Woensdag 30 juni
Hij reed de rode pick-up over de grindweg zodat het stof opdwarrelde. Het was vroeg, de eerste ochtendstralen van de zon zochten zich een weg over de horizon. Het hele dorp sliep, zelfs de koeien in de weilanden die hij voorbijreed, lagen met gesloten ogen dicht tegen elkaar aan. Het enige levensteken was van een konijn dat snel over de akkers rende. Hij zat te roken terwijl hij naar de radio luisterde. Het was lang geleden dat hij zich zo tevreden had gevoeld.
De smalle grindweg bood maar ruimte aan één auto. Hier en daar werd de weg iets breder zodat je elkaar kon passeren, de blauwe verkeersborden met een witte M gaven deze plekken aan. Niet dat ze ooit nodig waren. Er reden hier nooit meer dan twee auto's tegelijk. Hun boerderij lag aan het einde van de weg, verder kon je niet komen. Hij kon zich niet herinneren dat ze ooit bezoek hadden gehad. In zijn jeugd had hij daar verder niet over nagedacht, hij dacht gewoon dat iedereen ongeveer leefde als zij. Dat was de werkelijkheid die hij kende en waaraan hij gewend was.
Elke keer als zijn ouderlijk huis achter de laatste bocht opdook, kreeg hij prompt een lichte paniekaanval, als vanouds: hij voelde een druk op zijn borst, zijn spieren spanden zich en zijn ademhaling werd zwaarder. De symptomen zakten gelukkig vrij snel weer af. Dat het nooit overging verbaasde hem. Het was alsof zijn lichaam na al die jaren nog steeds onafhankelijk reageerde, zonder dat hij daar zelf enige invloed op had. Zoals hij soms een erectie kreeg terwijl hij niet wist waarom.
De boerderij bestond oorspronkelijk uit een vrij protserig woonhuis van geelgeverfd hout, de eens zo fraaie verf bladderde nu echter af. Aan de ene kant lag een gehavende rij stallen en schuren en aan de andere kant een kleinere hooischuur. De resten van de mesthoop aan de achterkant herinnerden hem aan de tijd dat ze dieren op de boerderij hadden gehad. De weilanden eromheen waren nu leeg, het laatste vee was na de dood van zijn ouders, een jaar geleden, verkocht.
Hij parkeerde achter de hooischuur, eigenlijk een onnodige voorzorgsmaatregel, maar het was een oude gewoonte. Hij deed de achterklep open, pakte de zak eruit en stak snel het erf over. De staldeur knarste en de lucht daarbinnen was bedompt. Dikke spinnenwebben hingen aan het plafond, samen met een vliegenstrook die zwart gespikkeld was van de vliegen die al lang geleden gestorven waren.
De oude vrieskist stond nog op dezelfde plek, ook al was hij lange tijd niet meer gebruikt. Hij had een paar dagen geleden de stekker er weer in gestoken en zich ervan verzekerd dat de kist het nog steeds deed.
De kou sloeg hem tegemoet toen hij het deksel opendeed. De zak kon hij probleemloos kwijt, hij deed snel de deur weer dicht en maakte de vriezer aan de buitenkant zorgvuldig schoon met een vochtige doek en zeep. Zo schoon was hij vast nog nooit geweest. Daarna pakte hij de bundel kleren en de doek, en stopte alles in een plastic tas.
Aan de achterkant van de stal groef hij een diep gat in de grond en duwde de tas erin. Hij gooide het gat zorgvuldig dicht en strooide er wat stro en takken over. De bergplaats bleef zo aan het zicht onttrokken.
Bleef de auto nog over. Hij haalde de tuinslang en was meer dan een uur bezig om de auto schoon te krijgen, zowel vanbinnen als vanbuiten. Tenslotte haalde hij het valse kenteken eraf en verving het door het juiste. Niemand zou kunnen beweren dat hij niet grondig te werk ging.
Daarna ging hij naar binnen om te ontbijten.
Boven de nog bedauwde velden steeg een frisse nevel op, die langzaam verder zweefde en zich een weg tussen riet en grassprieten door baande. Hij streelde de toppen van het riet waartussen een zwanenpaar zorgvuldig zijn witte verenkleed poetste. Een paar schreeuwende sterns scheerden over de baai en de roeiboten sloegen een stuk verderop in het water vredig tegen de boeien. De grijs uitgeslagen boothuizen aan het strand werden niet meer gebruikt.
Het was een ongewoon mooie ochtend. Zo'n zomerochtend die je jezelf voor de geest kon halen wanneer de winter zijn donkere, stille mantel weer over Gotland legt.
De twaalfjarige Agnes was vroeger wakker dan normaal. Het was nog niet eens halfnegen toen ze haar zusje wekte, die zich in haar slaapdronken toestand makkelijk liet overhalen om voor het ontbijt een duik te nemen. Oma zat op het trapje koffie te drinken en de krant te lezen. Ze zwaaide hen na toen ze met de badhanddoeken op de bagagedrager wegfietsten. De grindweg liep een paar honderd meter van het strand af langs de zee. Ze moesten een paar kilometer fietsen voordat ze konden afslaan om bij het badstrand te komen.
Agnes reed een stuk voor haar zus, hoewel ze heel goed naast elkaar konden fietsen. Het verkeer op deze weg was zo goed als afwezig, zelfs tijdens de hoogzomer. Maar Agnes was altijd graag de eerste. Ze had langs de weg een grasspriet naar zich toe getrokken en afgerukt, waar ze nu op zoog; ze hield van het verse plantensap.
De grindweg liep eerst door het bos, daarna opende het landschap zich. Akkers en weilanden lagen naast elkaar tot aan het water, dat vanaf die afstand vrijwel de hele tijd zichtbaar was. Langs de weg lagen meerdere boerderijen met paarden, koeien en schapen in de wei. Bij de laatste kalkstenen boerderij aan de weg kwamen ze langs een uitgestrekte omheinde weide, vlak voordat ze naar het strand moesten afslaan. De paarden, drie Gotlandpony's en een fjordenpaard, liepen in deze tijd van het jaar buiten, net als de langharige Gotlandschapen. De rammen waren prachtig met de aan weerszijden van hun kop karakteristieke gedraaide hoorns die de vorm van krakelingen hadden. De dieren waren van de boer die op de boerderij woonde. Soms mochten de meisjes op de pony's rijden. De boer had een dochter die een paar jaar ouder was dan zij en die nam hen soms mee op een tocht. Agnes en Sofie waren vaak op bezoek bij hun opa en oma. Het grootste deel van hun zomervakantie brachten ze door in Petesviken op Zuidwest-Gotland, terwijl hun ouders thuis in Visby aan het werk waren.
"Wacht, we kunnen de paarden wel even gedag zeggen", stelde Agnes voor en ze stopte bij het hek.
Ze klakte met haar tong en floot, wat meteen effect had. De dieren hielden op met grazen, tilden hun koppen op en liepen op een sukkeldrafje op de meisjes af.
De grootste ram begon te mekkeren. Al snel werd hij gevolgd door een tweede, en daarna nog een, tot ze allemaal in koor mekkerden. Meteen verdrongen de dieren elkaar bij het hek, in de hoop iets lekkers te krijgen. De meisjes aaiden hen, voor zover dat mogelijk was. In het weiland waagden ze zich niet als ze alleen waren.
"Waar is Pontus?"
Agnes keek zoekend rond in de omheinde weide. De paarden waren maar met z'n drieën. Hun favoriete Gotlandpony, een zwart-witgevlekte ruin, was niet te zien.
"Misschien staat hij daarachter, tussen de bomen."
Sofie wees naar het smalle stukje bos dat als een donkergroene band midden in het weiland lag.
De meisjes riepen, en wachtten een paar minuten zonder dat de pony opdook.
"Ach, laat ook maar", zei Sofie. "We gaan zwemmen."
"Wat vreemd dat hij niet komt." Agnes fronste bezorgd haar voorhoofd. "Hij is anders zo aanhalig." Haar blik zwierf over de helling van de omheinde weide, langs de waterbak, de zoutstenen en de verder gelegen bomen.
"Ach, wat kan het ons schelen, hij ligt vast te slapen." Sofie gaf haar zus een por in haar zij. "Jij wilde toch zwemmen, kom dan."
Ze ging op haar fiets zitten.
"Er klopt iets niet. Pontus zou zich op z'n minst moeten laten zien."
"Ze hebben hem vast binnengehaald. Veronica wilde misschien gaan rijden."
"Stel je voor dat hij ergens ziek ligt en niet kan opstaan! Hij kan zijn been wel hebben gebroken of wat dan ook. We moeten gaan kijken." "Doe niet zo belachelijk. We kunnen er toch op de terugweg even langsgaan."
Ook al waren de Gotlandpony's vriendelijk en vrij klein, Sofie had respect voor ze en ze wilde liever niet het weiland in gaan. Het fjordenpaard was groot en krachtig en leek onbetrouwbaar. Hij had een keer naar haar geschopt. De rammen zagen er met hun grote hoorns ook een beetje angstaanjagend uit.
Agnes negeerde de protesten van haar zus, opende het hek en liep het weiland in.
"Mij kan Pontus in elk geval wél wat schelen", riep ze boos.
Sofie zuchtte luid om haar protest kenbaar te maken. Met tegenzin sprong ze van haar fiets en volgde.
"Maar jij gaat als eerste", mopperde ze.
Agnes klapte in haar handen en schreeuwde om de dieren weg te jagen, die alle kanten op stoven. Sofie bleef vlak achter haar oudere zus en keek onrustig om zich heen. Het hoge gras kietelde en stak in hun kuiten. Ze zeiden geen woord. De pony was nergens te zien.
Toen ze de strook bos hadden bereikt zonder iets ongewoons te hebben ontdekt, klom Agnes op het hek om een beter overzicht te krijgen.
"Kijk", riep ze terwijl ze wees.
Aan de rand van het bos een stukje verderop zagen ze Pontus op zijn zij liggen, hij leek te slapen. Erboven cirkelde een zwerm krassende en schreeuwende kraaien.
"Daar is hij. Hij slaapt als een blok!"
Ze holde enthousiast naar het paard.
"Nou, dan. Dan is er toch niets aan de hand? We hoeven er toch niet helemaal naartoe te lopen?" protesteerde Sofie.
Het zicht werd voor een deel belemmerd. Het paard lag onbeweeglijk op zijn plek.
Het luide geschreeuw van de kraaien was het enige wat ze hoorden. Agnes, die vooraan liep, dacht net dat het merkwaardig was dat er zoveel kraaien waren, toen ze zo plotseling bleef staan dat haar zusje tegen haar aan botste.
Pontus lag in het gras, zijn vacht glansde in de zon. De aanblik had hen gerustgesteld als er niet één ding ontbrak. Waar het hoofd had moeten zitten, was een lege plek. De hals was afgerukt; het enige wat ze zagen was een groot, bloederig gat en de vliegen die als een zwarte zoemende wolk rond de vlezige opening zaten.
Achter zich hoorde Agnes een doffe bons toen haar zusje pardoes op de grond viel.
Commissaris Anders Knutas ontdekte tot zijn ergernis dat de zweetvlekken onder zijn armen zich al hadden uitgebreid toen hij de piepende Mercedes bij het politiebureau parkeerde. Het was een van die zeldzame dagen van het jaar waarop hij zich er weer pijnlijk van bewust werd dat de oude auto een airco miste. Dit was koren op de molen van zijn vrouw Line, wanneer ze redenen aanvoerde om een nieuwe auto te kopen.
Normaal gesproken zou het niet bij hem opkomen om naar zijn werk te rijden, zijn huis lag vlak buiten de Söderport, op slechts een paar kilometer afstand van zijn werk. Knutas werkte vijfentwintig jaar bij de politie van Visby en de dagen dat hij niet lopend naar zijn werk was gegaan, waren op één hand te tellen. Soms stopte hij bij het Solberga-zwembad om daar een paar baantjes te trekken. De zomer vormde daarop geen uitzondering. In augustus zou hij zijn vijftigste verjaardag vieren en de afgelopen jaren had hij het verschil meteen gemerkt wanneer hij stopte met sporten. Hij had zijn hele leven een goed figuur gehad en dat wilde hij graag zo houden. Het vereiste alleen een beetje meer inspanning. Het zwemmen hield hem in conditie en hielp hem met denken. Hoe ingewikkelder de zaak waaraan hij werkte, des te vaker bezocht hij het zwembad. Het was nu echter alweer een tijd geleden en hij wist niet of dat een goed of slecht teken was.
Op deze laatste dag in juni zou de hele familie naar het zomerhuisje in Lickershamn rijden om het gras te maaien en te besproeien. Knutas was van plan vandaag vroeg te stoppen met werken en zijn vrouw bij het ziekenhuis op te halen als haar dienst bij de afdeling verloskunde erop zat. Hun bijna dertienjarige tweeling, Petra en Nils, had tegen alle verwachting in met hen mee gewild; meestal gaven ze er tegenwoordig de voorkeur aan om bij hun vrienden te zijn.
Toen hij door de ingang kwam, sloeg de koele lucht hem tegemoet. Op de gang van de rechercheafdeling heerste stilte. De vakanties waren begonnen en dat was te merken.
Knutas' naaste collega, rechercheur Karin Jacobsson, zat op haar kamer te bellen toen hij langsliep. Knutas en Karin werkten al vijftien jaar samen en op professioneel niveau kenden ze elkaar goed. Wanneer het om haar privéleven ging, was Karin echter beduidend zwijgzamer.
Ze was achtendertig jaar en single, Knutas had haar tenminste nog nooit over een vriend gehoord. Ze woonde alleen met haar witte kaketoe in een appartement in Visby en hield zich in haar vrije tijd vooral bezig met voetbal. Nu zwaaide ze met haar armen terwijl ze met luide en venijnige stem zat te praten. Ze had donker haar en was klein, haar bruine ogen hadden een warme en wakkere blik en ze had een opvallend spleetje tussen haar voortanden. Haar humeur kon behoorlijk wisselen en ze deed niet bijzonder veel moeite om haar heftige temperament in te tomen. Ze was een kleurrijke vrouw en iemand vol energie, haar brede gebaren zorgden voor een scherp contrast met de weinig opwekkende omgeving van naar beneden getrokken jaloezieën en grijsgeverfde boekenkasten.
Knutas ging in zijn stoel zitten en begon de post van de laatste dagen door te nemen, die was blijven liggen. Tussen de anonieme brieven van overheidsinstanties vond hij een kleurrijke ansichtkaart uit Griekenland. Het plaatje toonde een typisch Grieks gerecht; op een ronde tafel stonden gegrilde kippenpoten met een schaal tzatziki en een fles wijn. Op de achtergrond was een zonsondergang te zien en een van de twee wijnglazen op de blauwgeverfde tafel fonkelde.
De tekst luidde:
Dit is weer eens wat anders dan gegrilde lamskop met
aardappelpuree en koolrabi, of niet, Knutte? Ben twee weken op
Naxos aan het luieren. De groeten, misschien zien we elkaar
binnenkort wel weer.
Martin
Knutas moest lachen. Typisch Martin Kihlgård om een ansichtkaart met een eetmotief te sturen. De rechercheur van de rijksrecherche was de grootste veelvraat die Knutas ooit had ontmoet; hij at constant. Ze hadden in het verleden samengewerkt aan verschillende moordzaken, toen Knutas om versterking van de rijksrecherche had verzocht.
Zijn gedachten werden onderbroken doordat er op de deur werd geklopt door zijn meer dan twintig jaar jongere collega, rechercheur Thomas Wittberg. Zijn blonde golvende haren weigerde hij te knippen, ondanks de herhaalde pesterijen van collega's. Het witte, strakke T-shirt accentueerde Wittbergs zongebruinde bovenlichaam, het was goed te zien dat hij regelmatig aan de fitnessapparaten van het politiebureau hing. Wittberg was een charmeur, waar hij zijn voordeel mee deed bij de vrouwelijke toeristen zodra het seizoen was begonnen. De jonge inspecteur grapte altijd over zijn doelstelling: hij wilde relaties met vrouwen uit heel Zweden, van Lapland tot Skåne. Knutas twijfelde er geen moment aan dat zijn collega daarin zou slagen. Wittberg had nog nooit, voor zover Knutas wist, een relatie gehad die langer duurde dan een paar weken. Elke zomer weer waren er verschillende vrouwen die hem op zijn werk belden, sommigen doken zelfs onaangekondigd op om hem te zien.
Zelfs in zijn werk had hij voordelen van zijn succes bij de vrouwen, het had de politie al vaak verder geholpen. Thomas Wittberg had snel promotie gemaakt, van de ordepolitie via de afdeling geweldsdelicten naar de recherche, en sinds een paar jaar was hij een gewaardeerd lid van Knutas' korps. Nu getuigden zijn intens blauwe ogen van een bijzondere gebeurtenis.
"Moet je dit horen", zei hij en hij plofte met een vel papier in zijn hand in Knutas' bezoekersstoel neer. Knutas kon nog net zien dat het volgekrabbeld stond met Wittbergs onleesbare aantekeningen.
"In een weiland buiten Petesviken is een onthoofd paard gevonden. Twee kleine meisjes ontdekten het vanmorgen."
"Tjongejongejonge."
"Tegen negen uur toen ze naar het strand zouden fietsen om een ochtendduik te nemen, ontdekten de meisjes dat een van de paarden miste. Ze vonden het liggend in het weiland, zonder hoofd."
"Weet je zeker dat ze het hele verhaal niet hebben verzonnen?"
"De opa en de eigenaar zijn met hen meegegaan om te kijken. Ze hebben net gebeld."
"Wat is het voor paard en wie is de eigenaar?"
"Een gewone Gotlandpony. De eigenaar is een boer, Jörgen Larsson. Hij heeft vier paarden die het gezin als rijpaarden gebruikt, de andere dieren stonden nog in het weiland."
"En die zijn niet gewond?"
"Blijkbaar niet."
Knutas schudde zijn hoofd.
"Het klinkt raar."
"Er is nog iets", zei Wittberg.
"Wat dan?"
"Het hoofd is er niet alleen af. Het is ook verdwenen. De boer heeft gezocht, maar kon het nergens vinden. Het ligt in elk geval niet in de buurt van het lichaam."
"Je bedoelt dat de dader het hoofd heeft meegenomen?"
"Dat zou je kunnen denken."
"Heb je met de boer zelf gesproken?"
"Nee, ik heb dit doorgekregen van de dienstdoende agent."
"Ik hoop dat die nu niet in het weiland gaat rondgraven en de sporen verstoort", mompelde Knutas en hij reikte naar zijn colbert. "We gaan meteen."
Een paar minuten later zaten Knutas, Wittberg en technisch rechercheur Erik Sohlman in een politieauto op weg naar het zuiden. Sohlman was een van de collega's die Knutas naast Karin het meest waardeerde. Het temperament en de interesse voor voetbal hadden beiden gemeenschappelijk, maar Sohlman was, in tegenstelling tot Karin, getrouwd en had twee kleine kinderen.
"Wat een toestand", zei de technicus. Hij streek een paar rode krullen van zijn voorhoofd. "Vraag me af of het om een psychisch gestoorde dierenbeul gaat of dat er iets anders achter zit."
Knutas mompelde iets onverstaanbaars als antwoord.
"Herinneren jullie je dat drafpaard nog dat tijdens een wedstrijd op Skrubbs op hol sloeg en van de baan rende?" Wittberg leunde vanaf de achterbank naar voren. "De pikeur viel uit zijn sulky en het paard draafde weg. Ik geloof dat we een week hebben moeten zoeken."
"Precies, later is het dood gevonden in een bos in Follingbo", viel Knutas bij. "De wagen zat vast tussen twee bomen en het paard was door uitdroging gestorven."
"Verdomme", huiverde Sohlman. "Dat was geen fraai gezicht."
Ze reden zwijgend verder de kustweg af, voorbij Klintehamn en Fröjel en het kleine dorp Sproge met zijn mooie witte kerk. Toen sloegen ze af bij een grindweg, een lang recht stuk naar de zee, met aan weerskanten laag dennen- en sparrenbos. Spoedig hadden ze Petesviken bereikt. Hier lagen meerdere boerderijen op een rij met uitzicht op zee. In de weilanden graasde vee, het zag er harmonieus en vredig uit.
Bij Jörgen Larssons boerderij stonden op de met grind bedekte oprit voor het huis een vrachtauto en een nieuwere Opel. Op het gazon stonden verscheidene konijnenhokken en ze werden door een vrolijk kwispelende beagle begroet. Een man in een blauwe overall en met een pet op kwam uit het overdekte voorportaaltje toen de auto het erf op reed. De man nam op een ouderwetse manier zijn pet af toen hij de drie politiemensen begroette.
"Jörgen Larsson. We kunnen het beste maar meteen beginnen. Tja, dit is niet normaal, je gelooft gewoon niet dat het waar is en mijn dochter is helemaal van de kaart. Het was haar pony en jullie weten hoe het is met meisjes op die leeftijd en hun paarden. Pontus betekende alles voor die arme meid, ze huilt aan één stuk door. Je snapt toch niet hoe iemand dit kan doen, het is volkomen onbegrijpelijk."
De woorden stroomden maar door, zonder adempauze. Geen van de politiemensen kon er een speld tussen krijgen voordat de boer op weg was naar het weiland.
"Ja, zowel mijn vrouw als de kinderen zijn verschrikkelijk verdrietig, het is een grote chaos. Ze zijn als het ware helemaal in shock."
"Tuurlijk", zei Knutas, "ik begrijp het."
"Ach weet u, Pontus, hij was iets bijzonders", vervolgde Jörgen Larsson. "De kinderen konden altijd op hem rijden en ze konden doen wat ze wilden. Naar een liever paard zou je lang moeten zoeken, hij was bijna een beetje naïef lief begrijpt u, ze klommen in hem toen ze klein waren, ze trokken aan zijn manen en zijn staart en zo en hij liet het toe, weet u. Ja, hij was ook niet echt de jongste meer, vijftien jaar, dus vroeg of laat was hij toch wel naar het slachthuis gegaan, maar ik vind dat hij er toch wel een paar jaar bij had mogen krijgen en dat het niet op deze manier had hoeven eindigen. Dit had je je toch nooit kunnen voorstellen."
"Nee", viel Knutas meelevend bij. "Weet u ..."
"Ja, ik heb het paard gekocht toen onze oudste werd geboren, dacht dat het wel leuk zou zijn als hij op iets zou kunnen rijden, weet u. We hebben hier op het platteland eigenlijk alleen maar dieren, een hond hebben we natuurlijk, ze heeft trouwens meerdere jongen gekregen; jonge katjes hebben we bijna voortdurend, die kat heeft vier, vijf keer per jaar een nest en dan moet je haar uiteindelijk wel pakken en onbruikbaar maken, ja, u begrijpt wel wat ik bedoel. We hebben ook konijnen aangeschaft, die ook jongen hebben gekregen. Ja, de kinderen hebben hier niet zoveel andere bezigheden en ze houden van dieren, willen graag helpen met de koeien en kalveren en daar moet je natuurlijk dankbaar voor zijn. Dat ze de interesse hebben."
"Maar ..." probeerde Knutas.
De boer sloeg geen acht op hem en praatte verder.
"De oudste jongen is zestien en werkt al als een volwassen man als hij thuiskomt uit school. Elke dag weet u, daar kan ik helemaal op rekenen. We hebben veertig melkkoeien en vijfentwintig kalveren. Mijn broer en zijn vrouw werken ook op de boerderij, hij is van ons samen, ze wonen de andere kant op vanaf het punt waar jullie zijn afgeslagen. Ze hebben drie kinderen, dus het is een vol huis en we kunnen goed met elkaar opschieten. Ze zijn nu met vakantie, naar Mallorca, maar ze komen morgen thuis en ik heb ze nog niet verteld wat hier is gebeurd. Het zou ze onnodig verontrusten, het kan net zo goed wachten. Maar dit is niet prettig weet u, ik heb nog nooit zoiets meegemaakt."
Knutas staarde naar Jörgen Larsson, die nauwelijks adem kon halen voordat een volgende woordenstroom uit hem opborrelde. Ze waren bij het hek gekomen en de boer wees met een grove vinger naar het kleine stukje bos.
"Daar ligt het paard zonder hoofd. Ja, zoiets ergs heb ik nog nooit gezien. Die smeerlap moet een enorm probleem hebben gehad om het eraf te krijgen, ik weet niet of hij het eraf gezaagd of geslagen heeft of hoe hij anders te werk is gegaan."
"Waar zijn de andere paarden?" brulde Knutas in een poging om de ongecontroleerde woordenvloed van de boer te stoppen.
"Ja, die hebben we naar binnen gehaald. Misschien probeert hij die ook nog iets aan te doen, je weet het maar nooit. Hoewel we geen verwondingen hebben gezien. De schapen laten we buiten lopen", zei Jörgen Larsson verontschuldigend, "die lijken er niet zoveel last van te hebben."
Knutas had zijn pogingen om vragen te stellen opgegeven en zweeg. Dit kon wachten.
Jörgen Larsson opende het hek en hield vastberaden de schapen tegen die om zijn benen samendromden. Ze probeerden gelijke tred te houden met zijn lange passen terwijl ze door het weiland liepen.
Een zwerm kraaien cirkelde boven de plek waar het paard lag.
Midden in het landelijke zomertafereel van de paardenweide, de groene helling en de glinsterende baai lag een gespierde pony met een ronde buik en een dikke staart. De hals eindigde abrupt in een grote, bloederige wond.
"Wat is hier in vredesnaam gebeurd?" riep Knutas uit.
Voor het eerst ontbrak het de boer aan woorden.
Voor tv-verslaggever Johan Berg zag de nieuwssituatie er deze woensdagochtend allesbehalve goed uit. Er gebeurde absoluut niets. Hij zat aan zijn stoffige bureau in de kleine redactieruimte van Sveriges Televison in het centrum van Visby. Hij had de ochtendkranten doorgebladerd en naar het lokale radiostation zitten luisteren en was ervan onder de indruk hoe de redactie erin slaagde kranten en tv-uitzendingen te vullen, zonder ze ook maar een greintje nieuws te laten bevatten. Hij had met Pia Lilja, de Gotlandse cameravrouw met wie hij 's zomers samenwerkte, overlegd en tegen haar gezegd dat ze later kon komen. Het was zinloos allebei te zitten duimendraaien.
Lusteloos rommelde hij tussen een paar dagen oude papieren en verslagen van de gemeente in de magere hoop iets te vinden. Zijn redacteur Max Grenfors op de centrale redactie in Stockholm had hem deze ochtend een schijnbaar onmogelijke opdracht gegeven: vind een nieuwtje en maak een reportage voor de uitzending van vanavond. Het liefst eentje waarmee we kunnen scoren. De uitzending is nog een beetje dunnetjes en we hebben een verslag van jou nodig. Had hij dat al niet eens eerder gehoord?
Johan werkte al twaalf jaar als misdaadverslaggever bij het regionale nieuws van Sveriges Television. Regionalnytt berichtte over het district Stockholm, Uppsala en de provincie Gotland. Naast de misdaadverslaggeving was hij ook verantwoordelijk voor het nieuws op Gotland en dan kon het over van alles gaan: van weggelopen koeien tot een school die was afgebrand of de overvolle Eerste Hulp van het ziekenhuis. Vroeger werd de berichtgeving vanuit Stockholm verzorgd, maar svt had besloten tijdens de zomer als proef de plaatselijke redactie op Gotland weer in te richten en Johan had de baan als verslaggever gekregen. Sinds twee maanden woonde hij op het eiland en er was geen andere plek waar hij liever had willen zijn. De liefde had hem hierheen gebracht en hoewel er veel obstakels waren die nog overwonnen moesten worden, was hij vastbesloten samen met Emma Winarve, onderwijzeres uit Roma, een toekomst op te bouwen, Ze hadden elkaar ontmoet in verband met een moordzaak waarover hij verslag had gedaan en waren verliefd geworden. Emma was getrouwd en had twee kinderen toen ze hun verhouding begonnen. Nu was ze nèt gescheiden en kon ze elk moment bevallen van hun kind. Hun baby.
Johan kon nog steeds niet geloven dat hij vader zou worden. Het was te groot, te ongrijpbaar. Emma had tot zijn grote teleurstelling willen wachten met samenwonen, wilde het een tijdje aanzien, zoals ze had gezegd. Haar eerdere kinderen, Sara en Filip, waren nog zo klein. Ze moesten de kans krijgen om aan de nieuwe situatie te wennen, dat ze nu de ene helft van de tijd bij papa en de andere helft van de tijd bij mama woonden en dat ze een broertje of zusje zouden krijgen. Emma wilde niets overhaasten en Johan moest geduldig afwachten. Zoals zo vaak. Hij had zo nu en dan het gevoel dat hun hele relatie tot nu toe had bestaan uit afwachten.
Vanbinnen wist hij echter zeker dat ze op de juiste weg waren en dat ze uiteindelijk echt samen zouden zijn. Daar was hij al die tijd van overtuigd geweest en dat was hij nog steeds. Emma had ervoor gekozen zijn kind te houden, dat was voldoende voor hem. Voor nu.
Wat zijn werksituatie op Gotland betreft waren er veel dingen die hij leuk vond: de zelfstandigheid, de samenwerking met Pia die goed liep en het was fijn om de redacteur niet constant in zijn nek te voelen hijgen, zelfs al ervaarde hij zo nu en dan ondanks de grote afstand nog zo'n grote druk. Zeker, hij miste de zware baan als misdaadverslaggever in Stockholm, zijn appartement en zijn vrienden, maar het leven had een nieuwe wending genomen waardoor hij het liefst op Gotland wilde zijn.
Er zaten ook veel voordelen aan het werken in een klein team op een lokale redactie. Hij kon veel naar eigen inzicht doen en hij vond het heerlijk zijn werkdagen zelf te kunnen indelen. Hij en Pia probeerden elke dag een verslag te maken en meestal lukte dat ook. Het ging eigenlijk vanzelf. Zolang ze uitzendbare, enigszins relevante verslagen leverden, was de thuisredactie tevreden.
Op dit moment waren ze van plan een serie over de hoge huizenprijzen te maken. Het fascineerde Johan dat mensen vele miljoenen kronen betaalden voor een klein huis binnen de stadsmuur van Visby. Het bedrag dat je moest neertellen voor een appartement kon zich meten met de prijzen in de meest chique stadsdelen van Stockholm. En hoe charmant het middeleeuwse Visby ook was, er waren toch grote verschillen met de hoofdstad als het ging om dienstverlening, werk en amusement. Je kon bijvoorbeeld alleen maar per boot of vliegtuig in Visby komen. Johan vroeg zich af wie die tweeduizend mensen waren die binnen de stadsmuur woonden en dat onbegrijpelijke bedrag konden neertellen, tenminste naar Gotlandse maatstaven gemeten. Gotlanders met een modaal inkomen konden er, wanneer ze de woning niet geërfd hadden, alleen maar van dromen om in de binnenstad te wonen.
Johan was sinds 1 mei op Gotland gestationeerd en tot nu toe had hij geen gebrek aan ideeën voor reportages gehad. De werkloosheid was een groot probleem op het eiland. Grote bedrijven hadden gedurende de laatste jaren flinke bezuinigingsrondes doorgevoerd of waren er helemaal mee opgehouden, andere hadden zelfs hun productie van Gotland gehaald. De laatste klap was het besluit van de regering om het regiment P18 op te heffen, als onderdeel van een grote landelijke bezuinigingsronde binnen Defensie.
Maar nu was het het team al een paar dagen niet gelukt om ook maar één verslag te produceren en Johan voelde duidelijk de druk van Grenfors in Stockholm.
Toen de telefoon ging, antwoordde hij dus niet erg enthousiast.
Het was zijn collega Pia en haar stem klonk energiek. Hij hoorde dat ze aan het autorijden was terwijl ze praatte.
"Zeg, er is een onthoofd paard in een weiland gevonden."
Pia had de gewoonte de begroetingsfrasen over te slaan, die ze overbodig vond, vooral als ze haast had en iets belangrijks te zeggen had.
"Wanneer dan?"
"Nu, vanmorgen. Twee meisjes hebben het in een weiland buiten Petesviken gevonden, weet je waar dat ligt?"
"Geen idee."
"Het is op Zuid-Gotland, aan de westkust, zo'n zestig kilometer vanaf de stad."
"Hoe weet je het?"
"Een vriendin van me woont daar. Zij belde."
"Wie is de eigenaar van het paard?"
"Een heel gewoon boerengezin."
"We kunnen er het beste meteen naartoe gaan. Hoe snel kun je hier zijn?"
"Ik sta nu buiten."
Johan hing op en toetste onmiddellijk het rechtstreekse nummer van commissaris Knutas in. Hij kreeg geen antwoord, de centrale deelde mee dat het onderzoeksteam de hele ochtend bezig was.
Hoe gek het ook klonk, een onthoofd paard was precies wat hij nodig had. Hij graaide schrijfblok en pen bij elkaar en deed de deur van de redactie op slot. Besloot te wachten met Grenfors in Stockholm te bellen, hij had er niets op tegen om de redacteur nog een beetje in spanning te laten.
Hij zat in de keuken na te denken over hoe een kamer kon veranderen, afhankelijk van wie zich erin bevond en wat zich daar afspeelde. De zwaarmoedigheid die eerder van de muren afstraalde, en de schuld en de schaamte die vanaf het plafond op hem neer waren gevallen, waren verdwenen. Vroeger kwamen de muren op hem af en bedreigden hem als hij op zijn plek zat. Wat op tafel stond, hield geen vreugde of genot in, maar groeide in zijn mond zodat hij het met moeite kon doorslikken. Een bord angst verborgen onder bruine saus.
Het was anders, nu hij kon doen wat hij wilde. Hij had een stevig ontbijt voor zichzelf klaargemaakt, de inspanning van die ochtend vroeg om een fatsoenlijke maaltijd.
Voor hem op het bord lagen drie dikke geroosterde boterhammen, witbrood met plakjes worst en eieren die dropen van het vet. Op de bovenkant had hij rijkelijk ketchup gespoten en zout en peper gestrooid. De kat miauwde vrolijk en streek langs zijn benen. Hij gooide haar een plakje worst toe.
De klok aan de muur wees kwart voor tien aan. Door het stoffige raam zag hij hoe de zon het erf verlichtte. Hij at met gezonde eetlust en klokte de koude melk naar binnen. Toen hij klaar was schoof hij het bord van zich af en boerde luid. Leunde achterover in de stoel en stopte een plukje pruimtabak onder zijn lip.
Zijn lichaam was moe, hij voelde zijn armen. Het was lastiger geweest dan hij had verwacht. Even had hij gedacht dat hij het niet zou redden, het nawerk had veel tijd gekost, maar uiteindelijk was de klus geklaard.
Hij stond op en ruimde zijn bord op, spoelde onder de kraan zorgvuldig de etensresten eraf en waste het af.
Plotseling voelde hij hoe moe hij was. Hij moest even gaan slapen. Hij liet de kat naar buiten, die er geruisloos vandoor ging. Daarna liep hij de krakende trap op naar de bovenste verdieping, naar de kamer die het verst van de voorkant van het huis lag. De kamer die na de brand nooit meer was opgeknapt. De roetvlekken zaten nog op de muren en zelfs het uitgebrande bed lag als een bult verkoolde rommel in een van de hoeken. Hij meende nog steeds een zweem van brandlucht te bespeuren, maar misschien was het verbeelding. Op de vloer lag een oude matras waar hij op ging liggen. Hij voelde zich thuis in deze kamer, er was een rust aanwezig die hij zelden ervaarde en nergens viel hij zo gemakkelijk in slaap.
Knutas bleef zich er altijd over verwonderen hoe snel een nieuwtje zich verspreidde. Journalisten van zowel de lokale radio, televisie als de kranten meldden zich bij hem en wilden weten wat er was gebeurd. De nieuwswaarde van een onthoofd paard was groot op Gotland. De ervaring had hem geleerd dat niets de bevolking zo schokte als een misdrijf tegen dieren.
Hij had dit nog niet gedacht of de organisatie Djurens vänner hing al aan de lijn, en er zouden zeker nog meer dierenrechtenorganisaties gaan bellen. De politiewoordvoerder Lars Norrby was nog met vakantie, dus moest Knutas zich alleen over de journalisten ontfermen. Hij formuleerde een kort persbericht en gaf aan de telefooncentrale door dat hij de eerstkomende uren onbereikbaar zou zijn.
Terug op de rechercheafdeling nam hij in de koffiekamer een broodje uit de automaat, een warme lunch zat er niet in. Knutas had zijn naaste medewerkers om één uur bijeengeroepen. Sohlman zou rechtstreeks van het onderzoek buiten op de plaats delict terugkomen om erbij aanwezig te zijn, en dat was te danken aan het feit dat de politie van Visby tegenwoordig over twee technisch rechercheurs beschikte.
Ze verzamelden zich in de lichte, open ruimte waar een grote tafel in het midden stond. Het politiebureau was onlangs gerenoveerd en er waren nieuwe meubels in eenvoudig Scandinavisch design aangeschaft. Knutas had hun oude versleten grenenhouten meubels leuker gevonden. Het uitzicht was in elk geval hetzelfde, de grote ramen boden uitzicht op de parkeerplaats van de supermarkt, de stadsmuur en de zee.
"Er is een akelig misdrijf gepleegd", begon Knutas en hij vertelde over wat ze in Petesviken hadden aangetroffen. "Het weiland zelf en het gebied eromheen is afgezet", vervolgde hij. "Er loopt een weg langs het weiland waar we naar sporen van eventuele voertuigen zoeken. Als de dader of daders het paardenhoofd hebben meegenomen, moeten ze naar alle waarschijnlijkheid de beschikking over een auto hebben gehad. Omwonenden worden ondervraagd dus we zullen zien wat daar in de loop van de dag uit komt."
"Hoe is het paard gedood?" vroeg Karin.
"Daar kan Erik meer over vertellen."
Knutas wendde zich tot de technisch rechercheur.
"We gaan een paar foto's van het paard bekijken. Pas op, Karin", zei Sohlman, "het kan behoorlijk onaangenaam zijn." Hij richtte zich in de eerste plaats tot Karin, niet omdat ze de meest gevoelige van hen was als het om bloed ging, maar omdat ze een toegewijde dierenvriend was.
Hij klikte een paar foto's van het ernstig toegetakelde paard tevoorschijn.
"Zoals jullie zien is de hals eraf getrokken, of beter gezegd, eraf gesneden of gehouwen. Een veearts, Åke Tornsjö, heeft al naar het paard kunnen kijken, hij zal later een grondiger onderzoek uitvoeren, maar hij kon al wel zeggen hoe het volgens hem is gegaan. Volgens hem heeft de dader, als het het werk van één persoon is, waarschijnlijk eerst het paard bewusteloos geslagen door het een krachtige klap op het voorhoofd te geven, vermoedelijk met een hamer, voorhamer of bijl. Toen het paard het bewustzijn had verloren, heeft hij met behulp van een groot mes, type slagersmes, de hals doorgesneden. Dat heeft het beest gedood, en dat verklaart het bloedverlies. Om het hoofd van de wervelkolom te scheiden heeft hij de nek kapotgeslagen. We hebben verbrijzelde botresten gevonden, volgens mij is dat met een bijl gedaan. Sporen op de grond duiden erop dat het paard na de eerste klap nog even heeft geleefd. Het heeft hier in zijn doodsstrijd liggen schoppen, het gras is weggesleten en de aarde is omgewoeld. De huid is gescheurd en de bodem is modderig rond de hals, wat erop duidt dat de dader wel een tijdje bezig is geweest. Hij moet hebben geweten hoe hij te werk moest gaan, maar het ontbrak hem aan grondige kennis over de anatomie van het paard."
"Prima, dan kunnen we alle veeartsen uitsluiten", mompelde Wittberg.
"Ik begrijp iets niet", vervolgde Sohlman onaangedaan. "Toen de halsslagader werd doorgesneden, moet het paard verdraaid veel bloed hebben verloren. Weliswaar kun je zien dat het langs de hals en het lichaam is gestroomd, maar op de grond is slechts een kleine plas te zien. En dat is bijna niets. Zelfs als het bloed in de grond is weggezakt, zou het meer moeten zijn."
De anderen keken vragend naar de technicus.
"Hoe kun je dat verklaren?" vroeg Karin.
"Het enige wat ik kan bedenken is dat de dader het bloed heeft opgevangen."
"Waarom zou hij of zij zoiets willen doen?" bracht Wittberg ertegen in.
"Geen flauw idee." Sohlman streek peinzend over zijn kin. "De eigenaar heeft gisteravond rond elf uur voor het laatst naar het paard gekeken. De veearts denkt dat het minstens vijf, zes uur dood moet zijn geweest toen de meisjes het vonden, dus is de daad vermoedelijk ergens rond middernacht of in de uren daarna gepleegd. Het weiland en het gebied eromheen worden met honden doorzocht op zoek naar het hoofd. Tot nu toe zonder resultaat. We zullen de zoektocht gaan uitbreiden."
Karin maakte een grimas.
"Wat weerzinwekkend. De dader heeft dus zowel het hoofd als het bloed meegenomen", zei ze. "Wat weten we over het paard?"
Knutas keek in zijn papieren.
"Een Gotlandpony, vijftien jaar oud, gecastreerd; een ruin dus. Lief, vriendelijk paard, geen strafblad."
Wittberg grijnsde. Karin vond het niet zo amusant.
"De eigenaar dan?"
"Hij heet Jörgen Larsson, getrouwd, vader van drie kinderen, heeft tien jaar geleden de boerderij overgenomen samen met zijn broer. Het is hun ouderlijk huis, de ouders wonen nog in een van de bijgebouwen. De boerderij is behoorlijk groot, ze hebben veertig koeien en een heleboel kalveren. Binnen de familie lijken geen rare dingen voor te komen, al die jaren hebben ze in alle rust hun boerderij gerund. Noch Jörgen Larsson, noch een ander familielid heeft een strafblad."
"De veearts denkt dat de daad is gepleegd door iemand die op een boerderij is opgegroeid of ervaring heeft met het slachten of doden van dieren", zei Sohlman. "Hij zegt dat je zoiets niet zomaar doet. Dit vereist zowel nauwkeurige planning, als moed en vastberadenheid, en bovendien spierkracht. Je moet er behoorlijk op los rammen om een paard bewusteloos te krijgen, en je moet goed weten waar je moet slaan. De hersenen zitten vrij hoog in het voorhoofd. Volgens Åke Tronsjö moet de dader dit eerder hebben gedaan."
Iedereen rond de tafel luisterde ingespannen.
"Is de boer of iemand anders in de familie bedreigd?" vroeg Wittberg toen Sohlman zweeg.
"Nee, niet dat we weten."
"Je kunt je afvragen of het gericht is tegen de boer persoonlijk of dat het een gek is die zin had om een dier aan te vallen", zei Karin.
"Kan het om een kwajongensstreek gaan?"
Het was Wittberg die de vraag opwierp.
"Met een slagersmes en een bijl en de mogelijkheid om het hoofd te vervoeren?" zei Karin. "Nooit van zijn leven. Daarentegen vraag ik me wel af welke psychiatrische patiënten daar rondlopen."
"Dat hebben we al kunnen nagaan", zei Knutas. "Herinneren jullie je Gustav Persson, de man die in omheinde weiden rondhing en spijkers in de hoeven van paarden sloeg? Hij sloeg ze er een klein stukje in en telkens wanneer het paard dan de hoeven neerzette, ging de spijker er steeds verder in. Hij was niet tevreden met één hoef, maar spijkerde ze in meerdere, zodat het paard uiteindelijk niet overeind kon blijven staan. Hij hield de politie wekenlang voor de gek voordat hij werd gepakt. Toen had hij al tientallen dieren kunnen verwonden. Dan hebben we Bingeby-Anna. Die sloeg alle katten dood die ze zag, om ze daarna aan het hek op te hangen."
"Maar zij is heel klein en mager", wierp Karin tegen. "Zij zou zoiets nooit kunnen doen, tenminste niet alleen. Vergeleken met haar ben ik een olifant, zij kan niet meer dan veertig kilo wegen."
Knutas trok zijn wenkbrauwen op bij deze overdrijving. Karin was zelf fijngebouwd en was hoogstens een meter zestig.
"Ik geloof niet dat het om een impulsieve daad van een psychiatrische patiënt gaat", protesteerde Wittberg. "De daad is te doordacht gepleegd. Zo'n misdaad begaan, midden in de zomertijd met mensen en bebouwing in de buurt, moet precies zoals Sohlman zegt, nauwkeurig zijn voorbereid. Ik begrijp niet dat hij zo'n groot risico durfde te nemen. De weg naar het weiland loopt precies voor de boerderijen langs, hij had bijna net zo goed over het erf kunnen rijden. Iedereen had wakker kunnen worden en had de auto kunnen zien en horen."
"Zeker, maar we hebben ontdekt dat je het weiland van een andere kant kunt bereiken", zei Sohlman. Hij klikte een kaart van het gebied tevoorschijn. "De weg eindigt en deelt zich in tweeën wanneer je bij Petesviken komt. In plaats van daar rechts af te slaan en langs de boerderijen te rijden, sla je links af. Een klein stuk verder voert een tractorweg langs de akkers om het hele gebied heen, deze loopt aan de andere kant langs het weiland. Als de dader deze weg heeft gekozen, en ik ben ervan overtuigd dat hij dat heeft gedaan, kon hij voorkomen dat hij vanaf de boerderijen gezien werd en kon hij in alle rust naar het weiland rijden zonder het risico ontdekt te worden. Vanaf de boerderijen in Petesviken zie je namelijk niet dat er een auto op die weg rijdt. We hebben het gecontroleerd. Nu onderzoeken we daar autosporen, maar dat is lastig, omdat de grond zo droog is."
"Goed", zei Knutas. "We gaan verder met het ondervragen van de omwonenden en anderen die zich in het gebied daar ophouden. Laten we hopen dat er iets uit komt. De dader moet een auto hebben gehad. Hij had zowel een bijl als een mes, misschien ander gereedschap en een paardenhoofd mee te slepen."
"Vermoedelijk heeft hij zelf ook behoorlijk onder het bloed gezeten", vulde Sohlman aan.
"Hij heeft misschien een duik genomen en zich afgedroogd, de zee ligt er immers vrij dichtbij", opperde Karin.
"Denk je?" Wittberg keek haar sceptisch aan. "Zou hij het lef hebben om te gaan zwemmen, met een vrij groot risico ontdekt te worden? Ook al werd de misdaad 's nachts gepleegd, met deze zomernachten nemen de mensen op elk moment van de dag of nacht een duik. Vooral als het zo warm is geweest."
"Aan de andere kant is het gebied relatief geïsoleerd", onderbrak Knutas. "Er wonen op de boerderijen niet meer dan drie, vier gezinnen, misschien is er af en toe nog iemand uit de huizen verderop aan de weg. Het is geen gebied waar je zomaar langskomt. Enfin, we moeten meer gaan zoeken in de achtergrond van de boerenfamilie. Betekent het iets dat er juist een dier van Larsson is gedood, of is het toeval? We moeten toch alle mogelijkheden onderzoeken."
"Denk je dat de schuldige zich binnen de familie bevindt?" vroeg Karin zich af. "De vrouw die zich wreekt op de man of andersom?"
"Het lijkt misschien wat vergezocht", zei Knutas. "Je moet goed ziek zijn om zo'n soort misdaad te plegen. Maar uitsluiten kunnen we het niet, we hebben ons wel vaker verbaasd. We moeten weer met de boer praten. Hij is ongelooflijk praatziek, maar we zijn daar maar kort geweest. Ik vind dat er weer iemand naartoe moet. En de meisjes die het paard hebben gevonden, moeten ook zo snel mogelijk worden gehoord."
"Ik kan meteen vertrekken." Wittberg stond al op.
"Ik ga mee", zei Karin. "Als je niets anders voor mij te doen hebt?"
"Gaan jullie maar", zei Knutas. "Ik blijf hier en zorg voor de pers."
Martina Flochten vloog door de kleine kamer en graaide haar toilettas en handdoek bij elkaar. Ze zou snel douchen en zich omkleden. De cursisten hadden vanmiddag vrij van de opgravingen omdat een Amerikaanse hoogleraar in de archeologie een lezing zou geven op de hogeschool in Visby. Martina's haast had echter een heel andere oorzaak, maar dat wisten haar cursusmaatjes niet.
Ze zouden van de gelegenheid gebruikmaken. Haar verlangen naar hem klopte en brandde.
Haar vriend in Nederland had ze verdrongen. Hij belde steeds vaker op haar mobieltje. Hoe minder vaak zij antwoordde, hoe vasthoudender hij werd. Op een avond, toen ze haar telefoon op haar kamer was vergeten, had hij achtentwintig keer gebeld. Het was niet normaal meer en ze vond het pijnlijk voor haar kamergenoot Eva, die die avond thuis was en geprobeerd had te lezen. Martina was van plan de relatie te beëindigen als ze thuiskwam; ze kon het niet over haar hart verkrijgen om het per telefoon te doen. Dat vond ze te makkelijk.
Haar vader had ook gebeld. Hij zou de week daarop naar Gotland komen, hij moest voor zaken naar Visby en dacht twee vliegen in één klap te slaan. Misschien was hij ongerust over haar. Martina had een goede band met hem, ook al vond ze dat hij een beetje te beschermend kon zijn. Natuurlijk had ze hem vaak genoeg redenen gegeven om zich zorgen te maken. Martina was ambitieus, goed op school en haar studie verliep uitstekend, maar ze hield van feestvieren, en er waren veel feesten in de studentenwereld in Amsterdam. Drugs had ze ook geprobeerd, maar alleen maar die van het lichtere soort.
Martina's interesse voor archeologie was gewekt toen ze een tv-programma over een opgraving in Peru had gezien. Ze was onder de indruk van het geduldige, systematische werk van de archeologen en van wat de aarde kon vertellen.
Toen de studie was begonnen, had ze al gauw haar hart verloren aan de Vikingtijd. Ze las alles wat los- en vastzat over het leven van de Vikingen. Hun geloof in meerdere Oudnoordse goden sprak haar aan en ze vond niet alleen de Vikingschepen en de plundertochten over de wereld fascinerend, maar ook de omvangrijke handel die de Vikingen dreven, niet in het minst op Gotland.
De cursus had absoluut naar meer gesmaakt en ze had al besloten zich nog verder in het onderwerp te verdiepen nadat ze de studie had afgerond; ze zou verder gaan studeren op de hogeschool in Visby.
Toen ze klaar was, waren de anderen al naar de bus gelopen die hen naar de lezing zou brengen. Ze liep naar buiten en legde uit dat ze zich niet goed voelde en thuisbleef. Eva leek teleurgesteld, ze zouden daarna met z'n allen uitgaan, van de gelegenheid gebruikmaken nu ze toch in de stad waren.
Toen de bus was weggereden, haastte ze zich naar binnen, pakte haar handtas en wierp een laatste blik in de spiegel. Ze zag er goed uit, de Gotlandse zon had haar huid een mooie tint gegeven en haar lange haar was blonder dan normaal.
Hij wilde dat ze elkaar in de haven zouden ontmoeten. Met snelle, verwachtingsvolle passen wandelde ze over de houten brug achter de jeugdherberg, die naar het havengebied voerde.
Petesviken lag een behoorlijk stuk van Visby af, aan de zuidwestkust van Gotland. Johan en Pia reden snel de stad uit en Pia, die de auto bestuurde, knikte naar het bord met Högklint erop toen ze de afslag passeerden.
"Daar kunnen we ook wel eens iets mee doen, als het gaat over de oververhitte vastgoedmarkt. Af en toe denk ik dat de hysterie van de jaren tachtig weer is teruggekomen. Je hebt vast wel gehoord dat ze daar een luxe hotel gaan bouwen?"
"Jazeker, daar hebben we al een aantal keren over bericht. Ze wachten toch alleen nog op de goedkeuring van het gemeentebestuur in de herfst voordat ze gaan beginnen?"
"Zo goed als. De bouw begint waarschijnlijk nog dit jaar. Het wordt een gigacomplex met hotelsuites, koopwoningen, een gourmetrestaurant en een nachtclub. Vijf sterren."
"Je kunt je afvragen of er werkelijk een markt voor is."
"Tuurlijk. Op het vasteland wemelt het van de Gotland-romantici. Mensen die toen ze jong waren hier hun vakanties hebben doorgebracht en nu met hun gezin willen komen om het eiland op een aangename manier te herbeleven. En in dit land zijn genoeg mensen met geld."
"Het levert in elk geval werk op, ook al kan ik me voorstellen dat er ook weerstand is. Högklint is toch een natuurreservaat?"
"Ze gaan niet helemaal aan de rand van het plateau bouwen, dat mogen ze natuurlijk niet. Toch is het ongelooflijk dat de bouwplannen erdoor zijn gekomen. De hevigste protesten komen natuurlijk van de mensen die daar wonen, maar die protesteren al als er iemand zijn deur wil verven. Verder zijn het toch vooral natuurvrienden die kritisch zijn. Er broeden in het voorjaar veel verschillende vogelsoorten op de rotsen bij Högklint en dan is het een van de mooiste uitzichtplekken van het eiland. Ik denk dat veel mensen bovendien vinden dat deze kant van Visby voldoende geëxploiteerd is, met vakantiepark Kneippbyn en zo."
"Was er geen buitenlandse eigenaar?" vroeg Johan.
"Ik geloof dat het is verdeeld tussen enkele buitenlandse investeerders en de gemeente."
"Dat moeten we nakijken, later als we meer tijd hebben. Het is absoluut een langere reportage waard."
Vijfenveertig minuten later hadden ze Petesviken bereikt.
Het weiland was afgezet en werd bewaakt door een paar geüniformeerde politieagenten, die bij het hek stonden. Geen van hen wilde antwoord geven op Johans vragen over het onthoofde paard. In plaats daarvan verwezen ze naar Knutas.
Pia was al met de camera in de weer, wat Johan nauwelijks meer verbaasde. Ze had pit. Hij had haar meteen gemogen toen ze elkaar de eerste dag op de redactie hadden ontmoet. Ze zag er stoer uit, met zwart, kort stekelig haar, een ring door haar neus en sterk opgemaakte donkerbruine ogen. Ze had hem zonder veel poespas gegroet en was meteen met verschillende eigen ideeën gekomen. Dat voorspelde veel goeds voor de rest van de zomer. Ze was geboren en getogen in Visby en kende Gotland op haar duimpje. Door haar grote familie had ze verwanten en vrienden op verschillende plekken op het eiland. Ze had maar liefst zes broers en zussen, die allemaal hier waren gebleven en eigen gezinnen op Gotland hadden gesticht, dus haar netwerk was enorm. Misschien nam ze kwalitatief gezien niet zulke mooie beelden als hij gewend was, maar ze nam er veel en vaak vanuit haar eigen perspectief. Gaandeweg zou ze zeker succesvol worden als ze haar betrokkenheid en haar sterke motivatie behield. Ze was jong, ambitieus en vastbesloten om een vaste aanstelling bij een van de grote televisiezenders in Stockholm te krijgen. Tot dusver had ze niet meer dan een jaar gewerkt, maar het was haar wel gelukt om voor langere tijd een invalbaan bij Sveriges Television te bemachtigen, wat niet slecht was.
Johan had best zin om een eind verderop onder het afzettingslint door te kruipen, maar wist dat hij zijn kansen bij de politie zou verspelen als hij ontdekt werd. En dat kon hij zich absoluut niet permitteren. Hij was zich ervan bewust dat de bazen thuis in Stockholm overwogen de verslaggeverspost op Gotland permanent te herstellen en dan zou het resultaat van het werk deze zomer zwaar meewegen in hun besluit. Johan wilde niets liever dan hier blijven.
Hij zocht naar Pia, maar ze leek door de aardbodem verzwolgen. Verbazingwekkend, als je bedacht hoe groot en onhandig zo'n camera was. Hij begon langs het hek te lopen.
Het weiland was groot en door het stuk bos dat het zicht belemmerde, kon hij niet zien waar het eindigde. Hij volgde de strook bomen met zijn blik en plotseling kreeg hij Pia weer in het oog. Ze was over de afzettingen geklommen en was bezig een panoramaopname van het weiland te maken. Eerst werd hij kwaad, hier zou hij problemen mee krijgen als het op de televisie werd uitgezonden, maar hij bond algauw in. In feite deed ze haar werk zo goed mogelijk, precies zoals hij wilde dat een cameravrouw zou werken. Het gevaar van te nauwe banden met de politie was dat je te veel rekening met ze ging houden. Je moest een balans zien te vinden tussen dat wat het beste was voor de kijker en je verhouding met de ordehandhavers. Maar het moest niet doorslaan naar het laatste en hij was zich ervan bewust dat hij daarvoor op moest passen. De eerder opgekomen irritatie werd vervangen door dankbaarheid. Pia was een fantastische cameravrouw.
Toen Pia klaar was, bleven ze in de buurt van de boerderijen.
Niemand was bereid tot een interview. Johan vermoedde dat ze gedragsregels van de politie hadden gekregen. Net toen ze dachten dat ze het er maar mee moesten doen, en weg wilden rijden kwam er een jongen van een jaar of tien, elf over de weg aangelopen. Johan draaide het autoraampje naar beneden.
"Hoi, ik heet Johan en dit is Pia. We werken voor de televisie en hebben gefilmd in het weiland waar het paard is gedood. Heb jij gehoord wat er is gebeurd?"
"Tuurlijk heb ik dat", zei de jongen. "Ik woon daar." Hij knikte naar achteren naar de weg.
"Ken je de meisjes die het hebben gevonden?"
"Een beetje, maar ze wonen hier niet, ze logeren bij hun opa en oma."
"Weet je waar hun huis is?"
"Ja, dat is dichtbij. Ik kan het wel laten zien."
De jongen sloeg hun aanbod af om in de auto mee te rijden. Hij ging hun voor op de weg en ze reden stapvoets achter hem aan.
Niet lang daarna waren ze bij de grootouders.
Een goed onderhouden haag liep om het huis heen. De twee meisjes zaten op een grote steen en lieten hun benen bengelen.
Johan stelde zichzelf en Pia voor, die er meteen achteraan kwam.
"We mogen niet met journalisten praten", zei Agnes. "Dat heeft opa gezegd."
"Waarom zitten jullie hier?" vroeg Johan zonder zich er iets van aan te trekken.
"Zomaar. We wilden bloemen voor papa en mama gaan plukken. Ze komen vanavond."
"Wat leuk voor jullie", zei Pia meelevend. "Na die verschrikkelijke gebeurtenis. Ik begrijp niet dat iemand een paard dat kan aandoen. Het gaat toch om een onschuldig dier. En hij was ongelooflijk lief en vriendelijk, heb ik gehoord."
"Hij was de liefste van de hele wereld. De schattigste pony van de hele wereld." Agnes' stem werd steeds zachter.
"Hoe heette hij?"
"Pontus", zeiden de meisjes in koor.
"We zullen zo goed mogelijk helpen, zodat de politie degene kan pakken die dit heeft gedaan, dat beloof ik", ging Pia verder. "Was het eng toen jullie hem vonden?"
"Het was supereng", zei Agnes. "Het hoofd was helemaal weg."
"Ik zou willen dat we nooit het weiland in waren gegaan", voegde Sofie eraan toe.
"Nee, maar, ho es even. Het was eigenlijk heel erg goed dat jullie het weiland in gelopen zijn, want anders had het misschien veel langer geduurd voordat Pontus ... heette hij niet zo?"
De meisjes knikten.
"Anders had het misschien veel langer geduurd voordat Pontus was gevonden. En voor de politie is het heel erg belangrijk om zulke zaken zo snel mogelijk te onderzoeken."
Agnes keek Pia verbaasd aan.
"Ja, natuurlijk, dat hadden we nog niet bedacht", zei ze opgelucht. Sofie leek ook wat vrolijker.
Johan vroeg zich een paar seconden af of het gepast was om de meisjes, die elf, twaalf jaar oud leken te zijn, zonder toestemming van de ouders te interviewen. Hij was altijd bijzonder voorzichtig met het interviewen van kinderen. Dit was een grensgeval. Hij besloot Pia echter verder te laten gaan en liet het gesprek aan haar over.
"Ons werk, dat van mij en Johan", vervolgde Pia met een zachte stem, "is reportages voor de televisie maken als er dingen gebeuren zoals hier nu. En we willen de mensen die kijken iets kunnen vertellen, maar we dwingen niemand om mee te doen. Hoewel het het beste is als ooggetuigen kunnen beschrijven wat er is gebeurd, want dat kan anderen aan het denken zetten, zodat zij zich misschien bij de politie melden met tips. We denken dat de mensen voor de televisie meer meedenken als ze jullie twee zien vertellen hoe jullie Pontus hebben gevonden dan wanneer alleen Johan praat. Het raakt ze dan gewoon meer."
De meisjes luisterden aandachtig.
"Daarom vragen we ons af of we jullie een paar vragen kunnen stellen over wat er vanmorgen is gebeurd. Ik film en Johan stelt de vragen, en als jullie niet kunnen antwoorden of het te moeilijk vinden dan houden we op. Jullie beslissen. Later kunnen we nog knippen in het interview zodat het niet erg is als het niet zo goed loopt. Oké?"
Sofie porde Agnes met haar elleboog in haar zij en fluisterde in haar oor.
"We mogen het toch niet."
"Nee, maar dat kan me niet schelen", zei Agnes vastbesloten en ze sprong van de steen. "Oké."
Toen Pia en Johan wegreden hadden ze een interview met de meisjes op de band staan waarin ze vertelden over wat ze hadden gezien. Bovendien onthulden ze dat het hoofd van het paard niet gewoon was afgehakt, maar ook spoorloos was verdwenen.
Op de terugweg bekeek Johan Pia, die reed.
"Wees niet verbaasd als we hier gedonder mee krijgen."
"Wat bedoel je?"
"De politie zal woest zijn. Niet dat dat me zoveel kan schelen, ik waarschuw je alleen maar zodat je het weet."
"Ik begrijp niet waar je het over hebt." Pia wierp een verontwaardigde blik naar Johan. "We doen ons werk, niets anders. Je hoeft niet te overdrijven, het gaat over een paard, verdorie, geen dood mens."
"Natuurlijk. Hoewel het interviewen van kinderen toch een gevoelig onderwerp is."
"Als we hen hadden uitgehoord als hun moeder net was overleden dan had ik je gedachtegang kunnen begrijpen." Pia's stem klonk steeds geïrriteerder.
"Begrijp me niet verkeerd", protesteerde Johan. "Ik vind alleen dat je voorzichtig moet zijn met het interviewen van minderjarigen. Wij als journalisten hebben een verrekt grote verantwoordelijkheid."
"Het is niet onze fout als mensen willen praten. We hebben niemand gedwongen. Trouwens, we hebben compleet nieuwe informatie boven water gekregen dankzij het gesprek met die meisjes, bijvoorbeeld dat het hoofd ontbreekt."
Ze draaide het raampje omlaag en gooide haar pruimtabak naar buiten. Daarna zette ze demonstratief de muziek luider. Het was duidelijk einde discussie. Pia was goed en brutaal, maar zou voor iemand die nieuw in het spel was misschien wat bescheidener mogen zijn. Hij voelde dat zijn collega in de toekomst een cameravrouw zou worden die zou opvallen. In elk opzicht.
Emma Winarve zat achterovergeleund met kussens in haar rug in de schommelbank in haar tuin in Roma. Ze probeerde een zo aangenaam mogelijke houding te vinden, maar in haar hoogzwangere toestand was dat niet zo eenvoudig. Ze was de hele tijd warm en zweterig, hoewel ze in de schaduw bleef. Het hogedrukgebied van de laatste week droeg daaraan bij. Op dit moment voelde ze zich groot en vormeloos, toch woog ze veel minder dan toen ze zwanger was van haar eerdere kinderen. Ze was tot nu toe maar twaalf kilo aangekomen, en dat was niet het enige verschil met haar vorige zwangerschappen. Deze zwangerschap was anders. Eerder had ze verlangend naar haar kinderen uitgekeken en had ze er geen twijfel over laten bestaan dat ze ze ter wereld zou brengen. Maar de baby die nu in haar baarmoeder groeide, had net zo goed als een bloedklont kunnen eindigen, eruit geschraapt, toen het nog kon. Natuurlijk was ze blij dat ze dat niet had laten doen. Het was nu nog twee weken tot de bevalling als alles ging zoals verwacht.
Zij en het kind hadden net genoten van een vruchtensalade van meloen, kiwi, ananas en carambola. Tropische vruchten smaakten haar nu bijzonder goed.
Ze keek naar Sara en Filip, die helemaal opgingen in hun croquetspel op het gazon. Ze hadden pas groep drie en vier afgerond en waren veel te jong om een scheiding mee te maken.
Soms werden de schuldgevoelens haar te zwaar, terwijl ze tegelijkertijd vond dat ze niet anders had kunnen handelen. Ze troostte zich altijd met de gedachte dat ze tenminste niet de enigen waren. Bijna de helft van de kinderen op hun school had gescheiden ouders.
Toen ze de vorige zomer Johan Berg had ontmoet, was ze hevig verliefd geworden. Emma had nooit gedacht dat ze ontrouw kon zijn. In eerste instantie had ze het geweten aan de schok en de vertwijfeling na de moord op haar beste vriendin Helena. Ze was het eerste slachtoffer van een seriemoordenaar geweest en Johan was een van de verslaggevers die Emma in haar hoedanigheid als vriendin hadden geïnterviewd.
Rond diezelfde tijd was ze ernstige vraagtekens bij haar huwelijk gaan zetten. De gevoelens die ze voor Johan ontwikkelde, had ze nog nooit eerder meegemaakt. Ze probeerde meerdere keren met hem te breken en ging terug naar Olle, die haar ondanks alles vergaf.
Bij een van de tijdelijke terugvallen die ze daarna had, toen ze Johan stiekem weer had gezien, raakte ze zwanger. Haar eerste gedachte was het kind te laten weghalen. Toen ze het aan Olle vertelde was hij zelfs bereid een streep onder haar herhaalde ontrouw te zetten, onder de voorwaarde dat ze een abortus pleegde om hun huwelijk te redden. Ze maakte een afspraak voor de ingreep en wilde voor eens en altijd een punt zetten achter de relatie met Johan.
Het gezin vierde met elkaar een rustige en leuke kerst. De kinderen waren dolgelukkig dat alles weer was zoals daarvoor en Emma kreeg als kerstcadeau van Olle de pup die ze al zo lang had willen hebben.
Toen dook Johan plotseling op bij hun huis in Roma en daarmee zette hij alles op zijn kop. Toen Emma de twee mannen in haar leven naast elkaar zag, overzag ze de situatie ineens glashelder. Ze begreep waarom het voor haar zo moeilijk was geweest om de relatie met Johan te beëindigen. Ze was simpelweg verliefd op hem. Haar relatie met Olle was over en het was te laat om er iets aan te doen.
Twee dagen later had ze Johan gebeld en verteld dat ze van plan was het kind te houden.
Nu zat ze hier, pas gescheiden, met twee kinderen die om de week bij haar waren en met een derde in haar buik. Dat ze had besloten het kind te krijgen, betekende niet automatisch dat Johan en zij een gezin zouden gaan vormen, iets waarvan hij blijkbaar wel was uitgegaan. Johan wilde niets liever dan meteen in het huis komen wonen en surrogaatpapa voor Sara en Filip worden, maar Emma had tijd nodig. Ze voelde zich nog lang niet klaar om zich in een nieuw gezin te storten. Hoe ze in haar eentje voor een baby moest zorgen, was een vraag voor later.
Ze streek met haar hand over de citroengele katoenen stof van haar jurk. Haar borsten voelden zwaar en groot, al ingesteld op de aanstaande taak, haar benen waren half ingeslapen. De bloedcirculatie die altijd al slecht was geweest werd nog belabberder als ze zwanger was, wat tenminste nog iets was wat op haar eerdere zwangerschappen leek. Het leek alsof haar bloed stilstond in haar lichaam, ze had witte en koude vingers en tenen en het feit dat ze zo onbeweeglijk en onhandig werd, maakte de zaak er niet beter op. Emma was gewend minstens drie keer in de week te sporten. Ook was ze een verstokte roker, hoewel ze telkens was gestopt zodra ze wist dat ze een kind verwachtte. Nu ook weer.
Ze had helemaal geen zin in roken, maar vermoedde dat ze weer zou beginnen zodra ze was gestopt met voeden. Haar roken ging hand in hand met het probleemgehalte in haar leven. Hoe meer problemen, des te meer ze rookte, simpel gezegd. Iets van troost mocht ze zichzelf toch wel gunnen als het leven zo moeilijk was? Hoe je een scheiding verwerkt was niet te voorspellen, dat had ze op wrede wijze moeten ervaren.
Dat het met Olle moeilijk zou worden, had ze wel verwacht, maar ze had zich nooit kunnen voorstellen dat het zo smerig, bitter en ellendig zou worden. De slopende ruzies en zijn slachtoffermentaliteit hadden haar dit voorjaar bijna gebroken.
Dat ze het zonder sigaretten had gered, was een wonder.
De woonsituatie hadden ze in elk geval vrij goed kunnen oplossen. Olle had een groot appartement in het centrum van Roma gevonden en woonde nu op loopafstand van het huis. Ze waren het erover eens geworden de kinderen om de week te hebben, tenminste in het begin, zodat er niet te lange periodes tussen zaten. Later zouden ze verder kijken. De kinderen mochten hun voorkeur aangeven. Olle was immers volwassen genoeg om de kinderen niet meer dan nodig in de knel te laten zitten.
Ze keek op van haar kruiswoordpuzzel, waar ze naar zat te staren terwijl de letters samenvloeiden tot een onbegrijpelijke massa. Sara en Filip werden helemaal in beslag genomen door hun croquetspel. Ze hadden niet één keer met elkaar geruzied. Het was een onverwacht gevolg van alles wat er was gebeurd, de kinderen waren tegenwoordig rustiger, alsof ze meer verantwoordelijkheid namen. Ze hadden niet meer dezelfde ruimte om een chaos van hun leven te maken nu alles om hen heen al in stukken was gebroken. Haar slechte geweten deed zich opnieuw gelden. De scheiding was haar schuld. Dat vond de hele familie, haar ouders ook, hoewel niemand het ronduit zei.
Ze had het de kinderen zo goed mogelijk uitgelegd, zonder ook maar te proberen zich te verontschuldigen, maar was het voldoende? Zouden ze het ooit begrijpen?
Ze keek naar hun gladde gezichten. Sara met haar donkere haar en intens bruine ogen, levendig maar ordelijk. Ze praatte luid met haar broertje terwijl hij zich probeerde te concentreren om de bal door het poortje te slaan. Filip was lichter, zowel zijn huid als zijn haar, een vrolijke lolbroek en de belhamel van het gezin.
Ze vroeg zich af of ze net zo onvoorwaardelijk van het nieuwe kindje zou kunnen houden.
Knutas' kantoor lag op de eerste verdieping van het politiebureau. Het was ruim en licht, met zandkleurige muren en lichte berkenhouten meubels. De enige uitzondering hierop was zijn oude versleten eikenhouten bureaustoel met een zitting van zacht leer. Daar had hij geen afstand van kunnen doen toen het politiebureau vorig jaar werd gerenoveerd. Door de jaren heen waren er te veel puzzelstukjes op hun plek gevallen terwijl hij erin had gezeten. Hij vreesde dat hij in een nieuwe stoel niet zo goed kon denken, ook al was die beter voor zijn rug.
Hij wiegde langzaam heen en weer terwijl hij nadacht over de gebeurtenis met de onthoofde pony. Dierenmishandeling was uiterst ongewoon op Gotland. Natuurlijk kwam verwaarlozing voor, mensen die vergaten dieren te voederen of hokken of boxen schoon te maken, maar dit ging om iets anders. Mogelijkerwijs een gek die ervan genoot om dieren te kwellen; met zulke gevallen had hij eerder te maken gehad, hoewel niet van dit kaliber. Misschien was het paard in blinde woede gedood, maar tegen wie was in dat geval de woede gericht?
Tegelijkertijd leek het geheel koel, berekenend. De misdaad was op een tijdstip uitgevoerd waarop de mensen lagen te slapen, maar toen het al voldoende licht was. Volgens de boer moest de dader het dier hebben gevoederd om er zeker van te kunnen zijn dat hij zijn schanddaad in alle rust kon plegen. Het gaf hem de mogelijkheid om het paard dood te slaan en het in alle rust te verminken. De vraag was met welk doel de dader het hoofd had meegenomen. Waarschijnlijk niet om paling mee te vissen, iets wat Knutas lang geleden een keer in een film had gezien.
Hij haalde zijn pijp tevoorschijn, stopte die zorgvuldig en zoog erop, zonder hem aan te steken. Dat deed hij vaak als hij moest denken. Hij stak hem zelden aan, binnen mocht niet gerookt worden. Een kleine draai met zijn stoel zorgde ervoor dat hij de overvolle parkeerplaats van de supermarkt in zijn gezichtsveld kreeg. Na het midzomerweekend was het toeristenseizoen nu echt begonnen. Het eiland had 58.000 vaste bewoners, maar gedurende de zomermaanden groeide de bevolking met 800.000 mensen. Half augustus eindigde het seizoen net zo abrupt als het was begonnen.
Hij had Wittberg en Karin gevraagd die middag de achtergrond van de paardeneigenaar nog zorgvuldiger na te trekken. De technici, met Sohlman voorop, waren op de plaats delict, en het ondervragen van buren en andere mensen die iets gezien zouden kunnen hebben, was in volle gang.
Line belde, haar stem klonk gejaagd. Ze zou laat klaar zijn, het was volle bak op verloskunde. Knutas vertelde dat voor hem hetzelfde gold.
Knutas' Deense vrouw was verloskundige in het ziekenhuis van Visby en de Gotlanders baarden als nooit tevoren. Een nieuwe babyboom leek over het eiland te razen. Ze moest al wekenlang vrijwel elke dag overwerken en er leek geen einde aan te komen. Hij en de tweeling moesten zich zo goed mogelijk zien te redden. Niet dat dat een probleem was, de kinderen redden zich meestal uitstekend zelf. Petra en Nils hadden tot nu toe de zomervakantie besteed aan zwemmen en voetballen en ze hadden er niets op tegen om in plaats van zijn karig bereide maaltijden, geld voor een pizza of een hamburger te krijgen. De maat was voor hen vol geweest toen hij hen eens trakteerde op wat hij trots presenteerde als 'papa's bijzondere macaronigratin'. Een smakeloze, slappe schotel die bovendien aan de rand aangebrand was.
Wat Knutas betreft was het voorjaar naar verhouding rustig geweest. Hij had zich na een opmerkelijke moordzaak tijdens de winter, toen er een meisje was verdwenen dat later vermoord was teruggevonden, een tijd niet zo goed gevoeld. De zaak had hem behoorlijk aangegrepen, omdat hij er ook zeer persoonlijk bij betrokken was geraakt. Hoe dat zijn beoordelingsvermogen had beïnvloed was achteraf moeilijk te zeggen, maar hij was bang dat hij had gefaald. In dat geval had hij aan de dood van het meisje bijgedragen. De schuldgevoelens hadden zwaar op zijn schouders gedrukt.
Een tijdje had hij gedacht op weg naar een diepe depressie te zijn. De slapeloosheid was het duidelijkste teken, en dat hij zich vaak neerslachtig en lusteloos voelde was ook niets voor hem. Bovendien had hij plotseling een humeur waarbij Lines luide uitbarstingen niet meer waren dan rattengepiep. Hij vloog bij het minste of geringste op en wanneer de rest van het gezin op deze onverklaarbare woede reageerde, voelde hij zich gekwetst en gekrenkt. Als een verdomde martelaar. Het eindigde ermee dat Line hem naar een psycholoog stuurde. Voor het eerst in zijn leven ontving Knutas professionele hulp voor zijn persoonlijke problemen. Hij had niet gedacht dat hij dat ooit zou doen. Zijn verwachtingen waren laag, maar hij was verbaasd geweest over het resultaat. De psycholoog was er voor hem en wijdde zich uitsluitend aan hem, luisterde zonder raad te geven of te oordelen. Ze nam aan wat hij zei, stelde zo nu en dan wat vragen die hem op nieuwe gedachten brachten. Door de therapie kreeg hij andere inzichten over zichzelf en over zijn relatie met de omgeving, en de schuldgevoelens namen zo geleidelijk af. Eigenlijk begon hij zich nu pas echt beter te voelen.
De telefoon onderbrak zijn gedachten. De centrale vroeg zich af of hij het team van Sveriges Television kon ontvangen. Met een zucht gaf Knutas toe. Zijn relatie met Johan Berg was dubbel. De verslaggever kon met zijn eigenzinnigheid werkelijk het bloed onder zijn nagels vandaan halen, maar hij moest toegeven dat Berg goed was in zijn werk. Vaak lukte het hem eigen informatie boven water te halen en hij had een duivels vermogen de mensen, inclusief Knutas zelf, meer te laten vertellen dan ze oorspronkelijk van plan waren.
Johan leek gestrest toen hij in de gang opdook, hij had waarschijnlijk haast voor zijn uitzending. Zijn zwarte haar plakte op zijn voorhoofd en zijn katoenen overhemd was gekreukt en vlekkerig. Knutas nam aan dat hij al in Petesviken was geweest en waarschijnlijk rechtstreeks daarvandaan kwam. Als hij maar niet iemand bereid had gevonden om een interview te geven. Knutas wilde er niets over zeggen, hij had immers niet het recht om zich met het werk van de journalisten te bemoeien. Hun werk was om zo veel mogelijk te weten te komen, hij moest ervoor zorgen dat er geen informatie uitlekte. Hij bereidde zich voor op moeilijke vragen en voelde hoe zijn kaakspieren zich spanden, terwijl het interview nog niet eens was begonnen.
Johan had de nieuwe cameravrouw bij zich, die er met haar zwarte haar dat alle kanten op stond als een punkmeisje uitzag. Ze had ook nog een ring in haar neus.
Pia nam geen genoegen met de gang, maar dreef hen een balkon op dat tijdens de renovatie van het politiebureau was aangebouwd. Ze wilde hem tegen de idyllische achtergrond van het zomerse groen, de stadsmuur en de zee over de huiveringwekkende misdaad laten vertellen. Typisch televisiemensen, die dachten alleen maar aan hun beelden.
Eerst stelde Johan de gebruikelijke vragen over wat er was gebeurd, vervolgens kwam - niet geheel onverwacht - iets onverwachts.
"Hebben jullie het hoofd gevonden?"
Knutas hield zijn kaken op elkaar en zei niets. De politie had besloten het feit dat het hoofd werd vermist geheim te houden. De mensen die ervan op de hoogte waren, was streng opgedragen om niets over de zaak te onthullen.
"Ik vraag me af of jullie het hoofd hebben gevonden?" herhaalde Johan hardnekkig.
"Daar laat ik me niet over uit", zei Knutas geïrriteerd.
"Ik weet dat het vermist wordt, uit betrouwbare bron", zei Johan, "dan kunt u het toch net zo goed bevestigen?"
Knutas werd rood van woede. Hij realiseerde zich echter dat de politie er niets mee opschoot om de zaak nu nog langer te ontkennen.
"Nee, we hebben het hoofd niet gevonden", gaf hij toe en hij liet een berustende zucht ontsnappen.
"Hebben jullie een theorie over waar het kan zijn gebleven?"
"Nee."
"Heeft de dader het meegenomen dan?"
"Daarover kun je alleen maar speculeren en wij houden ons bij de politie niet bezig met speculaties. Het gaat er nu om zo snel mogelijk de schuldige te pakken te krijgen."
"Hoe reageert u zelf op deze gebeurtenis?"
"Ik vind het verschrikkelijk dat iemand dit een dier kan aandoen. De politie neemt deze zaak natuurlijk zeer serieus en we zullen al onze beschikbare middelen benutten om de schuldige of de schuldigen te vinden. We willen de mensen verzoeken zich bij de politie te melden als ze iets gezien of gehoord hebben wat in verband kan worden gebracht met de misdaad."
Knutas beëindigde het interview.
Hij had het warm en was geïrriteerd. Hoewel hij wel inzag dat het zinloos was, probeerde hij Johan ertoe te bewegen om de informatie over het verdwenen hoofd uit zijn verslag weg te laten. Hij verbaasde zich echter nauwelijks over de onverbiddelijkheid van de verslaggever, die vond dat de informatie van zo'n groot algemeen belang was dat het gepubliceerd moest worden.
Toen Pia en Johan terug waren op de redactie moesten ze het verslag razendsnel in elkaar zetten om de uitzending van die avond te halen. Ze zaten samen in de montageruimte. Johan belde Grenfors, die het prima vond dat de meisjes geïnterviewd waren. Ze waren oud genoeg en hij had dezelfde mening als Pia; het ging maar om een paard. Aan de andere kant stond Grenfors er niet om bekend tot de voorzichtige garde van de nieuwsredactie te behoren.
"Ik hoop alleen maar dat niemand anders dat met dat verdwenen hoofd heeft uitgevlooid", mompelde Pia terwijl ze geconcentreerd op knoppen zat te drukken. Ze hadden een halfuur voordat de eerste korte uitzending van Regionalnytt uitgezonden werd, en ze hadden de redacteur beloofd minstens een minuut en dertig seconden te leveren. Tien minuten voor zes waren ze klaar en verstuurden ze het digitale verslag per computer naar de thuisredactie in Stockholm.
Na de uitzending belde Grenfors.
"Goed gedaan", prees hij. "Geweldig dat jullie die meisjes hadden, ze waren te gek en ik geloof niet dat ze door iemand anders zijn geïnterviewd."
"Nee, ze hebben voor zover ik weet alleen met ons gepraat."
"Hoe heb je ze trouwens aan het praten gekregen?"
"Dat is Pia's verdienste", zei Johan. "Zij heeft hen kunnen overhalen."
"O?" Grenfors klonk verrast. "Zeg haar maar dat ze het verdomd goed gedaan heeft. Hoe gaan jullie morgen verder?"
Johan zag de redacteur voor zich zoals hij op zijn stoel zat te wippen bij de balie van de redactie van Regionalnytt, in het omroepgebouw op Gardet in Stockholm. Een lange, sportieve man van vijftig, met geverfd haar en een gezonde prestatiedrang.
De laatste tijd was die drang echter fors toegenomen, vond Johan. Grenfors was steeds nerveuzer geworden. Zijn ongerustheid niet op tijd bruikbare verslagen geleverd te krijgen uitte zich op verschillende manieren: aanhoudende telefoontjes over hoe het werk vorderde, lange discussies over hoe de reportages eruit moesten zien, en om de haverklap belde de redacteur zelf de geïnterviewden op om zeker te weten dat het interview zou doorgaan.
Weliswaar had Grenfors altijd de neiging gehad om zich er te veel mee te bemoeien, maar niet in die mate als nu. Johan vroeg zich af of dat berustte op toenemende stress en verminderde speling op de redactie. Reorganisaties bedreigden met regelmatige tussenpozen het nieuws, er werd steeds meer op de middelen bezuinigd, steeds minder mensen moesten steeds meer verslagen maken met als resultaat onder druk gezette collega's en slechtere kwaliteit.
Dat was een van de grote voordelen van werken op Gotland: niet aan de scheldpartijen van een voortdurend gestreste redacteur te hoeven blootstaan. Nu maakte Johan die tenminste alleen vanaf een afstand mee.