32

Perry wurmde zich in het jasje van het pak, legde zijn kraag recht en zorgde dat de knoop in zijn das netjes zat. De das was van blauw, goedkoop polyester, maar hij bedekte het knoestige littekenweefsel dat rondom zijn nek zat. Hij veegde stof van zijn schouder en controleerde zichzelf in de spiegel. Zijn kapsel zag er goedkoop uit. Hij zag eruit alsof het de laatste tijd niet zo geweldig goed met hem ging. Hij zag er onschuldig, goed bedoelend uit, een hoopvolle burger. Met het litteken van het wurgtouw onder zijn kraag zag hij er niet uit als een man die een lynchpartij had overleefd. Hij leek heel normaal.

Er werd op de deur geklopt en hij ging open. ‘Vijf minuten.’

Hij duwde de stemsynthesizer tegen zijn keel. ‘Bijna klaar.’

De man knikte en glimlachte. Die gekunstelde glimlach: moet je mij zien, ik doe net alsof je geen aberratie bent. Ben ik niet geweldig? Daarna deed hij de deur dicht.

Pray staarde naar de deur. Die klootzak, altijd zo neerbuigend, was niet bang voor hem. Hij zag er niet eng uit met een pak aan. Een schijnbaar normaal uiterlijk neutraliseerde een krachtig wapen in zijn emotionele arsenaal. Even voelde hij zich gecastreerd, boosheid kolkte door hem heen, steeg rood op. Daarna hield hij zich in toom.

Opnieuw keek hij in de spiegel, kamde met zijn vingers door zijn haar en probeerde de gezichtsuitdrukking van een ernstige boerenkinkel te benaderen. Hij leek onschadelijk. Hij klonk gekwetst. Dat zou sussend werken en de mensen een vals gevoel van medelijden geven.

Mentale ontwapening, dat zou vandaag wel eens een heel krachtig wapen kunnen zijn.

Hij liep naar de deur, duwde zijn oor tegen het hout, hoorde niets. In de zak van zijn jasje vond hij de mobiele telefoon. Die had hij afgenomen van een van de advocaten die binnenkort in de rechtszaal naast hem zou staan. Hij verwijderde het kapje van zijn stemsynthesizer en haalde de simkaart tevoorschijn. Hij stopte de simkaart in de telefoon en wachtte tot de mobiel was opgestart.

Hij had met justitie te maken. Dat betekende dat alles was toegestaan. Hij zou liegen, smeergeld betalen, frauderen, vluchten als dat nodig was. Hij zou alles doen, behalve bidden.

Hij stuurde een sms. Waar ben je? Moeten we Meyer halen? Bel.

Het was bijna tijd.

Jo deed haar ziekenhuispasje om haar nek en jogde de trappen op naar de intensivecareafdeling van het St. Francis. Haar voetstappen echoden op het beton. Het leek wel alsof het trappenhuis scheef was, een vreemde spiraal. In haar hart voelde ze zich net zo.

Voor het eerst in twee jaar leek ze pure zuurstof op haar tong te proeven, kon ze vrij ademen. Een last was van haar schouders gevallen en ze had het gevoel dat ze het oppervlak had bereikt na een eeuwigheid onder water. Maar alleen maar omdat iemand anders de last had overgenomen.

Een diep melancholisch gevoel stroomde door haar heen. Maar voor de verandering zag ze niet Daniel, zijn stralende glimlach, het wegstervende licht in zijn ogen terwijl hij in de traumahelikopter zijn handen naar haar uitstak.

Ze zag Gabriel Quintana.

Fel, trots, waakzaam en zelfverzekerd, opgeleid om een vijand te doden voordat hij een patiënt zou laten sterven. Die ontspannen glimlach, die zijn andere kant verborg. De soldaat die samen studeerde met priesters, op zoek naar God.

Waarom had ze nooit bedacht hoe intens belangrijk elke reddingsactie was voor de mannen van de 129e, wat voor enorme betekenis het voor ze had om mensenlevens te redden?

‘Shit, Beckett. En jij noemt jezelf psychiater?’

Ze bereikte het trapportaal, duwde de branddeur open en liep naar de intensivecareafdeling. Met moeite onderdrukte ze haar eigen mentale onrust en liep naar de balie van de verpleging. De moederlijke verpleegkundige in het roze uniform had dienst.

‘Angelika Meyer. Mag ik haar dossier zien?’

Dat zocht de verpleegster voor haar op. ‘Er is een vrouw van de politie. Ik heb gezegd dat ze vijf minuten kreeg. Wil je haar wegsturen?’

Jo vond Amy Tang aan Meyers bed. Meyer zag er in het bed klein en bleek uit, een verzameling ellebogen en knieën onder de dekens. Haar blonde haar zag bruin en zat rommelig. Ze had donkere kringen onder haar ogen. Maar die stonden helderblauw en alert. Ze richtten zich onmiddellijk op Jo. Haar mond ging open, misschien uit verrassing.

Jo glimlachte. ‘Hallo. Ik kom zo bij je.’

Ze wenkte Tang en ze liepen naar de gang.

‘Ze herinnert zich niet veel,’ zei Tang.

‘Misschien is ze haar kortetermijngeheugen kwijt. Dat komt vaak voor bij verwondingen aan het hoofd.’

‘Ze vertelde dat ze nog laat op kantoor was om Harding te helpen bij het regelen van officiële bewijsstukken voor een zaak. Dat klopt met de rekening van die afhaalchinees.’

‘Herinnert ze zich nog iets over de achtervolging in de auto? Het ongeluk?’

‘Heel vaag. Ze herinnert zich dat ze doodsbang was. Ze weet nog dat ze het portier van de BMW open had gedaan. Maar ze weet niks meer van de botsing.’ Tang glimlachte sarcastisch. ‘Ze herinnert zich jou wel.’

‘Laat me maar even alleen met haar praten.’ Toen Tangs gezicht betrok, voegde Jo eraan toe: ‘Dat maakt de verpleegkundigen blij en het geeft mij de kans om ervoor te zorgen dat ze vertelt wat ze weet.’

Tangs mobiele telefoon piepte. Ze draaide zich om om de sms te lezen en Jo liep terug naar de kamer.

Meyers blik volgde Jo terwijl ze naar het bed liep. Het meisje was omringd door infusen en monitoren en zag er daardoor spichtig uit. Maar op het tafeltje naast haar bed stond een blikje 7Up. Als Meyer in staat was om via de mond vocht tot zich te nemen, dan ging het al een stuk beter met haar.

Jo legde haar hand op die van Meyer en zei zacht: ‘Het is goed om te zien dat je bij kennis bent.’

‘Jij bent het. Je was bij de ravage.’ Haar stem was verbazingwekkend helder. ‘Jij hebt me gevonden.’

In de gang zei Tang: ‘Ik ben in het St. Francis. Hebt u de informatie?’ Jo keek haar aan, legde een vinger op haar lippen en gebaarde dat ze moest vertrekken. Boos liep Tang in de richting van de verpleegkundigenbalie.

Jo wreef met haar duim over Meyers hand. ‘Ik wil graag even met je praten.’

‘Ik herinner me de botsing niet.’

‘Laten we het dan hebben over wat je tegen me zei.’

‘Ik herinner me niet dat ik iets tegen je heb gezegd.’

Het licht in haar ogen gloeide. Jo wist zeker dat ze gewoonlijk de uitgesproken energie had die zoveel rechtenstudenten hadden. Ze was vast netjes en verzorgd, maar met een hongerige ambitie onder haar twinset. Misschien had die haar geholpen zich te handhaven.

‘Die avond was je nog laat aan het werk op kantoor, samen met Callie. Je hebt dumplings besteld bij General Li’s.’

‘Ja.’

Jo hield haar stem luchtig en leidde haar stap voor stap door wat er was gebeurd. Meyer en Callie waren tot bijna één uur ’s nachts aan het werk geweest. Dat was niet ongewoon voor een rechtszaak, vertelde Geli. Daarna bood Callie aan om haar naar huis te brengen. Het was voor haar veel te laat om nog een bus te nemen.

‘Dus stapte je bij haar in haar BMW,’ zei Jo.

Geli knipperde. Even zag Jo angst in haar ogen. ‘Ik weet niet wat er daarna is gebeurd. Ik weet alleen nog dat ik bang was, heel bang.’ Ze beet op haar lip. ‘Ik wil er niet over praten.’ Ze gleed naar beneden, onder de dekens. ‘Ik ben heel moe.’

‘Oké.’ Jo wreef over haar hand. ‘Maar ik kom terug om te zien hoe het met je gaat. Goed?’

Een fletse glimlach. ‘Natuurlijk.’

Jo draaide zich om om te vertrekken, maar stopte. ‘Nog één dingetje, Geli. Ik heb het boekje van een cd gevonden. The All-American Rejects.’

Het meisje werd doodstil.

Jo probeerde haar stem vriendelijk te laten klinken. ‘ “Dirty Little Secret.” Ik weet dat je dat aan Callie gaf als boodschap over de Dirty Secrets Club.’

Meyers gezicht leek wel van plastic. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’

‘Callie heeft hem aan je teruggegeven. Ik kan me voorstellen dat ze boos was.’

‘O, dat?’ Ze bevochtigde haar lippen met haar tong. ‘Dat was een grapje.’

‘Je zou nooit lid hebben mogen worden van de club. Dat zou niet zijn gelukt.’

Meyer knipperde snel met haar ogen. ‘Ik voel me niet goed. Ga alsjeblieft.’

‘Het is een stuk makkelijk om met mij te praten dan met de politie,’ zei Jo.

Ze wendde haar hoofd af. ‘Hou op. Maak er alsjeblieft een einde aan.’

‘Dat is precies de reden waarom ik hier ben. Waar wil je dat ik een einde aan maak?’

Meyer pakte het kastje om de verpleging te waarschuwen en drukte op de knop. Ze duwde haar wang in het kussen en sloot haar ogen.

Jo zei zacht: ‘Denk er maar over na. Ik kom erop terug.’

Fel antwoordde Meyer: ‘Laat me met rust.’

Een jonge verpleegkundige kwam gehaast de kamer in. Ze legde haar hand op Jo’s schouder en gaf haar opdracht om de kamer te verlaten. Tang liep met een gezicht vol vragen de gang op en neer. Jo liep de kamer uit en wenkte haar om naar de balie van de verpleging te lopen.

‘Hoe ging het?’ vroeg Tang.

‘Dat ligt eraan hoe je het bekijkt. Ze weet in elk geval een hele hoop over de Dirty Secrets Club. Ik moet alleen nog ontdekken hoe ik dat uit haar krijg.’

‘Met de harde aanpak?’

Jo legde Meyers dossier op de balie. Tang gebaarde haar mee te gaan naar de lobby.

‘Kom.’

Jo verwachtte dat Tang naar de lift zou lopen, maar in plaats daarvan duwde ze tegen de branddeur naar het trappenhuis. Toen de deur achter hen dichtklikte, hield ze haar pda omhoog.

‘Die sms die ik kreeg? Die ging over Pray.’

‘Informatie?’ vroeg Jo.

Tang staarde naar haar. ‘Dat zou je kunnen zeggen.’

Met een zachte ‘ping’ stopte de lift en de deuren schoven open. Skunk wachtte even en nam de situatie in zich op. Op een bordje stond INTENSIVE CARE. Het was er stil en er hing een gespannen sfeer. Hij duwde zijn mop en emmer de lift uit. Bij de balie van de verpleging was niemand. Op een groot whiteboard aan de muur stonden patiëntennamen en de kamers waar ze lagen. Hij stond stil en las wat er stond.

Angelika Meyer. Zijn hartslag joeg omhoog.

Hij keek om zich heen. Niemand had hem gezien. Straks zouden ze hem zien. Hij droeg het uniform van een zaalhulp en had een pasje om zijn nek. Hij had die kerel honderd dollar betaald voor dat pasje. Schoonmaakwerk was uitbesteed, dus een onbekend gezicht zou geen alarmbellen doen rinkelen, in elk geval niet meteen. Er waren sowieso voortdurend nieuwe schoonmakers.

Als hij dit goed speelde, sloeg hij twee vliegen in één klap: dan had hij Meyer te pakken en vond hij de Spin. Gisteren bij het Marriott was hij haar kwijtgeraakt toen die cameraman bij het tv-busje brandwonden had opgelopen. Hij moest haar hierheen lokken. Zij had de namen.

Hij duwde de mop en de emmer in de gang in de richting van Meyers kamer.

In het trappenhuis keek Tang zowel naar boven als naar beneden om zich ervan te verzekeren dat zij en Jo alleen waren. Daarna liepen ze naar beneden. Haar stem echode tegen de betonnen muren.

‘Ik heb opdracht gegeven om in databases te zoeken naar iemand met de bijnaam Pray. Zoekopdrachten naar arrestaties, bekende handlangers, dat soort dingen.’

Ze keek naar de pda. In het harde licht van het trappenhuis leek ze nog kleiner dan anders.

‘Ik heb nagedacht over wat we hebben gezien in dat videofragment van Xochi Zapata, die vent die met een ketting werd gewurgd. Dat laat een litteken achter. Ik heb de zoekcriteria zo ingesteld dat werd gezocht naar een akelig neklitteken als een onderscheidend kenmerk.’

‘Slim. En?’

‘Een mogelijke kandidaat. Hier. De FBI heeft de foto net doorgestuurd.’ Tang gaf de pda aan haar. ‘Kijk maar.’

Op een klein kleurenschermpje zag Jo een foto die met een telelens was gemaakt. Drie mannen, in een warme en stoffige omgeving, in hawaïhemden doordrenkt van het zweet. Ze stonden dicht genoeg bij elkaar om elkaar te kunnen verstaan als ze met zachte stem zouden praten, maar hun houding was gereserveerd. Het leek er duidelijk op dat ze zaken deden, maar dat ze elkaar niet vertrouwden. Twee mannen waren haar onbekend. Maar de derde, met een verweerde en barse kop, ingevallen wangen en diepliggende ogen, had een gruwelijk litteken dat helemaal rondom zijn nek liep. Rood knoestig weefsel.

Weerzinwekkend souvenir van een lynchpartij.

Zweet prikte in haar poriën. Ze staarde naar de foto, sprong langs Tang en rende de trap op.

‘Hé!’ De inspecteur rende haar achterna.

‘Kom mee.’ Jo vloog met pompende bewegingen de trap op. ‘Ik heb dat gezicht eerder gezien.’

‘Waar?’

Ze schreeuwde haar antwoord, maar haar woorden gingen verloren in het gehuil van het brandalarm.

Jo duwde de branddeur open. Zij en Tang renden de intensivecareafdeling op. Het alarm klonk schel. Rode waarschuwingslichten aan de muur flitsten aan en uit. Verpleegkundigen stonden bij elkaar in de gang bij Geli Meyers kamer.

De moederlijke verpleegster stond met een brandblusser in haar hand en spoot door de deuropening naar binnen. Witte wolken kooldioxide dreven omhoog. Jo rook benzine en rook en sprintte naar haar toe.

‘Jezus...’

‘Wat is er aan de hand?’ riep Tang.

De jonge verpleegster stak haar hand uit. ‘Achteruit.’

Jo hield het koord met het ziekenhuispasje omhoog. Tang haalde haar insigne tevoorschijn. Toen de verpleegster dat zag, wees ze de gang in. ‘Die kant op. Hij is die kant op gerend.’

‘Wie?’ vroeg Tang.

‘De schoonmaker. Die de molotovcocktail heeft gegooid.’

‘Shit.’ Tang trok haar wapen. ‘Uitgangen?’

‘Een heel stel. De gangen leiden naar andere afdelingen en er zijn trappen...’

Tang ging ervandoor. ‘Bel de bewakingsdienst. Ik vraag om assistentie.’

Jo worstelde zich door de groep heen. De verpleegster met de brandblusser liep naar voren, de brandende ziekenhuiskamer in. In de gang zag Jo een achtergelaten mop en emmer staan.

‘De patiënt?’ vroeg ze.

‘Er is niemand gewond. De kamer was leeg.’

De rook, zag ze, kwam uit de kamer naast die van Meyer. Jo’s hoofd bonsde van opluchting en ze rende naar Meyers deur. Het bed was leeg.

‘Waar is Geli?’

‘In de wachtruimte. We hebben haar meteen in veiligheid gebracht.’

De verpleegster met de brandblusser riep: ‘Brand meester.’ Ze kwam hoestend naar buiten, met de blusser in haar hand. ‘Hoe heeft hij verdomme hier binnen kunnen komen?’

De jonge verpleegster wendde zich tot Jo. ‘Die vent hing rond bij Geli’s kamer. Ik herkende hem niet, dus vroeg ik hem naar zijn pasje. Hij pakte deze fles, stak die aan en gooide die de lege kamer in, en ging er toen vandoor.’

Jo liep Meyers kamer in, naar de kast, en pakte de tas van het meisje. Ze liep terug, voorbij de liften, de hoek om, naar de wachtruimte. Geli zat in elkaar gedoken op de bank, met haar infuus aan een standaard naast haar. Ze was in een deken gewikkeld en hield haar knieën vast. Haar knokkels waren wit. Ze zag Jo en het leek wel alsof ze tegelijkertijd opgelucht en geschrokken was.

Jo ging zitten, deed Meyers tas open en gooide die op de bank neer.

‘Hé,’ zei het meisje.

‘Het is tijd dat je je mond opendoet. Nu.’ Ze gooide Meyers lippenstift, aansteker en troep aan de kant, vond haar portemonnee en doorzocht die.

Jo haalde het fotootje tevoorschijn. De boer uit Kansas met de glimlach als uit Reservoir Dogs en de riem met de zilveren pokerfiches. Mr. Gothic Tarantino.

Ze vergeleek die met de foto die met de telelens was gemaakt op Tangs pda. Het was een foto van voor en van na de lynchpartij.

Het was Pray.

Het brandalarm ging maar door met rinkelen. Jo hield het fotootje omhoog. ‘Hoe heet hij, Geli?’

‘Hij?’

‘Ga nou niet beweren dat het fotootje al in je portemonnee zat toen je hem kocht.’ Ze liet Meyer Tangs pda zien. ‘Deze foto is gemaakt nadat er een poging was gedaan hem te wurgen. Die komt niet uit GQ.’

Meyer trok de deken tot aan haar kin omhoog. ‘Ik hoef niet met je te praten.’

‘Nee. Ik ben niet van de politie. Ik ben zelfs je moeder niet. Ik ben maar een psychiater. En jij smeekte mij te helpen om er een einde aan te maken.’

Meyer probeerde om haar aan te blijven kijken, maar dat lukte haar niet.

‘Geli, Skunk heeft vandaag een andere vrouw vermoord. Met een molotovcocktail. Het was gruwelijk.’

Meyer staarde naar haar knieën. Ze reageerde niet toen ze Skunks naam hoorde, maar haar blik was schichtig.

‘Ik weet dat Skunk voor Pray werkt. Denk eens na, lieverd. Een plus een betekent dat die vriend van je jou wilde vermoorden.’

Het gezicht van het meisje werd bleek. Jo had die blik eerder gezien, bij mensen die de waarheid niet onder ogen wilden zien, bij drinkers die beweerden dat ze konden stoppen wanneer ze maar wilden.

‘Of vergis ik me soms?’ vroeg Jo.

Ze had die blik gezien bij mensen die van gevaar hielden, op het gezicht van klimmers die dachten dat ze alleen een imposante wand konden beklimmen. En op het gezicht van vrouwen die werden mishandeld. Maar je begrijpt het niet, hoorde ze dan vaak. Of: Zo is het niet, hij houdt echt van me.

‘Je zit er helemaal naast,’ zei Meyer.

Jo draaide de pda zo dat Meyer hem kon zien. ‘De politie heeft Prays foto. Jij hebt zijn foto. Zijn vriend Skunk probeert de afdeling intensive care te veranderen in Dante’s “Inferno”. Wat precies begrijp je daar niet van?’

Meyer greep haar knieën vast. Haar vieze haar viel in haar gezicht. Ze zag er nors uit en was in een hoek gedreven.

Twee bewakers verschenen in de gang. Door het lawaai van het brandalarm heen hoorde Jo hen op indringende toon praten met de verpleegkundigen.

‘Pray heeft Skunk hierheen gestuurd om de intensive care in brand te steken. Dat betekent toch dat hij je wil vermoorden?’ vroeg Jo.

‘Hou op om zo over hem te praten. Je hebt geen idee.’

‘Help me dan.’

Meyer keek heimelijk naar de foto op de pda. Ze leek hem in zich op te nemen. Gloeiende vlekken verschenen op haar wangen.

‘Hij zou me nooit iets aandoen. Dat zou hij niet kunnen. Hij kan niemand iets aandoen.’

‘Natuurlijk.’ En hier is een klontje polonium voor je thee. Het smaakt net als suiker. ‘Hoe heet hij?’

‘Jij bent het genie. Zoek dat maar uit.’

‘Als je soms wilt dat ik wacht totdat inspecteur Tang het me vertelt: prima. Dan noem ik hem Pray of het Voorbeeld.’

‘Niet doen.’ De plotselinge woede in Meyers stem was door het brandalarm heen te horen.

‘Hoe heb je contact met hem onderhouden? Belt hij je hier? Je weet toch dat we dat ook uitzoeken, hè?’

Meyer keek eindelijk naar Jo. Op haar gezicht stond nu ben ik je te slim af te lezen. ‘Niet als hij geen telefoonnummer heeft.’

Jo probeerde niet verbaasd te kijken. ‘Echt? Hoe zit het dan met een adres?’

In Meyers ogen kwam een vreemde blik. Die was zowel geslepen als treurig. ‘Hij is fysiek niet in staat om iemand kwaad te doen.’

Jo staarde naar de jonge vrouw. Waarom was Pray niet bij machte om iets aan te richten?

‘Je begrijpt ook niets,’ zei Meyer. ‘Hij is twee keer in de steek gelaten. De eerste keer toen hij werd aangevallen. Ze hebben hem beroofd en hebben hem achtergelaten om te sterven. Ze hebben alles meegenomen en hebben hem verminkt achtergelaten.’

Geen telefoon, geen adres. Waarom was Pray onbereikbaar?

Meyers fletse gezicht stond furieus. ‘Daarna werd hij in de steek gelaten door het systeem. Niemand was bereid om hem te helpen gerechtigheid te krijgen. Het interesseerde niemand dat hij beroofd en verminkt was, omdat hij niet een of andere rijke klootzak was uit de stad. Voor hen was hij een brok vuil.’

In Jo’s hoofd ging een klik en ze herinnerde zich dat Leo Fonsecca haar vertelde dat Angelika Meyer een straatvechter was, geen verwelkende bloem. Ze had tijdens haar studie in penitentiaire instellingen gewerkt. Ze was hard.

Jo voelde een enorme rust op haar neerdalen. ‘Hij zit in de gevangenis.’

Meyers blik stond koortsachtig.

‘Pray zit in de gevangenis, nietwaar? Hij is gedetineerd,’ zei Jo.

Meyer trok haar lippen naar achteren. Ze keek verwond en fel. ‘Nu snap je het. Hoe kan hij iemand iets aandoen als hij opgesloten zit in San Quentin?’