13
Jeroen heeft een narrige bui, hoor ik als ik hem aan de telefoon heb. Ik vraag me af of hij zijn medicijnen wel regelmatig neemt. Hij wordt daar in de woongroep in principe niet toe gedwongen en dat kan consequenties hebben voor zijn stemming en zijn gedrag. Zodra hij begint te sjoemelen met de medicijnen krijgt hij last van hallucinaties. Daar raakt hij door van slag en dat kun je merken aan zijn stemming. Hij wordt schichtig, achterdochtig, angstig en snel boos. Lodewijk heeft al vaak geprobeerd om de leiding van de groep ertoe te bewegen dat ze Jeroens medicijnen gewoon door de thee mengen als hij er moeilijk over doet maar daar valt niet over te praten. En van dwang kan al helemaal geen sprake zijn. Het is gelukkig nog nooit echt uit de hand gelopen. Ik weet dat Lodewijk er niet aan moet denken dat Jeroen, doordat hij zijn medicatie weigert, in een isoleercel belandt. Hij zegt vaak dat dit de ergste nachtmerrie is die hij zich kan voorstellen. Maar de val die hij zelf gemaakt heeft is in mijn ogen vele malen ernstiger. Soms overvalt me het geluid dat ik hoorde toen hij uit het trapgat viel. Het was een enorme klap, waarop een doodse stilte volgde. Ik stond het ene moment nog in de keuken eieren te
bakken en het volgende moment lag ik op mijn knieën naast hem. Ik was ervan overtuigd dat hij dood was. Maar hij ademde. Oppervlakkig en nauwelijks merkbaar, maar hij leefde nog. Sinds die dag zal ik niet meer denken dat een eventuele psychische decompensatie van Jeroen het ergste is wat ons kan overkomen. Het ergste wat ons kan overkomen is dat we de ander kwijtraken.
'Hoe komt het dat je slechte zin hebt?' informeer ik. 'Mis je papa?'
'Ik heb geen slechte zin.'
Dat schiet niet op. 'Vertel me dan een nieuwe mop,' stel ik voor. 'Je hebt er vast nog wel eentje gehoord, de laatste tijd.'
Dat werkt. 'Even navragen hoe hij ook alweer was,' zegt Jeroen. 'Deze was moeilijk te onthouden. Ik heb hem nog niet opgeschreven.'
Ik hoor dat hij de kamer uit loopt en ergens in de gang op een deur bonst. Er zijn stemmen. Er klinkt gelach. Terwijl ik wacht loop ik naar het raam.
Er staat een rode auto vlak voor het begin van onze oprit geparkeerd. Er zit iemand in maar ik kan niet goed zien of het een man is of een vrouw. Donkere jas, iets zwarts op het hoofd. Ik tuur in de verte.
Waarom doe ik dat eigenlijk? Er staan wel vaker auto's op die plek, het is een goede plaats om even een sigaret op te steken, de route na te kijken, of de radio beter af te stellen. De figuur die in de auto zit beweegt niet. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes. Zal ik gaan kijken wie daar staat?
'Er staat een witte kever voor de deur,' hoor ik ver in mijn herinnering iemand zeggen. Het was mijn collega Coby, weet ik weer. Wat vreemd, dat ik daar opeens aan denk.
'Ik weet hem weer,' hijgt Jeroen. 'Twee domme blondjes staan ieder aan een andere kant van het kanaal. Roept het eerste domme blondje tegen het tweede domme blondje: "Hoe kom ik aan de overkant?" Zegt het tweede domme blondje: "Daar ben
je al." Snap je hem?' Jeroen snikt het bijna uit om zijn nieuwe mop. 'Hij is goed, hè?'
'Hij is goed.'
De rode auto rijdt weg. Ik voel me opgelucht.
'Ik wilde gisteren mijn pillen niet innemen,' deelt Jeroen mee.
Ik ben direct alert. 'En vandaag?'
'Vandaag heb ik ze gewoon weer genomen. Ik moet daar niet zo moeilijk over doen.'
Ik hoor de begeleider van Jeroen nu bijna praten. 'Helemaal mee eens,' zeg ik luchtig. 'Het zijn maar pillen. Hap, slik, weg. Je bent verstandig geweest. Ik ben trots op je.'
'Er is een nieuwe jongen in de groep,' gaat Jeroen verder. Hij reageert niet op mijn laatste woorden. Daar kan hij ook niets mee, weet ik.
'Hij heet Onno.'
Stilte.
'Ben je er nog?' informeert Jeroen.
'Ja.'
'Je zegt opeens niets meer. Onno wil mijn vriend worden. Ik heb zijn naam opgeschreven, dan kan ik hem beter onthouden. Ik heb die naam nog nooit eerder gehoord. En jij? Heb jij wel eens gehoord dat iemand zo heette?'
'Nee, nooit.'
'Hij komt er net aan. Wil je met hem praten?'
'Later, Jeroen. Ik heb nu geen tijd meer. Later zie ik hem wel eens.'
Het is maar een naam. Er heten meer mensen zo. Als je het goed bekijkt had ik die naam al veel eerder weer ergens kunnen tegenkomen.
Onno.
Ik ga deze week niet naar de woongroep toe.
**
In de weekenden gingen we meestal dansen bij café Keizer, dat even buiten het centrum van Rhenen lag. Vooral op zaterdagavond was het daar een volle bak. Soms trad er een liveband op maar meestal draaide de barkeeper plaatjes. Hij was dol op Tom Jones en hij eindigde de avond altijd met: Please, release me, let me go. Tegen die tijd waren we allemaal helemaal los en zongen we — eigenlijk brulden we — de tekst mee, de armen om elkaar heen geslagen. Het maakte dan niet uit wie naast je stond, je greep gewoon degene die beschikbaar was.
We dronken cola of sinas. Een enkeling waagde zich aan wijn of pils.
'Please, release me, lèèèèhhht me go, for I don't love youououhhhh any mo-ore.'
Het was mei. De knoppen zaten weer aan de bomen, je kon al zonder jas naar buiten, de hele wereld werd vrolijk. Toen de barkeeper het laatste nummer had aangekondigd waren mijn collega's nergens te bekennen. Ik vermoedde dat ze ergens buiten een leuke jongen stonden te zoenen. Ik dacht in die tijd veel na over jongens en probeerde te ontdekken op welk type ik nu eigenlijk viel. Maar ik had nog niemand ontmoet van wie ik warm werd.
Naast me stond een jonge man die ik nooit eerder in de bar had gezien. Hij was me die avond niet opgevallen en ik vroeg me af of hij misschien net was binnengekomen. Later bleek dat hij de hele avond al naar me had zitten kijken maar dat ik niets in de gaten had gehad.
Hij was lang, ik kon met mijn geringe lengte van een meter zestig zonder mijn hoofd te stoten onder zijn oksels door lopen. Hij was slank, bijna mager te noemen. Zijn sluike donkere haar moest nodig geknipt worden, het viel steeds voor zijn ogen. Het was absoluut geen opvallende figuur maar toch kon ik niet ophouden met naar hem te staren. Dat kwam door zijn stem. Hij had een heel zware basstem, die eigenlijk totaal niet bij zijn tengere gestalte paste. Een zware, sonore en warme stem.
'Ik heet Onno,' stelde hij zich voor en ik werd een beetje verlegen van de manier waarop hij me aankeek. 'Onno van Waalwijk.'
'Please, release me, let me go,' zong de hele meute uit volle borst. Wij zongen niet mee maar keken elkaar onophoudelijk aan.
'Ik hoop van niet,' zei Onno.
Het café sloot altijd om één uur en we moesten van zuster Meyer uiterlijk om halftwee binnen zijn. Ze wachtte dan met een pot thee op ons in de keuken. Het was een kwartier lopen en ik zag dat mijn andere collega's ook een jongen bij zich hadden. Toen we het café verlieten had Onno mijn hand vastgegrepen en hij scheen niet van plan te zijn hem los te laten. "Vertel eens iets over jezelf,' nodigde hij uit.
'Jee,' antwoordde ik een beetje overdonderd, 'er valt niet zo veel te vertellen. Ik ben bejaardenhulp in de villa van zuster Meyer en in september ga ik naar Amsterdam. Ik wil verpleegster worden.'
'Echt?' vroeg hij verrast. 'Naar Amsterdam?' Ik knikte en vroeg me af wat daar zo bijzonder aan was.
'Daar studeer ik ook,' zei hij glimlachend. 'Ik doe rechten.'
Hij was twintig en zou in september aan zijn derde studiejaar beginnen. 'Als alles goed gaat ben ik op mijn drieëntwintigste klaar,' vertelde hij. 'Maar daarna moet ik nog anderhalf jaar in dienst. Das minder leuk. Maar ja, je weet nooit hoe de zaken er tegen die tijd voor staan,' zei hij en ik vond die woorden een beetje mysterieus. Opwindend mysterieus, dat wel. Ik vond alles aan Onno opwindend, merkte ik. Als hij maar bleef praten met die mooie zware en beetje vaderlijke stem.
'Je hebt een prachtige stem,' zei ik.
Hij stond stil. 'Vind je?'
'Ja, dat vind ik.'
Zijn ogen stonden opeens ernstig. 'Wat lief dat je dat zegt,' zei hij zacht. 'Dat je daarop let.'
Ik was me niet bewust van enige aardige actie van mijn kant en zijn ontroering verbaasde me een beetje. 'Ik ben bijna thuis,' zei ik, en ik had er een lieve duit voor overgehad als we nog een uur hadden kunnen wandelen. "We moeten om halftwee binnen zijn.'
'Anders zwaait er wat?'
'Dat weet ik niet. Iedereen is altijd op tijd binnen.'
'Die directrice heeft er dus goed de wind onder,' grinnikte Onno.
'Dat valt wel mee,' haastte ik zuster Meyer te verdedigen. 'Ze is heel aardig. Ik mag haar erg graag.'
Hij streek even met een vingertop over mijn wang. 'Rustig maar,' suste hij, 'ik plaagde alleen een beetje. Wanneer zie ik je weer?'
'Ik ben donderdag en vrijdag vrij, het weekend moet ik werken.'
'Vrijdagavond is er een openluchtconcert in Arnhem. Ik kan de auto van mijn moeder vragen, dat zal wel lukken. Wil je mee?'
Ik vroeg me af wie die moeder die een eigen auto had dan wel was. En ik bedacht dat Onno dus zelf al een rijbewijs moest hebben. Ik wilde ook een rijbewijs halen maar ik wist niet waar ik het geld voor rijlessen vandaan moest halen.
'Hallo, hallo, ben je er nog?' Onno zwaaide naar me en boog zich dichter naar me toe. Ik werd weer wakker. Zijn mond was opeens heel dicht bij die van mij en terwijl ik me dit realiseerde voelde ik zijn lippen. Hij kuste me een paar keer licht en ik kuste aarzelend terug.
'Ik moet naar binnen,' zei ik en ik had opeens haast.
'Maar ga je dan mee?' lachte hij. Ik knikte.
'Ik sta vrijdagavond om zeven uur bij de poort, met een witte Volkswagen. Een kever,' riep hij me na toen ik er als een haas vandoor ging. Ik zwaaide ten teken dat ik het gehoord had.
Ik was de laatste, zag ik toen ik binnenkwam. Iedereen zat al aan de keukentafel.
'Marijke heeft volgens mij een vriendje,' zei een van mijn collega's lachend. 'En weet u wie het is, zuster Meyer?' Ik wachtte even nieuwsgierig als de anderen op het antwoord.
'De zoon van de burgemeester,' verklapte ze.
Ik staarde haar met grote ogen aan.
'Dat vinden wij een geschikte partij,' zei zuster Meyer droogjes. 'Marijke heeft smaak.'**
Ik werd verliefd. Verliefd van de toppen van mijn tenen tot in mijn kruin. Ik herinnerde me dat ik in het verleden wel eens ge- irriteerd was geraakt door het gedrag van verliefde collega's. Vooral het voortdurende gepraat over en het ophemelen van het onderwerp van hun obsessie vond ik altijd hinderlijk. Ik vroeg me af hoe het mogelijk was dat een normale jonge vrouw van het ene op het andere moment verzeild kon raken in een totale verstandsverbijstering.
En toen gebeurde het mij.
Ik denk dat ik alles wat ik die eerste afspraak met Onno meemaakte wel duizend keer aan mijn collega's heb verteld. Ik vond steeds een nieuwe gelegenheid om erover te beginnen. Maar dat had ik zelf nauwelijks in de gaten. Na drie dagen riep Coby opeens: 'Nu stoppen. Ik kan de naam Onno even niet meer horen.' Ik schrok en was een beetje beledigd. Zó veel had ik het toch niet over hem gehad?
Ik was verliefd. Mijn maag zat op slot en ik viel binnen veertien dagen drie kilo af. De sombere levensverhalen die sommige gasten al ontelbare keren aan me verteld hadden kwamen opeens in een heel ander daglicht te staan. Ze raakten me en ik moest erom huilen. Alles wat ik zelf deed of wat anderen deden had een emotionele lading. Ik zag overal de diepere zin van in en als ik die niet zag verzon ik hem ter plekke.Onno had direct na ons eerste afspraakje een drukke tenta- mentijd en hij verscheen daardoor vier weken niet in Rhenen. Maar hij stuurde me drie keer per week kaarten en briefjes. Daarin vertelde hij dat hij me miste en bij me wilde zijn. Hij werd ziek van heimwee naar mij en had last van allerlei kwalen, schreef hij. Daar werd ik ongerust door. Er zou toch niets ernstigs met hem aan de hand zijn? Ik werkte hard en pakte alle klussen die gedaan moesten worden voortvarend aan. Hoe meer ik werkte, des te minder tijd en energie ik had om me zorgen te maken. Ik verstopte de post in mijn kledingkast op de zolder en benutte elke gelegenheid die zich voordeed om even naar die kast te glippen en te lezen wat hij had geschreven.
Ik was verliefd maar ik was niet echt blij. De vlinders in mijn buik veroorzaakten een uitputtend gevoel dat me al vanaf het moment dat ik de dag begon lastigviel. Er gebeurden allerlei dingen met mij die ik niet zelf in de hand had en daar werd ik onrustig van. Diep in mijn hart hoopte ik dat de verliefdheid snel weer overging, ik had het gevoel dat ik knettergek werd. Ik veronderstelde dat Onno binnenkort wel een ander leuk meisje zou tegenkomen, het stikte waarschijnlijk van de leuke meisjes op de universiteit. Meisjes die ervaring hadden met mannen, niet zulke onbenullige en onervaren maagdelijke onderdeurtjes als ik. Ik verwachtte elk moment een briefje waarin hij me vertelde dat hij afzag van verder contact. Maar in plaats daarvan werden de teksten die hij schreef vuriger van toon. De vier weken die ik moest wachten tot ik hem weer zag leken wel vier maanden.
We zaten aan het avondeten in de keuken. Tante Truus had gebakken vis, worteltjes en puree met botersaus gemaakt, zoals gewoonlijk als het vrijdag was.
Mijn collega Coby kwam de keuken binnen en glimlachte nadrukkelijk in mijn richting. 'Er staat een witte kever voor de poort,' zei ze geheimzinnig. Ik vloog van tafel en rende naar de voordeur. Door het ronde raampje, waar ik precies doorheen kon kijken als ik op het uiterste puntje van mijn tenen ging staan, zag ik hem. Hij kwam op de voordeur af gelopen. Ik opende de deur. Het volgende moment lag ik in zijn armen en kreeg mijn eerste echte kus.
'Wil die Onno misschien ook een gebakken visje?' hoorde ik tante Truus uit de keuken roepen. 'Er is genoeg!'
Zuster Meyer nam me even apart. 'Het heeft je helemaal te pakken, die verliefdheid, is het niet? Geniet er maar van. Maar kijk je wel uit? Ik zou het jammer vinden als je jezelf in de nes- ten werkt. Het is gebeurd eer je er erg in hebt. Vóór je het weet ligt je hele toekomst aan gruzelementen. Je wilt toch nog steeds naar de opleiding in Amsterdam?' Ik knikte vol overtuiging.
Zuster Meyer leek even te aarzelen. 'Gebruik je al anticonceptie? De pil?'
Ik schudde verschrikt mijn hoofd en voelde dat ik bloosde. De pil! Het idee alleen al! Ik voelde me nogal ongemakkelijk met dit gesprek. Ik was niet gewend om hardop over verliefdheid te praten, laat staan over voorbehoedmiddelen. Ik wist amper dat ze bestonden.
'Het is wel een beetje een intiem onderwerp maar ik wil het toch even met je bespreken. Je bent nu misschien nog niet zover maar de zaken kunnen snel veranderen als je gek op iemand bent. Lijkt het je niet verstandig om even langs de huisarts te gaan en met hem te overleggen?' Ik beloofde haar dat ik dat zou doen. Ik was bereid om alles te beloven als we het maar snel over iets anders konden hebben.
Maar ik trok toch een paar dagen later de stoute schoenen aan en ging naar de huisarts die verderop in het dorp zijn praktijk had. Het was een oude man, die me over zijn leesbrilletje vorsend aankeek. 'Vinden je ouders het goed?' wilde hij weten.
Ik knikte zo overtuigend mogelijk. 'Ja, hoor,' zei ik snel.
Vijf weken later besefte ik dat zuster Meyer mij een erg goede raad had gegeven. Onno en ik hadden het café waar we gingen dansen al geruime tijd voordat het 'Please, release me klonk verlaten en waren in het bos dat aan de rand van het dorp lag verzeild geraakt. Op een stille plek achter de dichte struiken, een behoorlijk eind van het voetpad vandaan, werden onze kussen steeds intenser en raakten onze armen en benen geleidelijk aan meer in elkaar verstrengeld. Hij streelde mijn borsten en ik voelde zijn hand onder mijn rok komen. We zwegen en bleven elkaar onophoudelijk aankijken toen Onno eerst mij en daarna zichzelf uitkleedde. Ik had van mijn collega's allerlei wilde verhalen gehoord over snijdende pijnen en bloederige taferelen en
ik voelde mijn hart in mijn keel kloppen. Maar Onno was teder en voorzichtig. Ik voelde heel even een scherpe prik.
Onno hijgde zwaar.
Ik hield mijn adem in. Ik keek naar de sterren.
'We moeten ophouden,' hoorde ik hem opgewonden in mijn oor fluisteren. 'Anders word je zwanger.'
'Ik gebruik de pil,' fluisterde ik terug en ik voelde me supervolwassen, een echte vrouw van de wereld.