3

De telefoon wekte David uit zijn slaap. Tot een stuk in de nacht had hij liggen denken aan het verleden, zijn mislukte huwelijk met Monique, aan haar vader en aan haar broer Anthony. Ten slotte had hij een slaappil genomen. Nu lag hij zich met een sufferig gevoel alweer af te vragen wat zijn ex-schoonvader gisteren had bezield om naar de hondenkampioenschappen in Pulderbos te komen. Léon Montagne-Jonson was er de man niet naar om zich zo bloot te geven en op de koop toe een afwijzing te riskeren.

De telefoon bleef zoemen. David nam de hoorn en legde hem naast het toestel. Een schriel stemmetje klonk uit de microfoon.

‘Hallo? Meneer Marcke? Hallo?’

David herkende de Jerry's stem, de secretaris van de golfclub. Met een zucht ging hij op de rand van het bed zitten.

‘Ja Jerry?’

‘Meneer Marcke? Gelukkig. Ik vreesde al dat u niet thuis zou zijn. U bent toch niet vergeten dat vandaag het Golfs Star Veterans begint?’

‘Nee. Maar ik speel pas morgen mijn eerste wedstrijd.’

‘Het tableau is vanochtend veranderd, meneer Marcke. U moet vandaag spelen. Om tien uur. Het spijt me, meneer.’

David wierp een snelle blik op de klokradio. Hij had nog net genoeg tijd. ‘Wie is mijn tegenstander?’

Jerry aarzelde. ‘Ik heb de namenlijst hier niet bij de hand, meneer.’

‘Nou ja. Tot straks.’

David parkeerde z'n auto onder een boom en liet twee raampjes op een kier. Honden zijn in golfclubs nu eenmaal out of bounds. Virtus kende de procedure en ging berustend op de achterbank liggen.

Jerry was niet op het secretariaat. David informeerde naar hem bij de caddiemaster.

‘Met uw tegenstander meegegaan naar de eerste tee,’ zei die.

David wandelde naar de plaats van de eerste afslag. Door de bomen zag hij in de verte zijn tegenstander naast Jerry staan. De zwanenhals tekende zich af tegen het groen van de golfbaan, zoals het silhouet van de Eiffeltoren tegen de Parijse horizon. David versnelde zijn pas. Zijn zenuwen maakten een hink-stapsprong.

‘Wat doet die man hier?’ vroeg hij – op het onbeleefde af -aan Jerry.

De baron antwoordde in Jerry's plaats, aanmatigend: ‘Het is een open toernooi. Jerry zal onze score wel aantekenen.’

David was meteen op zijn hoede. ‘Gentlemen hebben geen marker nodig. Sinds wanneer speelt u opnieuw golf?’

Het gezicht van de baron bleef nietszeggend. ‘Het is een tijdje geleden,’ zei hij uit de hoogte, ‘maar ik heb net twintig oefenslagen in de driving-range gemaakt. Dat moet volstaan om tegen jou te winnen. Of ben je bang om je met mij te meten?’

David wist dat de uitdaging een valstrik was. Toch ging hij erop in. ‘Ik veronderstel dat u weet dat ik een non-handicapper ben?’

‘Mijnheer de baron is voor de strokeplay ingeschreven met handicap 10,’ zei Jerry, die zichtbaar niet op zijn gemak was.

Bij golf heerst een strenge etiquette. Dus hield David zijn mening over Montagne-Jonsons handicap voor zich.

‘Aan u de honour,’ zei hij grimmig, hem daarmee de eer gunnend als gastspeler het eerst af te slaan.

Montagne-Jonson gaf een teken aan zijn caddie, die haastig met de golfcart naderbij kwam. ‘Driver,’ commandeerde hij uit de hoogte en nam de traditionele houten club nummer één in ontvangst. Rustig wandelde hij naar de opslagplaats van de eerste hole – een lange baan van vijf slagen – en plaatste nonchalant zijn bal op de spijkervormige tee, die de caddie voor hem in de grond had geprikt. David verwachtte – door de manier waarop de baron zijn oefenzwaai zou uitvoeren – een aanwijzing te krijgen over zijn style. Maar Montagne-Jonson ging er zonder meer met een volle swing tegenaan. De bal kwam – oneindig ver – in het midden van de fairway terecht. De baron deed een stap achteruit en keek zijn tegenstander uitdagend aan. David begreep dat het om meer ging dan een partijtje golf. Hier werden opnieuw de wetten van meesters en knechten geschreven.

Hij schakelde zichzelf uit en concentreerde zich op het kleine witte balletje. Dat zou vederlicht wegvliegen door de kracht van zijn zwaai en het gewicht van zijn club. Het lukte. Het werd een pracht van een slag, die zijn bal tot tien meter voorbij die van zijn tegenstander bracht. Maar toen hij zijn hoofd oprichtte en de baron in de ogen keek, zag die kans hem het gevoel te geven dat hij niet veel meer dan een ordinaire houthakker was.

Tot bij de achtste hole lag David voor. Daarna liep het helemaal mis. Het was een van de kortere holes met naast de baan veel rough, een opzettelijk ruig gehouden deel met struiken en helmgras.

‘Wie zijn bal daarin slaat…’ mijmerde Léon Montagne-Jonson toen ze naar hun tweede slag liepen. Het was alsof David door deze opmerking gebiologeerd werd. Zijn bal kwam in het oerwoud terecht en zijn eerste poging om eruit weg te komen sneuvelde in de grijpgrage vingers van het lange gras. De baron stond slechts enkele passen van hem verwijderd om niets van zijn ondergang te missen.

David nam een ijzer no. 10 om het opnieuw met een korte halve slag te proberen.

‘Begin je onderzoek bij Jonson Antwerpen, de shipping agency,’ zei de baron. ‘Ik wil meer weten over Simon Stevens, mijn schoonzoon. Van zijn eeuwige glimlach krijg ik kippenvel.’

Door deze grove inbreuk op de etiquette miste David zijn slag. Hij keek boos op.

‘Grondregel één van de etiquette is zwijgen als de opponent speelt.’

De baron keek zuur. ‘Je vergist je. Om te winnen, moet je onder de gordel raken. Liefst als de tegenstander de andere kant opkijkt.’

David stond op het punt hem zijn mening over zo'n gebrek aan Olympische sportiviteit onder woorden te brengen, toen ze werden opgeschrikt door een luide kreet van de caddie:

Fore!’

De internationale waarschuwingskreet aan spelers of toeschouwers als zij door een bal geraakt zouden kunnen worden.

Iets sloeg met een behoorlijke ‘plof’ tegen de stam van een dennenboom in de buurt. De terugkaatsende golfbal viel vlak voor de voeten van Montagne-Jonson.

Geschrokken keek David waar de bal vandaan gekomen was: precies op tijd om een man achter een duin te zien wegduiken. In zijn hand hield hij iets dat weinig op een golfclub leek.

Met zijn ijzer in de hand klauterde David tegen het mulle zand op. Halverwege zag hij in dat hij geen kans had. Hijgend keerde hij op zijn stappen terug.

‘Heb je de man herkend?’ vroeg hij aan de caddie.

‘Eh… ik denk het niet,’ antwoordde de man, ‘ik had slechts oog voor de bal. Het leek wel een kanonskogel.’

‘Een vlakke slag kan tot driehonderd kilometer per uur bereiken,’ voegde Jerry er opgewonden aan toe.

De caddie keek peinzend naar de top van het duin. ‘Hij droeg een groen pak. Misschien een windjack en jeans.’

Ze keken hem vernietigend aan. Dat was zo'n beetje de internationale klederdracht bij het golfspel.

‘Als ik u was zou ik de politie waarschuwen,’ zei David tegen de baron.

Het bleef even stil.

‘Waarvoor die kouwe drukte?’ mopperde Montagne-Jonson. ‘Het gebeurt wel meer dat iemand een bal in de verkeerde richting slaat.’

‘Dan wel met een golfclub,’ antwoordde David. ‘Niet met een katapult.’

Montagne-Jonson staarde hem aan met een blik vol ongeloof ‘Je raaskalt.’

David haalde de schouders op. ‘Denkt u? Het leek me zonneklaar dat iemand u het hoofd van de romp wilde slaan.’

De stilte was nadrukkelijk.

David keerde hun zijn rug toe. ‘Einde van de partij,’ zei hij.

Voor hij een stap in de richting van het clubhouse had gezet, werd hij door de stem van de baron tegengehouden. ‘Waarom mijn hoofd?’ vroeg hij geniepig. ‘Waarom het jouwe niet?’

Voor David naar het clubhouse ging, haalde hij Virtus uit de auto en bracht hem naar de achtste hole. Na wat zoeken vond hij de golfbal en hij liet de hond eraan snuffelen. Vervolgens leidde hij hem naar de plaats waar hij de katapulter had zien verdwijnen.

‘Zoek, Virtus!’

In het zand van de duin was het zoeken zinloos, maar aan de grasrand pikte de hond het spoor op. Dat was slechts een halfuur oud en hoewel er behoorlijk wat wind was, bleef Virtus het, met de neus op de grond, voetstap voor voetstap volgen.

‘Goed zo, Virtus. Zoeken.’ David liep op een drafje mee, dwars door de ruige terreinen, bunkers en dennenbossen -hazards genaamd – die de eeuwig groene golfbanen omringen, en van golf de beste sport maken om slecht in te zijn. Een kwartier later eindigde de speurtocht op het parkeerterrein van de golfclub. Virtus zocht er wanhopig tussen de vele elkaar overlappende voet- en autosporen.

‘Laat maar, kameraad,’ zuchtte David ten slotte, ‘zelfs een spoorvaste kampioen als jij raakt hier niet wijs uit.’

Over het betegelde wandelpad liepen ze naar het clubhouse. Virtus bleef nu en dan ingespannen staan ruiken, alsof hij zich niet helemaal bij zijn nederlaag kon neerleggen.

Zodra David de deur openduwde, kwam Jerry verontwaardigd naar hen toe. ‘Meneer Marcke! De hond!’

Een hond in een golfclub binnen brengen, is nu eenmaal een heiligschennende daad. Ook als hij helpt om misdadigers op te sporen. Dus werd Virtus opnieuw naar de auto verbannen.

Toen David terugkwam, keek Montagne-Jonson hem onderzoekend aan. ‘Succes gehad met de speurtocht?’

David schudde ontkennend het hoofd. Naast de baron stond een man met een uiterlijk dat zowat ieder vrouwenhart van slag zou kunnen brengen. Hij was rijzig, smal in de heupen en breedgeschouderd. Zijn donker, krullend haar omlijstte een stoer en knap gezicht. Te knap naar Davids smaak.

De man glimlachte en stak hem de hand toe. ‘Hello, David.’

David schudde de uitgestoken hand zonder overtuiging. Hoewel hij hem nog nooit in levenden lijve had ontmoet, herkende hij zonder moeite Simon Stevens. Zijn aanwezigheid in de golfclub was even onverklaarbaar als de onverwachte verschijning van Montagne-Jonson op de hondenprijskamp van gisteren. Stevens las de onuitgesproken vraag in Davids ogen.

‘lk wist het van mijn vrouw,’ lachte hij. Als ooit de nood aan de man kwam, kon Stevens geld verdienen als fotomodel voor een tandpastareclame.

‘Wat wist je?’ vroeg David bête.

‘Dat jullie vandaag een partijtje golf zouden spelen. De baron vertelde het haar.’

‘Ik?’ zei de baron geërgerd. ‘Ik heb haar niets verteld.’

‘Toch wel,’ lachte Stevens opnieuw. Hij wendde zich tot David. ‘Zie je, mijn schoonvader wil dat ik hem help om je tot zijn schaapskooi te doen terugkeren.’ Hij gaf David een speels klapje op de schouder. ‘Opnieuw tot het team behoren, heet dat.’ Stevens droeg een modieus groen safaripak dat hem als gegoten zat.

‘Let niet op zijn woorden,’ zei Montagne-Jonson. ‘Hij is niet helemaal volwassen.’

‘Allemaal goed en wel,’ zei David verstoord, ‘maar heeft iemand de politie al gebeld?’

‘In godsnaam,’ zei Montagne-Jonson ongeduldig. ‘Waarvoor is dat nodig? Je gaat de zaak immers zelf uitzoeken.’

‘Geen denken aan,’ zei David woedend. ‘Ik ben geen veiligheidsagent.’

‘Maak je geen zorgen, kerel,’ grinnikte Stevens. Hij balde op jongensachtige wijze de biceps van zijn rechterarm. ‘We hebben geen bodyguard nodig. Ik zorg wel dat hem niets overkomt.’

De baron snoof minachtend.

David draaide zich met een ruk om en liep naar buiten. Stevens kwam hem achterna. Bij z'n auto haalde hij hem in.

‘Ga je het doen?’ vroeg hij.

David keek hem argwanend aan. ‘Wat doen?’

Stevens glimlachte ontwapenend. ‘De opdracht aanvaarden. Jonson & Jonson doorlichten.’

‘Misschien,’ zei David koel. ‘Maar daar moet je niet naar verlangen. Het zou wel eens minder prettig kunnen uitvallen dan je denkt.’

De ander verstrakte en glimlachte toen opnieuw. ‘Wie weet? Maar dan wel om andere redenen dan jij denkt.’ Hij haalde een visitekaartje uit zijn zak.

‘Hier heb je mijn telefoonnummers,’ zei hij. ‘Ze zijn niet in de telefoongids opgenomen.’

David maakte geen aanstalten het kaartje aan te pakken.

Virtus snuffelde luidruchtig aan de spleet van het raam en begon woedend te blaffen.

De glimlach van Stevens werd onzeker. ‘Dat beest schijnt me niet te mogen.’

Hij ging weg. Over zijn schouders zei hij nog met een vage glimlach: ‘Ik hoorde dat je hond een kampioen in spoorzoeken is.’

David keek hem alleen maar aan.

De glimlach van Stevens werd breder. ‘Dan weet je ook dat er verleidingssporen zijn.’ Hij grinnikte. ‘En ook dwaalsporen. Maar dat ondervind je wel zodra je met je onderzoek begint. Het zou me niet verbazen dat je daarmee bij mij aanvangt.’

David stapte in zijn auto en reed weg. De hele weg naar huis zat hij zich af te vragen wat die kerel bedoeld had met verleidingssporen en dwaalsporen. Een ding wist hij met zekerheid. Stevens was een gladde, gewiekste kerel. Hij vroeg zich wrevelig af hoe een gevoelige vrouw als Monique Montagne-Jonson zo'n glimlachende gladjanus had kunnen trouwen.


Hij herkende haar aan haar benen. Ze zat op de bovenste tree van de trap en liet ze schaamteloos van onderuit bewonderen, toen hij – diep ademend – de laatste van de zeven trappen beklom. Ook Virtus was er bepaald van onder de indruk. Kwispelstaartend bestudeerde hij haar met zijn reukorgaan.

David zei: ‘Je hebt nog altijd de mooiste benen van het land.’

‘Dat weet ik,’ zei ze.

Hij grinnikte. ‘En je bent nog altijd even bescheiden.’

Ze geeuwde uitvoerig. ‘En jij? Kom jij altijd zo laat naar huis? Ik zit hier al bijna twee uur. Ik sterf van de dorst.’

Hij opende de huisdeur. ‘Kom binnen.’

Ze zweefde langs hem heen. Haar parfum streelde zijn neusgaten. ‘Ben je niet bang dat je goede naam hiermee in het gedrang komt?’ vroeg hij.

‘Mijn goede naam verloor ik op de dag dat ik jou leerde kennen,’ zei ze.

Hij haalde een fles champagne uit de koelkast. ‘Vanwaar plots die familiale belangstelling voor mij? Eerst je vader. Daarna Simon Stevens in de golfclub. Nu jij.’

Ze keek fronsend naar de belletjes in de wijn. ‘Simon? In de golfclub? Wat deed hij daar?’

‘Weet ik veel. Golfballen katapulteren, vermoed ik.’ David schudde driftig het hoofd. ‘Het wordt tijd dat iemand me vertelt wat er aan de hand is.’

‘Dadelijk.’

Ze haalde een sigaret uit haar handtas. Zwijgend gaf hij haar vuur. Het vlammetje deed de gouden vlekken in haar ogen oplichten.

‘Vader heeft je nodig om zijn onderneming te redden,’ zei ze. ‘Ik omdat ik in gevaar verkeer.’

Hij verslikte zich in de champagne.

‘Dan ben je aan het verkeerde adres. De politie lijkt me meer aangewezen. Of een particulier detectivebureau.’

‘Nee,’ zei ze. ‘Hij zou het weten en op zijn hoede zijn.’

‘Wie bedoel je?’

‘Simon.’

‘Pardon?’

‘Mijn man,’ zei ze met samengeknepen lippen. ‘Hij wil me vermoorden.’

De champagne was hem te licht om die tijding te kunnen verwerken. Hij schonk zich een whisky in.

‘Jullie zijn toch het ideale koppel? De miljonairsdochter met de gevierde playboy.’

‘Alleen in de kranten,’ zei ze bitter. ‘In bed is het net of hij een verlies- en winstrekening opmaakt. Geen stoot te veel.’

Die opmerking streelde zijn ego.

‘Nu niet overdrijven,’ grinnikte hij. ‘Ik kan me niet voorstellen dat hij je wegens bedperikelen met de dood bedreigt.’

‘Doet hij ook niet. Daarvoor is hij te link.’

David snapte er niets van.

‘Hij laat het door anderen doen. Sinds drie maanden word ik voortdurend opgebeld. Iemand die Engels spreekt met de beschaving van een kolensjouwer zegt dat ik de verdrinkingsdood zal sterven. Iedere keer beschrijft hij mijn doodsstrijd gedetailleerder.’

‘In godsnaam,’ zei David geschokt. ‘Wat heeft dat nou met Stevens te maken. Het zal wel een of andere monomaan zijn die toevallig je telefoonnummer kent. Waarom laat je je nummer niet veranderen?’

Ze keek toe hoe hij haar opnieuw inschonk. Met de top van haar vinger wreef ze over de rand van het glas.

‘Heb ik gedaan. 's Anderendaags belde hij opnieuw en raadde me aan me voortaan die kosten te besparen.’

‘Misschien werkt hij voor de telefoonmaatschappij.’

Ze schudde heftig het hoofd: ‘Spot er niet mee. Als kind heb ik mijn oudste broer zien verdrinken. De herinnering jaagt me nu nog de stuipen op het lijf. Simon is de enige die ik er ooit iets over verteld heb.’

David dacht erover na. Haar redenering zat fout. Eens had ze hem ook over die fobie gesproken.

‘Geen motief,’ zei hij met overtuiging. ‘Simon heeft alles. Geld. Een knap voorkomen. Gezondheid.’ Hij kwam overeind en wees naar haar. ‘En een pracht van een vrouw.’

Haar ogen glansden.

Ze nam een slokje van de champagne. ‘Behalve macht,’ zei ze toen. ‘In het imperium van vader is hij maar een lakei.’

David ging weer zitten. ‘Zijn we dat niet allemaal?’

Ze ging niet in op zijn insinuatie. ‘Tot voor kort liet ik hem het stemrecht uitoefenen over de aandelen die ik bij het overlijden van mijn moeder in Jonson & Jonson gekregen heb. Dat stemrecht heb ik nu aan Anthony overgedragen. En ik heb een testament laten opmaken waarin mijn broer de begunstigde is.’

‘Zo. Waarom?’

Ze aarzelde. ‘Omdat… gunst David, weet ik veel. Zodat Simon geen voordeel kan halen uit mijn dood. Misschien deed ik het wel om hem te ergeren. Of gewoon omdat Anthony erom vroeg. In ieder geval ben ik er een boel wijzer door geworden.’

‘O ja? Hoe dan?’

Ze trok heftig aan haar sigaret. ‘Toen ik het hem vertelde, gaf hij zich bloot. Hij werd wit van woede en schreeuwde dat ik daar spijt van zou krijgen. Dat het mijn einde kon betekenen als ik het niet ongedaan maakte.’

Ze zweeg.

David overwoog zijn antwoord. Het verhaal klonk als het script van een Italiaanse film. Voorzichtig zei hij: ‘Weet je zeker dat je hem niet verkeerd beoordeelt?’

‘Wie? Simon?’ Ze lachte schamper. ‘Nee, hoegenaamd niet. Trouwens, ik heb met hem niets meer gemeen. Hij heeft een affaire met zijn secretaresse en het raakt mijn kouwe kleren niet.’

Hij wilde niets met haar huwelijksproblemen te maken hebben en gooide het over een andere boeg. ‘Je vader zegt dat hij het goed doet in de scheepsagentuur.’

Monique snoof minachtend. ‘Hij probeert vooral mijn broer in zijn boot te krijgen. Een lekkende boot nog wel.’

Hoewel Stevens hem niet erg genegen was, had David het gevoel dat ze het wat te veel door een gekleurde bril zag.

‘Waarom neem je de baron niet in vertrouwen?’ vroeg hij voorzichtig.

Ze glimlachte afwezig. ‘Vader? Waarom denk je dat hij je in Pulderbos is komen opzoeken?’

David schonk zorgvuldig het laatste restje champagne in haar glas. Zelf was hij aan zijn derde whisky toe. In een flits van begrip drong het tot zijn al wat doezelig brein door, dat hij al die jaren sinds ze gescheiden waren op dit moment had gewacht. Hij keek haar lang en onderzoekend aan.

‘Vertel me nu maar de echte reden, van je komst,’ zei hij.

Ze kwam naast hem op het bankstel zitten en vleide haar hoofd tegen zijn schouder.

‘Ik dacht dat ik kwam om je te vragen de opdracht van vader te aanvaarden,’ zei ze met een klein stemmetje, ‘maar nu weet ik het van mezelf niet meer.’

Hij sloot zijn ogen en aarzelde.

‘Waar slapen we vannacht?’ vroeg hij toen, bewust dezelfde woorden gebruikend als bij hun kennismaking.

‘Ach weet je,’ zei ze met omfloerste stem, ‘ik ben getrouwd. Jouw flat dus maar.’


Toen hij wakker werd, lag Monique niet meer naast hem. Hij begreep niet hoe ze erin geslaagd was op te staan zonder hem te wekken. Hij was een lichte slaper. Daarin kon hij met Virtus wedijveren. Toen hoorde hij stromend water in de badkamer.

Hij bleef rustig liggen en dacht aan de hartstocht waarmee ze de avond tevoren opnieuw tot elkaar waren gekomen. Ze hadden op vele punten gedisharmonieerd, maar nooit in bed.

Hij ging overeind zitten en draaide het nummer van zijn kantoor. Ex-kantoor. Even later had hij Peter aan de lijn.

‘We gaan dat varkentje wassen,’ zei hij zonder enige inleiding. ‘Breng ten minste twee assistenten mee. We werken niet volgens de gebruikelijke boekhoudcontroles, maar de EMP. Kunnen jullie om 10 uur in de kantoren van Jonson Shipping Agency zijn?’

‘Reken maar,’ zei Peter verheugd. Toen vroeg hij aarzelend. ‘Eh… EMP?’

Evasive method procedure. Om ongebruikelijke handelingen op te sporen. We hebben er speciale checklists en computerprogramma's voor. Mijn gewezen secretaresse zal ze je bezorgen.’

Hij verbrak de verbinding en draaide het nummer van Jonson Shipping.

‘Met David Marcke,’ zei hij, ‘wilt u mij Simon Stevens doorverbinden?’

Terwijl hij wachtte, verscheen Monique in de deuropening. Ze had zich met een badhanddoek omwikkeld die ternauwernood iets bedekte.

‘Simon,’ zei David en keek onderwijl naar de satijnen huid van diens vrouw, ‘ik zal om tien uur op je kantoor zijn. Schikt je dat?’

Stevens grinnikte hoorbaar. ‘Waarom niet? Ik heb hier zomin iets te verbergen als jij aan jouw kant.’

David legde de hoorn neer en staarde peinzend naar Monique Montagne-Jonson. Die wilde iets zeggen maar hij gebaarde haar te zwijgen.

‘Nu wil jij weten waarom ik het doe?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Nieuwsgierigheid? Liefde?’

Ze boogzich naar hem over en liet de badhanddoek op de vloer vallen. Hij voelde hoe haar tepels hard werden tegen zijn lippen. Een speurtocht naar mezelf, wilde hij zeggen, maar voor hij nog een woord had kunnen uitbrengen, voelde hij zich meegezogen worden in een draaikolk van opwinding.