Voorwoord
Eeuwen geleden liepen er monniken door het Overijsselse land. Een mes op zak, een staf in de hand tegen witte wieven, wolven en overvallers. De wereld zag er heel anders uit: de hellehond spookte nog rond Enschede, de duivel danste bij Raalte en rond Ommen lagen de wolven op de loer. De monniken beleefden avonturen en vertelden elkaar bij het kampvuur of in de schaapskooi de talrijke verhalen die ze hadden opgepikt op hun reis door Overijssel.
Overijssel is een provincie vol mysteries.
Uw geliefde provincie schiep, en schept vaak nog, precies de voorwaarden voor een goed en mysterieus verhaal. Ik las het in een oude reisgids*: ‘Er zijn eenzame hoeven, waar het manvolk des winters weinig omhanden heeft en in zichzelf gekeerd de maanden tracht door te komen. Daar kan “groffa” (grootvader) urenlang op de “schaddenkiste” (turfkist bij de open haard) zitten staren naar het knappend houtvuur onder de wijde schouw. Daar woont nog een slag volk dat de kunst van het lezen en schrijven en het gebruik van de Nederlandse taal beschouwt als een moeizaam aangeleerde vreemdigheid, die men zoveel mogelijk moet vermijden te gebruiken om gelukkig te zijn. Daar wordt de mondelinge overlevering nog in ere gehouden door die grootvader (die er tot aan zijn dood het hoofd van het gezin blijft, ook al wonen er meer dan twee geslachten onder zijn strodak): “ik wete nog van mien groffa en den had et van sien groffa...” En dan komt er een relaas over witte wieven of het tweede gezicht, waarvan de jeugd, die aan zijn voeten zit op de warme haardplaat, rillend van opwinding geniet.’
* Fragment uit: Gerhard Werkman, Kent u Overijssel ook zo? (Zeist 1965).
En zo is het... De geschiedschrijvers weten duizendmaal meer over de vroegere bewoners van de oevers van de Eufraat en de Tigris dan over die van de oevers van de Dinkel.
Overijssel is een provincie vol mysteries.
De reis van de monniken die langs het zogenaamde Monnikenspoor door Overijssel trokken, begon in Duitsland, en zou hen uiteindelijk naar Vollenhove brengen, het bisschoppelijke centrum van het noorden. Dit boek voert u mee op een soortgelijke reis. We reizen langs plaatsen in heel de provincie, op zoek naar mysterieuze verhalen van alle tijden. We starten ergens bij Zwolle en eindigen net als de monniken van het Monnikenspoor in Vollenhove.
We zullen zien dat er veel veranderd is: de raadselachtige Hunenborg is afgebroken; de goudkoorts in Nijverdal is bijna vergeten; en de boeren van ’t Tijhof, die op hun erf ooit een spook aantroffen, hebben inmiddels een bedrijf voor autotransportsystemen in Almelo.
Maar sommige zaken veranderen nooit:
verhalen blijven verteld en nieuwe mysteries ontstaan. Neem nu de
vuurwerk-ramp in Enschede. Het is nog steeds een raadsel hoe
het
zover heeft kunnen komen. En alle geheimzinnigheden eromheen zorgen
ervoor dat wat nu een gruwelijke en traumatische gebeurtenis is,
over tientallen jaren onderdeel is van de Overijsselse
vertelcultuur.
Tegenwoordig probeert men het verhalen vertellen weer nieuw leven in te blazen, alsof het een schaars goed is dat beschermd dient te worden. ‘Immaterieel cultureel erfgoed’ wordt het dan genoemd. Het zal ook niet toevallig zijn dat het Monnikenspoor naar Vollenhove herontdekt is en door stichting Het Monnikenspoor wordt gepropageerd. Maar wat men niet beseft, is dat het vertellen van alle tijden is, dat het nooit zal verdwijnen maar enkel van vorm zal veranderen. Om ook hier het Monnikenspoor en zijn verhalen te laten herleven, is bij elk verhaal dat zich langs het spoor heeft afgespeeld onder de titel in deze bundel een rozet geplaatst. De verhalen vormen een route die nog steeds gewandeld kan worden. De kaart voorin dit boek toont hoe de route heeft gelopen.
Overijssel is een provincie vol mysteries. En dat zal altijd zo blijven...
Martijn J. Adelmund, december 2006