de stelling van de verloren wereld
De lezing was voorbij, en Malcolm stak hinkend het plein voor het instituut over. Het was even na twaalven. Naast hem liep Sarah Harding, een jonge veldbiologe uit Afrika. Malcolm kende haar al een paar jaar, sinds hij gevraagd was als referent bij haar promotie aan Berkeley.
Zoals ze daar samen in de hete zomerzon liepen, vormden ze een eigenaardig stel: Malcolm in het zwart, gebogen en ascetisch, leunend op zijn stok en Harding compact en gespierd, jong en energiek in een short en een t-shirt, haar korte zwarte haar van haar voorhoofd gehouden door een zonnebril. Het onderwerp van haar studie was Afrikaanse roofdieren, leeuwen en hyena's. De volgende dag zou ze terugvliegen naar Nairobi.
Sinds Malcolms operaties waren ze goed bevriend. Harding had een jaar studieverlof gehad in Austin, en had Malcolm geholpen bij zijn herstel, na de vele operaties. Even had het geleken alsof er een romance opbloeide en of Malcolm, een gezworen vrijgezel, zou gaan trouwen. Maar Harding was teruggegaan naar Afrika, en Malcolm naar Santa Fe. Wat hun relatie vroeger ook geweest mocht zijn, tegenwoordig waren ze niet meer dan goede vrienden. Ze bespraken de vragen die aan het eind van de lezing gesteld waren. Volgens Malcolm waren het de voorspelbare tegenwerpingen geweest: dat massaal uitsterven wèl belangrijk was, dat de mens zijn bestaan te danken had aan het uitsterven van de diersoorten uit het Krijt, waarbij de dinosaurussen het veld geruimd hadden voor de zoogdieren. Zoals een van de sprekers het bombastisch onder woorden gebracht had: 'Het Krijt heeft ons intelligente bewustzijn de kans gegeven.'
Malcolms antwoord had geluid: 'Waarom denkt u dat de mens intelligentie en bewustzijn heeft? Daar is geen bewijs voor. Mensen denken nooit zelf, daar houden ze niet van. Het merendeel van onze soortgenoten praat gewoon de anderen na, en raakt overstuur als ze een ander standpunt te horen krijgen. De meest kenmerkende eigenschap van de mens is niet bewustzijn, maar conformiteit, en het meest kenmerkende gevolg daarvan zijn de godsdienstoorlogen. Andere dieren vechten om hun territorium of om voedsel, maar als enige in het dierenrijk vecht de mens vanwege zijn "overtuiging". De reden hiervoor is dat overtuigingen het gedrag sturen, en dat is van evolutionair belang voor de mens. Maar op het moment dat ons gedrag wel eens zou kunnen leiden tot het uitsterven van de soort, zie ik geen reden om aan te nemen dat we überhaupt enig bewustzijn hebben. Wij zijn een ras van koppige, zelfdestructieve conformisten. En wie anders tegen ons ras aankijkt, draait zichzelf een gigantisch rad voor ogen. Volgende vraag.'
Terwijl ze over het plein liepen, lachte Sarah Harding. 'Dat vonden ze niet leuk.'
'Het is inderdaad ontmoedigend,' zei hij. 'Maar zo is het nu eenmaal.' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat waren nou een paar van de beste wetenschappers uit het hele land, en dan nog... geen enkel interessant idee. Trouwens, weet jij iets over die jongeman die me in de rede viel?'
'Richard Levine?' Ze lachte. 'Wat een irritant mannetje, hè? Over de hele wereld bekend als een eigengereid stuk vreten.' Malcolm bromde. 'Dat kun je wel zeggen.'
'Hij heeft vreselijk veel geld, dat is het probleem,' zei Harding. 'Ken je de Becky-poppen?'
'Nee,' zei Malcolm terwijl hij haar aankeek.
'Nou, ieder klein meisje in Amerika kent ze. Er is een hele serie: Becky en Sally en Frances, en nog een paar. Typisch Amerikaanse poppen. Levine is de erfgenaam van het bedrijf. Een slim, rijk ventje. Impulsief, doet gewoon waar hij zin in heeft.' Malcolm knikte. 'Heb je tijd om te gaan eten?' 'Tuurlijk, dat lijkt me...'
'Doctor Malcolm! Wacht even! Alstublieft, doctor Malcolm!' Malcolm draaide zich om. De slungelige gestalte van Richard Levine kwam haastig op hen aflopen. 'Shit!' zei Malcolm.
'Doctor Malcolm,' zei Levine toen hij dichterbij kwam. 'Ik was verbaasd dat u mijn opmerking niet serieuzer nam.' 'Moest dat dan?' zei Malcolm. 'Het is een waanzinnig idee.' 'Ja, maar...'
'Mevrouw Harding en ik zijn op weg om iets te gaan eten,' zei Malcolm met een gebaar naar Sarah.
'Ja, maar wilt u er toch nog eens over nadenken,' hield Levine aan.
'Ik geloof namelijk echt dat er iets in zit. Het is absoluut mogelijk,
waarschijnlijk zelfs, dat er nog dinosaurussen bestaan. U moet toch
ook weten dat er hardnekkige geruchten zijn over dieren in Costa
Rica, waar u toch ook geweest bent, dacht ik.'
'Ja, en wat betreft Costa Rica kan ik u vertellen...'
'En ook in Kongo,' sprak Levine verder. 'Daar wordt al jarenlang verteld dat de pygmeeën een grote sauropodiër, misschien zelfs een apatosaurus, in de bossen bij Bokambu hebben gezien. En in de jungle op Irian Jaya schijnt een dier rond te lopen ter grootte van een neushoorn, dat wel eens een soort overblijfsel van een ceratopsiër...'
'Fantasie,' zei Malcolm. 'Pure fantasie. Er is nooit iets echt gezien. Geen foto's. Geen keiharde bewijzen.'
'Misschien niet,' zei Levine. 'Maar dat wil nog niet zeggen dat die dieren niet bestaan. Volgens mij kan er heel goed een plek van dergelijke dieren zijn, overlevenden uit een ander tijdperk.' Malcolm haalde zijn schouders op. 'Alles kan,' zei hij. 'Maar een feit is dat overleven inderdaad mogelijk is,' hield Levine aan. 'Ik krijg aan de lopende band telefoontjes over nieuwe dieren in Costa Rica. Overblijfselen, fragmenten.' Malcolm stond stil. 'Kort geleden nog?' 'De laatste tijd niet meer.' 'Hmm,' zei Malcolm. 'Dat dacht ik al.'
'De laatste melding was negen maanden geleden,' zei Levine. 'Ik zat in Siberië om naar dat ingevroren mammoetjong te kijken, en ik kon niet op tijd weg. Maar ik heb gehoord dat het een soort heel grote, atypische hagedis was, die ze dood in de jungle gevonden hadden.'
'En toen? Wat is daarmee gebeurd?' 'Ze hebben hem verbrand.' 'Dus er is niets van over?' 'Nee.'
'Geen foto's? Geen bewijzen?' 'Kennelijk niet.'
'Dus het is niet meer dan een verhaal,' zei Malcolm. 'Misschien. Maar volgens mij is het de moeite waard om een expeditie te organiseren om uit te zoeken hoe het zit met die meldingen.'
Malcolm staarde hem aan. 'Een expeditie? Om te zoeken naar een hypothetische Verloren Wereld? Wie zal dat betalen?' 'Ik,' zei Levine. 'Ik ben al bezig met de planning.' 'Maar dat kost...'
'Het maakt me niet uit wat het kost,' zei Levine. 'Het is een feit dat overleven mogelijk is. Het is voorgekomen bij een groot aantal species van andere geslachten, en misschien zijn er ook overlevenden uit het Krijt.'
'Fantasie,' zei Malcolm weer, hoofdschuddend.
Levine zweeg en staarde naar Malcolm. 'Doctor Malcolm,' zei hij, 'ik moet zeggen dat ik erg verbaasd ben over uw houding. U hebt zojuist een stelling geponeerd en ik bied u een kans om die te bewijzen. Ik had gedacht dat u zo'n kans met beide handen zou aangrijpen.'
'Ik ben niet meer zo grijpgraag,' zei Malcolm.
'Maar als u de uitdaging zou aannemen...'
'Ik ben niet geïnteresseerd in dinosaurussen,' zei Malcolm.
'Iederéén is geïnteresseerd in dinosaurussen.'
'Nou, ik niet.' Hij leunde op zijn stok, draaide zich om en begon weg te lopen.
'Trouwens,' zei Levine. 'Wat deed u daar in Costa Rica? Ik heb gehoord dat u daar bijna een jaar gezeten hebt.' 'Ik heb in bed gelegen, in het ziekenhuis. Zes maanden lang kregen ze me niet weg uit de intensive care. Ik kon niet eens naar huis vliegen.'
'Ja,' zei Levine. 'Ik weet dat u een ongeluk gehad hebt. Maar wat deed u daar eigenlijk? Was u niet op zoek naar dinosaurussen?' Malcolm kneep zijn ogen half dicht tegen de felle zon en steunde op zijn stok. 'Nee,' zei hij. 'Dat was ik niet.'
Ze zaten met zijn drieën aan een tafeltje in de hoek van café Guadeloupe, aan de overkant van de rivier. Sarah Harding dronk Corona uit een flesje, en keek naar de twee mannen tegenover haar. Levine zag eruit alsof hij blij was dat hij bij hen zat, alsof het feit dat hij daar zat een overwinning betekende. Malcolm keek vermoeid, als een ouder met een hyperactief kind.
'Zal ik eens zeggen wat ik gehoord heb?' zei Levine. 'Ik heb gehoord dat er een paar jaar geleden een bedrijf, InGen, geweest is dat via genetische manipulatie een paar dinosaurussen heeft gemaakt en op een eiland in Costa Rica heeft losgelaten. Maar er schijnt iets verkeerd gegaan te zijn, er zijn een heleboel slachtoffers gevallen, en de dinosaurussen zijn afgemaakt. En nu wil niemand er meer over praten, vanwege een of andere juridische kwestie. Geheimhoudingscontracten of zoiets. En de regering van Costa Rica wil het toerisme niet kwijt. Dus wordt er niet gepraat. Dat heb ik gehoord.' Malcolm staarde hem aan. 'En dat gelooft u?' 'Eerst niet,' zei Levine. 'Maar ziet u, ik blijf maar telefoontjes krijgen. De geruchten zijn niet van de lucht. Kennelijk zijn u, en Alan Grant, en nog een heleboel anderen daar geweest.' 'Hebt u Grant daarover gesproken?'
'Ja, vorig jaar, op een conferentie in Peking. Hij zei dat het absurd
was.'
Malcolm knikte langzaam.
'Zegt u dat ook?' vroeg Levine, terwijl hij van zijn bier dronk. 'Ik bedoel, u kent Grant toch, of niet?' 'Nee. Nooit ontmoet.'
Levine keek Malcolm aandachtig aan. 'Dus het is niet waar?' Malcolm zuchtte. 'Hebt u wel eens gehoord van de zogenaamde "technomythe"? Dat idee is ontwikkeld door Geiler, van Princeton. Het is gebaseerd op de stelling dat we al onze oude mythen kwijt zijn. Orpheus en Eurydice, Perseus, Medusa. Dus vullen we het gat op met moderne technomythen. Geller heeft er een tiental opgesomd. Volgens een van die mythen leeft er een buitenaards wezen in een hangar op de vliegbasis Wright-Patterson. Een andere mythe wil dat iemand een carburateur heeft uitgevonden waarmee je drieënzestig kilometer kunt rijden op een liter benzine, maar dat de automobielindustrie het octrooi heeft opgekocht en het vasthoudt. Dan is er een verhaal dat de Russen kinderen getraind hebben in buitenzintuiglijke waarneming, ergens op een geheime basis in Siberië, en dat die kinderen mensen overal ter wereld kunnen doden met hun gedachten. Het verhaal dat de lijnen in Nazca in Peru een buitenaardse ruimtevaartbasis zijn. Dat de cia aids heeft losgelaten om van de homo's af te komen. Dat Nikola Tesla een ongelofelijke energiebron ontdekt heeft, maar dat zijn aantekeningen verdwenen zijn. Dat er in Istanbul een tekening uit de tiende eeuw is van de aarde, bezien vanuit de lucht. Dat ze op het Stanford-instituut een vent gevonden hebben wiens lichaam oplicht in het donker. Snapt u waar ik heen wil?'
'Dus volgens u zijn die dinosaurussen van InGen een mythe,' zei Levine.
'Natuurlijk. Dat kan niet anders. Denkt u nou echt dat het mogelijk is om een dinosaurus na te maken?' 'Volgens de experts niet.'
'En die hebben gelijk,' zei Malcolm. Hij keek naar Harding, alsof hij bevestiging van zijn woorden wilde. Ze zweeg, en nam een slok bier.
Harding wist wel iets meer over die dinosaurusverhalen. Na een van zijn operaties had Malcolm een keer liggen ijlen. Hij had allerlei nonsens uitgekraamd, onder invloed van de anesthesie en de pijnstillers. Hij had bang geleken en had liggen woelen terwijl hij de namen van allerlei dinosaurussen noemde. Harding had de verpleegster ernaar gevraagd, en had gehoord dat hij dat na iedere operatie deed. De ziekenhuisstaf nam aan dat het door de medicijnen kwam, maar volgens Harding leek het alsof Malcolm een of andere vrese-
lijke belevenis opnieuw doormaakte. Dat gevoel werd nog versterkt door de vertrouwde manier waarop Malcolm over de dinosaurussen praatte: hij had het over 'raptors' en 'compy's'. Vooral voor de raptors leek hij erg bang te zijn.
Later, toen hij weer thuis was, had ze hem gevraagd waarover hij het gehad had. Hij had zijn schouders opgehaald en er een flauw grapje over gemaakt: 'Ik had het tenminste niet over andere vrouwen, of wel?' Daarna had hij iets gezegd in de trant van dat hij als kind helemaal gek was van dinosaurussen, en hoe je tijdens ziekte regressief gedrag kunt gaan vertonen. Zijn hele houding was zorgvuldig onverschillig, alsof het niet belangrijk was. Ze had de sterke indruk dat hij de vraag ontweek. Maar ze wilde niet aandringen. Ze was verliefd op hem, en zag veel dingen door de vingers. Nu keek hij haar onderzoekend aan, alsof hij wilde weten of ze hem ging tegenspreken. Harding trok een wenkbrauw op, en keek terug. Hij zou er zijn redenen wel voor hebben. Ze kon wachten. Levine boog zich over de tafel heen naar Malcolm over en zei: 'Dus van dat InGen-verhaal klopt helemaal niets?' 'Helemaal niets,' zei Malcolm terwijl hij ernstig zijn hoofd schudde. 'Helemaal niets.'
Malcolm had de speculaties drie jaar lang ontkend. Hij begon er goed in te worden, zijn vermoeidheid was niet langer gefingeerd, maar echt. In werkelijkheid was hij consultant geweest voor International Genetic Technologies in Palo Alto. In de zomer van 1989 had hij een reis naar Costa Rica gemaakt die noodlottig was afgelopen. Daarna hadden alle betrokkenen de hele zaak zo snel mogelijk in de doofpot gestopt. InGen wilde niet aansprakelijk gesteld worden. De regering van Costa Rica wilde de reputatie van het land als toeristisch paradijs behouden. En de afzonderlijke wetenschappers waren gebonden door geheimhoudingsclausules in hun contracten. Later kwamen daar nog grote bedragen bij, waarmee hun zwijgen gekocht werd. In Malcolms geval waren twee jaar lang al zijn ziekenhuisrekeningen betaald door het bedrijf. Intussen waren de faciliteiten van InGen op het eiland vernietigd. Er leefde niets meer op het eiland. Het bedrijf had de eminente professor George Baselton van de universiteit van Stanford aangenomen, bioloog en schrijver. Doordat hij vaak op de televisie te zien was, was hij een populaire autoriteit op allerlei wetenschappelijk gebied. Baselton zei dat hij het eiland bezocht had, en had onvermoeibaar de geruchten ontkend dat daar ooit uitgestorven diersoorten geleefd hadden. 'Ja, ja, sabeltandtijgers, zeker!' had hij geringschattend gezegd. Het had veel indruk gemaakt. Met het verstrijken van de tijd nam de belangstelling voor het verhaal af. InGen was al lang failliet. De voornaamste investeerders in Europa en Azië hadden hun verliezen verwerkt. Hoewel de eigendommen van het bedrijf, de gebouwen en de laboratoriuminrichting, stuk voor stuk verkocht zouden worden, mocht de technologie zelf, de ideeën die ze ontwikkeld hadden, nooit verkocht worden, hadden ze beslist. Kortom, InGen was een afgesloten hoofdstuk. Er viel niets meer over te zeggen.
'Dus er is niets van waar,' zei Levine, terwijl hij een hap nam. 'Eerlijk gezegd, doctor Malcolm, vind ik dat een opluchting.' 'Waarom?' vroeg Malcolm.
'Omdat dat betekent dat de beesten die regelmatig in Costa Rica opduiken, echt moeten zijn. Echte dinosaurussen. Er zit daar een vriend van me, van Yale, een veldbioloog, en die zegt dat hij ze gezien heeft. Ik geloof hem.'
Malcolm haalde zijn schouders op. 'Ik vraag me werkelijk af,' zei hij, 'of er nog meer dieren zullen opduiken in Costa Rica.' 'De laatste keer was inderdaad bijna een jaar geleden. Maar als er nog iets gebeurt, ga ik erheen. En in de tussentijd ga ik een expeditie op touw zetten. Daar loop ik al heel lang over te denken. Volgens mij kunnen de speciale voertuigen binnen een jaar klaar zijn. Ik heb er al over gepraat met Doc Thorne. Dan ga ik een team samenstellen, misschien met doctor Harding hier, of iemand die even goed is als zij, en een paar promovendi...' Malcolm zat hoofdschuddend te luisteren. 'U vindt dat ik mijn tijd verdoe,' zei Levine. 'Dat vind ik, ja.'
'Maar stel, stel nu eens dat er weer dieren verschijnen.' 'Dat gebeurt niet.'
'Maar als het nu eens wèl gebeurde?' zei Levine. 'Zou u me dan willen helpen? Bij het opzetten van de expeditie?' Malcolm at zijn bord leeg en schoof het opzij. Hij staarde naar Levine.
'Ja,' zei hij tenslotte. 'Als er weer dieren opduiken, zou ik u helpen.'
'Fantastisch!' zei Levine. 'Dat wilde ik maar weten.'
Buiten, in het felle zonlicht, liep Malcolm met Sarah naar zijn gebutste Ford. Levine klom in een vuurrode Ferrari, wuifde vrolijk en scheurde weg.
'Denk je dat dat ooit gebeurt?' zei Sarah Harding. 'Dat die, eh, beesten weer opduiken?'
'Nee,' zei Malcolm. 'Ik ben er vrij zeker van dat dat nooit meer zal gebeuren.'
'Je klinkt optimistisch.'
Hij schudde zijn hoofd en liet zich moeizaam in zijn auto zakken. Hij tilde zijn verlamde been onder het stuur. Harding ging naast hem zitten. Hij keek haar aan en draaide de contactsleutel om. Ze reden terug naar het instituut.
De volgende dag ging ze terug naar Afrika. De volgende anderhalf jaar hoorde ze af en toe iets over Levines vorderingen, want van tijd tot tijd belde hij haar op met een of andere vraag over veldprotocollen, banden voor terreinwagens, of het beste middel om wilde dieren te verdoven. Soms belde Doe Thorne, die de voertuigen aan het bouwen was. Meestal klonk hij gestresst. Van Malcolm hoorde ze niets, hoewel hij haar op haar verjaardag een kaart stuurde. Hij kwam een maand te laat aan. Onderaan had hij gekrabbeld: 'Ik wens je een fijne verjaardag. Wees blij dat je hem niet in de buurt hebt. Ik word gek van die vent.'