Maandag 2 augustus
Het weekend was boven verwachting geweest en Johan voelde zich beter dan hij in lange tijd had gedaan toen hij op maandagochtend op zijn werk kwam. Emma en hij hadden het rustig aan gedaan, lange wandelingen gemaakt, lekker gekookt en zich ontspannen voor de televisie. Net als een gewoon gezin. Hij had vooral genoten dat hij al die tijd bij Elin was geweest. Haar 's ochtends wakker maken, haar voeden, aankleden en luiers verschonen. Hij besefte hoezeer hij het miste om voor zijn dochter te zorgen en besefte ook dat dit onvermijdelijk nieuwe eisen van zijn kant zou gaan inhouden. Hij accepteerde het niet om nog langer buitengesloten te worden. Als Emma niet wilde dat hij bij haar introk, zou ze moeten accepteren dat hij Elin zo nu en dan leende.
Een bijkomende reden dat hij zich zo goed voelde, was dat de eerste avond met Sara zo goed was gegaan. Hij had nieuwe hoop gekregen dat hij misschien als surrogaatpapa zou kunnen functioneren. Hij verheugde zich erop om zowel Sara als Filip weer te zien.
Zoals gewoonlijk begon hij de dag met een gesprek met Grenfors in Stockholm en bij wijze van uitzondering vond de redacteur dat Johan het rustig aan kon doen als er niets bijzonders gebeurde.
Hij begon met het opruimen van zijn volgestapelde bureau.
Pia maakte van de gelegenheid gebruik om de auto te wassen en deze een onderhoudsbeurt te laten geven. Hij nam de stapels papier door, gooide het meeste weg en stopte het belangrijkste in de map. Het stof wervelde op, er moest nodig schoongemaakt worden.
Zijn blik viel op een artikel uit de Gotlands Allehanda over de brutale diefstal van een paar weken terug in Fornsalen. Door de twee moordzaken was wat anders een grote gebeurtenis zou zijn geweest, bijna in de vergetelheid geraakt.
Hij belde de politie, vroeg naar de verantwoordelijke rechercheur, werd met ene Erik Larsson doorverbonden en bracht zijn boodschap over.
"We werken aan de diefstal, het is spijtig, maar helaas moet ik zeggen dat we nog niets verder zijn gekomen", zei de politieman bezorgd.
"Is er een verdachte?"
"Dat kan ik niet zeggen."
"En sporen?"
"Geen sporen die ertoe hebben geleid dat we de dader hebben kunnen pakken."
"Dit soort diefstallen, zijn die eerder voorgekomen?"
"Niet uit Fornsalen, nee."
"Wat kan een dief met deze gestolen gouden ring doen? Het moet toch moeilijk zijn om zulke spullen te verkopen."
"Of hij houdt hem zelf, maar dat is niet waarschijnlijk, of hij verkoopt hem door. We denken dat het om een roof in opdracht gaat, dus dat hij al een koper had, een verzamelaar, misschien in het buitenland. We weten dat er op de internationale markt Gotlandse archeologische vondsten worden verkocht."
"Wat kan zo'n armring waard zijn?"
"Onmogelijk te zeggen. Een verzamelaar kan er wat dan ook voor betalen. Als het om munten gaat, zegt men altijd dat een zeldzame zilveren munt uit de Vikingtijd in goed bewaarde staat ongeveer tienduizend kronen waard is. Stel je dan maar voor wat je voor honderden munten kunt krijgen. We weten dat er nog altijd onopgegraven zilverschatten zijn. Nog steeds wordt er op Gotland gemiddeld één per jaar gevonden."
"Maar waarom wordt er zo weinig aan die diefstallen gedaan?" vroeg Johan verbaasd. "Het is toch krankzinnig dat er hiervandaan zoveel spullen verdwijnen en dat niemand daar iets mee doet!"
"Natuurlijk proberen we degenen die archeologische vondsten stelen op te sporen, maar het is moeilijk. En eerlijk gezegd denk ik dat het feit dat de daders, als ze tegen alle verwachting in voor de rechter komen, een straf krijgen die nauwelijks iets voorstelt, bijdraagt aan de passiviteit van de politie. Ze worden namelijk volgens de wet cultuurgoed veroordeeld en die straffen zijn zo laag dat de politie het niet de moeite waard vindt om energie te verspillen aan het oppakken van misdadigers die al na een paar maanden weer op vrije voeten zijn."
"Geldt dat ook voor u?"
"Dat heb ik niet gezegd, maar het is moeilijk om die dieven vast te zetten, als ze niet op heterdaad betrapt worden."
Johan bedankte en beëindigde het gesprek. Larsson had hem ergens in de loop van de komende dagen een interview beloofd. Maar Johan wilde eerst de diefstallen verder bekijken voordat hij een verslag maakte. Hij belde de centrale van het politiebureau en vroeg of hij alle politieaangiften betreffende prehistorische of archeologische vondsten van het afgelopen jaar kon krijgen. De registrator beloofde de aangiften zo snel mogelijk te faxen. Zij meende dat het om hooguit tien stuks ging.
Terwijl hij wachtte zette hij koffie. Hij dacht na over het gemak waarmee de politie met de diefstallen omging. Zelf vond hij het verschrikkelijk dat er cultuurhistorische schatten op een lucratieve markt werden aangeboden en verdwenen, niet alleen van Gotland, maar uit heel Zweden.
Toen de fax begon te ratelen haastte hij zich erheen. Het waren maar zeven aangiftes. Eén ging over de laatste diefstal uit Fornsalen en de rest ging over dergelijke diefstallen uit het magazijn van Fornsalen en bij de opgravingen.
Eén aangifte wekte zijn interesse: bij de opgraving in Fröjel was een halssieraad verdwenen. De aangifte was gedateerd op donderdag 29 juni. Het ging om een in zilver gevat barnstenen sieraad dat degene die de aangifte had gedaan, zelf de dag daarvoor in de aarde had gevonden. Ze had het sieraad in een zak gedaan die ze had opgeborgen in een van de wagentjes die een eindje van de plek van de opgravingen vandaan stonden opgesteld. De archeologen bewaarden hierin de gevonden voorwerpen, een computer en diverse gereedschappen en instrumenten. Toen ze de dag daarna weer naar haar vondst wilde kijken, was die verdwenen. Niemand kon verklaren hoe dat kon. Het wagentje was 's nachts afgesloten geweest, maar er zat geen beschadiging op het slot.
Degene die aangifte had gedaan, heette Katja Rönngren. Johan dacht haar naam te herkennen en zocht tussen zijn papieren. Hij vond de lijst met de mensen die aan dezelfde opgravingscursus als Martina hadden meegedaan en inderdaad, daar stond ze bij.
Katja Rönngren was een van de studenten die na Martina's dood de cursus hadden afgebroken.
Ze woonde in Göteborg en via inlichtingen kreeg hij haar thuisnummer te pakken. Hij belde meteen, stelde zich voor en legde uit waar het om ging.
"U spreekt met haar moeder, Katja is hier niet."
"Het is erg belangrijk, waar kan ik haar bereiken?"
"Katja is op Gotland."
"Ze heeft de cursus toch een aantal weken geleden afgebroken?"
"Ze is maar een paar dagen thuis geweest, daarna is ze weer teruggereisd om te proberen toch alles af te ronden."
"Heb u sindsdien wat van haar gehoord?"
"Meerdere keren. Ze heeft gezegd dat ze niet in de jeugdherberg kon logeren, die was al volgeboekt, dus slaapt ze bij een paar vrienden in Visby. U kunt haar op haar mobiele nummer bereiken, wilt u het nummer hebben?"
Het controleren van de passagierslijsten van de veerdienst Destination Gotland leverde geen resultaat op. Ambjörnsson had kennelijk niet in plaats van een binnenlandse vlucht de boot genomen.
Er waren veel mensen verhoord, maar ook dat bracht hen niet verder. De collega's van de rijksrecherche waren bekwaam, maar kwamen ook niet met iets nieuws. Agneta Larsvik moest zich weer aan een ander geval in Stockholm wijden.
Na de bespreking van acht uur die ochtend besloot Knutas om het politiebureau te verlaten en in zijn eentje de sporen van de moordenaar te volgen. Hij deelde de centrale mee dat hij een paar uur zou wegblijven, ging in zijn oude Mercedes zitten en tufte weg. Het weer was onstabieler geworden. Het had die nacht geregend en de wolken pakten zich samen tot een donker, dreigend geheel toen hij over de kustweg naar het zuiden reed. Vlak voor Klintehamn sloeg hij af naar Warfsholm en hij parkeerde bij het pension. Er waren vrij weinig mensen, de toeristen trokken naar Visby nu het slecht weer was.
Hij liep de veranda van het pension op en ging aan dezelfde tafel zitten waar Martina en haar vrienden ruim een maand eerder hadden gezeten. Het was kil en het motregende. Het water was grijs en vanuit de haven kon je de machines horen dreunen. Dit leek in niets op het vakantieparadijs dat hij had gezien toen hij hier laatst met Karin was. Hij stond op en keek naar het pad dat naar de jeugdherberg voerde. Daar had Martina Flochten waarschijnlijk haar moordenaar ontmoet. Waarom juist daar?
Hij wandelde het voetpad op in dezelfde richting als Martina was gelopen, en bleef halverwege staan, waar de wilgentakken aan beide kanten een tunnel vormden en zowel tegen de wind als tegen de regen bescherming boden. Ergens was ze overvallen. Vervolgens moest hij haar over de parkeerplaats naar het grasveld met jeneverbesstruiken hebben gesleept en toen naar het water, waar de ring was gevonden. Knutas liep verder, dezelfde weg die de dader volgens hem had genomen. Vanaf het strand was je helemaal beschermd tegen inkijk. Hier had hij dus ongestoord zijn gang kunnen gaan. Nadat hij haar had verdronken, moest hij het lichaam in de auto hebben gestouwd en zijn weggereden. Knutas bleef staan en bekeek het gebied een tijdje. Hadden ze iets afgesproken? Had Martina een geheim gehad dat niets met haar verhouding te maken had? Had ze misschien tijdens haar bezoeken in Zweden nog iemand leren kennen, waarvan niemand iets wist?
Het onderzoeksteam had alle mogelijkheden rond de opgravingscursus en de hogeschool onderzocht; maar er moest meer zijn, iets wat verborgen was.
De volgende stop werd Vivesholm en hij wandelde door het bosgebied naar de vogeltoren. Bij de plek waar Martina had gehangen, bleef hij staan. De aanblik van die ochtend zou hij nooit vergeten.
Hij wandelde naar het einde van de landtong. Het landschap was wild en schraal en deed hem aan de hei in Noord-Ierland denken, waar hij met zijn gezin een paar jaar geleden met de auto met vakantie was geweest. De wind dwong hem zijn ogen half dicht te knijpen en de motregen maakte zijn gezicht nat toen hij zijn gezicht naar de hemel keerde. Door het grijze en koude weer voelde het aan als de herfst. Hij keek naar de boothuisjes bij Kovik. Het eenzame kapelletje dat daar lag, kon hij in de regensluier nauwelijks onderscheiden. Nog maar een halfjaar eerder had daar in de kapel de begrafenisplechtigheid van een van zijn beste vrienden plaatsgevonden. Het was een afgelegen, klein kalkstenen huis, met kleine ramen die over zee uitkeken. In de loop der jaren waren daar veel zeemannen begraven.
Diep in zijn onderbewustzijn werd er iets gewekt toen hij daar in de wind en de regen stond. Hij dacht aan wat Agneta Larsvik over de werkwijze van de moordenaar had gezegd. En plotseling wist hij precies wat hij moest doen.
Katja Rönngren antwoordde niet. Johan liet een bericht achter en vroeg haar zo snel mogelijk terug te bellen.
Hij leunde achterover in zijn stoel met zijn handen achter zijn hoofd. Wat betekende het dat Katja een diefstal had aangegeven, dat ze de cursus had verlaten maar vervolgens weer was teruggekeerd? Misschien helemaal niets. Maar de diefstallen lieten hem niet met rust.
Hij ging achter de computer zitten en ging het internet op. Zocht willekeurig op verschillende zoekwoorden die met Gotlandse archeologische vondsten te maken hadden. Hij kreeg heel veel treffers, maar het meeste kon hij onmiddellijk wegklikken als oninteressant. Toen schrok hij. Een Amerikaanse website bood archeologische voorwerpen van Gotland aan. Voorwerpen als gereedschappen, werktuigen, munten en sieraden werden openlijk te koop aangeboden. Er stond een adres bij voor als je contact wilde hebben. Johan kreeg een idee, hij tikte een schuilnaam in, schreef dat hij geïnteresseerd was in het kopen van voorwerpen en vroeg om een snelle reactie.
De telefoon ging. Het was Katja Rönngren. Ze bevestigde dat ze een aangifte had gedaan, maar dat het daarna niet meer was voorgekomen en dat ze geen enkel idee had wie er achter de diefstallen kon zitten, niet eens een vermoeden. Toen vertelde ze dat Martina eveneens had ontdekt dat er opgegraven voorwerpen verdwenen en dat zij het erover had gehad om ook aangifte te doen. Katja wist echter niet of dat ook daadwerkelijk gebeurd was. Ze had het gevoel dat Martina iemand had verdacht, ook al had ze dat niet willen toegeven.
Johan twijfelde na het gesprek. Martina was dus van plan geweest om aangifte te doen, maar zover was het niet gekomen. Misschien had ze het gedaan als ze niet was vermoord. Waren de diefstallen het motief; iemand die tot elke prijs wilde doorgaan met stelen, maar die zijn activiteiten bedreigd zag doordat de meiden hem op het spoor waren gekomen? Dan zou in dat geval ook Katja zijn bedreigd, ze had redelijkerwijs zelfs als eerste vermoord moeten zijn. En waar kwam Staffan Mellgren in beeld? Was hij bij de plunderingen betrokken? Johan vermoedde dat hij de moordenaar zou kunnen vinden door uit te zoeken hoe de diefstallen werden gepleegd. Alles leek met elkaar samen te hangen: de diefstal uit Fornsalen, uit het magazijn en van het opgravingsterrein, en nu bleek dat er zelfs spullen via het internet werden verkocht. Dit was toch duidelijk een misdaad? Hoe zouden de Amerikanen middeleeuws-Scandinavische voorwerpen te pakken hebben kunnen krijgen als die niet gestolen waren?
Plotseling piepte zijn computer; hij had een e-mailbericht gekregen. Uit de Verenigde Staten.
Hij ging weer achter de computer zitten om het bericht te beantwoorden.
Terug op het politiebureau belde Knutas Agneta Larsvik in Stockholm. Hij had geluk en kreeg haar tussen twee besprekingen door te pakken.
"De manier waarop de moorden zijn gepleegd", begon hij. "Kan het iets met religie te maken hebben?"
"Hoe bedoel je?"
"Zowel Martina Flochten als Staffan Mellgren waren geïnteresseerd in de Vikingtijd, ze groeven een havenplaats uit de Vikingtijd op toen ze werden vermoord. De religie in die tijd was het Oudnoordse geloof, je weet wel, Thor en Odin en zo. Het is bekend dat de Vikingen aan offers, bloedrituelen en dergelijke deden. Je zei dat de werkwijze ritueel was. Kan het te maken hebben met de Oudnoordse godencultus; ik bedoel, met hoe ze offers aan hun goden brachten?"
"Ik weet het eigenlijk niet", zei ze aarzelend. "Helaas ben ik hier niet zo in thuis, maar het is niet ondenkbaar. Heb je een momentje?"
"Natuurlijk."
Knutas hoorde dat ze de telefoon neerlegde en hoe ze op de achtergrond in papieren bladerde. Een paar minuten later was ze terug.
"Ben je er nog? Ik ken een godsdiensthistoricus aan de universiteit in Stockholm die gespecialiseerd is in middeleeuws-Scandinavische religie en mythologie. Hij heet Malte Moberg, hij kan je gegarandeerd helpen."
Knutas kreeg het nummer en minder dan een minuut later had hij de godsdiensthistoricus aan de lijn. Hij legde uit waarvoor hij belde en beschreef kort hoe de slachtoffers waren gedood.
Malte Moberg sprak langzaam, met een hese stem.
"Er bestaat zoiets als de drievoudige dood, waarbij het slachtoffer op drie verschillende manieren van het leven wordt beroofd. Deze manier van doden heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in de religie van de Keltische en Germaanse stammen in de periode van driehonderd jaar voor tot driehonderd jaar na het begin van onze jaartelling. Aangezien het slachtoffer een drievoudige dood onderging in de vorm van ophanging, messteken en verdrinking, dacht men dat het aan drie verschillende goden zou zijn opgedragen."
Het belangrijkste puzzelstukje viel op zijn plek. Wat eenvoudig. Knutas werd zo opgewonden dat hij nauwelijks stil kon zitten.
"En wat heeft dit met de Oudnoordse religie te maken?" vroeg hij enthousiast.
"In het voorchristelijke Noorden stond het offer centraal in de religie. Het scheppingsverhaal van het Oudnoordse godengeloof begint met de reus Ymer, die wordt geofferd om de wereld gestalte te geven. Odin offerde een oog om wijsheid te krijgen en offerde zelfs zichzelf om inzicht te krijgen in de geheimen van de runen. Meestal werd er eten en drinken aan de goden geofferd, maar ook dieren en in zeldzame gevallen mensen. De manier van doden die u in deze moordzaken beschrijft komt ook voor in de Oudnoordse religie. De drievoudige dood zou zijn opgedragen aan de goden Odin, Thor en Freyr; dus de drie machtigste goden in de Oudnoordse cultus. Men geloofde in de Noordse mythologie immers in drie goddelijke geslachten: de Asen, de Wanen en de Alven. De Asen, waartoe Odin en Thor worden gerekend, werden het meest geassocieerd met macht en oorlog en de Wanen, waartoe Freyr behoorde, met vruchtbaarheid. Ik weet niet hoe goed u thuis bent in de Oudnoordse mythologie?"
"Ik weet alleen wat ik op school heb geleerd, maar dat is honderd jaar geleden. Frist u mijn geheugen maar even op."
"Odin is de oergod, de Alvader volgens velen, degene die alle andere Asen stuurt, hij was de oppergod van de mensen. Hij is de oudste en wijste en woont in de burcht Walhalla. Hij is de god van de oorlog, maar ook van de dichtkunst en hij heeft de runen geschapen. Thor is de zoon van Odin en is ook de god van de oorlog, maar vooral bekend als god van de donder. Thor heeft een hamer die Mjöllnir heet en wanneer hij daarmee slaat dan dondert en bliksemt het. Tja, dat weet u vast wel. Freyr tenslotte, is de voornaamste god van de vruchtbaarheid, hij wordt geëerd voor een goede oogst, vrede, wellust en voorspoed met het vee."
"Het feit dat de dader blijkbaar het bloed van het slachtoffer heeft verzameld, hoort dat ook thuis in de Oudnoordse mythologie?"
"Absoluut, het bloed zelf was belangrijk in de offerrite. Men doodde dieren zoals bijvoorbeeld varkens en paarden en ving het bloed op in schalen. Iets wat ook voorkomt in het Oud-noordse godengeloof is het met bloed beschilderen van afgodsbeelden."
Knutas liet een diepe zucht ontsnappen.
"Dan klopt het allemaal", zei hij. "De werkwijze, het opvangen van het bloed, alles."
Dan was er nog iets wat hij moest vragen. Nog steeds had de informatie over de paardenhoofden het publiek niet bereikt en Knutas vertelde Malte Moberg over de twee hoofden die op palen waren gespietst en bij het huis van Mellgren en Ambjörnsson waren neergezet.
Het werd stil aan de andere kant. Zo lang dat Knutas zich begon af te vragen of de verbinding was verbroken. Toen sprak Moberg weer, zijn stem had een nieuwe klank.
"Waar u het over heeft wordt een nidstang, een vloekpaal, genoemd; een paardenhoofd wordt op een paal gespietst, meestal van hout, en wordt bij het huis van de vervloekte neergezet. Het gaat om een ongelooflijk krachtige magische rite, een vloek die over iemand wordt uitgesproken. Een dergelijke vloek houdt een ernstige bedreiging in."
"De leider van de opgravingen, Staffan Mellgren, werd een paar dagen nadat hij de vloekpaal bij zijn huis had gevonden vermoord."
"En de andere man die een vloekpaal heeft ontvangen?"
"Het is een beetje onduidelijk waar die zich bevindt", zei Knutas cryptisch.
"O? Als ik u was zou ik ervoor zorgen hem zo snel mogelijk te pakken te krijgen. Voor de rest zou ik u willen aanraden zo snel mogelijk uit te zoeken welke mensen er in de buurt van het slachtoffer geïnteresseerd zijn in het Oudnoordse godengeloof."
Onmiddellijk na het gesprek met Malte Moberg belde Knutas Susanna Mellgren om te informeren of haar man enige interesse voor het Oudnoordse godengeloof had getoond. Het antwoord was negatief, iets dergelijks was haar niet bekend. Ze beweerde dat hij heel wat avonden en zelfs weekenden weg was zonder dat haar duidelijk was waar hij mee bezig was, maar ze had aangenomen dat hij andere vrouwen ontmoette.
Hetzelfde antwoord wat betreft de geloofskwestie kreeg hij van Gunnar Ambjörnssons vriendin, volgens haar was Ambjörnsson atheïst.
Knutas riep het onderzoeksteam bij elkaar en informeerde hen over het gesprek met de godsdiensthistoricus in Stockholm.
"Wie had nou in hemelsnaam gedacht dat het om religie zou gaan?" zei Kihlgård. "Aan de andere kant, hoeveel mensen zijn er tegenwoordig bezig met het Oudnoordse godengeloof? Het klinkt toch vrij apart."
"Het is toch niet vreemder dan het geloven in Jezus of Mohammed of wat dan ook", wierp Karin tegen. "Ik vind dat Oudnoordse godengeloof eigenlijk wel cool, ik vind het een prettige gedachte dat er meerdere goden zijn en dat de vrouwelijke goden net zo belangrijk zijn als de mannelijke."
"We gaan het nu niet hebben over onze standpunten wat betreft het geloof, maar over het nieuwe spoor dat we hebben en dat hopelijk tot een oplossing van deze zaak zal leiden", zei Knutas ongeduldig. "De dader is waarschijnlijk hier op het eiland en het zou me verbazen als hij helemaal op eigen houtje handelt. Hij moet tenminste één helper hebben."
"Omdat hij ervaring lijkt te hebben met het doden van of het omgaan met dode dieren zijn we alle werknemers bij de Gotlandse slachterijen nagegaan, maar dat heeft helaas niets interessants opgeleverd", zei Karin. "Ook bij de dierenartsen en hun medewerkers niet."
Knutas zag er terneergeslagen uit.
"Maar we weten in elk geval dat de werkwijze van de moord herleid kan worden tot iets wat de drievoudige dood wordt genoemd. Wie zou zich met zoiets kunnen bezighouden?"
"Iemand die geïnteresseerd is in het Oudnoordse godengeloof en de Oudnoordse mythologie, een soort lid van een vereniging die zich daarmee bezighoudt", stelde Kihlgård voor.
"Hebben we zoiets op Gotland? Weet iemand dat?"
Iedereen in de kamer schudde zijn hoofd.
"We bedoelen waarschijnlijk niet de middeleeuwse mensen?" vroeg Karin. "Er zijn immers heel veel mensen die nu onder grote druk werken aan de middeleeuwse week die volgende week begint; maar die zijn toch niet geïnteresseerd in het Oudnoordse godengeloof?"
"De Middeleeuwen komen na de Vikingtijd, na de kerstening van het Noorden en dat is in het begin van de twaalfde eeuw", zei Knutas. "Maar natuurlijk kunnen deze zaken heel goed met elkaar verbonden zijn. We moeten beginnen met zoeken bij de verenigingen die zich met het Oudnoordse godengeloof bezighouden, later kan iemand ook nog informeren bij die verenigingen die bij de Middeleeuwen zijn betrokken. Die hebben toch ook vast een soort vereniging?"
"Dat kan ik wel op me nemen", bood Karin aan.
"Ik help je graag", zei Kihlgård. "Het lijkt me ongelooflijk spannend."
"Prima, maar laat meer mensen je helpen. We beschouwen dit als een hoofdspoor, dus daar moeten we ons in eerste instantie op concentreren. Deze hele geschiedenis is immers in juni begonnen met het onthoofde paard bij Petesviken. We moeten daarvandaan terugzoeken en alle mensen in kaart brengen die dit onderzoek op een bepaalde manier hebben gekruist, en kijken wie er banden heeft met het Oudnoordse godengeloof of de Oudnoordse mythologie."