39

Lichtjes van vuurvliegjes. Jo had een vaag gevoel dat het duister werd doorbroken door het licht van vuurvliegjes. Dit keer waren het geen vlekjes voor haar ogen. Een gedempte mannenstem riep.

‘Sophie.’

De stem kwam van ver en had iets wanhopigs in zich. Jo tilde haar hoofd op.

‘Gabe,’ zei ze.

Haar keel was droog van het stof. Ze had kramp in haar been. Haar linkerhand was stijf doordat ze telkens weer het alarmnummer had ingetoetst. Haar rechterarm was lam omdat ze druk had uitgeoefend op Sophies arm.

Het meisje lag opgekruld onder Jo’s schouder en sliep. Toe, Heer, ze slaapt toch? In de kleine kruipruimte wreef Jo voorzichtig met haar vingers over Sophies wang.

‘Het is je vader,’ fluisterde ze.

Gabe riep, nu van dichterbij: ‘Jo, ben je daar?’

‘Hier.’ Het kwam er raspend uit. Ze streelde Sophies wang. ‘Sophie?’

De vuurvliegjes werden zaklantaarns en de stemmen van de mannen werden duidelijker hoorbaar.

Ze hoorde een oude man waarschuwen: ‘Wacht. De kelder is nog niet vrijgegeven. Verdomme.’

Er was meer lawaai. ‘Jo. Sophie.’

Jo duwde haar hand voorzichtig langs het puin en duwde haar vingers uit het kruipgat.

‘Goeie god, Jo.’

‘Hier zijn we.’

Aan de andere kant werd er uitzinnig gegraven. Het puin werd steen voor steen weggehaald. Ze hield Sophie vast. Het meisje was stil en zo koud.

Gabe en de brandweerploeg groeven zich een weg door de ingestorte keuken die hun uitgang blokkeerde. Daarna hoorde Jo hoe de gipsplaat van de muur werd gescheurd, zag hoe handen het isolatiemateriaal wegrukten.

‘Sophie.’

Ze ademde hoorbaar in. ‘Papa?’

Jo keek op en zag hoe Gabe de muur letterlijk wegtrok. Hij boog zich naar binnen, een schaduw in de felle lichtbundels van de zaklantaarns in de gang. Ze ontspande. Nooit in haar leven had ze zo zeker geweten dat ze alles kon laten gaan, alles kon loslaten en dat iemand anders het allemaal zou oplossen.

‘Sophie heeft aandacht nodig,’ zei ze. ‘Hier, neem haar over.’

Haar stem was nauwelijks hoorbaar. Gabe leunde naar voren en strekte zijn armen om zijn dochter te pakken. Toen hij haar optilde, lag ze helemaal slap in zijn armen.

Jo reikte omhoog, naar het licht, naar lucht en kon niet overeind komen. De brandweerlieden hielpen haar.

‘Hoe laat is het?’ zei ze.

‘Middernacht.’

Uren met die onbehandelde snijwond. In de koude keldergang zette Gabe Sophie naast de muur neer. Jo zag de vreselijke puinhoop waar zij het plafond naar beneden had laten komen. Het rook er naar benzine.

Een brandweerman nam haar arm. ‘Kom. Deze constructie is niet stabiel.’

Ze wees naar het puin. ‘Daaronder ligt een man.’

Hun hoofden draaiden zich om en ze schenen met hun zaklantaarns op de puinhoop. Ze zag dat Gabe over Sophie heen gebogen stond en het noodverband bekeek. Ze keek naar haar eigen handen. Die waren stijf door het bloed.

‘Sophie, lieverd. Kijk me eens aan.’ Gabes stem klonk scherp. ‘Krekeltje, kom op, schatje.’

De brandweermannen onderzochten met zwaaiende zaklantaarns het puin van de keuken. ‘Hier ligt hij,’ riep een van hen. ‘Waarom ruikt het zo naar benzine?’

Jo liep naar hem toe. ‘Hij had een molotovcocktail bij zich.’

De brandweerlieden keken verschrikt naar haar. Ze deden een stap achteruit.

Ze keek naar Perry Ames. Hij keek terug naar haar. De brandweerlieden zwaaiden heen en weer met hun zaklantaarns.

‘Kapotte fles, hier, en een lap,’ zei een van hen.

‘Goed, iedereen moet hier weg,’ zei een ander.

Pray hield Jo’s blik gevangen. Ze klom over het puin heen en hurkte naast hem neer.

‘Wat doe je?’ vroeg een brandweerman.

Ze legde zijn vingers tegen zijn nek en voelde zijn hartslag. Ze keek naar zijn pupillen. Ze zag dat hij bij kennis was, haar met zijn ogen volgde, dat hij onbelemmerd kon ademhalen.

Tegen de brandweermannen zei ze: ‘Hij had al een aandoening aan zijn strottenhoofd. Hij praat met een stemsynthesizer.’

Zijn blik tolde van de pijn en van een haast dierlijke woede. Hij vormde zijn lippen tot woorden en sprak zwijgend, terwijl hij naar haar staarde.

De brandweerlieden schreeuwden naar boven om een ambulance. Ze haalden puin van Prays torso. Hij stonk naar benzine. Jo zag hoe hij diep ademhaalde. De koelkast lag op zijn onderbenen. Hij lag klem, maar was niet in levensgevaar.

Ze tilden een versplinterd stuk van een vloerplank op en daarna kon hij zijn arm weer bewegen.

Zo dochter, zo vader. Hij had een aansteker in zijn vuist. Hij staarde haar recht aan en probeerde een vlam te maken. Zijn duim beefde. Het lukte hem niet.

Opnieuw sprak hij geluidloos tegen Jo en probeerde steeds weer om de aansteker aan te krijgen. Ze keek naar zijn lippen. Ze kon niet liplezen, maar ze twijfelde niet over wat hij haar wilde zeggen.

Dood.

‘Wil je dat ik je een zwart label geef?’ vroeg ze.

Opnieuw probeerde hij de aansteker.

Ze boog zich naar voren en pakte die van hem af. Ze duwde op de aansteker en zag hoe de vlam een helder en heet lichtpunt werd. Ze zag dat hij in Prays ogen geel weerspiegelde.

Ze hield de vlam boven zijn borst. ‘Pray, vuile klootzak.’

Ze klikte de aansteker uit en stak hem in haar zak. ‘Bid voor de mensen die door jouw schuld nu dood zijn.’ Ze draaide zich om en wilde weglopen. ‘En ik heb de namen niet. Die heb ik nooit gehad. De enige die ze misschien wist, is dood. Skunk heeft haar verbrand. Denk daar maar over na als je in de dodencel zit.’

De brandweerlieden gaapten haar aan. Jo liep langs hen heen.

‘Laat hem maar,’ zei ze. ‘Hij is een geel label. Dat meisje heeft ons nodig.’

In de gang stond Gabe over Sophie gebogen. Jo liep naar hem toe, knielde naast hem neer en legde een hand op zijn arm. Zijn spieren waren stijf. Ze zag hoe hij tranen wegknipperde en met zijn tanden knarste.

‘Gabe, laten we maken dat we hier wegkomen.’

Hij nam Sophie in zijn armen en rende de trap op, met Jo direct achter hem. Toen hij de benedenverdieping had bereikt, liep hij meteen door, de deur door en de opening in het hek door waarvan het slot was opengeknipt. Ze liep een nacht in vol zwaaiende blauwe lichten en bijtende kou. Ze riep de brandweermannen.

‘Hebben jullie medische benodigdheden in jullie truck?’

‘Ja.’

Jo legde haar hand op Gabes arm en leidde hem naar de stoep. ‘Leg haar maar op het gras.’

Hij legde Sophie neer en knielde naast haar neer, maar zijn handen trilden. Hij duwde zijn vingers tegen haar wonden en keek met lege wanhoop de nacht in.

Jo boog zich naar hen toe. ‘Ontspan, sergeant.’

De brandweermannen haastten zich naar hen toe met een EHBO-doos. Ze brachten dekens en een infuus mee. Jo trok Gabes hand van Sophies wond af en duwde die stevig op Sophies goede hand.

‘Hou haar vast,’ zei ze.

Hij hield haar vast terwijl Jo en de brandweermannen aan het werk gingen. Hij hield haar vast, totdat Jo tegen hem zei: ‘Ze is een rood label, Gabe. Ze heeft behandeling nodig, maar ze redt het wel.’

Hij keek naar haar en boog zich voorover om het gezicht van zijn dochter te kussen, telkens opnieuw.

Jo ging staan. Ze ademde, keek naar de sterren, luisterde naar de nacht en de verlamde stad die worstelend wakker werd.