheidsraad. Je zult hem misschien al herkend hebben.’ Madox wendde zich tot de persoon naast Dunn, dichter bij Harry, en zei: ‘Dit is generaal James Hawkins, United States Air Force en lid van de verenigde chefs van staven. Die je ook zou kunnen kennen, hoewel Jim zo min mogelijk op de voorgrond treedt.’

Madox gebaarde naar de man links van hem. ‘Dit is Edward Wolffer, de onderminister van Defensie, die graag in de schijnwerpers staat. Ga nooit tussen Ed en een nieuwscamera staan, want dan kun je een dreun verwachten.’ Madox glimlachte, maar hij was de enige. Madox voegde eraan toe: ‘Ed en ik zijn van dezelfde lichting op de officiersopleiding van de infanterie, Fort Benning, Georgia. We zijn allebei in april 1967 afgestudeerd. We hebben samen in Vietnam gediend. Hij heeft sinds die tijd nogal furore gemaakt, politiek gezien, terwijl ik ondertussen heel veel geld heb verdiend.’

Wolffer glimlachte niet om wat volgens Harry zo langzamerhand een heel oude grap moest zijn.

Madox praatte verder. ‘En rechts van jou, Harry, zit Scott Landsdale van de Central Intelligence Agency, die beslist niet van camera’s houdt en die tevens de verbindingsman van de CIA voor het Witte Huis is.’

Harry keek even naar Landsdale. Hij leek wat verwaand en arrogant, net als de meeste CIA-mensen met wie Harry tot zijn ongenoegen had moeten samenwerken.

Madox zei: ‘Dit is het Uitvoerend Comité van de Custer Hill Club. De rest van onze leden – ongeveer een tiental mannen dit weekend – is aan het wandelen of op vogeljacht, wat je hopelijk niet al te veel tegen de borst stuit.’ Hij legde aan de andere mannen uit: ‘Meneer Muller is een vogelaar.’

Harry wilde zeggen ‘Val dood’, maar hield zijn mond. Hij begreep nu dat de kerels in deze kamer niet vanuit Washington hierheen waren gekomen om te testen of Harry aan een grotere en betere klus toe was.

Madox zei tegen Harry: ‘Dit lange weekend was eigenlijk gewoon bedoeld om wat wereldproblemen door te nemen, informatie uit te wisselen en van elkaars gezelschap te genieten. Maar jouw aanwezigheid hier heeft me genoodzaakt om deze spoedvergadering van het Uitvoerend Comité bijeen te roepen. Ik weet dat dit je op dit moment nog niets zegt, maar dat komt nog wel.’

Harry zei: ‘Ik wil dit allemaal niet horen.’

‘Ik dacht dat je een rechercheur was.’ Hij keek Harry strak aan en zei: ‘Ik heb mijn tijd gebruikt om jou na te trekken bij onze vrienden binnen de ATTF en je lijkt te zijn wie je zegt dat je bent.’

Harry gaf geen antwoord, maar hij vroeg zich af wie Madox’ vrienden binnen de ATTF waren.

Meneer Madox deelde mee: ‘Als je een agent van de FBI was geweest, of van de CIA, hadden we ons veel grotere zorgen gemaakt.’

Scott Landsdale, de CIA-man, zei: ‘Bain, ik kan je verzekeren dat meneer Muller geen CIA-agent is.’

Madox glimlachte. ‘Nou ja, jij zal het wel weten.’

Landsdale sprak gewoon verder. ‘En ik ben er behoorlijk zeker van dat meneer Muller ook niet van de FBI is. Hij is wat hij lijkt – een gewone agent die voor de FBI een surveillance doet.’

‘Bedankt voor je bevestiging,’ zei Madox.

‘Niets te danken. En nu wil ik ook enige bevestiging, Bain. Je was niet erg duidelijk over wanneer meneer Muller als vermist zal worden beschouwd.’

Madox antwoordde: ‘Vraag het meneer Muller. Hij zit naast je.’ Landsdale wendde zich tot Harry. ‘Wanneer beginnen ze zich af te vragen waar u uithangt? En geen leugens alstublieft. Ik weet hoe ze werken bij 26 Fed. En wat ik niet weet, kan ik achterhalen.’

Harry dacht na. Een typische CIA-klootzak. Die pretenderen altijd meer te weten dan ze echt weten. Harry antwoordde: ‘Nou, probeer dat dan zelf maar te achterhalen.’

Landsdale ging verder zonder er op te reageren, als een door de wol geverfde ondervrager. ‘Zal iemand u bellen?’

‘Hoe moet ik dat weten? Ik ben geen helderziende.’

Madox kwam ertussen. ‘Ik controleer zo om het halfuur zijn gsm en pieper. De enige boodschap is van ene Lori. Dat is zijn vriendin. Ik stuur haar later nog wel een sms’je met meneer Mullers gsm.’ Landsdale knikte. ‘God verhoede dat iemand van de Task Force hun lange weekend verpest.’ Hij vroeg aan Harry: ‘Wanneer wordt u verwacht terug te keren naar 26 Fed?’

‘Als ik daar arriveer.’

‘Wie heeft u uw opdracht gegeven? Walsh of Paresi?’

Harry vond dat deze knaap wel erg veel van de Task Force wist. Hij antwoordde: ‘Ik krijg mijn orders via een geluidsbandje dat zichzelf vernietigt.’

‘Ik ook. En wat stond er op dat bandje?’

‘Dat heb ik al verteld. IRA surveillance.’

‘Dit schiet niet op,’ zei Landsdale tegen de anderen. ‘Meneer Mullers opdracht kwam waarschijnlijk uit Washington en het is in het spionagewereldje van oudsher gebruik om niemand meer te vertellen dan men vindt dat hij moet weten. Dat was helaas ook een van de redenen dat 9/11 kon gebeuren. Er is een en ander veranderd, maar oude gewoontes zijn moeilijk af te leren en soms zijn het ook geen slechte gewoontes. Meneer Muller bijvoorbeeld kan ons niet vertellen wat hij niet weet.’ Hij voegde eraan toe: ‘Ik ben er vrij zeker van dat we ons de komende achtenveertig uur geen zorgen hoeven te maken. Zijn vriendin zal hem waarschijnlijk veel eerder missen dan zijn meerderen.’ Hij richtte zich weer tot Harry. ‘Heeft zij banden met de politie of de inlichtingendiensten?’

‘Ja. Ze is een CIA-agent. Voormalig prostituee.’

Landsdale lachte. ‘Dan ken ik haar geloof ik.’

Madox zei: ‘Bedankt, Scott, voor je bijdrage.’ Hij zei tegen Harry: ‘Jouw bezoek hier, zelfs als laag ingeschaalde surveillanceagent, heeft ons enige zorgen gebaard.’

Harry gaf geen antwoord, maar keek naar de andere mannen, die inderdaad ergens mee leken te zitten.

Madox ging verder. ‘Maar misschien dat dit toch nog iets positiefs oplevert. We zijn al lange tijd bezig met het plannen van Project Groen en ik ben bang dat de planning tot uitstel heeft geleid. Dat gebeurt wel vaker als er een zwaarwegende beslissing moet worden genomen.’ Hij keek zijn Uitvoerend Comité aan, waarvan er twee knikten en twee zich leken te ergeren.

Madox ging verder. ‘Harry, ik denk dat jouw lichamelijke aanwezigheid in dit vertrek ons er weer eens aan doet herinneren dat er groeperingen binnen de overheid zijn die wat al te nieuwsgierig zijn naar wie wij zijn en wat wij doen. Ik denk dat de tijd begint te dringen.’ Hij keek naar de andere vier mannen, die bijna met tegenzin knikten.

Madox zei: ‘Dus, heren, als u er verder geen bezwaar tegen heeft, blijft meneer Muller in ons midden, zodat we een oogje op hem kunnen houden.’ Hij keek Harry aan. ‘Ik wil u nog eens heel duidelijk maken dat hoewel u hier wordt vastgehouden, u geen kwaad zal worden gedaan. We moeten u gewoon hier houden totdat Project Groen begint. Misschien twee of drie dagen. Begrepen?’

Harry Muller begreep dat hij binnen twee of drie dagen dood kon zijn. Maar toch, als hij zo eens naar deze mannen keek, die vanuit zijn oogpunt als politieman geen moordenaarstypes waren, zou Madox ook wel eens de waarheid kunnen vertellen. Hij kon niet geloven – of zichzelf doen geloven – dat kerels als deze hier hem zo maar zouden vermoorden. Hij keek nog eens naar Landsdale, die er eigenlijk als enige in het vertrek uitzag alsof hij wel eens gevaarlijk kon zijn.

‘Meneer Muller? Begrijpt u wat ik zeg?’

Harry knikte. ‘Ja hoor.’

‘Mooi. Laat u niet meevoeren door uw verbeelding. Wat u de komende paar uur te horen krijgt, zal sowieso uw verbeeldingskracht te boven gaan.’

Harry keek naar Madox, die nog steeds heel kalm en gewiekst overkwam, maar Harry kon zien dat hij toch wat opgewonden was en zich ergens zorgen over maakte.

Harry bekeek de vier andere mannen nog eens en dacht bij zichzelf dat hij nog nooit zulke machtige mannen zo bezorgd had gezien. De oudere man, Dunn, de adviseur van de president, zag bleek en Harry zag dat Dunns handen trilden. Hawkins, de generaal, en Wolffer, de man van Defensie, keken behoorlijk grimmig. Alleen Landsdale leek ontspannen, maar Harry kon zien dat dit maar een pose was.

Wat hier ook gaande was, dacht Harry, het was maar al te reëel en het was iets wat al deze knapen zo ongeveer in hun broek deed schijten. Harry putte wat troost uit het feit dat hij niet de enige in dit vertrek was die het in zijn broek deed.