Woensdag 7 juli

Kalle Östlunds ouders hadden het zomerhuisje bij Björkhaga ten noorden van Klintehamn in de jaren vijftig gekocht. Hun gezin was een van de eerste die naar dit kleine zomerhuisjesgebied waren verhuisd. Hier woonden vooral Gotlanders; sommigen waren naar het vasteland verhuisd en hadden het zomerhuisje willen houden en anderen woonden in Visby en vonden de afstand van een paar tientallen kilometers voldoende ver weg voor een tweede huis. Het terrein was het grootste deel van het jaar vredig. Tijdens de zomer werd het levendiger, als toeristen hiernaartoe kwamen om op de landtong Vivesholm te wandelen en de talrijke vogels op het strand te bewonderen. Het was zelfs een populaire plek om van de zonsondergang te genieten wanneer de hele lucht rood was gekleurd, omdat de plek naar beide kanten uitzicht op zee bood. Zelfs Kalle vond het groots, hoewel hij het schouwspel hiervandaan duizenden keren had gezien. Voor hem bestond er geen mooiere plek op aarde. Hij hield van vissen en op deze ochtend zou hij het water op gaan om de netten in te halen die, zo hoopte hij, met bot gevuld waren.

Hij had de wekker op vijf uur gezet en zijn vrouw Birgitta sliep nog diep toen hij opstond, maar de hond was vrolijk en klaarwakker. Hun Italiaanse waterhond Lisa was een wervelwind die overal mee naartoe wilde en dat mocht ze ook. Ze sprong rond zijn benen toen hij op pad ging.

Hij deed het grote hek naar de landtong open, waar koeien op de zomerweide stonden te grazen. De lucht was diepblauw en de bewolking boven de boothuizen bij Kovik aan de andere kant van het strand was onschuldig en wollig. De grindweg die naar het einde van de landtong leidde, lichtte met zijn kleur de kalkrijke grond op. Hierbuiten deed de natuur aan de heide denken, de begroeiing was laag en bestond vooral uit jeneverbesstruiken en kortstengelige bloemen.

Op dit tijdstip wemelde de strandweide van de bloemetjes, die er als kleine roze balletjes uitzagen op het Engelse gras.

Hij had voor de zekerheid Lisa's riem meegenomen, maar liet haar vrij rondrennen op weg naar de boot. De broedtijd van de vogels was voorbij dus zou ze geen vogeleieren vinden. Verderop op de landtong broedden elk jaar veel verschillende soorten vogels zoals reigers, grote aalscholvers en verschillende soorten sterns en meeuwen.

Toen hij halverwege de strandweide in de richting van de zee was gekomen, kreeg Lisa lucht van een konijn en ging er in de tegenovergestelde richting vandoor. Hij ving een glimp op van het kleine konijn dat voor zijn leven rende met de hond op z'n hielen. Hij riep een paar keer, maar ze had het te druk met haar jacht om zich iets van hem aan te trekken. Hij schudde zijn hoofd en liep verder. Ze zou na verloop van tijd wel komen. Hij maakte de boot in orde en keek af en toe over de landtong en riep, maar Lisa liet zich horen noch zien.

Kalle besloot te wachten, hij ging op een steen zitten en pakte zijn doosje pruimtabak. Hij stopte een dikke tabakspruim onder zijn bovenlip. Af en toe hoorde hij in het gras en de struiken het geritsel van kleine vogeltjes of konijnen die hun holletjes in en uit renden. Een paar wintertalingen met hun karakteristieke rode snavels zwommen bij de oever. Verderop bij het stuk bos midden op de landtong liepen af en toe koeien, hoewel ze zich op dit moment helemaal aan het eind bevonden. Gelukkig maar, zo wild als Lisa vandaag was, zou ze in staat zijn om ook nog achter de koeien aan te jagen. Dat kon in een paar flinke schoppen eindigen.

Toen hij daar goed en wel een kwartier had gezeten zonder dat de hond opdook, besloot hij haar te gaan zoeken. Hij was geïrriteerd, als hij haar niet snel vond, zou het te laat zijn om te gaan vissen. Hij liep terug over de weiden, over het veerooster bij het hek, het bos in. Toen hoorde hij Lisa blaffen. Ze moest een behoorlijk eind het bos in zijn, omdat hij haar niet eerder had gehoord. In het omheinde gebied lagen sporen van een slotgracht, een herinnering aan de tijd dat Vivesholm een belangrijke haven was geweest met een vesting op die plek.

Het bos werd steeds dichter, hij passeerde de oude gammele vogeltoren aan de bosrand. Verder weg ging de grond over in moeras en daarna begon de zee. Hiervandaan ontwaarde hij Warfsholms pension, hemelsbreed gezien was het helemaal niet zo ver weg. Het hondengeblaf klonk duidelijker, nu moest ze toch wel dicht in de buurt zijn. Toen ving hij tussen de bomen een glimp op van iets champagnekleurigs, en daar stond Lisa, wild blaffend naar een den. Wat kon daar in hemelsnaam zo interessant aan zijn?

Even verderop bleef hij plotseling stilstaan. Een paar bevende seconden lang moest hij zich inspannen om te begrijpen wat hij zag. Het lukte hem niet om het beeld van de naakte jonge vrouw die vrij in de lucht zweefde, met een strop om haar nek, in zich op te nemen. Haar hoofd was voorovergebogen en haar lange, blonde haar viel over haar gezicht. Zijn eerste gedachte was dat het om een tragisch geval van zelfmoord ging. Hij werd ongelooflijk misselijk en moest op de grond gaan zitten. Toen zag hij dat de vrouw bebloed was. Dwars over het onderste gedeelte van de buik had iemand met een mes een lange snee gemaakt.

 

Ruim een uur later draaide Knutas de grindweg op die langs de zomerhuisjes naar zee en naar Vivesholm leidde. Hij was samen met Karin Jacobsson en Erik Sohlman. Voordat ze vertrokken had Knutas de patholoog-anatoom gebeld, die later diezelfde dag met het vliegtuig van het vasteland zou komen.

Bij het hek stond een man van ongeveer vijfenzestig jaar. Hij was gekleed in een korte broek en een gebreide trui en had een hond met een lichte, krullende vacht aan de riem. Ze parkeerden voor het hek en liepen over het gras langs de grindweg naar de landtong om eventuele bandensporen niet te verstoren. Kalle Östlund hief zijn hand op en wees.

"Hij moet voorbij die bocht daar zijn gereden", zei hij. "Anders kun je worden gezien vanuit de huisjes die het dichtst bij het water liggen."

Ze volgden de oudere man een klein stukje het bos in en liepen verder over een platgetreden pad dat langs de oude slotgracht liep. Hier en daar groeiden sleedoorns en rozenbottels.

Het was bijna windstil en het geschreeuw van vogels boven zee was het enige wat te horen was. Ze zagen het lichaam pas toen ze er vlak voor stonden.

Vrij in de lucht, omgeven door het meest weelderige zomergroen, hing een jonge vrouw. Haar haar viel langs haar gezicht omlaag en het slanke lichaam dat levenloos aan een strop hing, was lichtrood gevlekt. Dwars over haar platte buik had iemand een snee van een paar decimeter gemaakt, waaruit bloed over haar kruis en haar benen was gestroomd.

Het contrast tussen haar jeugd en schoonheid en het geweld waaraan ze blootgesteld was geweest, was wreed.

De politiemensen bekeken het lichaam zwijgend.

"Ja, zo heb ik haar gevonden", zei Kalle Östlund tenslotte.

"En u hebt de plek sindsdien niet meer verlaten?" vroeg Knutas.

"Nee, ik heb mijn vrouw gebeld, maar durfde hier niet weg te gaan."

"Hebt u op weg hiernaartoe iemand gezien of gehoord?"

"Nee, ik was hier alleen. Met Lisa", zei Kalle en hij aaide de hond.

Knutas riep naar zijn collega's, die zich bij hen hadden gevoegd en bezig waren een plastic lint te spannen.

"We moeten het omheinde gebied hier afzetten. Ik wil dat een aantal van jullie meteen beginnen met een buurtonderzoek bij de zomerhuisjes. Waar zijn de honden?"

"Die zijn onderweg", zei Karin.

"Goed, hier is geen tijd te verliezen. U kunt zolang naar huis gaan", zei hij tegen de man met de hond. "Maar blijf thuis, we willen over een tijdje met zowel u als uw vrouw praten."

"Het kan toch alleen maar Martina Flochten zijn?" zei Karin. "Zowel de leeftijd als het uiterlijk komt overeen."

"Ja, zij is het, zonder twijfel", beaamde Knutas.

"Tegen welke gek is ze in hemelsnaam op gelopen?" zei Sohlman verbeten. "Waarom hang je iemand op die je al hebt gedood?"

"Of waarom steek je iemand die al opgehangen is, met een mes?" gaf Karin als weerwoord.

Knutas bewoog zich langzaam om het lichaam heen en bestudeerde het van alle kanten. Martina leek op een angstaanjagende pop. Haar gezicht was dieprood, alsof ze zich had ingespannen, haar ogen waren open, maar dof en zonder glans. Haar lippen waren bruinzwart en ingedroogd, haar huid was roodgevlekt en haar kuiten en voeten kleurden al lila.

In de snee onder in de buik zaten vliegen en Knutas' maag draaide zich om toen hij zag dat er al kleine larven in de wond zaten.

"Vraag me af of ze hier de hele tijd vanaf zaterdag heeft gehangen", mompelde Karin vanachter de zakdoek die ze voor haar mond hield.

"Ja, wat voor dag is het vandaag? Woensdag. Als ze zaterdagnacht is vermoord is dat dus ruim drie dagen", zei Sohlman. "Dat is niet onmogelijk."

"Ze moet nog even blijven hangen tot de patholoog-anatoom komt", zei Knutas. "Ik wil dat hij ziet hoe ze er hier op deze plek uitziet."

Bij het hek hadden zich al een paar nieuwsgierigen verzameld. Knutas negeerde de vragen toen hij hen haastig voorbijliep.

Ze reden rechtstreeks terug naar het politiebureau.

 

Hij stond midden in het bos, geleund tegen de grove bast van een boom. Zijn ogen waren gesloten en hij luisterde. Het geruis van de wind in de bomen, een dennenappel die met een lichte plof op de grond viel, een kraai die kraste. Het geurde hier in de schaduwen. Hars, naalden, aarde en bosbessen. Langzaam kromde hij zijn benen en liet hij zijn rug langs de boomstam glijden zodat hij in een zittende houding terechtkwam. De onregelmatigheden van de boom stoorden hem niet. Hij mompelde rustig en monotoon voor zich uit. Zo raakte hij geleidelijk aan in de toestand die hij nastreefde, in trance. Hij versmolt met de boom en zijn ziel zou daar blijven terwijl hij zijn bewustzijn op iets anders projecteerde.

De verplaatsing was belangrijk voor hem, noodzakelijk om zijn opdracht te kunnen volbrengen.

Hij en de boom werden één. Er waren geen beperkingen nu, absoluut geen. Hij was in een andere werkelijkheid gestapt. De omgeving maakte weinig indruk op hem. Waar hij zich eerder zorgen over had gemaakt, had geen betekenis meer. Hij had zich bevrijd van alle alledaagse, triviale problemen; van alles wat mensen betrof. Hij hoefde zich niet meer druk over hen te maken omdat hij een ander verbond was aangegaan, dat niets met menselijke relaties te maken had. Het was alsof muren waren gevallen, hindernissen uit de weg geruimd. De weg lag voor hem open. Hij besefte dat hij zeldzame krachten bezat.

Plotseling brak er een tak en dook er een vos op uit het struikgewas. Het beest ging voor hem zitten en likte in alle rust zijn vacht. Af en toe keek hij op en bekeek hem een poosje. Toen het beest later verder het bos in liep, kwam hij heel dicht langs hem zonder ook maar enige notie van hem te nemen. Hij haalde diep adem.

Het was het definitieve bewijs dat het hem gelukt was.

 

Knutas' telefoon ging onafgebroken toen hij terug was op zijn kantoor en hij had zijn handen vol aan de vragen van de pers. Tenslotte moest hij de centrale vragen geen gesprekken meer door te verbinden. Hij moest zich op het werk kunnen concentreren. Er werd besloten later op de middag een persconferentie te houden.

Lars Norrby bood aan die voor te bereiden in plaats van naar de bespreking van het onderzoeksteam te gaan.

Knutas had de officier van justitie gebeld die in de vergaderruimte naast hem ging zitten. Birger Smittenberg was een gelouterd hoofdofficier van justitie bij het Openbaar Ministerie en werkte sinds vele jaren bij de rechtbank van Gotland. In de loop der tijd was er een groot vertrouwen tussen hem en Knutas gegroeid. Ze hadden een lange reeks onderzoeken achter zich. Smittenberg was van origine Stockholmer, maar was eind jaren zeventig met een Gotlandse zangeres getrouwd. Hij was zeer betrokken bij zijn werk en nam zo vaak als hij kon deel aan de besprekingen van het onderzoeksteam.

"Zoals jullie allemaal weten is de eenentwintigjarige Martina Flochten uit Amsterdam in Nederland op Vivesholm dood gevonden", begon Knutas. "Ze werd vanmorgen tegen halfzes door een eigenaar van een zomerhuisje in dat gebied gevonden, een zekere Kalle Östlund. Er bestaat geen twijfel over dat ze om het leven is gebracht, Erik zal zo meteen de verwondingen beschrijven. De patholoog-anatoom is vanuit Stockholm onderweg en zal later op de dag het lichaam op de vindplaats onderzoeken. Het omheinde gebied is afgezet en wordt op dit moment door hondenpatrouilles doorzocht. We zoeken ook naar sporen in het gebied rond Warfsholm, zo goed als dat gaat; we kunnen immers niet verlangen dat ze het hele gebied afzetten. Ik geloof dat ik het daar even bij laat."

Hij knikte naar Sohlman, die ging staan en plaatsnam bij de computer. Op het witte doek voor in het lokaal klikte hij een luchtfoto van het gebied tevoorschijn.

"Dat daar is Vivesholm. De grond is privébezit en is van een boer die zijn koeien hier laat grazen, maar het gebied is voor iedereen toegankelijk. Veel mensen komen hier om naar de vogels te kijken of voor het uitzicht."

"Het is ook populair bij surfers", voegde Thomas Wittberg eraan toe. "Ik heb daar zelf verschillende keren gesurft, het is een te gekke plek."

"Op de landtong zelf ligt een klein door een hek omheind bos. Daar staat ook een oude vogeltoren."

Sohlman verwisselde het plaatje.

"Hier werd Martina Flochten gevonden, ze hing dood aan een boom. In principe komt daar alleen de boer en heel soms een vogelaar die vanaf de vogeltoren een beter uitzicht wil hebben. Daarom is het niet verwonderlijk dat het een aantal dagen heeft geduurd voordat het lichaam werd gevonden. Laten we eens naar de verwondingen kijken. De moord is iets anders dan normaal."

Een paar aanwezigen schoven onrustig heen en weer toen Martina's foto werd getoond.

"Opvallend is dat haar meerdere dodelijke verwondingen zijn toegebracht", vervolgde Sohlman nadenkend. "Het slachtoffer is zowel gewurgd als gesneden. Het is aannemelijk dat ze eerst aan de strop is opgehangen en dat de dader haar vervolgens heeft gesneden. Het uiterlijk van de snee zelf toont aan dat dit vermoedelijk is gedaan nadat de dood was ingetreden. Omdat ze verder geen verwondingen heeft, ziet het ernaar uit dat de dader haar zogezegd in alle rust heeft kunnen opensnijden. Ze heeft geen weerstand geboden. En dan is er nog iets anders."

Sohlman laste een kunstmatige pauze in en keek aandachtig naar zijn collega's.

"Het is ook niet zeker of ze door ophanging is gestorven. Meerdere aanwijzingen duiden erop dat ze al dood was toen ze aan het touw werd opgehangen."

"Wat voor aanwijzingen?" Knutas zag er verrast uit.

"Dit is, zoals ik al heb gezegd, puur giswerk; de uitvoerige analyse laat ik graag over aan de patholoog-anatoom. Maar ik ben bij een flink aantal ophangingen geweest waarbij mensen door de strop waren gewurgd. De overledene krijgt bepaalde typische verwondingen. Het gaat om blauwe plekken in de insnijding waar het touw zit en bloedingen in het aanhechtingspunt van de nekspieren aan het sleutelbeen. Deze vitaliteitstekens, zoals ze die noemen, zijn gemakkelijk te ontdekken, ze vallen iemand die ze eerder heeft gezien meteen op. Martina heeft ze niet. Er klopt iets niet."

Karin keek verbaasd naar de technisch rechercheur.

"Dat zou dus betekenen dat de moordenaar er geen genoegen mee heeft genomen om Martina op één manier te doden, maar op meerdere, waarvan ophanging en snijden in de buik er twee zijn. Wat heeft haar in eerste instantie gedood?"

Een geladen stilte volgde. Wittberg was de eerste die het woord nam.

"Het is één ding als een moordenaar bijvoorbeeld messteken gebruikt en buiten zinnen doorgaat met steken hoewel het slachtoffer al is gestorven, of heel veel onnodige schoten afvuurt. Dat is iets wat in blinde woede gebeurt, wanneer de moordenaar onder invloed van drugs is of gewoon doordraait. Hier lijkt het om iets anders te gaan."

"De moord lijkt ritueel", mompelde Knutas, terwijl hij de foto's bekeek.

"Ja", stemde Birger Smittenberg in. "De dader moet tijd genoeg hebben gehad om tussen de verschillende stappen na te denken en te kunnen kalmeren."

"Een motief", zei Karin nadenkend. "Hij had een uitgesproken doel door haar op meerdere manieren te vermoorden. Het symboliseert iets. De werkwijze voelt op een bepaalde manier ceremonieel aan, net wat Anders zegt. De vraag is ook waarom ze naakt is en wat dat betekent."

"Er zijn geen uiterlijke tekenen van seksueel geweld, maar of ze seks heeft gehad moet sectie uitwijzen. Maar het is duidelijk dat het feit dat ze geen kleren draagt, seksuele associaties oproept."

"Wat voor sporen hebben we gevonden?" vroeg Wittberg zich af.

"Tot dusver nog niet zoveel", zei Sohlman. "We zijn bezig de hele landtong uit te kammen en die is vrij groot."

"Het buurtonderzoek bij de zomerhuisjes is nog gaande", voegde Knutas toe, "laten we hopen dat dat iets oplevert."

"Hoeveel huisjes liggen daar?" vroeg Smittenberg.

"Het gaat waarschijnlijk om een stuk of twintig."

"Is de moord op de vindplaats gepleegd?"

"Op dit moment is dat moeilijk te zeggen", zei Sohlman. "Ik heb rond de plek geen tekenen van strijd kunnen zien, maar aan de andere kant hebben we het nog niet zo goed kunnen bekijken. De patholoog-anatoom moet eerst zijn onderzoek doen zodat we het lichaam kunnen verplaatsen. Omdat het ontbindingsproces al is ingezet, gok ik dat ze al een paar dagen dood is. Een betere tijdsbepaling kan ik nu niet geven, maar dat ze in de nacht tussen zaterdag en zondag is vermoord, lijkt aannemelijk. Het is vrijwel onmogelijk het bos in te rijden, dus vermoedelijk heeft hij haar gedragen als hij haar op een andere plek eerst heeft gedood. Het is minstens een paar honderd meter lopen, wat betekent dat we met een sterke vent te maken hebben. Martina was geen klein meisje, ze was zowel lang als gespierd."

"Ik moet denken aan het onthoofde paard in Petesviken", zei Karin. "Of er een of ander verband is. Het lijkt ook ritueel."

"We moeten vanzelfsprekend naar een raakpunt tussen die twee gevallen zoeken", zei Knutas. "We moeten Martina Flochtens verleden verder uitzoeken. Wie was ze? Wat heeft ze voor de moord gedaan? Is er iets bijzonders gebeurd? Is haar gedrag veranderd? En hoe was ze eigenlijk als persoon? Kun jij dat op je nemen, Karin?"

"Zeker."

"Het is ook belangrijk dat we spoedig met de eigenaren van alle zomerhuisjes naast Vivesholm praten en vooral ook met de gasten die dit weekend in het pension logeerden. Daar moet jij voor zorgen, Thomas. Alle archeologen moeten ook worden gehoord, de cursisten, de docenten en de anderen op de hogeschool. En ik moet er niet aan denken dat de media dit nieuws over het rituele aspect te horen krijgen, dus niemand zegt hier ook maar iets over, en ik bedoel tegen niemand."

Knutas keek zijn collega's rond de tafel indringend aan.

"Als dit uitkomt, zijn we er geweest. Dan hebben we de godganse dag journalisten in onze nek."

Hij kwam overeind.

"Om vier uur vanmiddag wordt er een persconferentie gehouden, die nemen Lars en ik voor onze rekening."

 

Staffan Mellgren zag er geteisterd uit toen Knutas hem ontving bij de receptie van het politiebureau. Zijn gezicht was vaalbleek en zijn rooddoorlopen ogen stonden glazig. Hij had iets nerveus over zich en zijn kleren waren zo gekreukt dat je zou denken dat hij erin geslapen had. Ze liepen naar Knutas' kamer waar ze ongestoord konden zitten. Mellgren bedankte voor de aangeboden koffie.

"Hoe gaat het met u?" vroeg Knutas, toen ze in het kantoor tegenover elkaar hadden plaatsgenomen.

"Het is verschrikkelijk wat er met Martina is gebeurd, ik kan het maar niet bevatten."

"Ik wil nog even over de groep praten. We hebben begrepen dat Martina populair was. Was er iemand met wie ze niet goed kon opschieten?"

Mellgren schudde zijn hoofd.

"Weet u zeker dat ze zich met niemand had ingelaten?"

"Nee, niet voor zover ik weet."

"Weet u of iemand van de cursisten bijzonder dol op Martina was, misschien zelfs verliefd?"

"Niet direct", antwoordde hij aarzelend. "Maar er zijn twee jongens die extra veel aandacht aan haar schonken."

"Wie dan?"

"Jonas, een Zweedse gozer uit Skåne, niet ouder dan twintig. Mark, een Amerikaan, een beetje ouder, rond de vijfentwintig jaar zou ik gokken. Die twee hebben elkaar echt gevonden, Mark en Jonas bedoel ik. Ze zijn onafscheidelijk."

"Op welke manier interesseerden ze zich voor haar?"

"Tja, ze draaiden om haar heen, hebben allebei veel met Martina gepraat en een beetje geflirt."

"Leek de een gekker op haar dan de ander?"

"Nee, dat zou ik niet zeggen, het leek vrij gelijk."

"Was de interesse wederzijds?"

"Ik denk dat zij hen leuk en aardig vond als vrienden, meer niet."

"Waar baseert u dat op?"

"Het is een gevoel."

"Wonen die twee ook op Warfsholm?"

"Ja."

"Hebt u opvallende mensen opgemerkt rond de opgraving?"

"Alleen de gebruikelijke. Dus mensen die je kent of iemand van de buren die langskomt en even blijft praten. Een paar keer per week komen er kleine groepjes toeristen, maar die blijven meestal op gepaste afstand."

"Hebt u als cursusleider enig idee wie Martina kan hebben vermoord?"

"Nee."

"Ik heb het al eerder gevraagd, maar moet het weer vragen, hoe was jullie relatie?"

"Ze was een leerling die ik graag mocht en waardeerde, maar puur als leerling", zei Mellgren met een scherpe klank in zijn stem. "Er was verder niets tussen ons. Dat heb ik al gezegd."

"Waar was u zelf zaterdagavond?"

"Ik was uit en heb een biertje gedronken."

"Alleen?"

"Ja."

"Waar dan?"

"Eerst in Donners Brunne en daarna in Munkkällaren."

"Bent u bekenden tegengekomen?"

"Je loopt altijd wel tegen een paar bekenden aan."

"Hoe laat bent u thuisgekomen?"

"Dat weet ik niet, ik heb niet op de klok gekeken."

"U moet toch kunnen zeggen of het negen uur 's avonds of drie uur 's nachts was", zei Knutas ongeduldig.

Hij begon echt geïrriteerd te raken en vroeg zich af wat een getrouwde vader van vier kinderen op zaterdagavond alleen in de stad deed. Waarom was hij niet thuis bij zijn gezin als hij toch niemand zou ontmoeten?"

"Het was wel bijna drie uur."

"Hoe is uw huwelijk?"

Het antwoord kwam niet direct. Het was te zien hoe Mellgren zijn kaken op elkaar klemde.

"U moet me die vraag niet kwalijk nemen, maar die moet gesteld worden", vervolgde Knutas en hij staarde terug.

"Susanna en ik hebben het erg goed. Heeft zij iets anders beweerd?"

Knutas hief afwerend zijn hand op.

"Absoluut niet. Ik vroeg het me alleen af."

 

De zaal waar de persconferentie zou worden gehouden, gonsde van het leven. De verslaggevers gingen een voor een op de stoelen zitten, microfoons werden ver vooraan op het podium neergezet. Zowel de Gotlandse als de landelijke pers was aanwezig. De politie had tot nu toe helemaal niets losgelaten dus de nieuwsgierigheid naar wat ze te horen zouden krijgen was groot.

Het geroezemoes verstomde automatisch toen Anders Knutas en Lars Norrby vooraan hun plaatsen innamen.

"Welkom op onze persconferentie", begon Knutas. "De vrouw die sinds zaterdagnacht is verdwenen, Martina Flochten, geboren 1983, is dood gevonden bij Vivesholm, vlak buiten Klintehamn, dus ongeveer dertig kilometer ten zuiden van Visby aan de westkust. Er bestaat geen twijfel over dat ze om het leven is gebracht."

Hij keek in zijn papieren.

"Het lichaam is om 05.45 uur door iemand gevonden die in het gebied aan het wandelen was. Velen van u weten misschien al dat Martina in Nederland is geboren en opgegroeid, maar dat haar moeder uit Hemse hier op Gotland kwam. Haar moeder leeft al een aantal jaren niet meer. Martina heeft haar hele leven in Nederland gewoond en is hier begin juni aangekomen om een cursus in archeologische opgraving te volgen, die de hogeschool in Visby organiseert. Ze was al een maand op Gotland voordat ze op 3 juli na een concertavond op Warfsholm verdween. U kunt nu uw vragen stellen."

"Kunt u iets zeggen over hoe ze is vermoord?"

"Nee."

"Waarom niet?"

"Vanwege het onderzoek."

"Is er een wapen gebruikt?"

"Ja, maar daarover kan ik verder niets zeggen."

"Is ze blootgesteld aan seksueel geweld?"

"Dat weten we pas na het forensisch onderzoek."

"Wanneer gebeurt dat?"

"Het lichaam is vandaag door de patholoog-anatoom op de vindplaats onderzocht. Het wordt vanavond naar de afdeling forensische geneeskunde in Solna gebracht. De sectie zal een dezer dagen plaatsvinden."

"Weten jullie hoe lang ze al dood is?"

"Nog niet, dat moet het sectierapport uitwijzen."

"Jullie moeten toch iets kunnen zeggen over hoe lang ze al dood was toen ze werd gevonden. Gaat het om een uur, of langer sinds haar verdwijning?"

"Ik kan alleen zeggen dat het waarschijnlijk om minstens een dag gaat." "Gaat het om een of meerdere daders?"

"Dat weten we op dit moment niet."

"Er kunnen er dus meerdere zijn?"

"Zeker."

"Hebben jullie een verdachte?"

"Niet op dit moment, nee."

"Zijn er getuigen?"

"We zijn de hele dag bezig geweest met het buurtonderzoek en de getuigenverklaringen worden verwerkt."

"Martina Flochten was half-Gotlands. Wat kan dat voor betekenis hebben?"

"Vanzelfsprekend werken we grootschalig en volgen we alle denkbare sporen."

"Had ze familie hier op Gotland?"

"Nee. De enige familie waren de grootouders, die ook al jaren geleden zijn overleden."

"Is het gebied daar afgezet?"

"Het bosgebied waar het lichaam is gevonden is afgezet."

"Tot wanneer?"

"Tot het technisch onderzoek is afgerond."

"Hoeveel contact had ze met Gotland?"

"Ze kwam hier altijd één keer per jaar met vakantie."

"Wat voor denkbare motieven kunnen er voor de moord zijn?"

"Het is nog veel te vroeg om over de motieven te speculeren", onderbrak Knutas.

"Was Martina Flochten bekend bij de Nederlandse of Zweedse politie?"

"Niet dat we weten, nee."

"Ze is toch al een aantal dagen verdwenen; waarom heeft de politie Vivesholm niet eerder uitgekamd? Het ligt immers zo dicht bij Warfsholm."

"Daar is geen enkele aanleiding toe geweest. De politie moet één gebied per keer onderzoeken en dan begin je waar de persoon voor het laatst is gezien, vervolgens zoek je vanuit die plek stapsgewijs verder."

"Hebben jullie enig spoor van de moordenaar?" "Iedere dader laat sporen achter, welke dat zijn daar kan ik vanwege het onderzoek niet op ingaan."

"Wat doet de politie nu?"

"Zoals ik al heb gezegd werken we continu aan de verhoren en de getuigenverklaringen. De politie wil graag tips van het publiek, zowel van de mensen die zich op de bewuste avond toen Eldkvarn een concert gaf op het terrein van het pension van Warfsholm bevonden, als andere mensen die Martina misschien samen met iemand hebben gezien die van belang kan zijn voor het onderzoek. We willen een dringend beroep doen op het publiek om met tips te komen, vooral in het begin van het onderzoek is dat belangrijk."

Knutas ging staan om aan te geven dat de persconferentie beëindigd was. Hij negeerde de stortvloed van vragen die over hem heen kwam. Sommige journalisten begonnen aan hem te trekken voor een persoonlijk interview.

Een uur later was het spektakel eindelijk voorbij en vluchtte hij zijn kamer in. Al die jaren had hij het vermoeiend gevonden om bij grote gebeurtenissen met de pers om te gaan. Het was een evenwichtsoefening om genoeg te vertellen zonder te veel details vrij te geven waardoor het onderzoek schade toegebracht zou kunnen worden.

Toen hij in zijn kamer kwam belde hij de patholoog-anatoom, die zijn onderzoek op het lichaam buiten op de vindplaats had afgerond.

"Ik moet zeggen dat ik zoiets nog nooit heb gezien, we hebben met een zeer afwijkende dader te maken."

"Dat hadden we al begrepen."

"Ik heb een eerste onderzoek gedaan en kan dus nog geen echte conclusies trekken, maar er is wel wat aan af te lezen."

"Laat eens horen."

"Volgens mij is ze minstens drie, vier dagen dood."

"Dat zou dus kunnen betekenen dat ze in de nacht van haar verdwijning is vermoord?"

"Dat zou heel goed kunnen. Ze is blootgesteld aan meerdere soorten geweld en ik kan pas helemaal zeker zijn van de doodsoorzaak als er sectie op haar is verricht. Zoals de verwondingen eruitzien gok ik dat ze niet aan de messteek in haar buik is gestorven."

"Dat dacht Sohlman ook."

"Daarentegen zijn er aanwijzingen dat ze door verdrinking om het leven is gekomen."

"O?"

"Ik heb resten gevonden van wat wij schuimballen noemen. Die zitten rond de mond en doen denken aan hard geklopt eiwit. Wanneer iemand wordt verdronken, komt er schuim in de luchtpijp naar boven. Bovendien heeft ze sporen van zeewier en zand in haar haar en onder haar nagels, wat erop duidt dat hij haar hoofd in het zeewater aan de strandkant heeft geduwd. Toen ze weerstand bood, boorde ze haar nagels in de grond, vandaar de resten. Ze heeft bovendien greepsporen en afdrukken van nagels in haar nek en op haar bovenarmen. Ik heb zand en modder in haar mond gevonden en er zitten veel kleine bloedingen in haar ogen, die ze kan hebben gekregen toen ze weerstand bood of door zuurstofgebrek. Ik waag me nog niet, zoals ik al heb gezegd, aan het uitspreken van definitieve conclusies over de doodsoorzaak, maar hoogstwaarschijnlijk was ze al dood voordat ze aan de strop werd opgehangen. Het meest waarschijnlijke is dus dat hij haar eerst heeft verdronken door haar hoofd in ondiep water te duwen. Redelijkerwijs moet ze op een andere plek zijn verdronken. Daarna is het lichaam vervoerd naar Vivesholm."

"Waarom denk je dat ze ergens anders is vermoord?"

"Heel simpel omdat dit type zand niet bij Vivesholm voorkomt."

"Ze is dus bij een zandstrand gestorven?"

"Niet noodzakelijkerwijs, maar de bodem is wel van zand geweest. Buiten bij de vogellandtong waar ze is gevonden, is het voornamelijk steen. Als ze daar is verdronken, zou ze andere verwondingen aan haar handen moeten hebben."

"Op die manier."

Knutas maakte vlijtig aantekeningen. Hij was onder de indruk van de hoeveelheid informatie die de patholoog-anatoom van een lichaam kon aflezen.

"Eén ding vraag ik me ook af: hoe is het de dader gelukt het lichaam op te hangen? Hij moet haar op de een of andere manier hebben opgehesen, of hij heeft het niet zelf gedaan", vervolgde de patholoog. "Ik denk dat ze zestig, vijfenzestig kilo weegt en het is moeilijk, om niet te zeggen bijna onmogelijk, om zoveel dode kilo's in je eentje op te tillen."

"Jij denkt dus dat ze met meer waren?"

"Of dat, of er is sprake van een fysiek sterke vent met een geniale ophangingsmethode."

De patholoog kuchte.

"Iets anders wat me in verwarring brengt is die snee in haar buik en het bloed daaruit."

"O?"

"De snee ziet er voldoende diep uit om de lichaamsslagader te hebben geraakt, wat tot heel veel bloed leidt. De plas bloed op de grond onder het lichaam zou groter moeten zijn. Je zou kunnen denken dat de dader een deel van het bloed heeft opgevangen."

"Meen je dat? Sohlman heeft onlangs hetzelfde gezegd over een ander geval. Je weet van het paard dat ruim een week geleden onthoofd is gevonden?"

"Jazeker."

"Daar had de dader hetzelfde gedaan."

"Dat wist ik niet."

De patholoog klonk verbaasd.

"Ja, volgens de dierenarts die het paard heeft onderzocht was het bloed opgevangen. Wanneer kunnen we een voorlopig sectierapport krijgen?"

"Het lichaam is nu onderweg naar het Forensisch Laboratorium. Ik zal proberen de volledige sectie morgen klaar te hebben, dan fax ik morgenavond een voorlopig rapport."

"Dat zou fantastisch zijn", zei Knutas dankbaar. "Nog iets, heb je kunnen zien of er tekenen van seksueel geweld zijn?"

"Ze heeft geen uiterlijke verwondingen die daarop duiden. Als ze geslachtsgemeenschap met iemand heeft gehad, weten we dat hopelijk morgen."

Knutas bedankte en hing op. Hij leunde achterover in de stoel.

Een misdadiger die paarden en vrouwen doodt en hun bloed opvangt. Een rituele moordenaar.

Zijn maag kromp ineen toen hij aan Martina Flochten dacht. Ze had haar leven nog voor zich gehad. Een in archeologie geïnteresseerde studente die naar Gotland was gekomen om te helpen met de opgravingen van de cultuurschatten van het eiland. En hier was ze haar wrede lot tegengekomen.

Patrick Flochten was ingestort toen de politie het bericht over de dood van zijn dochter bracht. Knutas zou hem later op de dag een bezoek brengen, iets waar hij erg tegen opzag. Zich bekommeren om nabestaanden was een van de zwaarste dingen van zijn baan, daar zou hij nooit aan wennen. En dat was het allerergste wanneer het om jonge mensen ging.

Ze waren al begonnen eventuele overeenkomsten tussen het onthoofde paard en de moord op Martina te onderzoeken. Je kon je afvragen wat voor soort mens het bloed van zijn slachtoffers opving.

De politie moest in de kringen rond Martina beginnen met zoeken: de cursisten en de docenten. Knutas had de lijst met studenten doorgenomen. Het ging vooral om jongere mensen, bijna net zoveel buitenlanders als Zweden.

Hij bekeek de namen met adressen en geboortedata. Bijna iedereen was tussen de twintig en vijfentwintig jaar, op een paar uitzonderingen na. Hij draaide langzaam met zijn stoel.

Welke mensen hadden zich in de tijd dat Martina hier verbleef in haar buurt bevonden? Cursisten, docenten, het personeel van Warfsholms pension en van de jeugdherberg. Veel meer mensen kon ze nauwelijks hebben ontmoet. Daar moesten ze beginnen. Zo snel mogelijk een voor een afstrepen en daarnaast onderzoeken wie ze tijdens de theorieweken in Visby had ontmoet. Knutas zuchtte. Hij besefte dat zijn aanstaande vakantie uitgesteld moest worden. Line had dat al ingezien. Hij wist dat het voor haar moeilijk was om haar vakantie te veranderen; nu moesten zij en de kinderen zelf hun geplande reis naar Denemarken maken. Hij zou hen achternareizen als de zaak snel opgelost was. Ook al zag het er op dit moment nog zo ingewikkeld uit, op een wonder kon je altijd hopen.

Hij kon net zo goed meteen contact opnemen met de rijksrecherche, ze zouden hun hulp goed kunnen gebruiken. Hij dacht aan Kihlgård. Ook al had de commissaris van de rijksrecherche zijn eigenaardigheden, ze kenden elkaar ondertussen zo goed dat het het gemakkelijkst was om met hem te werken. Hij pakte de telefoon en toetste Martin Kihlgårds rechtstreekse nummer in. De opluchting die hij voelde toen hij de stem van zijn collega hoorde, verbaasde hem.

 

Mensen die buiten langs het gebouw liepen vermoedden niets. Het zag eruit als elk ander triest magazijn met grijze golfplaten, een paar parkeervakken en een onbeduidende ingang. Niemand kon zich voorstellen dat er zich binnen deze muren ontelbare schatten bevonden die duizenden jaren begraven en verborgen hadden gelegen en die door mensen in een andere tijd, in een ander leven, waren gebruikt. Zo wezenlijk anders dan alles wat de moderne mensen van tegenwoordig kenden.

Hij kwam hier altijd 's avonds laat, wanneer hij zeker wist dat alle werknemers naar huis waren gegaan. Dan had hij de hele ruimte voor zichzelf. Dezelfde aandachtigheid omgaf hem elke keer als hij de deur opendeed en de eerste ruimte binnenstapte.

Hier kon hij urenlang in de gangen heen en weer lopen, hier en daar een archieflade uittrekken, iets op goed geluk pakken: het bot van een dier, een kraal, een speerpunt of een spijker. Het deed er niet zoveel toe. Voor hem was geen enkele archeologische vondst meer waard dan een andere. Soms bleef hij op de vloer zitten met wat voorwerpen in zijn handen. Alles om hem heen viel dan weg en de schat die hij in zijn hand hield, stond centraal. Het praatte met hem, fluisterde. Hij dacht stemmen te horen, de echo van het verleden. Het was elke keer dezelfde magische belevenis. Soms had hij geprobeerd thuis in dezelfde toestand te blijven, maar dat werkte helemaal niet. Deze plek had iets bijzonders, misschien omdat hij zoveel geschiedenis van zo'n lange tijd terug bevatte.

Hij was ervan overtuigd dat er geesten in de voorwerpen woonden. Hierbinnen voelde hij ook het contact met de goden die naar hem luisterden, en hij hoorde stemmen. Ze vertelden hem wat hij moest doen, gaven hem troost en steunden hem wanneer hij er behoefte aan had, en waren er als de kippen bij om hem te prijzen als hij iets had gedaan wat in de smaak viel. Zij leidden hem; zonder hun hulp wist hij niet hoe hij zich moest redden. Ze vertelden wat ze wensten en op welke voorwerpen hij volgens hen beslag mocht leggen. Hij deed graag wat ze van hem verlangden en er werd hem een beloning beloofd als de tijd rijp was. Hun relatie was tweeslachtig, ook in hun verhouding was het geven en nemen, zoals in elke relatie.

Enkele voorwerpen bewaarde hij thuis, andere verkocht hij door. Dat was nodig. Hij had een verantwoordelijkheid en aarzelde niet om die te nemen. Alles wat uit de grond werd opgegraven, behoorde aan hem en zijn gelijken toe, dat had hij met de jaren steeds sterker gevoeld. Het was beter dat hij voor de archeologische vondsten zorgde dan dat ze in een vitrine in een of ander museum in Stockholm belandden. Als ze toch van het eiland moesten verdwijnen dan kon hij net zo goed zelf bepalen waar ze naartoe moesten gaan. Hij haalde liefkozend zijn vingertoppen langs de kasten in de gang. Ze waren keurig gemerkt met stickers en nummers, ook al kwam er zelden iemand om te controleren of de laden werkelijk bevatten wat er op het etiket stond. Daarom kon hij er ongemerkt mee doorgaan. Hij was jaren geleden voorzichtig begonnen en was naderhand doorgegaan. Dit was zijn wereld en die kon niemand hem afnemen. Die zou hij nooit laten gaan.

Voor het eerst in zijn leven had hij werkelijk het gevoel dat hij iets belangrijks te verrichten had. Een taak die hij uiterst serieus nam.

 

Het onderzoeksteam had besloten dat alle cursisten en docenten nog voor het einde van de avond gehoord moesten worden en verdeelde ze onderling. Karin en Knutas waren verantwoordelijk voor een van de deelnemers met wie Martina het beste contact had gehad: de Amerikaan Mark Feathers.

Ze hadden ook een van de docenten gekregen, Aron Bjarke. De lange werkdag liep ten einde en Knutas was echt moe.

Knutas leidde het verhoor met Bjarke, maar Karin was er als getuige bij. Toen ze in de verhoorkamer plaatsnamen kon Knutas een geeuw niet onderdrukken. Hij verontschuldigde zich snel.

Bjarke was een van de docenten tijdens de inleidende theorie-weken van de cursus en doceerde het vak landschapsreconstructie en fosfaatanalyse.

Hij was een lange, donkerblonde man van middelbare leeftijd met een zacht gezicht. Zijn haargrens zat een beetje hoog, verder zag hij er jonger uit dan zijn drieënveertig jaren. Zijn kin werd gesierd door een goed onderhouden baard en zijn ogen waren groen met dichte, gebogen wimpers.

"Wat weet u van Martina Flochten?" begon Knutas.

"Niet veel, moet ik bekennen. Ze was een lief en vrolijk meisje dat veel interesse toonde voor de Vikingtijd. Ik kreeg de indruk dat ze kundiger was dan de meeste anderen, ze leek überhaupt ontzettend geïnteresseerd."

Als de docent niet met zo'n uitgesproken Gotlands accent had gesproken, dan had Knutas kunnen zweren dat hij iemand van het vasteland was. Er was iets met zijn kleding en stijl, iets elegant grootstedelijks, met zijn keurig geperste broek en colbert. Zijn stem en zijn manier van spreken kwamen op een wonderlijke manier niet overeen met zijn uiterlijk. Tegelijkertijd lag er iets ontwapenends over zijn verschijning. Hij keek vriendelijk naar Knutas terwijl hij op de volgende vraag wachtte.

"Ging u privé met haar om?"

"Nee, niet met Martina alleen. Daarentegen hebben we wel met de hele groep een paar keer afgesproken. We hebben bij een andere docent gegeten, zijn daarna uit geweest, hebben een biertje gedronken en hebben het Vikingspel gespeeld in Almedalen. Maar toen waren we dus met z'n allen."

"Was u zaterdagavond in Warfsholm?"

"Nee, ik heb de studenten nauwelijks gezien sinds ze naar Fröjel zijn verhuisd en daar zijn gaan opgraven."

"Waar was u zaterdagavond?"

De bescheiden docent leek verbaasd over deze vraag.

"Word ik verdacht?" "Helemaal niet. Dit is zuiver een routinevraag die we aan iedereen stellen", legde Knutas uit. "Wat hebt u zaterdagavond gedaan?"

"Niets bijzonders. Ik zat thuis televisie te kijken."

"Alleen?"

"Ja."

"Woont u alleen?"

"Ja."

"Hebt u kinderen?"

"Nee, tot nu toe niet in elk geval."

"Bent u de hele avond thuis geweest?"

"Ja. Ik ben tot vrij laat opgebleven, daarna ben ik rond middernacht naar bed gegaan. Zoals gewoonlijk."

"Hebt u gemerkt of Martina iets had met iemand anders in de groep of met iemand van de docenten?"

Aron Bjarke zag er plotseling bezwaard uit.

"Nja, dat is moeilijk te zeggen. Want je weet het niet. Het kan zijn dat je je iets inbeeldt en dan klopt het misschien helemaal niet. Ik wil er het liefst niets over zeggen", legde hij uit en hij keek daarbij veelbetekenend.

"Wat bedoelt u?" vroeg Karin vanuit haar hoek.

"Ik geloof dat Martina vrij flirterig was en het leuk vond om bij de mannen in de groep in de gunst te komen. Ze werden er horendol van."

"Was er iemand die een bijzondere interesse leek te tonen?"

"Tja, ik weet niet", zei hij aarzelend. "Er was wel iemand, van wie ik vond dat die haar wel wat veel aandacht gaf, maar ik kan het natuurlijk mis hebben."

"Wie dan?"

Aron Bjarke schoof wat heen en weer.

"Het is pijnlijk omdat het ook een docent is. Ik bedoel eigenlijk de opgravingsleider, Staffan Mellgren."

"O?"

"Hoewel u moet weten dat hij vaak romantische avontuurtjes met knappe jonge vrouwelijke studenten heeft. Het klinkt verschrikkelijk om dit te moeten zeggen, maar hij kan zijn handen moeilijk thuishouden. Het is niet de eerste keer dat hij interesse voor een jonge vrouwelijke studente toont, om het zo maar te zeggen."

De man tegenover hem leunde naar voren en liet zijn stem zakken.

"Staffan Mellgren is een bok, gefixeerd op seks. Dat weet iedereen. Hij is zijn vrouw, sinds ze getrouwd zijn, nog geen hele week trouw geweest. En omdat hij gek is op", nu stak Bjarke zijn beide handen in de lucht en maakte met zijn vingers aanhalingstekens "'lamsvlees', gaat het meestal om jonge studenten die tegen hun docent opkijken en daarom een makkelijke prooi voor hem zijn."

Aron Bjarke nam geen blad voor de mond. De openhartigheid van de docent verbaasde beide politiemensen. Knutas was weer klaarwakker.

"Bedoelt u serieus dat Mellgren eerder verhoudingen met studenten heeft gehad?"

"Jazeker, dat is de normale gang van zaken. Als Staffan ooit een cursus heeft gegeven zonder minstens met een van de vrouwelijke deelnemers iets te hebben gehad, zou me dat verbazen."

"Hoe lang is hij hier al mee bezig?"

"Zeker tien jaar."

"Weet Mellgrens vrouw van zijn ontrouw?"

"Ik kan me moeilijk voorstellen dat ze zoiets zou accepteren."

"U lijkt Mellgren vrij goed te kennen?"

"We hebben meer dan vijftien jaar samengewerkt."

"Hoe is hij erin geslaagd om zijn affaires al die jaren geheim te houden?"

"Hij en Susanna leven verschillende levens. Zij is thuis met de kinderen en zorgt voor het huis en de boerderij. Zijn werk kost veel tijd. Ik geloof niet dat ze elkaar zoveel zien, ze gaan allebei hun eigen gang."

"Wat was het in Mellgrens houding naar Martina toe dat uw aandacht trok?"

"Ik kan niet met zekerheid zeggen of er iets tussen die twee was. We hebben elkaar niet zo vaak gezien. Ik gaf mijn lessen en daar was hij niet bij. Maar in het begin van de cursus toen iedereen in Visby bij elkaar was, hadden we een aantal gemeenschappelijke activiteiten. Omdat ik Staffan zo vaak in actie heb gezien als je het zo wilt noemen, merkte ik meteen dat hij op vrijersvoeten was."

"Hoe dan?"

"Ja, dat is het oude liedje. Hij lacht en maakt veel grapjes met degene voor wie hij zich op dat moment interesseert, kijkt haar lange tijd aan zonder iets te zeggen. Zijn oude trucjes zijn zo duidelijk dat het bespottelijk is."

"U lijkt vrij zeker?"

"Je kunt het zo zeggen: de vrouw is vermoord, wat ongelooflijk ernstig is natuurlijk. Het is duidelijk dat ik niemand wil aanwijzen en geen dingen wil beweren die iemand in jullie ogen verdacht kan maken. Om dat te doen vind ik dat je erg zeker van je zaak moet zijn, maar ik kan wel zeggen dat hij op z'n minst iets met Martina Flochten probeerde te beginnen. Of hij enige respons kreeg zal ik onuitgesproken laten. Daar weet ik niets van. Na de theorieweken verhuisde de cursus naar Fröjel en sindsdien heb ik Martina niet meer gezien."

 

Karin en Knutas namen een kop koffie tot het tijd was voor het volgende verhoor. Allebei voelden ze duidelijk dat ze na de ontmoeting met Aron Bjarke een pauze nodig hadden.

In de gang liepen andere cursisten en docenten van de hogeschool de verhoorkamers in en uit. Er moesten nog veel verhoren worden afgenomen.

"Na wat die docent heeft verteld wordt het wel akelig interessant wat de andere verhoren hebben opgeleverd", zei Karin, terwijl ze voor de automaat stonden te wachten tot de beker met koffie gevuld was. "Wat vind je van zijn geloofwaardigheid?"

"Moeilijk te zeggen, hij was onmiskenbaar vrijmoedig. Dat maakt mij altijd achterdochtig."

"Waarom toch? Ik dacht dat je openheid wel kon waarderen", zei Karin lachend.

 

Het verhoor met de Amerikaanse deelnemer Mark Feathers werd door Karin afgenomen, Knutas' Engels was weer niet toereikend.

Op het eerste gezicht vond ze dat Mark Feathers eruitzag als het oertype Amerikaanse jongen: kortgeknipt haar, wijde knie-lange shorts en een gekreukt, groot T-shirt dat over zijn broek hing. Aan zijn voeten droeg hij tennissokken met een blauwe rand en de verplichte sneakers. Hij was groot en gespierd, met een opvliegende gelaatsuitdrukking, en deed meer denken aan een basketbalspeler dan aan iemand die zich geduldig wijdt aan archeologische opgravingen.

Hij leek opgewonden.

"Ik kan het maar niet bevatten, dat ze er niet meer is. Het is compleet ziek. Wat heeft die duivel met haar gedaan?"

Mark Feathers sprak met een harde, krachtige stem en keek Karin strijdlustig aan.

"Hoe Martina is gestorven kunnen we helaas niet onthullen."

"Is ze verkracht? Was het een seksmoord?"

"Nee, dat denken we niet, maar het is te vroeg om daar iets met zekerheid over te zeggen."

"Als ik dat monster in mijn handen krijg ..."

Hij balde zijn vuist in een dreigend gebaar.

"We begrijpen dat u geschokt bent, maar nu moet u echt kalmeren", zei Karin vermanend. "Het is belangrijk dat we zo veel mogelijk te weten komen over Martina en wat ze heeft gedaan in de dagen voordat ze verdween. Kunt u ons daarmee helpen?"

"Ja, natuurlijk", zei hij, iets rustiger.

"Hoe zou u Martina willen beschrijven?"

"Slim, leuk, knap, steengoed wat betreft de Vikingtijd, ze wist het meest van ons allemaal. Ze was energiek, ze werkte het hardst van ons allemaal, maar ze was vooral eerlijk, als vriendin bedoel ik."

"Was ze flirterig of uitdagend in haar gedrag?"

Mark aarzelde een beetje voordat hij antwoordde.

"Dat zou ik niet zeggen. Ze was vrolijk en open, maar flirterig... nee."

"Hebt u de laatste tijd een verandering in haar optreden gezien?"

"Nee. Ze was als altijd."

"En voor haar verdwijning is er niets bijzonders gebeurd?"

Hij schudde zijn hoofd.

"Weet u of ze hier een vriend had?"

"Ik weet het niet zeker, maar ik geloof het wel."

"Waarom denkt u dat?"

Mark keek ernstig naar de beide politiemensen.

"Jonas en ik sliepen in de kamer naast Martina en Eva. Elke dag na de opgravingen reden we in een bus terug naar Warfsholm. Na acht, negen uur in de hitte en de modder te hebben gewerkt, wilde iedereen altijd erg graag douchen en schone kleren aantrekken. Martina verdween echter vaak meteen, zodra we thuiskwamen."

"Waarheen?"

"Geen idee."

"Hebt u gezien welke richting ze opging?"

"Ja. De bus reed helemaal naar de jeugdherberg en iedereen liep snel naar binnen om als eerste bij de douche te komen. In het begin is het mij niet opgevallen dat Martina niet meeging. Het heeft een paar dagen geduurd voordat ik het ontdekte. In plaats daarvan liep ze altijd naar het pension."

"Hebt u haar gevraagd waar ze naartoe ging?"

"Eén keer. Toen zei ze dat ze een ijsje ging kopen. Naast het restaurant zit een kiosk."

"Liep ze alleen weg?"

"Ik heb nooit gezien dat ze gezelschap had."

"En u denkt dat ze iemand ontmoette?"

"Ja, want ze kwam altijd rond dezelfde tijd thuis, pas een paar uur later."

"Hebt u hier met anderen over gepraat?"

"Met mijn kamergenoot Jonas natuurlijk. Als er iemand een oogje op Martina had, was hij het wel."

"Wat bedoelt u daarmee?"

"Hij was verliefd op haar, hoewel hij er met niemand over wilde praten."

"Zijn er meer die daarvan weten?"

"Zeker, het was vrij duidelijk."

"Werden zijn gevoelens beantwoord?"

Mark schudde zijn hoofd.

"Nee, hij had geen kans."

Karin besloot het over een andere boeg te gooien.

"Is dit de eerste keer dat u in Zweden bent?"

"Waarom vraagt u dat?"

"Waarom zou ik het niet vragen?"

"O, ik weet niet, het lijkt niet relevant."

"Geeft u antwoord?"

"Ja, ik ben hier inderdaad vaker geweest."

"Wanneer dan?"

"Ik was vorig jaar op Gotland, en het jaar daarvoor."

"Hoe dat zo?"

"De eerste keer was ik hier met een vriend wiens vriendin hiervandaan kwam. Ze hebben elkaar ontmoet toen zij als uitwisselingsstudent in de Verenigde Staten was. Ik ben met hem meegegaan en we vonden het zo leuk dat ik terug wilde. Dus toen het voor hem tijd was om hier weer naartoe te gaan, ben ik met hem meegegaan."

"Is het niet ontzettend duur voor een student om hierheen te reizen?"

"Mijn ouders betalen", zei Mark nonchalant.

"Hoe lang hebt u archeologie gestudeerd?"

"Ongeveer drie jaar."

"Hoezo 'ongeveer'?"

"Ik heb een beetje van alles gedaan, heb gereisd en gezeild. Ik doe aan wedstrijdsurfen."

Vandaar de spieren en de sportieve look, dacht Karin.

"Hebt u tijdens uw bezoeken eigen vrienden gekregen?"

"Natuurlijk heb ik mensen ontmoet. De mensen die je 's zomers op het strand of in de kroeg ontmoet, komen alleen meestal ergens anders vandaan, dus veel Gotlanders zitten er niet bij."

"Kunt u toch iemand noemen?"

"Jazeker, een paar van hen wonen in Visby."

Karin noteerde hun namen en telefoonnummers.

"Hoe lang bent u van plan deze keer te blijven?"

"De cursus duurt tot halverwege augustus, daarna blijf ik nog een paar weken." "Waar logeert u dan?"

"Bij vrienden in Visby."

"Bij een van de mensen van wie ik het nummer heb gekregen?"

"Ja, bij Niklas Appelqvist."

"Hebt u Martina tijdens uw eerdere bezoeken hier op Gotland ontmoet?"

"Nee."

"Wat deed u op de avond dat ze is verdwenen?"

"Waarom vraagt u dat?"

"Routine."

"Ik heb met de rest van de groep na het concert op de veranda van het pension een pilsje gedronken. Martina was er ook bij"

"Hoe lang bent u gebleven?"

"Net zo lang als de anderen, tot drie, vier uur, zoiets. Daarna zijn we naar bed gegaan. Jonas en ik delen immers een kamer, dus we zijn de hele tijd samen geweest."

"Hij kan dus getuigen dat u de hele avond en nacht bij hem was?"

"Zeker. Zoals ik dat voor hem kan doen."