Boze eigenaren
Bij de eigenaren van het terein heerste ongerustheid en verontwaardiging. Zij hadden in Haarle, in Hellendoorn, in Almelo of in Amsterdam gehoord van de snode plannen van beide firmanten van Zuid-Afrikaanse zaken.
Wat verbeeldden die kerels zich wel.
Eerst hun grond omwoelen en dan maar zo’n schijntje schadevergoeding geven.
Niks ervan. Negen bezwaarden klommen in de pen en schreven kordate protesten, vele vellen vol, die neerdwarrelden op de bureaus van de provincie.
Al zou die grond stikken van het goud, wat kon het de eigenaren schelen.
‘Die kerels rijk laten worden van hun grond, waarop zij met zorg hun beplanting hadden gekweekt en waarop hun dieren leefden.
Nee, heren Hompes en Frank, daar beginnen wij niet aan.
Als jullie goud willen graven, dan doen jullie dat maar in Zuid-Afrika, maar laat onze grond ongerept. En als jullie het toch doen, dan schadevergoeding?
Ja, maar dan veel meer, hè, niet zo’n beetje. Stel je voor, 12,5 gulden per hectare.
Nee, wij doen niet mee.’
Nu werden zelfs de heren Hompes en Frank boos.
Hun optimisme begon toch al te zakken, en nu nog dit gezeur.
Wat maakten die mensen zich druk over een stuk woeste grond.
Ze wilden de schade toch betalen?
Zij antwoordden heel zuur op de bezwaren.