33
Petra, Hans en Herman zijn het dorp in gereden en ik ben op de plek waar de eerste huizen staan achtergebleven. Een klein stukje van de weg af heb ik tussen de bomen een bank ontdekt en daar zit ik nu een beetje voor me uit te mijmeren. Er is een aantal auto's met hoge snelheid langs me gereden en ik heb ook enkele fietsers zien voorbijflitsen. Allemaal op weg naar het ongeluk, waarschijnlijk. In de verte hoor ik geroezemoes. De wind staat mijn kant op, voel ik. Hij drijft het geluid van stemmen in mijn richting. Maar ik zal geen enkele moeite doen om erachter te komen wat er verderop gebeurt. Ik kijk nooit naar zwervers. Niet meer.
Ik ben moe, merk ik. Mijn ogen prikken opeens van de slaap. Ik verlang naar een lekker bed, een stevig hoofdkussen en de gelegenheid om diep in slaap te vallen. Als ik nu even ga liggen, denk ik, heel even maar... Een beetje dommelen, alleen mijn ogen een minuutje sluiten.
Ik weet dat ik dit droom. Iedere keer als ik dit droom, weet ik dat het ooit gebeurd is maar niet nu. Dat ik er verstandig aan doe om wakker te worden, omdat de paniek pijn doet in mijn borst.Het is die opgewonden drukte. De geluiden van schrik.
Stemmen die uit balans zijn.
Harde stemmen.
Kreten.
Verwijtende stemmen.
Deuren die achter mensen dichtklappen.
Ongrijpbare stilte.
Suus heeft me later verteld hoe ze merkte dat er iets aan de hand was. Mijn vader was de hele dag erg stil geweest en hij vond het heel teleurstellend dat Onno, de kinderen en ik niet waren gekomen. Piet junior was er, hij was net getrouwd. Zijn vrouw verwachtte een baby. Mijn vader schijnt daar ongekend hartelijk op gereageerd te hebben. Hetty was er met haar vier kinderen maar zonder haar man. Die was 's middags toen ze vertrok al te dronken geweest om op zijn benen te staan. En Suus was er met haar twee kleintjes. Mijn moeder was vrolijk, volgens Suus. Ze hield de stemming er goed in en leidde daardoor de aandacht van mijn vader af.
Mijn ouders hebben samen gekookt, die namiddag. Mijn vader had een aantal flessen goede wijn gekocht en hij schonk daar gul van. Iedereen werd tamelijk dronken, behalve Suus. Zij gooide, als niemand keek, de dure wijn in de bloempot waar ze vlakbij zat. Ze wilde nuchter blijven.
Later herinnerde Suus zich dat ze mijn vader nauwelijks heeft zien drinken. Maar dat is de bewuste avond niet tot haar doorgedrongen.
Tegen tien uur s avonds was iedereen lam en verdween men een voor een naar boven. Suus sliep met haar kinderen in de voorkamer, mijn moeder had daar een opklapbed neergezet. Suus heeft de schuifdeuren dichtgedaan om zo rustig mogelijk te kunnen slapen. Mijn vader ging als laatste naar bed. Hij liep in zichzelf te mompelen, hoorde ze. Als hij maar geen kwaaie dronk heeft en toch niet op het laatste moment ruzie gaat maken met mijn moeder, heeft ze nog gedacht. Maar toen mijn vader in de slaapkamer was werd het al snel stil. Suus is toen ook in een diepe slaap gevallen.
Ze heeft niet gemerkt dat mijn vader daarna weer is opgestaan. Niemand heeft iets gemerkt. Ze hebben te diep geslapen of waren te dronken. Hij heeft zich stilletjes aangekleed en is de deur uit gestapt. Zo moet het gegaan zijn. Hij is gewoon de deur uit gestapt en verdwenen in het niets. Zulke dingen gebeuren, vertelde de politie later. Mensen verdwijnen zonder een spoor na te laten. Het komt voor dat je nooit meer iets van hen hoort. Je blijft achter in verwarring en onzekerheid. Is hij dood? Heeft hij zelfmoord gepleegd? Of leeft hij ergens? Maar waar?