Een paard genaamd Bodo

Elke dinsdag om drie uur had Monica paardrijles en elke dinsdag ging Petra met haar mee. Haar vriendin mocht echter zelf niet paardrijden, omdat ze nog te licht was. Geen paard zou haar op zijn rug gevoeld hebben. De andere meisjes die in de stallen rondhingen en meehielpen de paarden te verzorgen — dat deed Monica ook regelmatig in de vakanties — kregen nu en dan een uur gratis les. Alleen Petra niet.

Meneer Schoenmaker, de instructeur, durfde het niet aan. ‘Zon paard hoeft alleen maar een keer te snuiven en je valt al met een grote boog in het zaagsel! Nee, wacht jij liever nog maar even tot je een paar kilo zwaarder bent en je benen een paar centimeter langer zijn.’

Petra vond dat helemaal niet leuk, want ze hield net zoveel van paarden als Liane en Monica. Met verlangende ogen keek ze ook vandaag weer toe, hoe Monica en zes andere jongens en meisjes de manegepaarden bestegen. Monica had een bijzonder rustig dier gekregen, Bodo, een krachtig gebouwde Hannoveraan, die goedmoedig gehoorzaamde aan elke druk van de nog zwakke hielen en knieën of het kleinste rukje aan de teugel. Dat kon niet van alle paarden gezegd worden. Er waren er een paar bij die er een sport van leken te maken altijd hun eigen zin door te zetten, alsof ze erop uit waren hun berijders belachelijk te maken.

Maar als Monica op Bodo reed, ging het altijd prima. Met kaarsrechte rug zat ze in het zadel, hield de teugels niet te strak en niet te los in haar gehandschoende handen en vergat geen enkele keer bij een wending de zweep van de ene in de andere hand te nemen. Haar haar had ze in een staartje gedaan, zodat het niet in haar ogen zou vallen. Haar wangen gloeiden en haar ogen schitterden. Bodo’s donkerbruine vel glansde. De twee boden een allerliefst plaatje, zoals Petra met plezier én afgunst tegelijk vaststelde. Monica en Bodo gehoorzaamden stipt aan de commando’s van meneer Schoenmaker, terwijl een ander paard onverwacht in galop overging en zijn jonge berijdster het nog maar nauwelijks in bedwang kon houden.

Ze oefenden vandaag in het figuurrijden, maakten grote en kleine cirkels en staken schuin de manege over. Pas aan het eind kwam de galop, die Monica graag deed, hoewel ze of juist omdat ze daarbij altijd een kriebelig gevoel van opwinding kreeg, dat misschien ook wel een beetje met angst had te maken. Maar met Bodo ging de galop zonder problemen.

Veel te vlug was het lesuur, dat eigenlijk maar drie kwartier duurde, voorbij. ‘Breng Bodo maar naar zijn box,’ zei meneer Schoenmaker.

Monica klopte het paard op de hals en sprong eraf. ‘Zal ik het bit uitdoen en ‘m afzadelen?’

‘Als je dat lukt!’

‘Ja natuurlijk wel.’

Monica vond het prachtig Bodo zelf af te tuigen, ook al was dat helemaal geen gemakkelijk karweitje. Petra was veel te zwak om haar daarbij behulpzaam te kunnen zijn. Met warme wangen sleepte Monica het zadel naar de tuigkamer, maar met de beste wil van de wereld slaagde ze er niet in het op te hangen. Het was te inspannend tegelijkertijd op haar tenen te gaan staan en het zadel omhoog te tillen. Ze was blij, toen meneer Schoenmaker eraan kwam.

‘Goed gedaan!’ prees hij en hing het zadel op zijn plaats. Monica snoof. ‘In mijn tuigkamer zou ik het zadel lager hangen.’

Meneer Schoenmaker lachte. ‘Heb jij dan een tuigkamer?’

‘In ieder geval wel een stal! Zal ik u eens wat zeggen, meneer Schoenmaker? We gaan verhuizen naar het platteland!’

‘Dan zien we elkaar zeker niet meer?’

‘Jawel hoor! Ik blijf gewoon doorgaan met rijles! Ik wil het speldje toch halen!’

‘Dat vind ik fijn.’

Monica liep naar Bodo in zijn box, gaf hem een paar klopjes en stak hem de wortel toe die ze had meegebracht. Zijn vel maakte nu geen glanzende, maar een doffe indruk en hij liet het hoofd hangen.

‘Wat is er met hem aan de hand?’ vroeg ze bezorgd.

‘Hij heeft al een hele tijd de hoest!’

Alsof Bodo verstond waar het gesprek over ging en als wilde hij bewijzen dat de instructeur de waarheid sprak, liet de oude hengst een korte, droge hoest horen.

‘Nog steeds?’ vroeg Monica. ‘Is daar dan niets tegen te doen?’

‘Hij krijgt medicijnen.’

‘Misschien heeft hij een poos rust nodig?’

‘Toch gebruik ik hem maar zelden.’

Monica had een idee, maar wist nog niet goed hoe ze het moest zeggen om niet de kous op haar kop te krijgen.

‘Ja, maar dan staat hij hier maar zon beetje en… misschien zou hij veel liever in een wei lopen en…

Petra begreep waar haar vriendin op aanstuurde. ‘Misschien kun jij hem een tijdje in pension nemen!’

‘Ja natuurlijk!’ Monica deed verrast. ‘Daaraan had ik helemaal niet gedacht! Zou u dat goedvinden, meneer Schoenmaker? Alleen maar totdat hij weer gezond is?’

‘Mmmmm ja, ik weet niet goed…’

‘Ik zou heel, heel goed voor hem zorgen!’

‘Daar ben ik van overtuigd, Monica. Maar zo eenvoudig als jij het je voorstelt is het niet te regelen. Je zou je vader eens moeten sturen.’

‘Als dat alles is… dat doe ik!’ riep Monica opeens vol vuur.

‘En denk je dat hij het goed zou vinden?’

‘Ja hoor! Hij weet toch dat ik en Liane dolblij zouden zijn als Bodo een poos bij ons mocht komen.’

‘Maar misschien wil hij dat juist niet!’ opperde Petra met een ernstig gezicht.

Monica keerde zich naar haar toe. ‘Wat niet?’

‘Dat jullie dol worden!’

Monica lachte met haar mee, maar zei toch proestend: ‘Wat een rare grap was dat! Je hebt me echt laten schrikken!’ Ze werd weer ernstig en gaf de instructeur een hand. ‘Afgesproken dus, meneer Schoenmaker, mijn vader komt met u praten… en Bodo komt naar Heidehuizen.’

Opgewonden als nooit tevoren kwam Monica van deze gedenkwaardige paardrijles thuis. ‘Mam! Mam!’ riep ze bij het binnenkomen zonder iemand te begroeten. ‘Raad nu eens! Ik heb een paard!’

Liane kwam uit hun gemeenschappelijke kamer aanrennen.

‘Wat zeg je daar? Het is toch zeker niet waar!’

‘Nou en of!’ beweerde Monica voordat ze haar woorden wat afzwakkend eraan toevoegde: Wel niet helemaal…’

Mevrouw Smit had de keukendeur geopend. Wat is dat voor een verhaal? Vertel het nu eens rustig, Monica!’

Dat deed Monica. ‘Zou Pap het goedvinden?’ besloot ze haar verhaal met meer twijfel in haar stem dan toen ze eraan begon. Het was namelijk tot haar doorgedrongen dat het helemaal niet iets vanzelfsprekends was een volwassen paard te mogen stallen.

‘Hij moet gewoon!’ eiste Liane.

‘Moeten hoeft Pap niets,’ zette moeder recht, ‘ maar ik denk toch dat hij ermee akkoord gaat en wel om een paar goede redenen.’ Ze ging terug naar de keuken, die modern was ingericht, maar zo klein was, dat slechts één persoon aanwezig kon zijn.

De twee meisjes bleven in de deuropening staan.

‘Hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg Liane.

‘Pap houdt toch ook van paarden, anders had hij ons beslist geen rijles laten nemen!’ antwoordde Monica in plaats van moeder.

‘Juist,’ zei mevrouw Smit, ‘en daarbij, jullie weten hoe hij is, hij gunt jullie elk pleziertje.’ Ze was bezig een sausje voor de sla te maken.

‘Dat is pas een goede reden!’ merkte Liane op.

Moeder lachte. ‘Ja, de tweede reden is meer een bijgedachte. Maar hij speelt wel een rol in het geheel.’

Monica keek haar zus aan.

‘Snap jij wat Mam bedoelt?’

‘Ik hoop dat Bodo jullie van je wens afbrengt een eigen paard te hebben als jullie hem eenmaal een poos verzorgd hebben.’

‘Nooit!’ riepen Monica en Liane in koor.

‘Jullie zullen eens zien, wat voor werk dat met zich meebrengt. Zo’n paard moet elke dag gevoederd, geroskamd en in beweging gehouden worden.’

‘Maar dat is nou juist het leuke!’ verzekerde Monica.

‘Laten we maar eens afwachten!’

‘Eén ding begrijp ik niet.’ Liane stak haar ronde kin naar boven. ‘Eerst zeg je dat Pap ons elk pleziertje gunt en dan blijkt dat hij ons in werkelijkheid het plezier in het paardrijden wil afleren.’

Dat wat te spitsvondig voor Monica; ze keek met grote ogen van Liane naar moeder.

‘Niet het plezier in het rijden, maar in dat van een eigen paard,’ verbeterde mevrouw Smit.

‘Maar waarom? Ik snap er niets van!’

‘Dat is een nogal domme vraag, Liane. Als je de moeite neemt een beetje na te denken, kun je hem gemakkelijk zelf beantwoorden.’

‘Omdat het te duur is!’ barstte Monica uit.

Moeder glimlachte haar toe. ‘Juist, Monica. Over het houden van een paard wil ik het niet eens hebben, dat zou buiten op het platteland nog wel op te brengen zijn. Maar weten jullie hoeveel een paard kost?’

‘Een paar honderd gulden,’ meende Monica.

‘Een paar duizend!’ verbeterde moeder. ‘En daarvoor heb je dan nog maar een middelmatig en al een beetje versleten dier. Voor een werkelijk goed rijpaard zou Pap nog veel meer moeten betalen.’

‘Maar we hebben toch voor een huis gespaard,’ zei Liane.

‘Je meent toch niet in ernst dat we ons spaargeld voor een paard gaan aanspreken? Nee, dat nooit, Liane. Zelfs wanneer je Pap zover zou krijgen, zou ik er helemaal op tegen zijn. Geen sprake van!’

Dit gesprek met Mam had de grote verwachting van de meisjes een beetje minder doen worden. Voor de eerste keer was hen duidelijk geworden dat er ondanks de stal aan een eigen paard niet te denken viel. Des te belangrijker vonden ze het nu dat Bodo ook echt door hen verzorgd zou worden. Moeder had zich niet vergist. Toen Monica Pap het aanbod van meneer Schoenmaker meedeelde, ging hij er zonder meer mee akkoord en verklaarde hij zich bereid de instructeur in de komende dagen op te zoeken.