Plannen en nog eens plannen

Meteen de volgende maandag zegde meneer Smit de huur van de oude woning op en zette hij zijn handtekening onder het nieuwe huurcontract voor het huis aan de vijver. Peter had niet alleen verbaasd gestaan over de berichten van zijn zusters, hij was ook kwaad geweest dat hij niet meegegaan was. In de grote Amerikaan van meneer Groenewold had hij best nog wel meegekund, maar nee, zijn afspraak was belangrijker voor hem geweest. Liane en Monica konden het gewoon niet laten hem daarmee te plagen.

Om de fout te herstellen maakte hij met zijn vriend George een afspraak en zo gingen de beide jongens op de fiets naar Heidehuizen. Tijdens het avondeten schepte Peter op: ‘Raad eens waar ik vandaag geweest ben!’

‘Toch niet in Heidehuizen?’ vroeg moeder onmiddellijk.

Peter was verbluft. ‘Hoe weet je dat?’

‘Nou, dat was niet zo moeilijk te raden.’

‘En wat vind je ervan? Hoe ben je eigenlijk in het huis gekomen?’ vroeg Monica.

‘Ik vind het een jofel huis, maar ik ben er niet in geweest. Ik heb alleen door de ramen naar binnen gekeken.’

‘Dan heb je het mooiste niet gezien,’ beweerde Liane uit de hoogte.

‘Het mooist vind ik de vijver,’ ging Peter tegen haar in.

‘George en ik hebben die oude boot eens bekeken. Hij is wel behoorlijk lek, maar we zullen hem wel weer dicht weten te krijgen.’

‘Niet als ik er niet bij ben,’ verklaarde meneer Smit op besliste toon.

‘Denk je dat we het niet alleen kunnen?’ vroeg Peter beledigd; zijn blonde stekelige haar stak alle kanten uit.

‘Best mogelijk. Maar ik wil geen risico nemen. Het zou een hoop narigheid geven als het zaakje zou zinken.’

‘Kom nou, die vijver is toch helemaal niet diep!’

‘Hoe weet je dat?’

Daarop wist Peter geen antwoord.

‘Begrijp me goed,’ zei vader, ‘ik ben er niet voor dat je elk gevaar uit de weg moet gaan. Risico’s horen bij het leven en helemaal zonder zou het gruwelijk saai worden. Maar alleen onnozele halzen of zwakzinnigen stellen zich bloot aan onvoorzienbare gevaren.’

‘Onvoorzienbaar? Wat een onzin!’ riep Peter. ‘We kunnen toch zwemmen!’

‘En als de vijver nu vol met slingerplanten zit?’

‘En als er pirana’s in leven?’ vroeg Monica. ‘Dan ben je binnen een paar seconden alleen nog maar een geraamte!’

‘Onzin’! zei Peter weer. ‘Die komen toch alleen maar in Zuid-Amerika voor.’

‘Weet je dat wel zeker?’ vroeg Monica en ze keek hem met haar groene ogen met lichte wimpers ernstig aan. ‘En als de een of andere onderzoeker ze daar nu eens uitgezet heeft?’

‘Dat is nauwelijks aannemelijk,’ meesmuilde vader.

‘Maar onderzoeken moeten we de vijver hoe dan ook, voordat we iets gaan ondernemen. We moeten het water door een biologisch instituut laten onderzoeken…’

‘Waarom?’ wilde Monica weten.

‘Om erachter te komen hoe het staat met het plankton…’

Monica viel hem in de rede. ‘Plankton… wat is dat?’

‘Plankton is een Grieks woord en betekend zoiets als het zwevende.’

‘Laat mij het maar even uitleggen,’ verzocht Liane. ‘Plankton is een verzamelwoord voor diertjes en plantjes die vrij in het water leven, maar zo klein zijn dat ze van de stroming afhankelijk zijn.’

‘In de vijver is helemaal geen stroming!’

‘Maar leven is er zeker in,’ beweerde vader,’ en als dat niet het geval mocht zijn, dan is het misschien raadzaam hem leeg te pompen. Wie weet hoeveel rommel er in de loop der jaren ingegooid is.’

‘En dan laten we hem daarna weer vollopen. Maar dan met schoon water!’ stelde Liane voor. ‘Dan krijgen we een echt zwembad! Zalig!’

‘Het zou al heel gauw weer groen worden en ik denk dat dat ook helemaal niet erg is,’ meende moeder. ‘Alleen zo past hij in de omgeving! Maar we zouden forellen erin uit kunnen zetten, dan krijgen we van tijd tot tijd verse vis op tafel.’

IJverig beraadslaagden ze met elkaar over de beste oplossing. Toen mevrouw Smit van tafel opstond, streek ze haar man door het haar. ‘Ik weet wel waarom je de jongens niet alleen die oude boot wilt laten opknappen! Best mogelijk dat je een beetje bezorgd bent, maar in de eerste plaats wil je gewoon meedoen.’

‘Je hebt gelijk, zoals altijd!’ bekende vader. ‘Mag ik meedoen?’

De anderen lachten.

‘Vooruit dan maar,’ zei Peter genadig. ‘Dag in dag uit naar kantoor gaan moet tamelijk vervelend zijn, nog vervelender dan naar school. Ik vind dat je een kleine afwisseling wel verdiend hebt.’

Opnieuw gelach.

Natuurlijk vertelden ook Monica en Liane overal over de op handen zijnde verhuizing. Slechts een paar van Liane’s vrienden en vriendinnen benijdden haar om haar vertrek uit de stad. Zij zouden niet graag afstand doen van de vele en afwisselende genoegens van de grote stad.

‘Maar die hou ik toch?’ verzekerde Liane. ‘Ik ga er elke dag naar toe en als er eens iets is, blijf ik ’s middags gewoon of ga nog even heen en weer. Met de trein is dat helemaal geen probleem!’

‘En als het eens laat wordt op een feestje?’ vroeg Ester, Liane’s beste vriendin. ‘Hoe kom je dan in het pikkedonker naar je huis aan de vijver?’

‘Dan ga ik helemaal niet naar huis!’ Liane lachte. ‘Dan slaap ik gewoon bij jou. Zo gemakkelijk is dat! Van feestjes gesproken… jullie kunnen je niet voorstellen wat je daar voor feesten kunt houden! Jongens, verheugen jullie je daar alvast maar op!’ Ze vertelde in geuren en kleuren van de mooie, nieuwe kamer die ze krijgt, van de vijver, de boomgaard, de stal en het paard dat ze zo graag zou hebben. En zo slaagde ze erin de anderen toch een beetje jaloers te maken. Ook Petra, Monica’s vriendin, stond er in het begin wat kritisch tegenover.

‘Een spookhuis? Nou, mij niet gezien hoor!’ zei ze. Monica gaf haar een por.

‘Geloof jij daar dan in?’

‘Mmmm, nee dat niet, maar je kunt toch nooit weten.’

‘Petra, ik wist helemaal niet dat je zon bangerik was! Zal ik je eens wat zeggen? Ik zou het gewoon fantastisch vinden als het er echt spookte. Denk je eens in wat een lol je dan zou hebben.’

‘Ik zou bang zijn.’

‘Als je bij me op bezoek bent, slapen we toch gewoon op dezelfde kamer, dan hoef je toch niet bang te zijn?’

‘Nee,’ zei Petra, maar het klonk niet erg gemeend. Ze was een mager blond meisje, tamelijk klein voor haar leeftijd en haar klasgenootjes noemde haar vaak ‘Sprietje’.

Monica legde een arm om haar schouders.

‘Je zult zien dat er geen spook te bekennen valt. Daarom…’ Ze draaide zich om, keek van links naar rechts, en hoewel niemand zich voor hen interesseerde, vond ze het toch beter geheimzinnig in Petra’s oor te fluisteren: ‘… gaan we zelf spoken. Wij tweeën. Ik heb me heilig voorgenomen de anderen ontzettend te laten schrikken. Dat wordt me wat!’