9
Toen kapitein Dave Levin op de 15 meter lange commandobrug kwam, stond er naast de kwartiermeester een officier met de strepen van eerste stuurman. Hij was groot zonder bepaald lang te zijn en hij luisterde zonder al te veel belangstelling naar de uitleg van de kwartiermeester. Ze draaiden zich gelijktijdig om, maar voor een van beiden zijn mond kon openen zei de kapitein streng: ‘Ik had u eerder verwacht, mister O'Kyle.’
Colin O'Kyle maakte een verontschuldigend gebaar. ‘Ik moest pas om 15.00 uur aan boord zijn, sir.’
Zijn stem klonk beleefd en toch was er iets in z'n houding wat bij de kapitein ergernis opwekte.
‘Geen reden om me op u te laten wachten,’ merkte hij bits op, hoewel hijzelf nog niet zo heel lang aan boord was. De eerste stuurman trok een verongelijkt gezicht.
De kapitein vroeg: ‘Hebt u al met een schip van de Blue Riband-klas gevaren?’
O'Kyle schudde van nee.
‘Dan is het de hoogste tijd om u op de hoogte te brengen van al z'n mogelijkheden, nietwaar?’ zei Dave Levin nu iets minder uit de hoogte. Hij wees op een ladekast naast de kaarttafel. ‘Daarin vindt u drie ordners met al de specificaties van het schip. U weet natuurlijk dat het een roropassagiers/voertuigen-veerboot met drie verstelbare schroeven is,’ zei hij schoolvossig, ‘en 7951 ton meet. Dat is wel wat meer dan u gewoon was op de lonic, nietwaar?’ Hij glimlachte neerbuigend. ‘We hebben drie Suizer machines, die elk maximaal 9000 paardenkracht kunnen ontwikkelen.’ Hij sprak uitvoerig over boegschroeven en aanlegmanoeuvres.
O'Kyle luisterde met een verveeld gezicht. Hij had de technische beschrijving van het schip aan wal al doorgenomen.
‘Het instructieboek heb ik al gelezen, sir,’ zei hij, min of meer beleefd. ‘Daarin staan al z'n gaven. Maar niet z'n gebreken.’
De kapitein vervolgde z'n monoloog alsof hij de opmerking niet had gehoord.
‘De Messenger wordt hoofdzakelijk gemanoeuvreerd door de combinators* te gebruiken,’ zei hij en legde z'n pet op het navigatiepaneel. ‘Daarmee bedienen we de machines vanaf de brug, maar zo nodig kan dat ook gebeuren vanuit de machinekamer. Het is heel eenvoudig. Alsof men met een auto rijdt met automatische versnellingsbak. Alleen hebben we meer posities. Op stand 4 zou de snelheid ongeveer 10 tot 12 knopen moeten zijn en bij stand 6 moeten we 15 tot 16 knopen halen. Bij de hoogste stand varen we zonder moeite 22 knopen.’
O'Kyle keek hem ongelovig aan. ‘Ik heb gisteravond in een bar in Folkestone met de kapitein van de Spirit of Freedom een borrel gedronken,’ zei hij voorzichtig. ‘Die zegt dat op stand 6 het schip op zijn minst 18 knopen vaart.’
De vele rimpels in het hoge voorhoofd van kapitein Levin werden dieper.
‘Alle schepen zijn verschillend,’ weerlegde hij, ‘zelfs al zijn het zusterschepen.’ Hij keek z'n nieuwe stuurman met half dichtgeknepen ogen aan. ‘En ik wil u meteen op het hart drukken dat het oordeel van anderen over mijn schip van geen tel is.’
‘Zeker, sir,’ antwoordde O'Kyle koeltjes, ‘maar stel dat men toch meer dan 16 knopen vaart…’
‘Wat zou dat?’ Levin haalde een slangenleren sigarenetui uit z'n binnenzak en overwoog de keus tussen twee soorten sigaren. ‘Bestaat het gevaar dan niet dat het water over de boegspade* komt?’
De kapitein nam een manilla uit het etui en knipte met veel zorg een punt af met een gouden sigarenknippertje. ‘Het is de taak van de tweede om een oog op de spade te houden en me te waarschuwen als dat gebeurt,’ zei hij onverschillig. ‘Trouwens, de waterdichte boegdeuren verdragen wel wat.’
‘Volgens de kapitein van de Spirit…’
‘Een ogenblikje,’ zei Levin. Hij hield het uiteinde van de sigaar boven het vlammetje van z'n aansteker en controleerde zorgvuldig of de sigaar gelijkmatig randde.
‘Luister Chief,’ zei hij toen tussen twee kleine proeftrekjes door, ‘de kanaalveerboten maken dagelijks honderden overtochten en doorkruisen daarbij de drukst bevaren zeewegen ter wereld. Door de Straat van Dover komen alleen al 300 schepen per dag. Dat is een riskante onderneming en we doen het snel en met succes. Weet je waarom?’ Zelfgenoegzaam blies hij een rookwolkje in de richting van O'Kyle. ‘We doen het al honderden jaren op de geëigende manier. Zonder formele checklijsten of opgelegde controlesystemen zoals door de luchtmatrassenkapiteins van de hovercrafts worden gebruikt.’ Hij lachte aanmatigend. ‘Bij ons zit het allemaal in het geheugen en zelfs de ongevallen lopen voor 99,99 percent goed af’
‘Blijft toch maar de nul-punt-nul-één-situatie bestaan waarin alles fout loopt,’ merkte O'Kyle somber op. ‘De wet van Murphy, weet u wel. Als iets verkeerd kan gaan, zal het onvermijdelijk op een keer gebeuren.’
‘Niet als u uw werk doet zoals het hoort,’ zei de kapitein, ‘en daarmee bedoel ik evengoed uw gedrag aan wal. Als u begrijpt wat ik bedoel.’
‘O'Kyle keek verbaasd: ‘Ik geloof niet dat ik weet…’
‘De tweede stuurman,’ zei de kapitein, ‘aan boord van dit schip is toevallig Richard Palmer. En hij haat u als de pest omdat u het niet kon laten met z'n vrouw te stoeien.’
O'Kyle haalde diep adem. Het viel hem op dat het een trekje was van kapitein Levin om z'n rechteroog voortdurend half dicht te knijpen.
‘Neem me niet kwalijk, kapitein,’ zei hij kil, ‘maar u verlangt toch niet van me dat ik u iedere keer permissie kom vragen voor ik met een vrouw ga slapen. En voor zover ik weet, is Winnie niet eens met Palmer getrouwd.’
De kapitein verstijfde en even leek het erop dat hij aan een woede-uitbarsting toe was, maar toen liet hij het andere ooglid ook wat zakken en maakte een onverschillig gebaar.
‘Ik heb u gewaarschuwd. Als jullie elkaar zo nodig in mootjes willen hakken, doe het dan tenminste aan wal.’
Hij draaide hem de rug toe en zei tot de kwartiermeester: ‘Maak met mister O'Kyle een rondgang door het schip en toon hem alles wat hij moet weten. En stel hem voor aan de rest van de bemanning.’
Een bevaren matroos kwam de stuurhut binnen en groette. ‘Sir, superintendent Jones is zopas aan boord gekomen.’
‘Kapitein Jones? Goed. Breng hem naar m'n kajuit.’ Met een korte hoofdknik naar de twee anderen verliet de kapitein de brug.
De kwartiermeester grinnikte. ‘Laat het u geen zorg zijn, mister O'Kyle. Het disciplinaire optreden van de ouwe beperkt zich gewoonlijk tot een openingsrede. Voor de rest maken we slagzij zoveel we willen.’
‘Slagzij? Bedoel je drinken tijdens de dienst?’
‘Precies, sir. De officieren moeten 12 uur werken en zijn dan ten minste 24 uur vrij. Maar de bemanning blijft 24 uur aan boord en daarna 48 uur aan wal. De oversteek naar Zeebrugge duurt 4 1/2 uur en dan hebben we niet zoveel om handen. Dus drinken we al eens een borrel om de tijd te doden.’
Ze verlieten de stuurhut en klommen de trap op naar het A-dek.
‘Het schip heeft acht dekken,’ vertelde de kwartiermeester, ‘het hoogste is het A-dek. Daar hebben we de accommodaties voor de officieren en de radiohut. De laatste natuurlijk dicht bij de stuurhut.’ Hij opende een deur. ‘Dit is uw kajuit,’ zei hij. Het was een ruime hut met een zithoekje en een klein bureautje. De afzonderlijke badkamer was bijna zo groot als het verblijf waarover O'Kyle op de lonic beschikt had.
‘De messroom van de officieren en onderofficieren is aan bakboord van het B-dek,’ lichtte de kwartiermeester toe, ‘en aan stuurboord vindt U de verblijven en de messroom van het scheepspersoneel. De bemanning zelf huist lager, op het F-dek.’
Naast elkaar liepen ze de trappen af naar een lager gelegen dek. ‘We hebben vooraan, midscheeps en achteraan trappen die van het G-dek tot het A-dek reiken, zowel aan stuur- als aan bakboordzijde. Alleen vooraan kan men naar het H-dek afdalen om de machinekamers te bereiken.’
Intussen waren ze afgedaald tot op het C-dek, dat zich over de gehele breedte uitstrekte. Daar bevonden zich de passagiersaccommodaties met salons, bars, zelfbedieningsrestaurants, taxfree- en giftshops.
‘Wie is de tweede Chief Officer?’ vroeg O'Kyle.
De kwartiermeester bleef bij een krantenkiosk staan en bestudeerde een krantenkop. ‘De overtocht Dover-Zeebrugge wordt vanaf vandaag slechts met één eerste stuurman gevaren,’ zei hij.
‘Hoe kan dat nou? Slechts twee dekofficieren buiten de kapitein? De tweede stuurman kan toch geen toezicht houden op het sluiten van de boegdeuren terwijl hij op de achterplecht zorgt voor het losgooien en het vrijkomen van de schroef? Zelf moet ik naar de brug zodra harbour stations wordt omgeroepen.’
De kwartiermeester keek over z'n schouder en grinnikte een beetje. ‘Daarom hoeven we nog niet overstag te gaan. Er is ook nog een bemanning van tachtig koppen. Allemaal present.’
De eerste stuurman dacht erover na. ‘Misschien wel,’ zei hij, ‘maar met deze dienstregeling hebben de officieren niet altijd dezelfde bemanning. Zoiets zal de uniformiteit ook wel niet ten goede komen.’
Ze klosten samen de ijzeren trappen af naar de buik van het schip, het H-dek onder de waterlijn. ‘We hebben hier dertien waterdichte schotten met negen waterdichte deuren,’ verklaarde de kwartiermeester. Hij wees naar een plan dat aan de wand hing. ‘De gekleurde delen zijn de tanks voor brandstof, ballast en vers water.’
Ze liepen zwijgend door een labyrint van smalle gangetjes, langs rommelige voorraadkamers en hutten voor chauffeurs van trucks. De grotere compartimenten tussen de schotten werden volledig ingenomen door de besturingsorganen van boeg en achtersteven, de drie machtige dieselmachines voor de voortstuwing, de wisselstroommachines voor de elektriciteit en de op dieselolie lopende alternator voor noodstroomvoorziening.
Toen ze de machinecontrolekamer binnenkwamen, zat de chef-machinist op een gemakkelijke stoel een pocketboekje te lezen. Hij keek even op, knipoogde en las voort.
‘Dit is mister O'Kyle,' zei de kwartiermeester, onze nieuwe Chief Officer.’
De machinist hield z'n vinger op de plaats waar hij was gebleven en grijnsde naar O'Kyle. De twee kenden elkaar, al was het dan maar oppervlakkig. Sinds eeuwen waren de kanaalveerboten een aangelegenheid van de bevolking van het graafschap Kent en in het bijzonder van Dover en Folkstone. Een kleine wereld waarin ze elkaar allemaal min of meer kenden.
‘Hello.’ De machinist was een man van weinig woorden. Hij maakte aanstalten om z'n lectuur te vervolgen.
‘Ik wil u niet storen bij uw lectuur,’ zei O'Kyle, ‘maar ik zie dat alle waterdichte deuren openstaan. Die worden toch zeker gesloten voor we afvaren?’
De machinist legde een ezelsoor aan en sloot het boek. Hij kwam overeind en rekte zich voor hij antwoordde.
‘Nee,’ zei hij met slome stem, ‘we lopen immers voortdurend van het ene compartiment naar het andere terwijl we varen.’
‘Maar chef,’ zei O'Kyle onthutst, ‘een deur openen en sluiten duurt maar twintig seconden. Als u met open deuren vaart, brengt u de veiligheid van het schip in gevaar. De stabiliteit van deze schepen werd berekend op basis van gesloten waterdichte deuren.’
‘Nou meneer,’ zei de chef-machinist, ‘toon me dan het voorschrift dat me ertoe verplicht.’
‘Er is geen geschreven maritiem voorschrift,’ zei O'Kyle ongelukkig, ‘het is gewoon een kwestie van gezond verstand.’
De chef-machinist peuterde wat vuil van onder z'n nagels en haalde z'n schouders op.
‘Ik zal het met de kapitein opnemen,’ zei O'Kyle om z'n gezicht te redden, want de ander was al opnieuw verdiept in z'n pocketboekje.
Ze beklommen de trap naar het erboven gelegen hoofddek, het G-dek.
‘Uw voorganger heeft het er al met de ouwe over gehad,’ zei de kwartiermeester.
‘Hoe reageerde die?’
‘De ouwe schreef een memorandum naar de superintendent en vroeg of men de waterdichte deuren elektrisch kon bekrachtigen zodat ze bij een aanvaring vanop de commandobrug konden worden gesloten.’
‘Dat zou alleszins een verbetering betekenen. Liet hij intussen de chef-machinist zijn gang gaan?’
De kwartiermeester voelde zich niet op zijn gemak. ‘Ach meneer, het is nooit anders geweest.’
O'Kyle was het er niet mee eens, maar hij weerhield zich ervan om het gebrek aan gezag van de kapitein te hekelen. Hij vroeg: ‘Wat voor gevolg werd eraan gegeven?’
‘Het memorandum werd doorgestuurd naar de technische studiedienst. Daar blijft het nog wel een poosje.’
Intussen waren ze op het hoofddek aangekomen. Het was een immense hangar, die zich boven de waterlijn en over de volle breedte van het schip uitstrekte. Deze open garage was de eerste van de zeven verdiepingen hoge en volledig gesloten bovenbouw die van de kanaalveerboot – met z'n amper 5,68 meter diepgang – een reus op lemen voeten maakte.
Als twee nietige dwergen liepen ze door de lege stalen ruimte naar de dubbele boegdeuren die elk zo'n 6 bij 5 meter groot waren.
‘Het zijn geen waterdichte maar weerbestendige schuifdeuren,' zei de kwartiermeester, wat betekent dat ze ontworpen zijn om alle druk van buiten uit te weerstaan. Dat is ook zo voor de enige poort in de achtersteven. Ze worden allemaal hydraulisch bediend. Een verdieping hoger hebben we nog een tweede voertuigendek, het E-dek. Dat is net hetzelfde, op de poort achteraan na.’
Bij de controlekast stond een keurig verzorgde jonge zeeman met donker krullend haar en zachte bruine ogen. Hij was gekleed in een oranje overall.
‘Dit is assistent-bootsman Marc Swain.’ De kwartiermeester gaf hem een vriendschappelijke por. ‘Laat aan de eerste eens zien hoe goed je de deuren kunt sluiten, Marc.’
Die haalde een paar hendels over en ze keken toe hoe de binnendeur dichtzwaaide en daarna de stalen buitendeuren op met rubber belegde wielen dichtrolden. De hele tijd luidde een door merg en been dringende alarmbel.
De bootsman, een slungelige zeeman met lang en onverzorgd haar, kwam op het lawaai af ‘Waarom sluit je de poorten?’ vroeg hij aan zijn assistent.
‘Een proefsluiting,’ antwoordde Marc Swain, ‘op bevel van de eerste.’
‘Om te zien of jullie de bel wel horen als iemand de deuren in open zee openmaakt,’ zei de kwartiermeester en lachte flauwtjes.
O'Kyle zag er de humor niet van in. Hij huiverde bij de herinnering aan de ijzingwekkende momenten toen een boegdeur van de lonic bij ruwe zee niet waterdicht gesloten bleek te zijn.
‘Nooit moeilijkheden gehad bij het sluiten?’ vroeg hij kortaf.
De bootsman grijnsde even. ‘U weet toch wat de veerbotenbemanningen daarover vertellen?’
O'Kyle forceerde met moeite een grimas. ‘Nee. Ik werkte de laatste jaren op de oversteek Ierland Schotland.’
‘Nou, men zegt dat men te voet over de wrakken naar de overkant zou kunnen lopen als alle veerboten die met open boegdeuren varen, zouden vergaan,’ lachte de bootsman.
O'Kyle zag in de lugubere opmerking niets amusants. Zwijgend bestudeerde hij de constructie die er op zich wel vertrouwenwekkend uitzag. Hetzelfde kon niet worden gezegd van de bootsman, die met z'n vinger in z'n neus wroette en er met een verveeld gezicht bijstond.
‘Hoe weet ik op de brug of de boegdeuren dicht en slotvast zijn?’ vroeg hij hem.
De bootsman haalde onverschillig zijn schouders op. ‘Weet ik niet.’
‘Hij bedoelt dat hij de brug waarschuwt als er problemen zijn bij het sluiten,’ verduidelijkte de kwartiermeester, ‘met een walkietalkie.’
‘Jezus,’ zei O'Kyle, ‘zelfs op de ouderwetse Ionic had ik verklikkerlichten op de brug. Op een schip als dit zou men op z'n minst een gesloten tv-circuit verwachten.’
‘Nou meneer,’ zei de kwartiermeester, ‘in plaats daarvan hebben we een bootsman en zijn assistent die vooraan en achteraan de deuren nauwkeurig gadeslaan bij het sluiten. Het is misschien duurder dan verklikkerlichten, maar het verschaft werk. Sommigen onder ons hebben dat liever.’
Om opnieuw het hoger gelegen B-dek te bereiken gebruikten ze ditmaal de lift en ze liepen de messroom van de officieren binnen.
‘Zin in een borrel?’ vroeg de kwartiermeester.
‘Nee,’ zei O'Kyle. ‘Een kop thee volstaat.’
Hij bleef staan toen hij de figuur herkende die opeens uit een van de fauteuils overeind kwam.
‘Zo, Richard,’ zei hij, voorzichtig z'n woorden zoekend, ‘een onverwachte ontmoeting, nietwaar.’
Richard Palmer zette met een klap de bijna lege whisky-fles op een tafeltje.
‘La… laat ons even alleen, kwartiermeester,’ zei hij lichtjes brouwend. ‘Ik heb met Colin O'Kyle nog een rekening te vereffenen.’
‘Zeker meneer,’ zei de kwartiermeester verbouwereerd, ‘maar vindt u het niet beter…’
‘Buiten!’ snauwde Palmer.
Hij wachtte tot ze alleen waren. Toen wees hij op de fles.
‘Drink een borrel. Het is misschien je laatste.’
O'Kyle bleef rustig staan. Hij had met Palmer op school gezeten en ze hadden elkaar nooit kunnen luchten. Het was een grimmige vechtersbaas en hoewel ze nog nooit slaags geraakt waren, wist hij dat hij de ander maar liever nooit z'n rug moest toedraaien. Palmer was altijd jaloers geweest om alles wat met O'Kyle te maken had, een karaktertrek die er niet beter op geworden was toen O'KyIe, kort voor zijn vertrek naar Ierland, een korte maar felle verhouding had gehad met Winnie, een meisje van wie ook Palmer veel werk maakte.
‘Nee,’ zei O'Kyle, ‘ik heb net thee besteld.’
‘Meneer vindt m'n whisky niet goed genoeg,’ sneerde de tweede, ‘maar kan z'n handen niet van andermans vrouw afhouden.’
‘Als u daar Winnie mee bedoelt…’
‘Godalmachtig! Wie dacht je!’ Palmers ogen kregen een gemene uitdrukking. ‘Als je haar ooit nog met een vinger aanraakt…’
O'Kyle liet zich niet imponeren. ‘Wat dan? Een mes in m'n rug, als ik even niet achteromkijk?’
‘In je rug, verdomme,’ zei Palmer vals. ‘Omdat daar niets is om het tegen te houden. Zelfs geen ruggengraat.’
De drank – of O'Kyles onverstoorbare manier van doen -deed hem snuiven van woede.
‘Maar het kan ook in je buik.’
Hij greep de whiskyfles bij de hals en sloeg ze stuk op de rand van de tafel. De scherf in z'n hand vormde een dodelijk wapen. O'Kyle deinsde achteruit, tot hij met z'n rug tegen een meubelstuk terechtkwam. Hij begreep dat hij ditmaal te ver was gegaan en dat hij het gelag zou moeten betalen. Met kleine stapjes kwam Palmer dichterbij, z'n gezicht wit en vertrokken, vast besloten z'n rivaal uit de weg te ruimen.
Toen kraakte het in de luidsprekers van het omroepsysteem.
‘Attentie! Eerste stuurman! Meld u in de hut van de kapitein. Tweede stuurman! Naar de brug! Nu dadelijk!’
Palmer keek op en zag in de deuropening van de keuken de messsteward geschrokken staan toekijken. Hij smeet de kapotte fles op het dek en liep, de moordzucht in z'n ogen nauwelijks verbergend, naar buiten.
O'Kyle huiverde, en dat kwam niet door de tocht.
Endnotes
* Bij elke positie van dit soort telegraaf wordt om de gewenste snelheid te verkrijgen, de stand van de schroefbladen gecombineerd met het aantal omwentelingen en de brandstoftoevoer van de machines.
* Boegspade: de wrijfhoutgordel van het schip verbreedt zich aan boeg en achtersteven tot een horizontaal platform, dat past op de schuurlijst van de landingssteiger, zodat het vaartuig bij het laden en lossen stevig in de puik vastligt.