inleiding: '

uitsterven langs de k-t-grens'

In de laatste decennia van de twintigste eeuw is de wetenschappe­lijke belangstelling voor het onderwerp 'uitsterven' aanzienlijk toe­genomen.

Het fenomeen 'uitsterven' is niet echt een nieuw onderwerp. Baron Georges Cuvier had reeds in 1786, nog voor de Franse Revolutie, bewezen dat soorten konden uitsterven. Het feit op zich was dus al bijna driekwart eeuw lang geaccepteerd in wetenschappelijke krin­gen voordat Darwin zijn evolutietheorie publiceerde. En na Darwin is diens theorie tijdenlang omgeven geweest door controverses, maar die betroffen slechts zelden het fenomeen uitsterven. In tegendeel: uitsterven werd algemeen beschouwd als iets even on­opmerkelijks als een auto die zonder benzine komt te staan. Uit­sterven was simpelweg het bewijs dat een bepaalde soort zich on­voldoende had weten aan te passen. Er werd een intensieve studie gemaakt van de manier waarop soorten zich aanpasten en er ont­stonden felle debatten. Maar het feit dat bepaalde soorten faalden, daarover werd nauwelijks nagedacht. Wat viel daar nou over te zeg­gen? In het begin van de jaren zeventig vonden er echter twee ont­wikkelingen plaats die een nieuw licht wierpen op het fenomeen 'uit­sterven'.

Ten eerste begon men in te zien dat er langzamerhand bijzonder veel mensen op aarde leefden, en dat de aarde in hoog tempo aan het veranderen was: traditionele leefomgevingen werden vernield, het regenwoud werd gekapt, lucht en water raakten vervuild en mis­schien was zelfs het klimaat van de hele planeet aan het verande­ren. Daarbij stierven bijzonder veel diersoorten uit. Een aantal we­tenschappers sloeg alarm, anderen maakten zich in stilte bezorgd. Hoe teer was het ecosysteem van de aarde? Was de mens bezig zijn eigen overleving onmogelijk te maken?

Niemand wist het. Aangezien niemand ooit op een georganiseerde manier het fenomeen 'uitsterven' bestudeerd had, bestond er weinig informatie over de snelheid waarmee soorten in andere geologische gebieden uitstierven. De wetenschap begon zich dus serieus bezig te houden met diersoorten die in het verleden uitgestorven waren, in de hoop de bezorgdheid over het heden te kunnen wegnemen. De tweede ontwikkeling betrof nieuwe kennis over de dood van de dinosaurussen. Het was al lang bekend dat alle dinosaurussoorten

binnen een tamelijk korte periode aan het eind van het Krijt waren uitgestorven, circa vijfenzestig miljoen jaar geleden. De vraag hoe snel dat proces precies verlopen was, vormde het onderwerp van langdurige discussies. Sommige paleontologen meenden dat het bij­zonder snel gegaan was, anderen dachten dat de dinosaurussen ge­leidelijk aan uitgestorven waren, in de loop van tienduizend tot tien miljoen jaar; dat was dus nauwelijks een snelle dood te noemen. In 1980 ontdekten de fysicus Luis Alvarez en drie van zijn mede­werkers hoge concentraties van het element iridium in gesteenten uit het einde van het Krijt en het begin van het Tertiair, de zogenaamde k-t-grens. Iridium is zeldzaam op aarde, maar komt in grote hoe­veelheden voor in meteorieten. Het team van Alvarez redeneerde dat de aanwezigheid van zo veel iridium in gesteenten langs de k- t-grens erop wees dat er in die periode een gigantische meteoriet, met een doorsnede van vele kilometers, in botsing gekomen was met de aarde. Volgens hen hadden het stof en het puin na die botsing de hemel verduisterd zodat er geen fotosynthese meer mogelijk was. Daardoor waren planten en dieren doodgegaan en was er een ein­de gekomen aan de heerschappij van de dinosaurussen. Deze opzienbarende theorie kreeg vat op de media en op de pu­blieke opinie. Er begon een controverse die jaren duurde. Waar was de inslagkrater van die meteoriet? Er werden verschillende kandi­daten voorgedragen. In het verleden waren er vijf maal grote hoe­veelheden diersoorten uitgestorven; waren alle vijf die episodes ver­oorzaakt door meteorietinslag? Bestond er een rampencyclus van zesentwintig miljoen jaar? Stond de aarde momenteel een nieuwe verwoestende klap te wachten?

Na meer dan tien jaar waren deze vragen nog steeds onbeantwoord. Het debat woedde verder, tot augustus 1993, toen tijdens een lezing aan het Santa Fe-instituut een iconoclastische wiskundige, Ian Malcolm genaamd, aankondigde dat geen van deze vragen ter zake deed en dat het debat over meteorietinslag een 'frivole en irrelevante spe­culatie' was.

'Denk eens aan de aantallen,' zei Malcolm, terwijl hij op de lesse­naar leunde en zijn gehoor aankeek. 'Er komen momenteel vijftig miljoen verschillende plante- en diersoorten op aarde voor. Wij vin­den dat een opmerkelijke diversiteit, maar het is niets vergeleken bij wat er vroeger leefde. Volgens onze schattingen hebben er sinds het ontstaan van het leven vijftig miljard soorten bestaan op deze pla­neet. Dat wil zeggen dat van iedere duizend soorten die ooit bestaan hebben, er momenteel nog één bestaat. Dat wil dus zeggen dat ne­genennegentig komma negen procent van alle soorten die ooit be­staan hebben, uitgestorven zijn. En slechts vijf procent van die uit­gestorven soorten is bij een of andere ramp bezweken. De overgro­te meerderheid van de soorten is één voor één doodgegaan.' De waarheid was dat het leven op aarde gekenmerkt werd door een doorlopend proces van uitsterven, aldus Malcolm. In grote lijnen kon je zeggen dat een soort ongeveer vier miljoen jaar lang bestond. Voor zoogdieren was dat één miljoen jaar. Dan verdween de soort. Het werkelijke patroon was dus dat een soort binnen een paar mil­joen jaar opkwam, een bloeiperiode doormaakte en dan uitstierf. Gemiddeld was er iedere dag één soort uitgestorven sinds het ont­staan van het leven op aarde.

'Maar waarom?' vroeg hij. 'Wat leidt tot de opkomst en het verval van de soorten op aarde, in een levenscyclus van vier miljoen jaar? Eén antwoord is dat we niet erkennen dat onze planeet doorlopend in actie is. Alleen al in de afgelopen vijftigduizend jaar, een geolo­gische oogwenk, zijn de regenwouden ernstig geslonken en daarna weer gegroeid. Regenwouden zijn geen tijdloos verschijnsel op aar­de; in feite zijn ze tamelijk nieuw. Nog maar tienduizend jaar gele­den, toen er menselijke jagers voorkwamen op het Amerikaanse con­tinent, lag er een ijslaag tot aan New York. In die periode is er een groot aantal dieren uitgestorven.

De geschiedenis van de aarde laat dus zien dat dieren leven en ster­ven tegen een bijzonder actieve achtergrond. Waarschijnlijk is ne­gentig procent van alle uitgestorven soorten op die manier te ver­klaren. Als er een zee opdroogt of een hoger zoutgehalte krijgt, dan gaat uiteraard al het in die zee levende plankton dood. Maar com­plexe dieren als dinosaurussen zijn een ander geval, want complexe dieren hebben een zekere afscherming, letterlijk en figuurlijk, tegen dit soort veranderingen. Waarom sterven complexe diersoorten uit? Waarom passen ze zich niet aan? Fysiek gezien lijken ze te kunnen overleven. Er lijkt geen reden te zijn waarom ze zouden uitsterven. En toch gebeurt dat. 

Wat ik wil stellen is dat complexe dieren niet uitsterven vanwege een wijziging in hun fysieke aanpassing aan de omgeving, maar van­wege hun gedrag. Ik zou willen stellen dat de jongste zienswijzen in de chaostheorie of de niet-lineaire dynamica, prikkelende suggesties bevatten over de manier waarop dit gebeurt. Daar zien we dat het gedrag van complexe dieren heel snel kan ver­anderen, en niet altijd in het voordeel van het dier. Soms verandert het gedrag zodanig dat het niet langer een respons op de leefomge­ving vormt, en dat leidt dan weer tot verval en dood. De chaos­theorie laat zien dat dieren zich soms niet langer aanpassen. Is dat gebeurd met de dinosaurussen? Is dat de werkelijke reden waarom ze uitgestorven zijn? Daar zullen we misschien nooit achter komen. Maar het is geen toeval dat de mens zo geïnteresseerd is in het uit­sterven van dinosaurussen. Het uitsterven van de dinosaurussen stel­de de zoogdieren, waaronder de mens, in staat tot bloei te komen. En daardoor moeten we ons afvragen of het verdwijnen van de di­nosaurussen herhaald zal worden. Of wij vroeg of laat ook zullen verdwijnen. Of, als je heel diep graaft, het uitsterven misschien niet te wijten is aan het lot, in de vorm van een vuurbal uit de lucht, maar aan ons eigen gedrag. Momenteel hebben we daar geen ant­woord op.'

En toen glimlachte hij.

'Maar ik heb een paar suggesties,' zei hij.

De Verloren Wereld
Michael Crichton - Lost World.htm
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml