Zaterdag 31 juli

Knutas had beloofd op zaterdag naar het zomerhuisje te komen, maar al bij het ontbijt besefte hij dat hij niet de rust had om weg te gaan en niets te doen. Het spoor naar de hotelbouw had tot nu toe geen resultaat opgeleverd. Zowel Karin als Wittberg zou het weekend besteden aan nader onderzoek, ze hadden zelf aangeboden te werken en Knutas had het gevoel dat hij hetzelfde moest doen. Hij belde Line en legde het uit. Haar ouders uit Denemarken waren op bezoek dus ze hadden het huis toch al vol, ze verzekerde hem ervan dat ze zich goed zonder hem zouden redden.

Hij zette een extra pot koffie en aaide de kat terwijl hij wachtte tot het koffiezetapparaat uitgeprutteld was. Ontevreden bekeek hij de verdorde grasmat en bedacht dat hij zou proberen die vanavond te besproeien. Wat Martina Flochten betrof had hij het gevoel dat ze niet zoveel verder kwamen, tenminste niet op dit moment. Zodra Gunnar Ambjörnsson de volgende dag van zijn reis thuiskwam, zou hij met hem praten. Knutas besloot om alle mogelijke verbanden voorlopig los te laten en zich alleen op Staffan Mellgren te concentreren. Als diens vrouw nu niet de moordenaar was, dan had Mellgrens verhouding met Martina niets met de moord te maken. De politie had zich waarschijnlijk te veel in dat spoor vastgebeten. Hij besloot Mellgrens affaires verder helemaal los te laten.

Wat was er nog meer in Mellgrens leven waarom iemand hem zou willen vermoorden? Hij moest meer over hem te weten komen. Hij probeerde Mellgrens vrouw op verschillende telefoonnummers te bellen, maar slaagde er niet in haar te bereiken. Ze wilde waarschijnlijk na alle opschudding met rust worden gelaten. Hij zou proberen haar later te pakken te krijgen. In plaats daarvan probeerde hij de hogeschool, maar op zaterdag was daar niemand die antwoordde. Knutas bladerde in zijn papieren over de opgravingsleider en vond het thuisnummer van Aron Bjarke. Misschien wist die meer, hij had immers inzage gegeven in Mellgrens liefdesleven en hij praatte gemakkelijk.

Aron Bjarke bleek thuis te zijn. Hij woonde centraal in de Skogränd, binnen de stadsmuur, en ze spraken af elkaar daar te ontmoeten.

"Ik zet koffie, we kunnen buiten in de tuin zitten", zei Bjarke, alsof hij het over een koffiekransje had.

Knutas liep ernaartoe. Er waaide een frisse wind waardoor het niet zo ondraaglijk warm werd. Hij liet zijn jasje thuis. Hij liep door de Söderport en ging verder door de Adelsgatan. Het was even na tien uur en de meeste winkels waren net open, tot nu toe was het vrij rustig. Hij stak Stora Torget over waar de eigenaren van de stalletjes bezig waren hun waren op te hangen en zich voor te bereiden op de handel van die dag. Het contrast met de Sankta Katarina-ruïne uit de dertiende eeuw ernaast was indrukwekkend.

Aron Bjarkes huis was klein en zo verzakt dat de deur behoorlijk scheef hing. De ramen waren zo laag dat de vensterbanken maar een paar centimeter boven de in de grond langs het huis geplante rozen zaten. De archeologiedocent was kennelijk een huiselijk type.

Bjarke deed open na een keer kloppen, een bel was er niet. Knutas moest bukken om zijn hoofd niet te stoten toen hij naar binnen liep. Het plafond was laag en het was binnen vrij somber.

Op weg naar buiten, naar de aan de achterkant van het huis gelegen tuin, wierp Knutas een nieuwsgierige blik in de keuken. Deze was licht en ouderwets met witte houten keukenkastjes, een klein aanrecht en blauw-wit geruite gordijnen. In de vensterbanken stonden verschillende siervoorwerpen. De woonkamer had hetzelfde lage plafond met rustieke balken en alles was antiek gemeubileerd.

"Wat mooi is het hier", was Knutas' commentaar. "Bent u een liefhebber van antiek?"

"Niet bijzonder eigenlijk. Het meeste heb ik geërfd."

Aan de achterkant was een kleine tuin waar ze gingen zitten.

Een dienblad met koffie stond op de tafel en Bjarke schonk in zonder te vragen of Knutas iets wilde hebben. Voor bij de koffie had hij kleine chocoladebiscuitjes op een schaal gelegd.

"Eigenlijk kom ik hier om over Staffan Mellgren te praten", begon Knutas.

"O? Ja, het is toch verschrikkelijk wat er is gebeurd, volstrekt onbegrijpelijk. Het is angstaanjagend zelfs, een student en een docent vermoord, je vraagt je af wanneer je zelf aan de beurt bent. Zo denkt waarschijnlijk iedereen, er is een geweldige onrust onder zowel de docenten als de leerlingen van de hogeschool."

"Dat begrijp ik", zei Knutas kortaf.

De hele week hadden opgewonden en ongeruste mensen de politie gebeld: ouders van hogeschoolstudenten die vreesden dat het leven van hun kinderen in gevaar was, de ondernemersvereniging die zich zorgen maakte over het toerisme en iedereen binnen de hogeschool die op het punt van instorten stond en van de politie eiste dat ze de moordenaar onmiddellijk zou grijpen. Natuurlijk was het begrijpelijk, maar de politie had andere dingen te doen dan als psychologische hulpverlening te fungeren. Hij zuchtte bij die gedachte en ontmoette Arons blik.

"Hoe goed kende u hem?"

"Vrij goed, mag je wel zeggen. We hebben jarenlang samengewerkt. De laatste vijf jaar op de hogeschool en daarvoor op de volkshogeschool van Hemse, die vroeger de verantwoordelijkheid voor de archeologische opgravingen had."

"Hebt u elkaar ook privé gezien?"

"Nee. Hij had immers zijn gezin, vier kinderen en zo, dus we leefden verschillende levens."

Aron Bjarke lachte en stopte een biscuitje in zijn mond.

Knutas bekeek de man van middelbare leeftijd die tegenover hem zat, luchtig gekleed in een korte broek en een tennisshirt, vriendelijk, op de grens van vleierig. Knutas kreeg het gevoel dat Bjarke, ondanks zijn open en vriendelijke manier van doen, vrij eenzaam was. Hij betrapte zichzelf erop dat hij na zat te denken over de man recht tegenover hem, hoewel hij hier eigenlijk was om naar Staffan Mellgren te vragen.

"Lekkere koffie", zei hij om het ontstane stilzwijgen te verbreken. "U vertelde eerder over Mellgrens liefdesleven en u leek behoorlijk goed op de hoogte te zijn. Was het algemeen bekend dat hij er romantische betrekkingen op nahield met leerlingen?"

"Helaas mag je wel zeggen dat er vrij veel mensen waren die het wisten, tenminste onder de leerlingen die les hadden van Mellgren. Het gaat immers over hogeschoolleerlingen, we hebben het over volwassen mensen. Ik weet dat de rector van de hogeschool het ongepast vond, maar hij kon niet zoveel doen. Het lag ook wel gevoelig, Mellgren was een zeer gewaardeerd en bekwaam mens, zowel als docent als als archeoloog."

"Heeft niemand ooit geklaagd?"

"Ik geloof dat mensen liever een oogje dichtknepen. Hij was ook getrouwd en hij en Susanna kregen achter elkaar kinderen, ik geloof niet dat zijn collega's goed wisten wat ze ermee aan moesten."

"En u?"

"Staffan en ik kenden elkaar beroepsmatig en we hebben nooit over privézaken gepraat. Ik heb ook niet tegen hem gezegd wat ik van zijn levenswijze vond. Het was misschien dom, nu we het resultaat kennen."

"Hoe bedoelt u?"

"Je mag toch wel aannemen dat de moord met zijn affaires te maken heeft. In elk geval wordt er onder de collega's van de hogeschool zo over gepraat."

"Kent u iemand die hij wel veel in zijn vrije tijd zag?"

"Ik heb daar geen zicht op. Ik geloof niet dat hij bijzonder veel met zijn collega's omging. Misschien was hij zich ervan bewust dat de mensen begrepen waar hij mee bezig was en schaamde hij zich. Wat voor relatie hij en Susanna hebben gehad, weet ik niet."

 

Knutas verliet Aron Bjarkes huis zonder ook maar iets wijzer te zijn geworden.