Amadeus, geef een teken!
Monica werd de volgende morgen pas wakker, toen haar moeder aan haar schouder stond te schudden.
‘Monica, kindje, het is de hoogste tijd!’ riep mevrouw Smit. ‘De anderen zijn allemaal al beneden.’
Monica wreef zich in haar ogen. ‘Ben jij het! Ik dacht eerst dat het Amadeus was.’
‘Ben je ziek?’ Bezorgd legde moeder een hand op haar voorhoofd.
‘Ik geloof van niet!’ Monica geeuwde. ‘Ik ben gewoon moe.’
‘Maar waarvan dan? Je bent gisteren toch vroeg genoeg naar bed gegaan?’ Mevrouw Smit schoot iets te binnen. ‘En wij hebben allemaal heerlijk geslapen.’
‘Ja, omdat ik met het spook heb gepraat.’
‘Wat zeg je?’
‘Met het spook gepraat. Hij heet namelijk Amadeus. Eerst heb ik hier beneden op hem gewacht en daarna ben ik naar de zolder gegaan.’
‘Je hebt gedroomd, zeker!’ zei ze ongerust.
‘Nee Mam, echt niet!’ Monica dacht na. ‘Ik geloof dat ik het bewijzen kan. Toen Amadeus me naar beneden bracht…’
‘Wat heeft hij gedaan?’
‘Me gedragen. Dat heeft hij al eens eerder gedaan. Die keer dat ik per ongeluk het balkon was opgegaan. Maar dat vertel ik je een andere keer wel. In ieder geval… geloof ik dat ik vannacht op de zoldertrap een van mijn slippers verloren heb.’ Monica boog zich voorover en keek onder haar bed.
‘Of staat hij daar?’
‘Eentje maar,’ moest mevrouw Smit toegeven.
‘Zie je nou wel!’
‘Wacht even!’ Mevrouw Smit liep de kamer uit en kwam na enige tijd met Monica’s linker slipper zwaaiend weer terug.
‘Waar lag hij?’
‘Waar je zei dat hij lag. Op de trap. Bijna bovenaan.’
Mevrouw Smit ging op het bed zitten. ‘Ben je echt helemaal alleen naar boven gegaan? Midden in de nacht? Maar was je dan niet bang?’
‘Waarvoor? Ik wist toch dat daar niemand kon zijn. Behalve het spook dan. En spoken doen mensen immers niets.’
‘Kom eens mee naar Pap,’ verzocht mevrouw Smit, ‘en vertel ons dan je verhaal nog eens van voren af aan.’
Dat deed Monica maar al te graag. Gezeten in het ouderlijk bed vertelde ze alle bijzonderheden over het spook dat Amadeus heette, altijd twaalf jaar oud bleef en zijn woorden doorspekte met Franse uitdrukkingen. Haar ouders wisten niet wat ze hoorden.
‘Ik weet dat je het niet uit je duim zuigt,’ zei vader tenslotte, ‘maar ik kan het met de beste wil van de wereld niet geloven.’
‘Dan ben je net zoals die professor.’
‘Als wie?’
‘Net als die professor die na de Steemannen in dit huis gewoond heeft. Amadeus heeft zijn vrouw het leven zuur gemaakt. Maar ook daarvoor had hij een natuurlijke verklaring. Die twee moeten elkaar wel ontzettend geplaagd hebben!’
‘Wil je zeggen dat als je niet aan jouw spook gelooft, dat het dan steeds ergere streken gaat uithalen?’
‘Ja Pap, zo is het, dus wees maar voorzichtig. Amadeus heeft me eerlijk beloofd jullie ’s nachts niet meer wakker te houden en ook geen rare streken meer bij jullie uit te halen. Maar jullie moeten hem wel toestaan een beetje te spoken, want wat moet hij anders de hele dag doen? Slaap heeft hij namelijk helemaal niet nodig.’
‘Maar dat is toch gewoon eng!’ zei moeder.
‘Een beetje wel, misschien,’ gaf Monica toe, ‘maar het is ook wel leuk. Vinden jullie niet? Het zou met Amadeus nooit zover gekomen zijn, als we hem niet zo gemeen behandeld hadden. We hebben net gedaan alsof hij niet bestond en dat is nou precies waar hij niet tegen kan. Al die streken haalt hij alleen maar uit om ervoor te zorgen dat we rekening met hem houden, snappen jullie dat?’
‘Tjonge, wat je al niet bedacht hebt,’ meende vader, haar ongelovig aankijkend.
‘Niet waar! Amadeus heeft het me verteld! Hij heeft gezegd..’ Monica probeerde zich zijn woorden zo nauwkeurig mogelijk te herinneren, ‘…dat het afschuwelijk was als de mensen altijd maar doen alsof je niet bestaat.’
‘Hij schijnt heel menselijk te denken, die Amadeus van jou.’
‘Ja, maar hij denkt ook dat hij een mens is!’ riep Monica. ‘Of hij doet tenminste zo,’ voegde ze er na enig nadenken aan toe. ‘Maar hij kent echt Frans. Mij noemt hij steeds Moniek, Mo-niék. Dat is toch Frans, niet?’
‘Ja. Aan het eind schrijf je het met que. Heeft hij je echt zo genoemd?’ vroeg vader.
‘Hij heeft nog meer Franse uitdrukkingen gebruikt, maar die heb ik niet onthouden en ik weet natuurlijk ook niet of ze goed of fout waren. Maar ze klonken in ieder geval heel Frans.’ Monica sloeg haar beide armen om de hals van vader. ‘Alsjeblieft Pap, alsjeblieft, als we nu toch weten dat het Amadeus maar is, dan mogen we toch wel blijven, ja? Mam, je hoeft echt niet bang voor hem te zijn, hij is heel aardig!’
‘Wacht even,’ zei mevrouw Smit, terwijl ze van het bed opstond. ‘Ik zal vlug de anderen even roepen.’
‘Je houdt ons toch niet voor de gek, hè?’ vroeg meneer Smit, toen hij met zijn dochter alleen was.
‘In de eerste plaats jok ik nooit,’ beweerde Monica, ‘en in de tweede plaats zou het ook helemaal geen zin hebben.’
‘Dat is waar,’ gaf vader toe. ‘Maar je kunt ons van alles over Amadeus vertellen, als hij niet ophoudt met zijn gespook…’
‘Hij heeft het me toch eerlijk beloofd!’
“… dan gaan we hier weg.’
Moeder kwam terug, samen met Liane en Peter die beiden een boterham in hun hand hadden en behoorlijk onwillig keken. Zonder dat ze wisten waarover het ging, stonden ze bij voorbaat al heel wantrouwend tegenover wat hun jongste zusje op deze vroege morgen naar voren zou brengen. Monica zat met gekruiste benen op het bed en vond zichzelf tamelijk belangrijk, wat je haar niet kwalijk kon nemen. Haar groene ogen stonden helder en van moeheid was geen spoor meer te zien.
‘Vertel het hele verhaal nog maar eens van voren af aan,’ moedigde moeder haar aan. ‘De grote familieraad moet beslissen.’
‘Maar hou het kort,’ zei Peter met een blik op zijn horloge,’ anders komen we te laat op school!’
‘Wie interesseert zich nu voor school als het om het bestaan van ons gezin gaat!’ verklaarde Monica uit de hoogte.
‘Wat een verbeelding!’ Liane liet zich in de schommelstoel vallen en nam een flinke hap van haar boterham.
Monica vertelde en dacht er helemaal niet aan om het kort te houden. Ze bracht verslag uit van alles wat ze met Amadeus beleefd had; heel nauwkeurig, van het begin af, zonder dat ze zich liet storen door de opmerkingen en uitroepen van haar broer en zuster tussendoor. Hoe langer het verhaal duurde, hoe grotere ogen Liane en Peter opzetten en hoe stiller ze werden.
‘En… heeft hij werkelijk beloofd zich voortaan netjes te gedragen?’ vroeg Liane ademloos toen Monica haar verhaal eindelijk beëindigd had.
‘Op zijn erewoord! Hij heeft het zelfs in het Frans gezegd, maar ik weet niet meer hoe dat was.’
‘Parole d’honneur?’ opperde Liane.
‘Ja, dat was het!’ Van blijdschap wipte Monica op de matras op en neer. ‘Zo klonk het precies!’
‘Ja maar! Zijn jullie nu allemaal gek geworden?!’ vroeg Peter, terwijl hij iedereen om beurten aankeek.
‘Zeg Peter, je hoeft niet zo’n toon tegen ons aan te slaan!’ protesteerde vader. We zijn altijd nog je ouders!’
‘En jullie geloven wat zij daar zegt? Mij hoef je niets te vertellen! Monica heeft óf het hele verhaal gedroomd óf ze heeft het uit haar duim gezogen, opdat we hier maar zullen blijven wonen.’
‘Maar wil jij dat dan niet ?’ riep Monica. ‘En Amadeus wil ook dat we blijven. Hij is ons al sympathiek gaan vinden, snap je?’
‘Doe niet zo dom! Best mogelijk dat het hier in huis niet pluis is, maar die Amadeus van jou bestaat niet!’
‘Welles!’
‘En waarom heb jij alleen hem dan maar gezien?’
‘Omdat ik met hem wilde spreken.’
‘Dat zou ik ook wel willen.’ Peter stelde zich wijdbeens op, handen in zijn zij. ‘Hé, spook! Amadeus, voor mijn part… laat je eens zien! Geef eens een teken!’
‘Zo gaat het toch helemaal niet!’ jammerde Monica.
Op dat ogenblik gebeurde er iets. Moeder had op haar toilettafel een grote doos talkpoeder staan, waarop een dikke prop watten lag. Die ging nu omhoog, vloog door het vertrek op Peter toe en bestoof zijn gezicht met poeder. Hij zag er belachelijk uit.
‘Hé, wat moet dat!?’ schreeuwde Peter. Hij sloeg en… had de wattenprop in zijn hand.
De anderen lachten, toen ze van hun verbazing bekomen waren.
‘Ik denk dat we het nog maar een keer met Amadeus moeten proberen,’ zei moeder.
‘Ben het helemaal met je eens,’ stemde vader in. Dat Liane en Monica het er ook mee eens waren, laat zich wel begrijpen.
Peter stak zijn vuist op tegen zijn onzichtbare tegenstander. ‘Wacht maar jongen! Als ik je te pakken krijg…!’
‘Een ding moeten jullie me beloven,’ drong vader aan. ‘Het is heel, heel belangrijk, dus knoop het in je oren. Buiten ons gezin geen woord over het spook, geen enkel woord, verstaan jullie? Zelfs niet tegen jullie allerbeste vrienden en vriendinnen!’
‘En waarom niet?’ wilde Liane weten. Ze popelde namelijk al om het hele verhaal in geuren en kleuren op school te vertellen.
‘Omdat we dan echt al heel gauw hiervandaan zouden moeten. We zouden dan namelijk al heel gauw allerlei verslaggevers en journalisten op ons dak krijgen. Parapsychologen…’
‘Para… wat?’ vroeg Monica.
‘Parapsychologen,’ herhaalde vader langzaam en duidelijk. ‘Dat zijn geleerden die zich met het onderzoek van bovennatuurlijke verschijningen bezighouden.’
‘En die zouden natuurlijk uit de hele wereld hiernaartoe komen. Nee, dat zou ik echt niet willen, nu het bij ons weer zo gezellig en rustig gaat worden,’ verklaarde Monica.
‘We zullen er het beste maar van hopen,’ zei moeder met twijfel in haar stem.
‘Maar waarom dan niet ?’ riep Monica. Ze gaf haar vader een kus en sprong van het bed. We hebben een huis, een aardig spook, een stal en al gauw ook een paard! Wie is er nu zo gelukkig als wij?!’
Op deze vraag kreeg ze geen antwoord, want allemaal waren ze nu gehaast: Peter en Liane om op school te komen, vader om zich aan te kleden en moeder om koffie voor haar en haar echtgenoot te zetten.
Maar dat kon Monica niet schelen. Ze ging naar haar kamer, wierp een kushand naar alle hoeken en riep: ‘Wacht maar af, Amadeus, we krijgen een gezellige tijd met elkaar!’