15

Het was halverwege de middag dat Scott Southern de informatie op papier had. Hij vouwde de vellen papier in drieën, zoals een brief, en deed ze in de binnenzak van zijn honkbaljas. Hij stapte de Range Rover uit en liep langs het pad het park door.

Scott had besloten wat hij zou doen. Skunk wilde de namen van bepaalde mensen in de DSC, zodat zijn baas achter hen aan zou kunnen gaan.

Scott zou hem meer geven dan dat.

Het bezoekerscentrum van de Golden Gate Bridge keek uit over de baai vanaf een uitstekende richel aan de rand van Presidio Park. De zon scheen en het water was vonkelend blauw. Ver beneden joegen schuimkoppen over het wateroppervlak. In het park bewonderden toeristen, ineengedoken in sweatshirts en hun haar wapperend in de wind, het uitzicht. Sommige mensen stopten munten in de verrekijkers en kregen zo een beter zicht op de pont uit Sausalito die ronkend door de korte golfslag de baai over voer. Je had uitzicht op Angel Island, Alcatraz en, naar het oosten, San Francisco, een wit en glanzend droombeeld dat tussen de heuvels lag.

Kelly zou het hem niet vergeven. Dat had hij altijd geweten. Dat was de knagende gedachte die al acht jaar in zijn achterhoofd zat. Kelly zou van hem scheiden, uit weerzin tegen zijn rol in Melody’s ondergang. Zijn mooie vrouw, zijn kleine jongen... Hij stond op het punt om zijn gezin kwijt te raken. Hij zou ze nooit meer zien.

Hij had geprobeerd zijn hart te luchten door met David Yoshida en met Callie te praten. Hij had gedacht dat reiniging hem zou redden. Dat het louterend zou werken. Dat was niet zo.

Yoshida, een harteloze hartchirurg, had de olijf rond geroerd in zijn drankje en Scott met een koele blik aangekeken. Callie had stokstijf gezeten, met een stalen gezicht en samengeperste lippen. Hardgirl. Ze zag er chic en verzorgd uit, als Kim Novak in Vertigo, maar ze had haar eigen krankzinnige geheimen. En ze had hem veroordeeld. Haar blik bewees dat hij boven elke gerede twijfel schuldig was.

Maar Skunk zou het oordeel uitspreken. De kleine man zou het nooit weten, want Scott zou hem datgene wat hij wilde onthouden. Maar Skunk was degene die Scott zou bevrijden.

Een paar meter verder liep de 101 de Golden Gate Bridge op. De zon zonk weg in de richting van de Stille Oceaan. Het verkeer, de wind, alles bij elkaar was als een rivier van geluid die hem de stroming in trok. Hij liep over het trottoir de toegangsweg naar de brug op. Voor hem liep het terrein zeer steil naar beneden, door braamstruiken en rotsen, naar koude golven die tegen de kust sloegen.

De wereld zou horen over zijn schuld, zijn leugens, zijn mislukkingen. Dat kon hij niet meer voorkomen. En als dit bekend werd, zou de pers hem als een stel jakhalzen verscheuren.

Krantenkoppen, schuld, de ogen van zijn vrouw, hij moest er niet aan denken.

Hij liep verder. De brug glansde zo in het zonlicht dat het op een brandende hamer leek. Fietsers reden hem voorbij en toeristen maakten foto’s. Een of twee stonden even stil om naar hem te kijken of draaiden hun hoofd nog eens om. Ze hadden een vermoeden wie hij was, maar hij droeg een honkbalpet en een zonnebril, en dus aarzelden ze, onzeker.

Op de weg raasden auto’s langs. De brugreling ratelde rechts van hem. De leuning was zo’n een meter twintig hoog. Een politieauto reed langs. Niemand lette op hem. Iedereen keek naar het uitzicht, jogde, maakte foto’s. Dit was de rand van het continent. Een nooduitgang. Waarom niet? Waarom niet hier?

Recht onder hun neus.

Hier was zekerheid. Meer kon hij niet meer aan. De zwarte teer zat nu al boven zijn hart. Maar die zou hem nooit verstikken, hij bleef alleen een kwelling. De brug was een manier om de oversteek te maken, maar hij zou hem voor meer dan dat gebruiken. Hier zou hij Skunks plan een halt toeroepen.

Hij zou ervoor zorgen dat Skunk zijn smerige poten van zijn gezin afhield.

Om twee voor vier reed Jo het Aquatic Park in. Ze kroop langs de straat ten zuiden van Ghirardelli Square op jacht naar een parkeerplek. Het gras in het park was smaragdgroen en zeemeeuwen zweefden hoog in de lucht op de sterke bries. Zover het oog reikte stond het langs de stoep vol blik.

San Francisco was wat betreft parkeren een ramp. Parkeergarages kosten twintig dollar per uur en op straat heerste het recht van de sterkste. Het zorgde voor zo’n agressie in het verkeer dat cursussen woedebeheersing niet in het centrum werden gehouden, omdat te veel cursisten totaal opgefokt aankwamen.

Ze zag een plekje, zestig meter verderop. Ja. Ze knipperde met haar lichten. De Audi voor haar ging langzamer rijden en knipperde ook. O, nee. Jo zwenkte naar links en racete om de auto heen. Zij had die plek nodig. Ze draaide naar de stoep als een havik die op een muis dook en hem van een ander roofdier afpakte.

Ze sprong haar auto uit. De Audi kwam tot stilstand en de chauffeur draaide haar raampje naar beneden.

De vrouw wees naar haar. ‘Ik gaf een teken dat ik daar wilde parkeren.’

‘Geen tijd.’ Jo stopte kwartjes in de meter en haalde haar schouders op, het algemeen gebruikelijke gebaar voor ‘sorry’.

‘Wegpiraat!’

Jo gebaarde vruchteloos en jogde van het park naar het water. Ze hoopte dat Callies contactpersonen zouden komen opdagen voor de afspraak. Hoewel de botsing op Stockton Street groot nieuws was geweest, dacht ze niet dat Callies naam al was vrijgegeven. Misschien wisten ze nog niet dat ze dood was.

Het gras liep heuvelaf naar het Aquatic Park, een beschutte baai in de buurt van Fisherman’s Wharf. Bij de pier lag een oude klipper met drie masten afgemeerd. Verderop in de straat kakelden toeristen als een stel ganzen, terwijl ze wachtten om in een kabeltram te stappen. Het Ghirardellibord stond als een tiara boven op de oude chocoladefabriek.

Ze bereikte het voetpad langs het water, vertraagde haar pas tot een normaal wandeltempo en keek rond. In het amfitheater dat uitkeek over de baai zaten een stuk of tien mensen die genoten van de herfstzon. In het water trotseerde een eenzame zwemmer de kou. Ze droeg een strooien hoed en zwom op haar zij, alsof ze Cleopatra’s staatsieboot was die de Nijl op roeide.

Jo hield haar adem in. In het middaglicht was de baai dolfijn-blauw. Zeilboten voeren op het water. Met de Golden Gate Bridge op de achtergrond leken het wel witte bloesems die door de bries over het water werden geblazen.

De chauffeur van de Audi kwam over het gazon aangelopen. Ze droeg een suède jas die tot haar kuiten kwam en over haar zwarte leren laarzen viel. Jo draaide zich af en probeerde er onopvallend uit te zien. De rok van de vrouw was kort. Ze had karamelkleurige lokken in haar haar. De glazen van haar zonnebril waren groter dan Jo’s voorruit. Ze zag eruit alsof ze regelrecht uit het tijdschrift Glamour was komen lopen. Ze had een jack russell aan de lijn die voor haar uit stuiterde, als een loterijballetje in de trommel.

Ze ging langzamer lopen en keek om zich heen. Keek op haar horloge. Keek nog eens ongeduldig in het rond.

Nee, hè.

Jo wist dat ze die parkeerplek niet van haar had moeten afpikken. Hallo, karma. Leuk je te zien. Vooruit maar, geef me ervan langs.

Ze liep op de vrouw af. Toen die haar zag komen, trok ze haar mond samen.

‘Wilt u soms wat van me? U hebt mijn parkeerplek al afgepikt. Waarom laat u het daar niet bij? Want ik ben niet iemand met wie u ruzie wilt.’

‘Volgens mij zijn we hier voor dezelfde afspraak,’ zei Jo.

‘Bent u die derde persoon?’ De uitdrukking van de vrouw veranderde van irritatie naar nieuwsgierigheid. Ze trok een wenkbrauw op. ‘Nou, u bent wel gemotiveerd.’

‘Dokter Jo Beckett.’

Ze schudden elkaar de hand en Jo zocht in haar portemonnee naar een kaartje. De vrouw wuifde dat weg, alsof ze een vlieg wegjoeg.

‘Dat doen we niet,’ zei ze. ‘Bent u arts? Bent u een van de mensen die door David is aangedragen?’

‘David Yoshida?’ Jo schudde haar hoofd. Voorzichtigheid streed met nieuwsgierigheid. ‘Ik werk ook voor het UCSF, maar nee. Hij was hartchirurg, ik zit in de psychiatrie.’

Achter haar zonnebril was de vrouw uitgebreid opgemaakt. Ze was net een wandelende reclame voor de leerverwerkende bedrijven en voor L’Oréal. Ze zag er fantastisch uit. Ze zag er ook bekend uit. Sterker nog: ze klonk bekend. En ze deed alsof ze verwachtte dat mensen dat zouden merken.

Dat lukte. Voorbijkomende joggers staarden haar lang aan. De jack russell trippelde rond haar voeten.

‘Verrekte jammer van David.’ Ze zette de zonnebril af. Haar blik was doordringend. ‘We hebben geen psychiaters. Dit kan interessant worden.’

Ze bekeek Jo van top tot teen. De geestdrift in haar ogen was verontrustend. Daarna keek ze weer op haar horloge en keek het Aquatic Park rond.

Ze wachtte op Callie, Jo wist het zeker. Ze wist het niet.

Ze trok aan de hondenriem. ‘Laten we een eindje gaan wandelen.’

Jo aarzelde en had tegenstrijdige gevoelens. Deze vrouw dacht dat ze hier was om lid te worden van de Dirty Secrets Club.

Jo had één duidelijke regel: niet liegen. Ze deed zich nooit anders voor om informatie van mensen los te krijgen. Maar als ze zou uitleggen waarom ze daar was, zou deze afspraak binnen de kortste keren zijn afgelopen. De demonen en engeltjes van haar geweten zaten op haar schouders en zwaaiden met hun hooivorken en engelenvleugeltjes.

‘Laten we in de richting van Fort Mason lopen,’ zei Jo.

De jack russell schoot heen en weer om de voeten van de vrouw. Ze klikte met haar tong. ‘Cosette. Kom.’

‘David Yoshida heeft me niet gestuurd,’ zei Jo. ‘Ik ben hier vanwege Callie Harding.’

‘Ze is meestal niet te laat. Misschien zit ze vast in het verkeer.’ De vrouw nam Jo eens kritisch op. ‘Je bent nou niet precies wat ik had verwacht. Maar Callie houdt haar kaarten graag tegen de borst. En we komen er snel genoeg achter of je hebt wat we willen.’

‘Wat willen jullie dan?

‘Heeft ze dat niet verteld?’ Ze fronste haar voorhoofd en trok aan de hondenriem. ‘Heb je een cv?’

‘Niet bij me.’

‘Dat is waarschijnlijk verstandig. In de eerste plaats moet je begrijpen dat dit niet voor iedereen is weggelegd.’

‘Dat snap ik.’

‘O ja? Weet je wel wie ik ben?’

Haar ogen waren lichtbruin. Het schoot Jo niet te binnen wie ze was.

‘Ik ga niet liegen. Ik zou het moeten doen, maar ik weet het niet.’

Een niet-geamuseerde glimlach. ‘Dus oneerlijkheid is niet je zonde. Dat geeft niet. We hebben genoeg leden die meineed hebben gepleegd. We kunnen wel iets nieuws gebruiken.’ De vrouw zwaaide met haar leeuwenmanen en stak haar kin in de lucht. ‘Xochi Zapata.’

Ze sprak het uit als zo-sjie. Misschien een afkorting van Xochitlan, of Xochiquetzal, hoewel ze niet op een Azteekse prinses leek. Ze zag er ook niet uit alsof ze de woestijn uit was gereden om tegen de Yanquis te vechten. Ze zag eruit als een lelieblanke Amerikaanse uit een rijke buitenwijk. Maar dan wel een die was opgepoetst en gladgestreken door de schoonheidsbranche en zo aan een missverkiezing kon meedoen.

Zij was XZ. En Jo besefte waar ze haar had gezien: op een billboard op een bus van het vervoersbedrijf, samen met andere leden van het team.

‘Je werkt bij News Live, hè? Jij doet de economische verslaggeving,’ zei Jo. ‘Die onthulling over fastfood.’

‘ “Ronddobberen in een zee van vet.” Precies.’

Nu wist Jo het weer. McDonald’s maakt je dik. Ze herinnerde zich ook een interview met een of andere topman aan boord van zijn privévliegtuig dat op weg was naar Aspen. Zapata bracht verhalen over Silicon Valley en bezocht overal ter wereld de hoogmissen van het kapitalisme.

‘Mag ik je vertellen wie ik ben en waarom ik hier ben?’ vroeg Jo.

‘Daar komen we straks op.’ Zapata leek verstoord door de onderbreking. ‘Ik bedoel maar: onze club is niet simpelweg vertrouwelijk. Onze club is exclusief. Dus in de allereerste plaats moeten we weten of jij het in je hebt om lid te mogen worden.’

‘Hoe dan?’

Jo hoorde de valse onschuld in haar eigen stem. Ze moest hoognodig haar geweten uitspoelen met zeep. Maar ze was niet van plan nu haar vingers in haar oren te doen.

‘Zeg jij het maar,’ zei Zapata. ‘Wat heb jij ons te bieden?’

Mijn grootmoeder heeft me een verzameling samoeraivoorwerpen van museale kwaliteit uit het Tokugawa-tijdperk nagelaten. Ik eet zo een stuk of tien Krispy Kremedonuts achter elkaar.

‘Ik ben forensisch psychiater en werk als consulent voor het UCSF Medical Center en voor de politie van San Francisco. Ik kan je referenties geven en een lijst van mijn publicaties.’

‘Schat, dat is geweldig, maar sexy is het niet.’

‘Ik heb de zaak-Jeffrey Nagel opgelost, die man die was opgehangen. In die zaak speelde seks waarschijnlijk een rol.’

‘Je kunt je betrouwbaarheid niet ontlenen aan je patiënten of je zaken. Het moet jouw geheim zijn. En het moet smerig zijn.’ Ze bekeek Jo nogmaals nauwkeurig. ‘Hoewel vertrouwen wel belangrijk is. We zouden niet iemand accepteren die de geheimen van haar patiënten zou onthullen. Wie weet zou je die van ons dan ook openbaar maken.’

‘Ik zou mijn geheimhoudingsplicht nooit schenden.’

‘Mooi. We rekenen erop dat onze leden niet met buitenstaanders over onze club praten.’ Ze glimlachte veelbetekenend. ‘We zijn het Witte Huis niet. Wij tolereren geen lekken.’

‘Ik kan m’n mond houden. Ik kan zwijgen als het graf.’

‘Uitstekend.’ Zapata zwaaide opnieuw met haar haar. ‘Bot gezegd moet je nog wel bewijzen dat je pit hebt. Eerlijk gezegd, weet ik niet of je het prestige hebt. Maar als Callie je voordraagt, is dat absoluut in je voordeel. Maar je begrijpt dat je wel op het laagste niveau binnenkomt.’

‘En dat is?’

‘Basislid. Vermaak, kameraadschap, volop opwinding.’ Ze grijnsde. ‘Genoeg koude rillingen. Maar promotie naar de exclusievere niveaus moet wachten.’

‘Begrepen. Hoe werkt het?’ vroeg Jo.

De wind blies de kraag van Zapata’s suède jas naar achteren. Ze droeg een halsketting waaraan een zwarte diamant hing.

‘Je levert ons je cv. Laat ons beide kanten zien, en meid, je kunt maar beter zorgen dat je overtuigend bent.’ Zapata’s lichtbruine ogen waren doordringend. ‘We hebben hard bewijs nodig. Wat voor geheim je ook verbergt: we hebben bewijs nodig dat het ook echt is gebeurd. En je moet bewijzen dat jij degene bent die het heeft gedaan. Je mag niet de eer opeisen voor de schandalen van anderen. Dat is smakeloos.’

‘Dat wist ik niet,’ zei Jo.

‘O, ja. Het is veel te eenvoudig om de eer op de eisen voor het een of ander. Maar je betrokkenheid bewijzen, noem het maar je auteurschap, dat is veel lastiger.’

Auteurschap. Deze mensen beschouwden hun duistere daden als iets creatiefs.

‘Je bent misschien dan wel slim en ambitieus, maar ik ben er niet van overtuigd dat je voor ons wel machtig genoeg bent. Nog niet tenminste.’ Ze wierp een blik naar de andere kant van het park naar Jo’s truck. ‘Over het algemeen praten we niet met mensen die in een aftandse pick-uptruck rondrijden, behalve dan als ze bij ons thuis komen met een grasmaaier in de laadbak.’

Zapata keek opnieuw op haar horloge, streek met haar hand over de band en leek geïrriteerd. ‘Waar is Callie?’

Jo bleef staan. Nog langer zwijgen zou onhoudbaar en wreed zijn. ‘Ze komt niet.’

‘Sorry?’

‘Ze is dood.’

Zapata’s hoofd sloeg naar achteren alsof ze een klap had gekregen. ‘Dood?’

‘Gisteravond. Het wrak bij de Stockton Street Bridge. Ik ben bang dat Callie achter het stuur zat van de auto die door de reling heen is gereden.’

Zapata deed een stap achteruit, als een bijna fysieke weigering om het nieuws te accepteren. ‘Jezus. O, nee.’ Ze sloeg haar gemanicuurde handen voor haar gezicht. De jack russell rende om haar benen heen, zodat ze verstrikt raakte in de hondenriem. Daarna verscherpte haar blik zich.

‘Wat doe jij hier?’

‘Ik ben forensisch psychiater. Ik...’

‘Dat heb ik gehoord. Wat doe je hier verdomme?’

‘Ik voer een psychologische autopsie op Callie uit.’

Zapata’s hand ging naar haar voorhoofd. ‘Je bent van de politie. O mijn god...’

‘Nee.’ Jo dacht razendsnel na. Ze moest voorkomen dat ze ervandoor ging. ‘Je hoort bij de groep met de zwarte diamant. Jij, Callie, David Yoshida...’

‘Hoe weet je dat?’

‘Jij en Callie zouden hier nog iemand ontmoeten. SS.’

Paniek lichtte op in haar lichtbruine ogen. ‘Jezus christus.’ Ze liep achteruit en buiten zichzelf keek ze om zich heen. ‘Je mag hier niet over praten.’

‘Het spijt me, maar je mag...’

‘Je bent therapeut. Je mag niet praten over wat mensen je vertellen.’

‘Dat geldt alleen als...’

‘Tien seconden geleden stond je nog op te scheppen dat je nooit je geheimhoudingsplicht zou schenden. Probeer het eens en je krijgt met mij te maken. Ik heb je al gezegd: je wilt géén ruzie met mij.’ Ze draaide zich om, zette twee stappen, draaide zich weer om en wees met haar vinger. ‘Ik kan je kapotmaken met een lawine verwoestende publiciteit. Ik laat een onderzoek naar je instellen door het medisch tuchtcollege. Straks sta je wc’s schoon te maken in een of ander smerig gekkengesticht. Dan zou je willen dat je hondenpoep mocht opruimen om je brood te verdienen.’

Jo probeerde het beeld en de belediging van zich af te zetten. Zapata was witheet, maar ze knipperde en ademde gejaagd.

‘Je bent bang,’ zei Jo.

Zapata wierp haar een dreigende blik toe, schudde haar hoofd, en haalde haar gemanicuurde vingernagels door haar haar. Ze had niet meer aandacht op zich kunnen vestigen als ze voor de toeristen bij de halte van de kabeltram haar rok omhoog had getrokken.

‘Je bent doodsbang,’ zei Jo.

Een hinde, gevangen in het licht van een stel koplampen. Zapata aarzelde nog even, stormde toen naar voren en greep Jo’s arm.

‘Ik heb het ruwe materiaal gezien, de beelden van onze cameraploeg op de plek van het ongeluk. Het was vreselijk. Wat is daar in jezusnaam gebeurd?’ Haar hand was koud. ‘Jij hebt de autopsie uitgevoerd... Heeft iemand haar vermoord?’

‘De patholoog-anatoom heeft sectie verricht. Ik onderzoek Callies geestelijke gesteldheid.’ Ze keek Zapata aan. ‘Denk je dat iemand haar heeft vermoord?’

Ze keek alsof ze op het punt stond om in huilen uit te barsten. ‘Vertel het me. Niet-officieel. In vertrouwen.’

Jo probeerde die belofte te ontwijken. ‘Ik verzamel informatie als voorbereiding voor een verslag. Ik kan geen vertrouwelijkheid beloven.’

‘Wel als ik je patiënt was.’

‘Dat ben je niet.’

‘Dan huur ik je in.’

‘Nee.’

Zapata zag eruit alsof ze bedekt was met insecten en haar eigen vlees met haar lange nagels wilde openscheuren om ze kwijt te raken. Ze greep Jo’s arm.

‘Word dan lid. Ik keur je verzoek goed om lid van de club te worden.’

‘Waar heb je het over?’

‘Het is geweldig. Veel voordelen. Het is opwindend. Sexy. Kom op, je vindt het vast geweldig. Je vroeg er al naar...’

‘Probeer je me om te kopen? Nee.’

‘En later wachten er prijzen: auto’s, reizen, erkenning. Zolang je het maar aan niemand vertelt.’

Jo stond in tweestrijd. Ze moest een verslag voor de politie schrijven. Ze was niet verplicht om elk flintertje informatie dat ze had verzameld openbaar te maken. En Amy Tang had haar de expliciete volmacht gegeven het protocol te laten voor wat het was. Als ze maar de bodem van de put zou bereiken.

‘Waarom vertel je me niet wat je zo bang maakt?’ vroeg Jo.

Joggers renden voorbij. Op het gazon in het park hield een kind een oranje vlieger in de lucht. Jo knikte naar de plaatsen hoog in het amfitheater en nam Zapata’s arm.

‘Kom.’

Ze leidde Zapata de trap op, naar de bovenste rij, flink uit de buurt van andere mensen. De wind werd koeler, het amfitheater lag in de schaduw van het naaldhout op de heuveltop bij Fort Mason.

‘Hoe hebben ze ons ontdekt?’

‘Ze?’

‘Hoe heb jíj ons ontdekt?’

‘Xochi, dat is nu niet relevant.’

‘Het is gehéím, snap je dat niet? Ze vermoorden ons, hè?’

Jo wist niet wat die vrouw nu liever wilde: alle informatie opzuigen of vertellen wat ze had achtergehouden. Jo werd stil, en als een patiënt in therapie, als een journalist, vulde Zapata de stilte.

‘Het is duidelijk. Iemand heeft gepraat.’ Ze duwde haar handen voor haar gezicht. ‘Ik voel me zo verraden.’ Ze wendde zich naar Jo. ‘Heeft Callie haar mond voorbijgepraat?’

‘Ik weet het niet.’

Zapata keek haar recht aan, maar haar blik leek ver weg. Haar gezicht was bleek en ze had roze vlekken in haar nek.

‘Xochi, wat is de Dirty Secrets Club eigenlijk?’

‘Het is...’ Ze schudde haar hoofd, alsof ze besloot om haar mond te houden, haalde daarna haar schouders op. ‘... het is een speelkamer, een feest, een biechtstoel... Ben je katholiek?’ Zapata keek naar het kruis rond Jo’s nek. ‘Begrijp je het belang van de biecht?’

‘Jazeker.’

‘Maar het had waterdicht moeten zijn. Het is onmogelijk informatie te lekken.’

‘Hoezo?’

‘Zo is het gewoon. Het zou volkomen veilig moeten zijn.’

‘Maar jij denkt dat dat niet zo is.’

‘Of iemand heeft uit de school geklapt of...’ Ze liet haar hoofd zakken. ‘Of een van de leden vermoordt ons. Jezus.’ Ze harkte met haar nagels door haar haar.

‘Hoe ben jij lid geworden?’ vroeg Jo.

Zapata keek haar even aan. ‘Denk je dat ik je mijn geheim ga vertellen? Ja, hoor. De dag dat dat gebeurt, vertel jij mij dat van jou, zus.’

Jo gaf geen antwoord. Zapata blikte met minachting naar haar.

‘Iedereen heeft een smerig geheim. Zelfs jij.’

Jo zat stil. Intuïtief voelde ze dat de Dirty Secrets Club op dezelfde absolute manier geheim was als de manier waarop zwarte gaten door de zwaartekracht alles naar binnen zuigen. Niets kan een zwart gat ontsnappen, zelfs licht niet.

Naar verluidt. Maar astronomen weten ook dat zwarte gaten in krachtige uitbarstingen röntgenstraling uitzenden.

Bij de Dirty Secrets Club werkte het wellicht net zo. Hij voedde zich met negatieve energie. Zoals bij elke kliek in de geschiedenis heerste er een zekere opwinding rond die club. Een gevoel dat je erbij hoort. Dat echode op een onhoorbare frequentie na als de leden bij elkaar waren. Want er geldt één ding voor exclusieve clubs: niemand geniet er werkelijk van om erbij te horen als ze er niet de ogen mee kunnen uitsteken van de mensen die er níét bij horen.

Zapata haalde haar rode vingernagels over haar dijen. Een pelikaan boven de baai, op jacht naar vis, dook naar beneden en doorboorde het water.

‘Xochi, dit is belangrijk. Wie is die derde persoon die hier zou moeten zijn?’

Zapata keek naar haar alsof ze wilde zeggen: ‘Dit meen je toch zeker niet?’

Jo boog zich naar voren. ‘Ik weet dat David Yoshida en Maki allebei lid waren van de club. Zij zijn dood. En Callie kon vandaag niet komen omdat ze ook dood is. Waar is die derde persoon?’ vroeg Jo.

‘O, shit.’

Jo bleef haar aankijken. ‘Wie is het, Xochi?’

Zapata’s lippen gingen van elkaar. Ze leek wel verstijfd door haar besluiteloosheid.

‘SS,’ zei Jo. ‘Voor de zwartediamantontmoeting. Alsjeblieft.’

Zapata schudde haar hoofd.

Jo voelde een steek van woede achter haar ogen. ‘Om de achtenveertig uur gaan er mensen dood. Wie is het?’

Langzaam en kalm deed Zapata haar ogen dicht. ‘Scott Southern.’

‘De wide receiver?’

Zapata knikte. Ze sloeg haar handen voor haar mond, alsof ze niet kon geloven dat ze het had gezegd.

‘Dank je,’ zei Jo.

Zapata duwde haar handen tegen haar lippen. Haar knokkels waren wit.

‘Xochi, wat was Callies geheim?’ vroeg ze.

Zapata fronste naar haar. ‘Weet je dat niet? Ik dacht...’

Jo’s mobiele telefoon ging. Die negeerde ze. En ze hoorde dat haar naam werd geroepen.

Ze keek rond in het park. Shit. Amy Tang jogde naar hen toe.

‘Wie is dat?’ vroeg Zapata.

‘Ze is een inspecteur van politie,’ zei Jo.

‘Ik dacht...’ Zapata ging staan en trok aan de hondenriem. ‘Had jij dit zo geregeld?’

‘Nee. Alsjeblieft, loop niet weg.’

Jo stak een hand naar haar uit. Maar Xochi Zapata nam de benen.