4
Colin O'Kyle stapte precies om tien uur het kantoor van Ronald Custers binnen. Aarzelend bleef hij voor het bureau van de vice-president van Jonson & Jonson staan. Die zette nog vlug een handtekening onder een brief en overhandigde die daarna aan zijn secretaresse.
‘Laat ons nu even alleen,’ zei hij. ‘Straks teken ik de rest.’ Hij wachtte tot ze de deur achter zich had gesloten. ‘Gaat u zitten.’
Hij opende een map en bladerde zwijgend door de inhoud. ‘U was eerste stuurman op een van onze kleinere veerboten,’ zei hij.
O'Kyle knikte. ‘Yes, sir. De lonic.’
Custers haalde een document uit de map en legde het opzij. ‘Ik zie dat u volgende week voor de Onderzoeksraad voor de Zeevaart in Belfast moet verschijnen.’
O'Kyle keek wrevelig voor zich uit.
‘Vertel me hoe het gebeurde,’ zei Custers.
‘Het was dichte mist,’ verklaarde O'Kyle. ‘We maakten de dagelijkse overtocht van Stranraer in Schotland naar Larne. Bij het naderen van de Noord-Ierse haven liepen we op een zandbank. Ik vroeg om sleepbootassistentie. Bij hoog tij kwamen we weer vlot. Dat was alles.’
‘Ik vroeg wat er gebeurde,’ zei Custers. ‘Niet wat er in dit rapport staat.’
‘De veerboot was geen enkel ogenblik in gevaar,’ zei O'Kyle afwerend. ‘En de verzekering betaalde de schade. Die was trouwens onbetekenend.’
Custers zei scherp: ‘U hoeft voor ons de rekening niet op te maken. Ik wil de juiste oorzaak weten.’
O'Kyle antwoordde met tegenzin: ‘De radar functioneerde niet naar behoren…’
Custers keek hem doordringend aan: ‘Zozo. En waarom hebt u dan geen snelheid geminderd?’
‘We waren achter op het tijdschema, sir.’
Het gezicht van Custers bleef uitdrukkingsloos. ‘Dat is geen verontschuldiging.’
O'Kyle staarde zwijgend naar de toppen van zijn schoenen. Hij wilde antwoorden dat – toen het gebeurde – de kapitein met de tweede stuurman en de kwartiermeester stomdronken in de officiersmess een verjaardagsfeestje vierden. In plaats daarvan zei hij langzaam: ‘Ik was alleen op de brug. De andere officieren…’
Custers liet hem niet uitspreken. ‘Alléén op de brug wil zeggen alléén verantwoordelijk,’ zei hij snijdend. ‘Was u dronken toen het gebeurde?’
O'Kyle antwoordde niet direct.
‘Welnu?’
‘Eh… Nee meneer…’
Ze zwegen allebei. Custers duwde met z'n wijsvinger zijn brilmontuur omhoog. Zijn stem klonk scherp: ‘De kwartiermeester verklaarde dat u hem een kwartier tevoren hardhandig de stuurhut had uitgewerkt. Klinkt dat niet alsof u bezopen was?’
O'Kyle keek hem verbolgen aan. ‘De kwartiermeester liegt,’ zei hij boos. ‘Ik heb hem eruit geschopt omdat hij zo in de olie was dat hij het kompas niet eens kon lezen. Toen het schip aan de grond zat, bleek dat hij de beide radars op hetzelfde bereik had ingesteld.’
Custers zei onverschillig, zakelijk: ‘De kapitein bevestigt de verklaring van de kwartiermeester.’
O'Kyle keek hem recht in de ogen. ‘Er zijn nog andere getuigen. De messsteward, de…’
De ander viel hem in de rede. ‘Ik betwijfel dat de Onderzoeksraad die zal dagvaarden.’
Hij nam het document dat naast hem lag en hield het omhoog. ‘Een verklaring van onze superintendent ter plaatse dat hij het afgelopen jaar twee keer heeft vastgesteld dat u het logboek niet reglementair had ingeschreven. U was beide keren onder invloed.’ Hij keek de ander strak aan. ‘U bent er geweest, man.’
O'Kyle staarde met een vertrokken gezicht naar de vloer. Hij begreep niet waarom hij alweer door de andere officieren voor pispaal werd gebruikt. Was het zijn Ierse afkomst? Hij riskeerde schorsing door de Onderzoeksraad wegens verkeerde manoeuvres en daarna werkloosheid.
Custers stond op en ging met de handen op zijn rug uit het raam staan kijken. De stilte was nadrukkelijk. Toen zei hij: ‘Ik bied u een uitweg.’
Zijn stem klonk bedrieglijk vriendelijk. ‘Misschien kan ik u als Chief Officer op een kanaalveerboot onderbrengen. We kunnen daar een vertrouwensman gebruiken. Zegt u dat iets?’
Het duurde even voor het tot O'Kyle doordrong dat hij -als hij op het aanbod inging – een tegenprestatie zou moeten leveren. Maar hij had niet veel perspectief en kwam al vlug tot een besluit. Zijn stem klonk neutraal: ‘Oké, meneer. U kunt op me rekenen.’
De vice-president draaide zich om. Zijn bruine ogen fixeerden de stuurman alsof ze hem wilden dwingen zich bloot te geven.
‘Weet u het zeker?’
‘Heel zeker, meneer,’ zei O'Kyle rustig.
‘Afgesproken,’ zei Custers met iets van een vage triomf in zijn stem. Hij ging opnieuw achter zijn bureau zitten.
‘De Zeevaartraad neem ik voor mijn rekening. Meld je morgen bij de personeelschef in Dover.’
O'Kyle stond op. ‘Zeker meneer. Eh… Welke veerboot had u in gedachten?’
Custers legde de map in een la. ‘De Messenger of Freedom,’ zei hij terloops.
‘Oké, meneer. Zoals u wilt.
O'Kyle groette en liep naar de deur. Voor hij die kon openen, verscheen Anthony Montagne-Jonson in de deuropening. O'Kyle stapte opzij en liet hem passeren. Daarna liep hij met een korte groet aan z'n pet de deur uit. Anthony keek hem na. ‘Wie is die man?’ vroeg hij.
‘Een nieuwe eerste officier voor de Messenger’, zei Custers tevreden. ‘Met de koers die we voortaan varen, kunnen we op dat schip iemand met zijn reputatie best gebruiken.’
Anthony staarde nadenkend naar de deur. ‘Mij best,’ zei hij ten slotte, ‘als je er tenminste zeker van bent dat hij betrouwbaar is. Met Ieren weet je maar nooit.’