nest
De rode Jeep Wrangier kwam tot stilstand. Recht voor hen liep het wildspoor dat ze gevolgd hadden verder door de struiken naar een open plek iets verderop. Het spoor was breed en modderig, platgetrapt door grote dieren. Ze zagen grote, diepe pootafdrukken in de modder.
Vanuit de open plek hoorden ze een laag, gakkend geluid, net als van grote ganzen. Dodgson zei: 'Oké, geef die doos maar.' King gaf geen antwoord. 'Wat voor doos?' zei Baselton.
Zonder zijn ogen van de open plek af te wenden, zei Dodgson: 'Er staat een zwarte doos op de stoel naast je, met een voedingsapparaat. Geef die eens aan.' Baselton gromde. 'Zwaar, zeg.'
'Dat komt door de magneetspoelen.' Dodgson reikte naar achteren en pakte de doos van zwart geanodiseerd metaal aan. Hij was zo groot als een schoenendoos, maar eindigde in een kegelvorm. Onderaan zat een pistoolgreep. Dodgson maakte het voedingsapparaat vast aan zijn riem en stak de stekker in de doos. Toen pakte hij de doos vast bij de pistoolgreep. Aan de achterkant zat een knop naast een meter met een schaalverdeling. 'Zijn de batterijen opgeladen?' vroeg Dodgson. 'Ja,' zei King.
'Oké,' zei Dodgson. 'Ik ga voorop, naar het nest toe. Ik stel de doos in en zorg dat we die beesten kwijtraken. Jullie komen achter me aan en zodra de beesten weg zijn, pakken jullie allebei een ei uit het nest. Daarna gaan jullie onmiddellijk terug naar de auto en maken we ons uit de voeten. Begrepen?' 'Goed,' zei Baselton.
'Oké,' zei King. 'Wat zijn dit voor dinosaurussen?' 'Geen flauw idee,' antwoordde Dodgson terwijl hij uitstapte. 'En dat maakt ook helemaal niets uit. Je doet gewoon wat ik gezegd heb.' Zachtjes deed hij het portier dicht.
De twee anderen stapten rustig uit en liepen het drassige pad af. Hun voeten sopten in de modder. Het geluid vanuit de open plek ging gewoon door. Het klonk alsof er een hele kudde was. Uiteindelijk duwde hij de laatste varens opzij en zag ze. Het was een grote nestplek, met een stuk of vier, vijf lage lemen
heuveltjes, overdekt met gras. De heuvels hadden een doorsnee van ruim twee meter en waren een meter diep. Twintig beige volwassenen stonden om de hopen aarde heen, zodat de nesten omringd waren. En ze waren groot! Tien meter lang, drie meter hoog, en ze gakten en snoven.
'O god,' zei Baselton met wijdopen ogen.
Dodgson schudde zijn hoofd. 'Dat zijn maiasaurussen,' fluisterde hij. 'Dit wordt een fluitje van een cent.'
Maiasaurussen hadden hun naam gekregen van paleontoloog Jack Horner. Vóór Horner had de wetenschap aangenomen dat dinosaurussen hun eieren in de steek lieten, net als de meeste reptielen. De veronderstelling paste ook goed bij het oude beeld van dinosaurussen als koudbloedige, reptielachtige schepsels. Maar net als reptielen werden ze geacht solitair te leven. Op afbeeldingen in musea is zelden meer dan één exemplaar van een bepaalde soort te zien. Hier een brontosaurus, daar een stegosaurus of een triceratops, door het moerasland wadend. Maar Horners opgravingen in Montana leverden duidelijke, onomstotelijke bewijzen dat tenminste één soort hadrosauriërs complex nestbouwgedrag vertoonde, en voor de jongen zorgde. Horner had dat gedrag opgenomen in de naam die hij de dieren gaf: maiasaurus betekende 'goede-moederhagedis'. Toen hij naar ze keek, zag Dodgson dat de maiasaurussen inderdaad goede ouders waren. De volwassen dieren stonden in een kring om de nesten heen en liepen zorgvuldig rond, om de ondiepe lemen heuveltjes niet te vertrappen. De beige maiasaurussen hadden eendesnavels; ze haden grote koppen die eindigden in een brede, vlakke snuit, net een eendesnavel.
Ze namen bekkenvol gras en lieten dat op de eieren in de nesten vallen. Dit was, wist hij, een manier om de temperatuur van de eieren te regelen. Als zulke gigantische creaturen op hun eieren gingen zitten, zouden ze ze verpletteren. In plaats daarvan legden ze dus een laag gras over de eieren heen om de warmte vast te houden en de eieren op een zo constant mogelijke temperatuur te houden. De dieren werkten hard door. 'Wat een reuzen,' zei Baselton.
'Niets meer dan groot uitgevallen koeien,' antwoordde Dodgson. De maiasaurussen waren weliswaar heel erg groot, maar het waren planteneters en ze hadden de volgzame, iets dommige manier van doen van koeien. 'Klaar? Daar gaan we.'
Hij hief de doos als een geweer en stapte naar voren, het blikveld van de dieren in.
Dodgson verwachtte een heftige reactie toen de maiasaurussen hem zagen, maar die bleef uit. Ze leken hem amper op te merken. Een of twee dieren keken hem met domme ogen aan en wendden hun koppen weer af. Ze gingen gewoon door met het gooien van gras op de bleekwitte, ronde eieren. Die waren ongeveer tweemaal zo groot als struisvogeleieren, zo'n zestig centimeter lang. Zo groot als een kleine strandbal. Er waren nog geen eieren uitgekomen. King en Baselton stapten naar voren en kwamen naast hem staan op de open plek. De maiasaurussen negeerden hen nog steeds. 'Verbijsterend,' zei Baselton.
'Dat komt ons goed uit,' zei Dodgson. En hij zette de doos aan. Een onafgebroken hoog gegil schalde over de open plek. De maiasaurussen draaiden zich onmiddellijk naar het geluid, gakkend, met geheven koppen. Ze leken verward en opgewonden. Dodgson draaide aan de knop en het geluid werd hoger, oorverdovend. De maiasaurussen bewogen hun koppen op en neer en liepen weg van het geluid, dat pijn deed aan hun oren. Ze dromden samen in de verste hoek van de open plek. Een paar van hen plasten van de zenuwen. Enkele dieren liepen weg van de nesten, de struiken in. Ze keken achterom terwijl ze wegliepen, maar ze kwamen niet terug. 'Eropaf, nu,' zei Dodgson.
King stapte naar het dichtstbijzijnde nest en kreunde toen hij een ei opraapte. Hij kon het gigantische ovaal nauwelijks in zijn armen houden. De maiasaurussen gakten verontwaardigd, maar bleven op een afstand staan. Toen liep Baselton naar een nest, pakte er een ei uit en liep achter King aan naar de auto.
Dodgson liep achterstevoren en hield de doos op de dieren gericht. Aan de rand van de open plek zette hij het geluid uit. Onmiddellijk kwamen de maiasaurussen terug, luid en herhaaldelijk gakkend. Maar toen ze weer bij de nesten stonden, leken ze vergeten te zijn wat er zojuist gebeurd was. Binnen enkele minuten waren ze stil en gingen verder met het bedekken van de eieren. Ze negeerden Dodgson, die zich terugtrok langs het wildspoor. Stompzinnige beesten, dacht Dodgson terwijl hij naar de auto liep. Baselton en King legden de eieren in grote styropor containers achter in de wagen, en pakten ze zorgvuldig in schuimrubber in. Ze grinnikten allebei als kinderen. 'Dat was verbijsterend!' 'Geweldig! Fantastisch!'
'Wat zei ik jullie?' zei Dodgson. 'Niets aan.' Hij keek op zijn horloge. 'Als het zo doorgaat, zijn we binnen vier uur klaar.' Hij ging achter het stuur zitten en startte de motor.
Baselton ging op de achterbank zitten. King nam plaats naast de bestuurder en pakte de kaart. 'Volgende,' zei Dodgson.