27

Fiona stapte uit de taxi, haar armen vol met de pakjes van een dagje winkelen. Charles kwam al naar buiten snellen om haar te helpen.

'Die draag ik wel voor u, mevrouw.'

Ze glimlachte en bedankte hem, maar durfde hem niet aan te kijken. Het was haar opgevallen dat hij haar altijd 'mevrouw' noemde, maar nooit mevrouw Bartlett of juffrouw Quinn. Alle andere bewoners sprak hij wel met hun naam aan. Ze vroeg zich af wat hij van haar dacht. Hij wist natuurlijk dat zij en Arthur niet getrouwd waren.

'O, en mevrouw?' zei Charles voordat hij de liftdeur voor haar opende, 'meneer Quinn heeft iets voor u achtergelaten toen hij vandaag zijn envelop kwam ophalen.'

Hij zette Fiona's bagage neer en haalde een envelop te voorschijn van achter zijn balie. Ze keek ernaar en zag dat het dezelfde was die zij hem de week daarvoor had gegeven, met zijn naam in haar handschrift. Hij was opengescheurd. Ze wachtte totdat Charles alle pakjes in het appartement had gebracht en de deur achter hem dicht was gevallen alvorens in de envelop te kijken.

Haar vader had haar een krantenknipsel gestuurd, van de pagina met nieuws over bekende persoonlijkheden. Het ging over een banket van een week daarvoor, waarbij geld ingezameld werd voor een politiek doel. Maar het was vooral de foto die Fiona's aandacht trok, niet het artikel. Arthur had zijn arm beschermend om de schouders van een vrouw gelegd en haar tegen zich aan getrokken, zoals hij altijd met Fiona deed. Het was een liefdevol gebaar waar Fiona erg van hield; het was alsof Arthur haar opeiste als de zijne en tegen de wereld zei: 'afblijven

- ze is van mij'. Volgens het bijschrift was de vrouw op de foto mevrouw Bartlett.

Fiona voelde een koude rilling over haar rug toen ze het plaatje meenam naar het raam om het beter te bekijken. Zelfs in de vage zwart-wit druk van de krant kon ze zien dat Evelyn Bartlett een prachtige vrouw was, met een lichte huid, donker haar en een stralende lach. Arthur keek naar zijn vrouw, niet naar de camera, maar Fiona wist uit de uitdrukking op zijn gezicht dat zijn ogen op dat moment zacht waren, warm en vol liefde.

Ze verfrommelde het knipsel en gooide het in de afvalbak omdat ze zichzelf er niet mee wilde kwellen. Ze zou er ook niets over tegen Arthur zeggen. Het banket was op zaterdag geweest - de avond dat hij niet langs kon komen. Maar hij had het goedgemaakt door de hele zondag bij haar te zijn. Arthur hield van haar, niet van zijn vrouw. Het banket was een bijzondere verplichting geweest waar hij niet onderuit kon.

Een week later zond Rory twee artikeltjes. Het eerste ging over een aantal vrouwen uit de hogere kringen die een lezing bijwoonden. Hij had een regel onderstreept: Evelyn Bartlett, voorzitster van de culturele vereniging, is de vrouw van de grote bankier Arthur Bartlett. Het tweede artikel ging over de première van een nieuw toneelstuk: Bij de grootse première waren ook bankier Arthur Bartlett en zijn vrouw Evelyn aanwezig.

Rory zond de weken daarop steeds weer artikelen, en Fiona herkende het patroon al snel. De evenementen waren altijd op avonden dat Arthur niet naar het appartement kon komen. Maar veel van de evenementen hadden wel plaats op dagen dat hij in de middag langs was gekomen. Ze voelde een steek van jaloezie bij de gedachte dat hij 's avonds bij zijn vrouw was, terwijl hij haar, Fiona, 's middags zijn liefde bezwoer. Nu ze een foto van Evelyn Bartlett had gezien, kon ze het beeld van haar en Arthur niet meer uit haar hoofd zetten.

Fiona nam zich voor de artikelen in het vervolg niet meer te lezen. Ze besloot de enveloppen onmiddellijk weg te gooien, zonder er ook maar een blik in te werpen. Maar elke keer was er iets dat haar dwong toch te lezen over de man van wie zij hield en meer te vernemen over het dubbele leven dat hij leidde.

Op een hete zomerdag trok Fiona een artikel uit een envelop van Rory en las de woorden: De heer en mevrouw Bartlett hielden op 1 juli een diner aan huis, ter ere van hun twintigjarige huwelijk. Ze rende naar de badkamer en gaf over. Waarom zou Arthur instemmen met een huwelijksfeest als hij en Evelyn in een bittere echtscheiding verwikkeld waren?

Fiona kon niet ophouden met huilen. Haar misselijkheid hield de hele dag aan en ze was blij dat Arthur haar die avond niet kwam opzoeken. Maar toen ze zichzelf in slaap huilde, vroeg ze zich af waar hij en Evelyn die avond waren en wat voor nieuws ze over hem zou lezen in de volgende zending artikelen.

Toen mevrouw Murphy de volgende morgen het appartement kwam schoonmaken, lag Fiona nog steeds misselijk in bed. Arm ding,' troostte de vrouw. 'Zal ik een kop thee maken om je maag tot rust te brengen?'

'Ik wil het wel proberen... maar om u de waarheid te zeggen, mevrouw Murphy, alleen de gedachte aan eten of drinken maakt me alweer misselijk.'

De vrouw bleef in de deuropening staan alsof ze ergens over nadacht. Toen ze zich naar haar omdraaide, zag Fiona een bezorgde uitdrukking op haar gezicht. 'Ik weet dat het mij niet aangaat, maar weet je zeker dat het alleen een griepje is?'

'Wat zou het anders moeten zijn?'

Mevrouw Murphy keek haar strak aan. 'Nou ja... ben je soms ook een klein beetje over tijd?'

Fiona voelde hoe haar wangen rood werden. Plotseling wist ze wat de vrouw bedoelde - en ze besefte ook dat ze gelijk had. Ze was al meer dan een week over tijd. Maar hoe kon ze nu zwanger zijn? Arthur verzekerde haar altijd dat hij goed oppaste en dat zij niet zwanger zou worden.

De schoonmaakster zag de zekerheid op Fiona's gezicht en stapte de kamer weer binnen om op de rand van het bed te gaan zitten. 'Ik ken een paar meisjes die dezelfde moeilijkheden hadden als jij nu, lieverd. Ik kan je de naam geven van de dokter waar zij naartoe gingen. Meneer Bartlett hoeft er niets van te weten te komen.'

Fiona was verlamd van ongeloof. Zij was zwanger van Arthur, maar hij was getrouwd met Evelyn, niet met haar. En de schoonmaakster wist precies dat zij hier woonde als Arthurs maîtresse - en raadde haar een abortus aan! Ze was te zeer in de war om geschokt te zijn door het aanbod. 'I-i-ik laat het u wel weten,' mompelde ze.

'Wacht niet te lang. Hoe eerder je de zaken aanpakt, hoe beter.' Ze gaf haar een bemoedigend klopje op haar hand en ging theezetten.

Fiona had de hele dag om van de schrik te bekomen en te bedenken wat ze moest doen, voordat Arthur zou komen. Ze kwam tot de conclusie dat er niets anders op zat dan het hem te vertellen. Haar vader zou haar nooit terugnemen nu ze zwanger was, en zij kon in haar eentje nooit voor een kind zorgen. Het voorstel van de schoonmaakster om het kind al te doden voordat het geboren werd, nam ze zelfs niet in overweging. Ze hield zich vast aan de hoop dat Arthur zijn vrouw eindelijk zou verlaten en met haar zou trouwen als hij hoorde dat Fiona zwanger was. Maar het idee dat ze het hem moest vertellen, maakte haar bang. Wat moest ze als hij haar zou verlaten?

Ze wachtte tot hij tevreden in haar armen lag voordat ze erover begon. 'Ik moet je iets vertellen, schat,' begon ze. 'I-ik denk dat we een kindje krijgen.'

Arthur werd heel stil. 'Hoe zeker ben je daarvan?'

'Ik ben niet naar een dokter geweest, maar... ik weet het tamelijk zeker.'

Arthur schold zacht en Fiona begon te huilen.

'Nee, lieverd, niet huilen,' troostte hij. 'Het spijt me. Ik wilde niet schelden. Ik ben boos op mezelf, niet op jou.'

'Maar wat moeten we nu doen? We krijgen een kind en we zijn niet getrouwd.'

'Ik zorg voor jou en de baby. Het verandert niets aan mijn gevoelens voor jou.'

'Maar er moeten wel dingen veranderen, Arthur. Ik wil geen onwettig kind krijgen. We moeten trouwen!' Ze voelde hoe hij voorzichtig wat afstand nam, zijn voorhoofd gerimpeld. Ze had nooit eerder eisen aan hem gesteld en het speet haar dat ze dat nu wel moest doen. Maar de diepe angst die ze voelde - voor haarzelf en haar kind - dreef haar ertoe.

'Je weet dat ik met je wil trouwen, Fiona. Je draagt mijn ring.'

'Vertel je je vrouw over het kind? Zal ze dan van je scheiden?'

'Misschien.' Ze voelde hoe hij nog meer afstand nam. 'Maak je er geen zorgen over, lieverd. Ik zal alles regelen.'

'Maar als we niet getrouwd zijn, heeft het kind geen naam. Dan wordt het een...'

'Ik zal het erkennen,' zei Arthur met zijn vinger over haar lippen. 'Het kind krijgt mijn naam. En jij ook, mijn liefje. Jij ook.'

'Wanneer? Wanneer kunnen we trouwen?' Hij gaf geen antwoord en Fiona was het vragen moe. 'Weet je wat ik geworden ben, Arthur? Weet je wat mensen van mij denken? Mijn vader waarschuwde mij dat je me alleen gebruikte als jouw maîtresse, en nu...'

'Nee! Dat is niet waar!' zei hij hard. Hij greep haar vast. 'Dat ben je niet, Fiona... je bent mijn redding. Ik had een hekel aan mijn leven voordat ik jou ontmoette, ik haatte het om naar mijn koude, lege huis te gaan na mijn werk. Ik voelde me zo in de klem. Er waren tijden dat ik dacht nooit meer gelukkig te worden, tijden dat ik er de brui aan wilde geven en er een eind aan wilde maken. Toen ontmoette ik jou en je gaf me een nieuw leven met liefde, kameraadschap en tederheid - alle dingen die ik zo lang had gemist. Jij bent nu al mijn vrouw, Evelyn niet. Begrijp je dat niet?'

'Waarom neem je haar dan mee naar toneelpremières en recepties, in plaats van mij?'

'Dat heb ik je gezegd, Fiona. Ik moet de schijn ophouden...'

'Ik weet ook dat jij en Evelyn jullie twintigjarig huwelijk hebben gevierd. Twintig jaar! Hoe kun je zoiets vieren als je huwelijk al voorbij is?'

Hij liet haar los, ging op zijn rug liggen en staarde naar het plafond. 'Het was Evelyns idee, niet van mij. Zij wil graag dat onze zoon in de herfst naar een goede privéschool gaat, en dat kan niet als er een echtscheidingsschandaal speelt. Ik weet niet hoe ik je ervan moet overtuigen dat het over is tussen Evelyn en mij. Ik ga alleen naar Westchester omdat ik moet, maar ik kom hier omdat ik dat wil. Dit is mijn thuis, Fiona.' Hij draaide zich weer naar haar toe en nam haar zacht in zijn armen.

'Misschien wilde ik diep van binnen wel een kind van onze liefde. Ik vind het niet erg dat er een baby komt. Dit is het gezin waar ik altijd naar heb verlangd, bier in dit appartement. Het kind is van ons. Hoe zou ik niet van hem kunnen houden als ik al zoveel van de moeder houd? Fiona, wat is er?' vroeg hij toen ze weer begon te huilen.

'Niets - ik ben gelukkig, dat is alles. Gelukkig dat jij je kind wilt.' Hij glimlachte en veegde haar ogen met een hoek van het laken droog. 'Maar waar laten we de baby, Arthur? We hebben maar één slaapkamer.'

Hij lachte. 'Dat is snel genoeg opgelost. We zeggen tegen de beheerder dat we een groter appartement nodig hebben, met twee of misschien drie slaapkamers, en verhuizen zodra er een beschikbaar komt.'

'Ik houd van je, Arthur.' Ze kuste hem weer. 'Jij bent de geweldigste man van de wereld.'

De volgende keer dat Fiona geld voor haar vader achterliet, deed ze er een briefje bij: Stuur me geen knipsels meer. Ik lees ze niet. De knipsels - en Fiona's angstige jaloezie - hielden op.

Tegen eind oktober begon de zwangerschap zich al af te tekenen op Fiona's slanke lichaam. Toen ze op een middag terugkwam van haar behandeling in een schoonheidssalon, zag ze tot haar verrassing haar vader op het trottoir voor het gebouw staan. Ze probeerde de slippen van haar jasje strakker te trekken zodat hij niets zou merken, maar ze zag direct aan zijn ogen dat hij het al wist.

'Ben je zwanger?' vroeg hij zonder enige begroeting.

'Wat wil je nu weer, papa?'

'Geef antwoord, meisje. Gaat die man nu eindelijk met je trouwen, nu hij je zwanger heeft gemaakt?'

'Natuurlijk. Arthur houdt van mij - en van de baby.'

'Dat is geen liefde,' zei Rory hoofdschuddend. 'Liefde is iets wat je kunt zien, Fiona. Het is meer dan loze beloftes en betekenisloze woorden.'

'Zie je dit mooie appartement? Heb je het geld gezien dat hij me elke week geeft, de kleren die hij voor me koopt?'

'Die dingen doet hij voor zijn eigen bestwil, niet voor jou. Hij wil jou voor zichzelf houden, en het appartement en geld dat hij je geeft, verminderen zijn schuldgevoel. Hij is zo rijk dat hij er geen centje pijn aan heeft. Maar wat is hij bereid voor jou te doen, voor jou op te offeren? Niets! Hij zou zijn goede naam en reputatie verliezen als hij van zijn rijke vrouw zou scheiden om met zijn arme maîtresse, een immigrante, te trouwen. En die wil hij zeker niet opgeven. Nee, Fiona, geloof alsjeblieft nooit dat de man van je houdt alleen omdat hij het zegt. Zorg dat hij zijn liefde laat zien doordat hij iets opgeeft voor jou. Opoffering toont liefde, lege woorden en leugens doen dat niet. Als hij van je hield, zou hij met je trouwen, ongeacht wat het hemzelf zou kosten. Hij zou een wettig kind van je baby maken.'

'Arthur heeft me beloofd dat hij dat zou doen,' begon ze.

Rory lachte kort en schamper en uitte daarmee de twijfel die Fiona zelf ook begon te voelen. 'Die man bedriegt zijn vrouw, meisje. Als hij ooit van haar scheidt en met jou trouwt, denk je dan dat hij niet weer een andere maîtresse zou vinden? Eens een bedrieger, altijd een bedrieger.'

'Nee. Hij houdt van mij. Hij gaat met me trouwen.'

Rory greep haar schouders vast en bracht zijn gezicht dicht voor het hare. 'Dat doet hij nooit, Fiona! Nooit! Verlaat hem en kom met mij mee naar huis.'

'Ik kan hem nu niet verlaten. Wie zorgt er dan voor mijn baby en mij? Ik wil niet dat mijn kind opgroeit in die ellendige huurkazerne en in lompen op straat gaat lopen bedelen, net als al die andere straatschoffies. Is dat het leven dat je voor mij in gedachten hebt, papa?' Hij liet haar los en zij zag de pijn in zijn ogen. Hij liet zijn schouders hangen.

'We hebben er een zootje van gemaakt, Fiona. Een ellendig zootje.'

Jazeker, dacht zij, maar ze zei het niet hardop uit angst dat haar vader haar twijfel en angst zou zien. 'Kwam je me met een speciale reden opzoeken, papa?' vroeg ze ten slotte.

'Ik heb je gemist, meisje,' zei hij hees. 'Ik kwam om te kijken hoe het met je ging en...' Hij gebaarde naar haar groeiende buik. 'En nu weet ik het.'

'Wanneer komen mama en de kinderen?' vroeg zij.

Rory schudde zijn hoofd.

'Tot ziens dan, papa. Ik moet gaan. Arthur komt zo meteen.'

Ze haastte zich naar binnen, met Rory's woorden over opoffering nog in haar hoofd. Het woord herinnerde haar aan het offer van Christus en toen ze Hem in haar gedachten weer aan het kruis zag hangen, kwamen er tranen in haar ogen. Het speet haar zo vreselijk dat haar zonden Hem deden lijden, maar er was voor haar geen weg meer terug. Het enige wat ze ooit wilde, was een landhuis met bedienden en een rijke echtgenoot. Maar ze had de verkeerde dingen gewild en verkreeg ze via de verkeerde weg. Nadat zij met een getrouwde man had samengewoond en een kind van hem had gekregen, zou Fiona's leven geruïneerd zijn, voorzover het erom ging een respectabele man te kunnen trouwen. Zelfs Kevin Malloy zou haar nu niet meer willen. Maar er was geen uitweg. Ze was zelfs opgehouden Arthur naar de echtscheiding te vragen, bang dat hij zou kunnen opstappen om nooit meer terug te komen als ze hem kwaad zou maken. Dan zouden zij en de baby met lege handen achterblijven. Ze wilde niet terug naar de huurkazerne; dat kon ze haar kind niet aandoen. Ze zou bij Arthur moeten blijven en haar zondige leven moeten voortzetten. Dat offer zou ze voor haar kind moeten brengen.

Fiona probeerde altijd vrolijk te doen als Arthur kwam, maar de zwangerschap maakte haar emotioneel en ze kon haar tranen niet altijd bedwingen. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen Arthur voorstelde om op een avond in huis te blijven en niet uit dansen te gaan. Ze wist dat hij het risico niet kon nemen om met haar in haar omstandigheden gezien te worden, maar ze kon haar teleurstelling niet verbergen. Toen hij wegging, voelde ze zich alsof ze hem te kort had gedaan.

'Ik heb een verrassing voor je, lieveling,' zei Arthur toen hij het volgende weekeinde kwam. Hij liet de deur van het appartement op een kier open en liep snel naar binnen om Fiona te halen. Hij bleef achter haar staan en hield zijn handen voor haar ogen. 'Goed, breng maar binnen, Charles.'

Ze hoorde gerommel en gekreun toen Charles iets door de deur naar binnen worstelde. Er piepten wielen op de hardhouten vloeren. 'Ta-da!' zong Arthur toen hij zijn handen voor haar ogen weghaalde. Fiona stond met knipperende ogen tegenover een grote, mahoniehouten kast met een deksel dat op een doodskist leek en twee deurtjes onderin. 'Het is een fonograaf, lieverd,' zei Arthur met een trotse grijns. Hij haalde wat geld uit zijn zak om Charles een fooi te geven en zond hem weg.

'Nu kunnen we 's avonds toch nog dansen, en...' Hij kon zijn zin niet afmaken. Fiona sloeg haar armen om zijn nek en smoorde zijn woorden in kussen.

'Ik houd zoveel van je, Arthur!'

'En ik van jou. Ik zal je laten zien hoe die fonograaf werkt... je tilt het deksel op... zie je? Dat is de draaitafel waar de platen op komen te liggen. Die liggen hier onderin.' Hij bukte en opende de twee deurtjes. 'Ik heb dertig platen gekocht die jij volgens mij wel leuk vindt, maar je kunt er later altijd nieuwe bij kopen. De sleutel gaat er aan deze kant in, en je windt het apparaat met vier of vijf slagen op...' Er klonk een schrapend geluid tijdens het opwinden. 'Wind hem niet te strak op, of de walsen klinken als Dixieland. Dan zet je de naald op de opnameplaat en... ta-da!'

'Mag ik deze dans van u?' vroeg hij toen de muziek klonk. Fiona zweefde in zijn armen en hield meer van hem dan ze voor mogelijk had gehouden.

Maar zelfs nu ze naar muziek kon luisteren, voelde ze zich soms opgesloten in het appartement. Het winkelen ging haar vervelen en aangezien mevrouw Murphy de schoonmaak, de was, de boodschappen en het koken voor haar rekening nam, had ze niet veel om handen. Het was het leven waar ze ooit naar verlangd had, compleet met een bediende die al het werk deed, maar ze voelde zich vaak eenzaam en verveeld, vooral als Arthur vier of vijf dagen lang niet kwam opdagen. Ze weerhield zich er echter van om te zeuren of te klagen als hij wel kwam, wel wetend dat ze hem alleen met haar liefde aan zich kon binden.

Kort na de fonograaf bracht Arthur ook een radio voor haar mee, die Fiona in elk geval een beetje afleiding bezorgde al die dagen en nachten dat hij er niet was.

Op een vrijdagavond had hij weer een verrassing voor haar -een nieuwe koffer.

'Ik weet wel dat je je een beetje opgesloten hebt gevoeld,' zei hij. 'Pak dus wat warme spullen in, lieverd. We gaan een reisje maken.'

Fiona was in de zevende hemel. Sinds ze bijna twee jaar eerder met haar vader in New York was aangekomen, had ze de stad nog nooit verlaten. Ze pakte de nieuwe koffer snel in en samen reden ze naar een klein vakantieplaatsje in de Pocono Mountains, Deer Falls. Ze brachten het weekeinde door in een rustieke hut aan een meer waar de lucht naar dennennaalden rook en het mos zacht als een tapijt onder haar voeten lag. Op zaterdag huurde Arthur een boot en roeide haar naar het midden van het spiegelgladde water. Ze zagen een vlucht ganzen naar het zuiden overtrekken en zij liet haar vingers door het koele, heldere water glijden.

'Het is hier zo rustig en vredig,' zei ze zacht om de rustige sfeer niet te verstoren. 'Het doet me aan thuis denken.'

'Bedoel je Ierland?'

Ze knikte. 'Ierland is heel groen, met prachtige bergen en heuvels. Een landschap zoals dit hier.'

'Mis je het, lieverd?'

'Nooit - zolang ik bij jou ben.' Ze haalde diep adem en snoof de rijke geur van dennen en aarde op. 'Ik zou hier altijd met jou kunnen wonen, Arthur.' Hij glimlachte traag en triest.

'Mijn vrouw vond het hier altijd verschrikkelijk. Ze klaagde over de insecten en zei dat er niets te doen was.'

'Ik kan van alles bedenken om te doen,' zei Fiona zacht. Arthur zette de riemen in het water en roeide naar de kant.

Later zaten ze met een deken om hun rug aan het meer en genoten van de warme zon. Die avond legden ze een vuur aan in de open haard om de hut op te warmen. Vanaf de veranda hadden ze zicht op een miljoen sterren.

'Moeten we echt terug?' vroeg ze toen Arthur op zondagmiddag begon in te pakken. 'Kunnen we hier niet gewoon leven als twee kluizenaars? Onze baby zou in de frisse lucht kunnen opgroeien en de hele dag in het meer kunnen zwemmen tot hij zo bruin was als chocola.'

'Ik ben bang dat dat niet kan,' zei Arthur triest. 'Maar ik beloof je dat ik je zo vaak hierheen zal brengen als ik maar kan.'

In december keerden ze voor een weekeinde terug naar Deer Falls, toen de bossen onder de sneeuw lagen en de herten naar de open plek achter de hut kwamen. Arthur nam haar in februari nog een keer mee, voor haar twintigste verjaardag. Maar het was al bijna maart, de maand waarin bun kind geboren zou worden, en Fiona was nog steeds gespannen omdat zij en Arthur niet getrouwd waren. Ze zou een onwettig kind krijgen en ze wist geen manieren meer om naar de stand van zaken rond de scheiding te vragen.

'Wat gaat er volgende maand gebeuren, als de baby wordt geboren?' vroeg ze toen zij na haar verjaardag van Deer Falls naar huis reden.

'Ik heb alles geregeld voor je opname in een kraamkliniek aan Amsterdam Avenue. Als ik er niet ben, belt Charles een taxi en...'

'Kan ik jou niet bellen? Kun jij niet komen om me naar het ziekenhuis te brengen?'

Hij keek haar even aan voordat hij zijn ogen weer op de weg richtte, en de koele blik in zijn ogen joeg een rilling over haar rug. 'Dat zou erg vreemd zijn, Fiona. Je weet dat je me niet op mijn werk kunt bellen, en mij thuis opbellen is al helemaal onmogelijk.'

'Ik begrijp het.' Het gaf haar een akelig gevoel dat hij zijn huis in Westchester als 'thuis' betitelde.

'Ik heb je al in het ziekenhuis opgegeven onder mijn naam.'

'Welke naam moet ik dan opgeven?'

'Fiona Bartlett, natuurlijk. Dat wordt jouw naam ook, lieverd. Binnenkort.'

Ze zuchtte en hij kneep in haar knie; ze probeerde krampachtig niet na te gaan hoe lang hij nu al 'binnenkort' zei. Ze besefte nu pas voor het eerst dat zij haar kind wellicht alleen op de wereld zou moeten brengen. Arthur kwam en ging sporadisch, vertelde Fiona vrijwel nooit over zijn plannen en bleef maar zelden een nacht over. Zijn bezoeken waren zelfs nog minder frequent geworden naarmate ze dikker en minder bevallig was geworden. Soms vroeg ze zich af of hij soms al een andere maîtresse had opgezocht om haar plaats in te nemen.

'Maak je geen zorgen, lieverd,' zei hij. Hij interpreteerde de bezorgde blik op Fiona's gezicht verkeerd, besefte zij.

'Het is een heel modern ziekenhuis met het beste van het beste. Je bent daar in goede handen.'

'Ik zou alleen graag willen dat...' Ze slikte en vroeg zich af of ze hardop durfde te zeggen wat ze dacht.

'Wat zou je willen, lieverd?'

'Ik zou willen dat ik dit niet alleen hoefde door te maken... dat ik mijn moeder... of iemand anders bij me zou hebben.'

'Duurt het meestal geen uren en uren voordat een baby wordt geboren?' vroeg hij fronsend. 'Je zou er niet veel aan hebben als ik al die tijd in de wachtkamer op en neer zou lopen.'

'Nee, eigenlijk niet, denk ik.'

Het kwam erop neer dat Fiona alleen was op de morgen dat haar weeën begonnen. Ze wachtte tot ze om de tien minuten kwamen, zoals de dokter haar had gezegd, en liet Charles toen een taxi bellen.

'Ik vertel meneer Bartlett wel waar u bent, mevrouw,' beloofde hij toen hij haar en haar koffer in de taxi geïnstalleerd had. 'Ik hoop dat alles goed gaat.' Ze knikte, te huilerig om te antwoorden.

Haar zoon werd op de naamdag van de heilige Patrick geboren, 17 maart 1922. Zijn haar was erg donker en bij had Arthurs lange gezicht en trieste ogen. Ze hield hartstochtelijk van hem, vanaf het moment dat hij in haar armen lag en wist dat ze liever zou sterven dan hem iets te laten overkomen.

'Het is een prachtig jongetje, mevrouw,' zeiden de verpleegsters. 'Welke naam moeten we op het geboortebewijs zetten?'

Het leek een vreemde manier om te vragen hoe zij hem wilde noemen. Fiona vroeg zich af of zij soms de waarheid over haar wisten. Ze noemden haar mevrouw of Fiona, niet mevrouw Bartlett - en de vader van de baby liep niet in de wachtkamer te ijsberen, zoals alle anderen.

'We hebben nog geen beslissing genomen over de naam,' antwoordde ze. 'Ik zal het u laten weten.'

Arthur kwam eindelijk de volgende dag en smeekte Fiona hem te vergeven dat hij niet eerder kon. Hij overlaadde haar en de baby met bloemen en cadeaus.

'Hoe heb je dat allemaal in je auto gekregen?' vroeg zij.

'Het ging maar net,' antwoordde hij lachend. 'Maar goed dat we afgelopen najaar naar een groter appartement zijn verhuisd.'

'Ja.' Fiona beet op haar tong om er niet aan toe te voegen dat zij het grootste deel van de tijd alleen in het appartement woonde. 'Heb je de baby gezien, Arthur? Is het geen schatje?'

'Ik heb even door het raam van de kraamafdeling gekeken.' Hij streek over zijn snor. 'Ik moet zeggen dat hij er nog niet heel aantrekkelijk uitziet. Maar jij bent mooier dan ooit, lieveling. Je straalt gewoon. Het zal heerlijk zijn als ik mijn armen weer om je heen kan slaan.'

'Ja... Arthur... we hebben het nooit over namen gehad. Ik vroeg me af of we hem geen Patrick konden noemen, omdat hij op de naamdag van St. Patrick is geboren.'

'Nee, dat is te Iers - zonder je te willen beledigen, lieverd. Ik heb de naam Leonard altijd mooi gevonden.'

'Kunnen we hem dan Patrick als tweede naam geven?'

'Als je dat graag wilt. Leonard Bartlett. Dat klinkt wel goed, vind je niet?'

Ze knikte dapper en vocht tegen haar tranen bij de gedachte dat haar kind Bartlett heette, maar zij niet. 'Dank je dat je hem jouw naam geeft, Arthur.'

'Hij is mijn zoon - natuurlijk krijgt hij mijn naam. En ik zal altijd voor hem zorgen, Fiona, voor jou en voor hem.'

'Zal... zal je vrouw van je willen scheiden nu we een kind hebben?' Ze was zo bang om aan te dringen, zo bang dat ze hem kwaad zou maken en dat hij haar zou verlaten. Dat kon hij met het grootste gemak doen. Ze hunkerde naar zekerheid, vooral voor haar zoon. 'Ik vind het vreselijk dat hij... onwettig is,' voegde ze eraantoe toen Arthur bleef zwijgen. 'Ik wil het allemaal graag in orde hebben voordat hij oud genoeg is om erachter te komen... van ons.'

'Ik wil het ook, geloof me, dat wil ik ook Maar Evelyn heeft me gevraagd de scheiding uit te stellen totdat onze dochter haar introductiebal heeft gehad. Het zou heel moeilijk worden voor Ruth om een passende man te vinden als haar ouders gescheiden zouden zijn.'

'Ja, dat begrijp ik.' Maar Fiona wist dat het stempel van onwettigheid nog erger was dan het stempel van een scheiding en zij wilde even hard voor de rechten van haar kind strijden als Evelyn voor die van het hare.

'De verpleegsters zeiden dat je over een week naar huis kunt,' merkte Arthur op. Hij kuste haar voorhoofd. 'Ik kom terug om jou en de baby op te halen zodra ik mijn werk op kantoor heb afgerond.'

'Zie ik je voor die tijd niet meer?'

'Ik haat ziekenhuizen,' zei hij met een vies gezicht. Hij liep langzaam naar de deur. 'Maar ik maak het goed, Fiona, dat beloof ik. Als je weer thuis bent, kom ik elke avond naar het appartement, tot je er ziek van wordt.'