9
Lodewijk kijkt vandaag heel helder uit zijn ogen en die ogen volgen me overal waar ik ga. Zie ik een glimlach op zijn gezicht? Ja, hij lacht. Hij tuit zijn lippen voor een kus. Als ik me over hem heen buig streelt hij met een snel gebaar mijn borsten. Ik kan bijna niet geloven dat hij dat écht doet.
Ik druk zijn hoofd tegen me aan. 'Hé kanjer, weet je wat voor een dag het vandaag is? 21 april.'
Ik wacht of hij reageert. Hij knikt aarzelend.
'21 april, dat is de dag waarop we twaalf jaar geleden zijn getrouwd. We hadden een tent gehuurd en het was heel zacht voorjaarsweer. We hoefden de tent niet eens te verwarmen.'
Ik zie in zijn ogen dat hij het zich herinnert.
'Na het buffet vertelde ik je dat ik had besloten om jouw naam aan te nemen. Daar had ik maandenlang over getwijfeld en jij zei dat ik zelf moest beslissen wat ik wilde. Het maakte niet uit, zei je. Maar toen je hoorde dat ik voortaan Marijke van Manen zou heten moest je opeens huilen.'
Hij had dat helemaal niet verwacht, vertelde hij me later. En ik twijfelde een tijd, omdat het voor mij de tweede keer dat ik trouwde niet zo vanzelfsprekend meer was dat ik de naam van mijn echtgenoot zou dragen.
Ik was ook niet degene geweest die over trouwen begon, dat was Lodewijk. 'Vier keer is scheepsrecht,' beweerde hij bloedserieus toen ik hem vroeg of drie keer trouwen onderhand niet genoeg voor hem was geweest.
'Bij ons thuis geldt dat voor de derde keer.'
'Bij jullie, ja. Maar dit is Sittard. Hier wonen mensen die de algemene regels wel eens met een korreltje zout nemen.'
Het was in mijn werkomgeving zelfs een beetje not done om de naam van je man aan te nemen. Niet geëmancipeerd, volgens de jonge verpleegkundigen met wie ik samenwerkte. Maar ik vond dat het niets met emancipatie te maken had. Het had te maken met... Ja, met wat? Ik kwam er niet uit. In Sittard was ik weer mijn eigen naam gaan gebruiken. Ik sloot voor mijn gevoel daarmee een periode van mijn leven af. Wat was er mis met mijn eigen naam? Waarom voerde ik eigenlijk deze discussie met mezelf?
Frikke Lammers overtuigde me op een avond, zonder dat hij het in de gaten had. Lodewijk en ik hadden bij Hester en hem gegeten en we spraken over onze naderende bruiloft.
'Het is heerlijk om naar dat frisse geluk te kijken,' plaagde Frikke Lodewijk en mij. 'Ik word zelf ook weer helemaal warm van de vonken die er bij jullie vanaf spetteren. Dat werkt aanstekelijk, wist je dat? Hester heeft de laatste tijd totaal geen klachten.'
Hester legde snel een hand op zijn mond. 'We houden het discreet.'
Frikke duwde lachend die hand weg. 'Ik meen het, ik meen het echt. Serieus! Je glimt helemaal, Marijke. En je ogen glinsteren. Je bent onherkenbaar veranderd. Er is iets van je af gevallen, lijkt het wel. Het is een feest om naar te kijken. Maar ik wist het ook al direct toen ik jullie voor de eerste keer samen zag. Jullie horen bij elkaar, jullie zijn voor elkaar geboren. Jullie zijn familie.'
Familie, dat woord hakte er vooral in. Familie. Ik werd weer deel van een familie, ook al bestond die maar uit een paar personen. Ik kreeg terug wat ik was kwijtgeraakt. Opeens stond het als een paal boven water dat ik de familienaam wilde dragen. En het interesseerde me geen jota hoe anderen daarover dachten.
Nu weet ik zeker dat hij begrijpt wat ik zeg want ik zie tranen in zijn ogen. Ik knuffel hem en streel met mijn handen over zijn rug. Hij wrijft zijn wang langs mijn wang.
Hij fluistert iets. 'Je bent zo mooi,' meen ik te horen.
Ik kijk hem aan. 'Weet je zeker dat je nog goed ziet?' plaag
ik.
Hij knikt langzaam. 'Ik wil je weer schilderen,' zegt hij.
Ik poseerde drie weken voor het naaktportret en op het laatst was de seksuele spanning tussen ons bijna tastbaar. Maar Lode- wijk raakte me met geen vinger aan en als we afscheid namen kuste hij me zelfs niet maar wreef even met zijn wang langs mijn wang. Ik vond het een verrukkelijk gevoel, vooral als hij zich nog niet geschoren had. Dan schraapten de stekelige korte haartjes langs mijn kin en daar kreeg ik het opwindend koud van. Tijdens de periode dat ik poseerde zag ik niet wat hij maakte. Hij wilde liever dat ik er pas naar keek als het af was, had hij me verteld. Ik vond het best maar werd wel, naarmate het schilderij leek te vorderen, steeds nieuwsgieriger.
Het was een zaterdag in maart, een van de eerste lentedagen. We hadden tegen elf uur afgesproken en ik was op tijd. Lode- wijk zat op me te wachten op de tuinbank die naast de voordeur stond. Hij droeg een bruine suède korte jas en had een grote okergele sjaal om zijn hals geslagen. Voor de tuinbank stond een houten tafeltje met daarop een thermoskan en twee bekers.
'Eerst maar eens koffiedrinken in de buitenlucht,' stelde hij voor. 'Maar je moet er nog wel je jas bij aanhouden. Als je het te koud vindt gaan we naar binnen.'
Ik ging naast hem zitten en we dronken zwijgend onze koffie. Opeens zei hij: 'Het schilderij is klaar.'
Ik keek verwonderd op. 'Nu al?'
'Yés! Wil je het zien?'
Ik haalde diep adem. Hij stond zonder iets te zeggen op.
Ik volgde hem naar het atelier en ik voelde mijn knieën trillen toen ik achter hem aan liep. Opeens leek het me helemaal geen goed idee meer dat ik me had laten schilderen, nog wel poedelnaakt ook. Wie weet had hij een volslagen persoonlijke interpretatie aan mijn lijf gegeven en stond er iemand op het doek geschilderd die in geen enkel opzicht op mij leek of op wie ik niet wilde lijken. Ik aarzelde in de deuropening.
Lodewijk zag het.
Hij glimlachte. 'Dit gebeurt meestal als iemand op het punt staat een schilderij van zichzelf voor de eerste keer te bekijken,' zei hij. 'Je weet natuurlijk nooit wat die rare schilder ervan gemaakt heeft.'
Ik bleef als een zoutpilaar staan. Hij stapte opzij zodat ik zicht kon krijgen op het doek. Ik staarde er verwonderd naar.
Op het schilderij was een vage naakte gestalte te zien. Uit de contouren van de figuur was waar te nemen dat het een vrouw betrof maar het kon iedere vrouw met mijn afmetingen zijn. Op de schildering was maar één onderdeel helder en duidelijk en dat was mijn gezicht. Ik keek de kijker nadrukkelijk aan met afwachtende, nadenkende en een beetje spottende ogen. Lodewijk bleek zich vooral op mijn ogen geconcentreerd te hebben.
Ik kon niet voorkomen dat hij zag dat ik er weinig van begreep.
'Ik kan natuurlijk moeilijk gaan beweren dat ik niet zie dat je een prachtig lijf hebt,' zei hij ernstig. 'Dat zag ik al die eerste keer dat je aan mijn bed stond in het ziekenhuis. Een lijf om te schilderen is het, geen schilder zal het ontkennen. Maar ik kom niet verder dan je ogen. Ik zie er zó veel in wat allerlei vragen bij me oproept maar tegelijk ook zo veel weerstand om me toe te laten.'
Hij zweeg en keek me nadenkend aan. 'Heeft nooit eerder iemand zoiets tegen je gezegd?' vroeg hij aarzelend. 'Heeft nog nooit iemand méér gewild dan alleen gezellig keuvelen? Ik wél, als ik eerlijk mag zijn.'
Ik wilde vluchten.
Rennen, zo ver mogelijk bij hem vandaan zien te komen.
Hem geen centimeter verder toelaten.
Nooit meer omkijken.
Maar ik bleef staan.
Ik voelde hoe zijn vingertoppen langs mijn wang streken en ik rook zijn lichaamsgeur. Hij rook lekker.
Het was heel tegenstrijdig. Ik wilde direct weg en tegelijk wilde ik voor altijd blijven, ongeacht de gevolgen daarvan. De twijfel leek me te verstarren. Later heeft Lodewijk me verteld dat hij die ochtend in maart besefte dat hij niet wilde dat ik wegging en zich realiseerde dat er actie ondernomen moest worden. Zijn vingertoppen lieten mijn wang los en op hetzelfde moment waren zijn armen om me heen en zijn mond op mijn lippen. Ik kuste hem hongerig, gretig. We kusten wild.
We hebben de hele zaterdag met elkaar gevreeën. Zwetend, kreunend, op mijn lippen bijtend en grommend heb ik het hele huis gezien. In de keuken kwam ik midden op de keukentafel terecht, nadat Lodewijk met één armzwaai de ontbijtresten opzij had geschoven. Ik hapte naar lucht toen ik hem diep in mij voelde stoten. Opeens trok hij me overeind. Ik sloeg mijn benen om zijn middel en hij droeg me naar boven.
Het was een groot huis, er waren heel veel kamers en evenveel bedden. Als we merkten dat we uitgeput raakten stopten we een tijdje, gingen in bad of aten en dronken wat Lodewijk uit kasten en de kelder tevoorschijn haalde.
Ergens in de namiddag viel ik in slaap. Ik werd wakker van een ongehoorde opwinding tussen mijn benen en het zoveelste orgasme van die dag liet me zwaar hijgend in zijn armen liggen.
We lachten, we huilden, we snikten het uit. We likten el- kaars tranen weg en keken elkaar onophoudelijk aan.
'Ga nooit meer weg,' zei Lodewijk dringend. 'Blijf alsjeblieft altijd bij me.'
Ik stemde toe.
Ik heb mijn armen om Lodewijk heen geslagen, mijn kin rust op zijn haren. 'Vandaag is het dus precies dertien jaar en een maand geleden dat je me een aanbod deed dat ik niet kon weigeren,' zeg ik in zijn haar. Het is al dertien jaar geleden, denk ik verwonderd. 'En ik kan niet vaak genoeg zeggen hoe goed dat aanbod was,' ga ik verder en ik denk dat ik meer tegen mezelf praat dan tegen hem. 'Ik heb al dertien jaar een man bij wie ik thuis ben. Een eigenwijze, slimme, attente, gevoelige man. Een geweldige minnaar. Een tópmaat.' Ik haal mijn kin van zijn hoofd en neem zijn gezicht tussen mijn handen.
Lodewijk kijkt me doordringend aan. Ik zie een onuitgesproken vraag in zijn ogen.
Ik haal diep adem. 'Je hoeft nooit, nóóit bang te zijn dat ik je in de steek laat. Jij bent mijn man, ik ben jouw vrouw, daar kan niemand tussen komen. Till death do us part, weet je nog? In ziekte en gezondheid, altijd. Nooit aan twijfelen. Nooit vergeten.'
Hij glimlacht tevreden. 'For better and for worse,' zegt hij langzaam maar wel duidelijk verstaanbaar. Mijn hart maakt een sprong in mijn borstkas. Voor de eerste keer sinds het ongeluk durf ik te geloven wat Kees Jan heeft gezegd. Het komt goed met Lodewijk.
Ergens in mijn achterhoofd probeert een onaangenaam gevoel plaats te nemen. Het gevoel heeft iets te maken met een foto en een krantenknipsel. Ik duw het weg.
Zodra ik thuiskom zie ik dat er iemand gebeld heeft. Er is geen bericht ingesproken. Ik druk op de yes-toets. Op de display verschijnt geen nummermelding. Met een nijdig gebaar druk ik de verbinding weg.