Het spook houdt niet op

Al heel vlug merkte Monica dat het niet meeviel een geheim te hebben dat ze met niemand kon delen. Tot nu toe had ze haar ouders altijd alles mogen vertellen en ze hadden altijd begrip voor haar getoond. Maar Monica was bang dat ze de geschiedenis met het spook niet zouden geloven.

Natuurlijk had ze de gebeurtenis aan Ingrid kunnen vertellen; die dacht immers zelf dat het in het huis aan de vijver met de waterlelies niet pluis was. Toch zou ze Monica’s bericht voor pure opschepperij hebben aangezien Dat zou Monica immers zelf ook gedacht hebben, wanneer iemand haar zoiets zou vertellen. Daarom dacht ze dat het beter was de zaak voor zich te houden. Maar het viel haar moeilijk.

’s Middags ging ze naar paardrijles. Petra wachtte haar al op en de beide vriendinnen begroetten elkaar uitbundig. Hoe graag had Monica over haar hartsgeheim gesproken! Maar juist tegenover Petra moest ze het niet doen; Petra was dan wel de enige die haar geloofd had, maar ze was een bangerik en zou misschien uit angst voor het spook weigeren Monica in Heidehuizen te komen opzoeken.

Daarom vertelde Monica alleen hoe mooi het buiten was en hoe ze zich erop verheugde samen met vader de stal te verbouwen en Bodo voor zijn rustkuur op te halen.

‘Hoe gaat het met Bodo?’ was haar eerste vraag aan meneer Schoenmaker.

‘Niet zo best. Het wordt tijd dat hij er eens uit gaat,’ antwoordde de instructeur. ‘Wanneer kan ik hem bij jullie brengen?’

‘Uiterlijk begin juni,’ beloofde Monica, zich afvragend of ze zelf dan eigenlijk nog wel in Heidehuizen zou zijn.

Ze klopte Bodo op zijn hals en fluisterde hem in zijn oor:

‘Ik doe voor je wat ik kan, dat beloof ik je! Wat zou het mooi zijn, hè, als je in de wei kon grazen! Je zou vast en zeker gauw van die hoest af zijn.’

Na de rijles moest Petra ervandoor. Ze had afgesproken met haar moeder boodschappen in de stad te gaan doen.

Monica was er niet teleurgesteld over, want ze was zelf nog iets van plan. Ze ging naar de stadsbibliotheek waarvan ze lid was en vroeg om een boek over spoken.

‘Maar geen verhaaltjes voor kinderen, alstublieft, maar een echt boek voor grote mensen.’ De bibliothecaresse keek haar twijfelend aan. ‘Kun je daar dan wel wat mee doen?’

‘Ik zal het proberen.’

‘Ja, dat geloof ik wel, maar of je er wat aan hebt is de vraag. Waarvoor heb je een boek over spoken nodig?’

‘Omdat ik iets over spoken moet weten.’

De bibliothecaresse keek om zich heen en zag dat het op dat ogenblik rustig was.

‘Misschien kun je mij vragen,’ stelde ze voor.

‘Wat weet u dan over spoken?’

‘Ik heb de boeken, die jij wil hebben, gelezen.’

‘Dat is mooi: eigenlijk heb ik maar één vraag: doen spoken mensen iets?’

‘Ze maken ze aan het schrikken.’

‘Dat weet ik wel. Maar kunnen ze hen ook echt iets doen? Ze naar beneden laten vallen, of hun nek omdraaien of zoiets?’

‘Nee, dat kunnen ze niet.’

Monica kreeg een kleur van blijdschap. ‘Weet u dat zeker?’

‘Heel zeker. Spoken mogen niet eens… kunnen of mogen dat weet niemand zo zeker… dingen stukmaken. Als een spook iets door de lucht gooit, komt het altijd onbeschadigd op de grond neer. Dat weet ik natuurlijk alleen uit boeken. Persoonlijk betwijfel ik of er ooit een spook bestaan heeft.’

‘Dan moet u maar eens bij ons komen!’ zei Monica meesmuilend. Ze bedankte de onthutste bibliothecaresse en ging weg.

Geheel tevredengesteld ging ze naar huis. Van de oude rommel die ze van de zolder gehaald hadden, was niets meer te zien. Het was zeker al opgehaald.

Honger!’ riep Monica de keuken binnenstormend.

‘Zodra Pap er is, gaan we eten. Maar neem vast een appel of wat yoghurt.’

‘Ja, lekker!’ Monica haalde een beker yoghurt uit de koelkast, deed er wat suiker in en begon te lepelen. ‘Het was zeker een heel karwei, Mam, die oude meubels van de wei te halen.’

‘Zeg dat wel.’ Mevrouw Smit deed het deksel van een pan en prikte met een vork in de aardappelen. ‘Maar nu zijn we er toch vanaf!’

‘Waren ze eigenlijk beschadigd? Meer dan daarvoor?’

‘Nee, helemaal niet, denk je eens in. Je reinste wonder. En daarbij te bedenken dat sommige dingen meters ver weg zijn geslingerd. Maar hoe kom je daar zo op?’

‘Omdat spoken niets stukmaken. Ze mogen mensen ook alleen maar aan het schrikken maken en ze niet verwonden.’

‘Spoken!’ Moeder lachte, maar het klonk niet erg natuurlijk.

‘Laat Pap het maar niet horen!’

‘Ik weet dat hij er niets van weten wil.’ Monica nam nog wat suiker. ‘Maar als het een spook was, dan hoefden we er in elk geval niet bang voor te zijn. Spoken zijn totaal ongevaarlijk.’

‘Hoe kun jij dat weten?’

‘Heb ik gevraagd.’ Monica vertelde van haar bezoek aan de bibliotheek.

‘Geloofde de bibliothecaresse dan echt in spoken?’

‘Nee, dat niet.’

‘Zie je nu wel. Spoken bestaan helemaal niet. Dat zijn allemaal maar verhaaltjes.’

Monica zou graag gevraagd hebben, hoe moeder die wonderlijke gebeurtenissen in huis dan kon verklaren. Maar ze vond dat ze al heel wat had durven zeggen en liet het onderwerp maar liever rusten. Iedereen behalve zij was ervan overtuigd dat met de oude meubels ook het lawaai uit het huis verbannen was. Het werd een vrolijke avond, net alsof de volgende dag het weekend zou beginnen.

‘Het is veel beter als je me weer opsluit, Pap,’ zei ze toen ze als eerste welterusten zei.

‘Waarom?’

‘Ik wil niet nog eens verdacht gemaakt worden.’

‘Maar vannacht gebeurt er toch niets!’

‘Sluit haar toch op, zodat er niets gebeurt!’ riep Liane ertussendoor.

‘Je wordt bedankt!’ gaf Monica terug en keerde zich weer naar haar vader.

‘Nou zie je eens hoe die over mij denkt. Sluit me alsjeblieft op! Je kunt nooit weten.’

‘Als je het zo graag wilt…’

‘Ja, Pap, alsjeblieft! Doe het later maar, als je naar bed gaat.’

Ze gaf hem een nachtzoen en ging de kamer uit.

Monica was ervan overtuigd dat er ook deze nacht iets gebeuren zou, maar was niet bang. Eerder was ze benieuwd wat het spook deze keer zou bedenken. Op zolder is er niet veel meer waarmee je herrie kon maken en de oude meubels stonden ook niet meer voor huis. Ze was nog niet helemaal in slaap, toen de ouders bij haar binnen keken; ze hoorden hen fluisteren. Tevreden merkte ze vader de deur van buiten afsloot. Toen sliep ze in.

Deze keer schrok ze helemaal niet meer, toen ze midden in de nacht wakker werd. ‘Aha!’ dacht ze alleen maar, gespannen luisterend in het donker. Ze hoorde een schurend en slepend geluid de trap op en af gaan, samen met een zuchten en klagen dat je de rillingen over de rug, liepen. Maar hoe verschrikkelijk het ook klonk, Monica moest giechelen. Het spook had warempel geen gebrek aan fantasie. De anderen kwamen op de overloop bij elkaar en overlegden daar samen. Maar omdat Monica zich niet liet zien, dachten ze dat zij niet wakker geworden was en besloten ze haar te laten slapen. Het was Monica best zo. Zolang de Smitten met elkaar praatten, bleef het stil in huis. Maar ze waren nog maar nauwelijks naar hun kamers teruggegaan, of het zuchten en klagen begon weer. Ze kwamen opnieuw naar buiten hollen en opnieuw hulde het spook zich in zwijgen. Later ging he toen weer door met zijn griezelige geluiden, maar blijkbaar hadden de anderen ook besloten het lawaai te negeren. Of waren ze inmiddels echt in slaap gevallen?

De volgende morgen verscheen vader nog eens aan de ontbijttafel, wat betekende dat hij zijn gezin iets te zegger had. Moeder had dat verwacht en had uit voorzorg een pittige kop koffie klaargemaakt.

‘We zijn het er hopelijk nog met elkaar over eens,’ begon hij, tegen zijn kopje tikkend om de aandacht te krijgen, ‘dat er in dit huis geen spook is…’

“… omdat er geen spoken bestaan,’ stemden Liane en Peter in, maar het klonk niet zo overtuigend als een paar dagen tevoren.

Meneer Smit keek Monica aan. ‘Heb jij vannacht niets gehoord?’

‘Jawel,’ bekende ze. ‘Maar ik ben niet bang geweest.’

‘Niemand van ons is bang geweest,’ beweerde meneer Smit.

Monica stak haar vinger op om nog eens het woord te krijgen. ‘Ik weet namelijk dat spoken mensen alleen maar het schrikken maken…

’Iedereen , behalve moeder bestormde haar met vragen en protesten.

Met luide stem riep Monica boven hen uit: ‘…ze kunnen mensen namelijk niet echt iets doen! Ik weet dat heel zeker! Ik heb het nagevraagd!’

‘Een spook,’ herhaalde vader, ‘dat is het zotste wat ik ooit heb gehoord!’

‘Maar het klopt wel,’ zei zijn vrouw.

‘Wat?!’ vroeg hij stomverbaasd.

‘Het klopt als verklaring voor alles wat we tot nu toe in huis beleefd hebben,’ verklaarde moeder. ‘En ook met alles wat de makelaar over de gebeurtenissen in het verleden verteld heeft. Vind je dat ook niet?’

‘Nee, helemaal niet. Voor al die gebeurtenissen moet er een doodnormale verklaring te vinden zijn. Alleen hebben we die nog niet gevonden.’

‘Als je er zo over denkt, Max…,’ gaf zijn vrouw toe. Maar merkte duidelijk, dat ze het alleen om de lieve vrede deed.

‘Welnu, wat ook de oorzaak van het nachtelijk lawaai is.’ ging vader verder, ‘we staan voor het feit dat het er is en dat we, tenminste voorlopig, niet in staat zijn er een einde aan te maken. Of heeft iemand van jullie misschien een idee?’

‘We kunnen ’s nachts het licht aanlaten,’ stelde Peter voor.

‘In elk geval op de slaapkamers.’

‘Zou een dure grap worden,’ meende vader.

‘Ik ben er helemaal op tegen,’ zei mevrouw Smit op besliste toon. ‘Dan zou dat afschuwelijke wezen misschien zelfs nog op het idee komen in onze slaapkamers te gaan spoken. Hu!’ Ze huiverde.

‘Er is geen spook!’ beweerde meneer Smit voor de zoveelste keer en streek haar over haar hand. ‘Maar ik geef toe dat deze nachtelijke rustverstoringen heel wat van ons vergen. Ik vraag jullie nu: zullen we het opgeven…’

‘Nee, nee, alsjeblieft niet!’ riep Monica, nog voordat hij zijn zin had afgemaakt.

‘…of zullen we volhouden?’

‘Volhouden natuurlijk,’ zei Peter. ‘Wat heeft zo’n beetje lawaai nu te betekenen.’

‘Vind ik ook,’ zei Liane. ‘Er zijn ook mensen die bij een bocht van de tramrails wonen en het gepiep van de tram helemaal niet meer horen.’

‘Wat vind jij ervan, Gerda?’ vroeg vader.

‘Ik zou het ontzettend spijtig vinden dit alles hier te moeten opgeven.’

‘Ik ook,’ zei vader ‘en daarom denk ik dat we van nu af aan maar watjes in onze oren moeten stoppen en ons hoofd maar diep onder de dekens moeten steken.’

Monica was blij. Als niemand zich iets aan het spook gelegen liet liggen, dan zou het misschien de lust vergaan nog langer te spoken.