9
Ik ontdekte de Nancy Drew detectiveboeken in de zomer tussen de vijfde en zesde klas. Nancy was een detective die alle zaken kon oplossen, zelfs de gevallen waar geen enkele volwassene raad mee wist. Ze had platinablond haar, een beste vriendin die Bess heette en ze reed in een cabriolet. Ik wilde precies zijn zoals zij. Ik kon wel een paar mysteries bedenken die ik graag opgelost wilde zien in mijn eigen leven, zoals de vraag waarom mama niet voor ons zorgde zoals andere moeders dat deden. En waarom we altijd meer geld leken te hebben als papa thuis was dan wanneer hij weg was om te werken. En waarom papa dat nog niet ontdekt had en ermee ophield om maanden achter elkaar weg te blijven.
Ik wilde elk boek over Nancy Drew uit de openbare bibliotheek van Riverside lezen, zodat ik net als zij een superdetective kon worden. Maar mijn broers ontdekten de treinen die zomer. De spoorbaan liep over het open terrein dat anderhalf blok van ons huis verwijderd lag en wij waren eraan gewend dat er drie keer per week vrachttreinen door de buurt denderden, met schril fluitende signalen. Maar dit was de eerste zomer dat Slome en JT al hun creativiteit wijdden aan de gevaarlijke dingen die zij rond treinen konden doen. In combinatie met hun fascinatie voor vuur, liet hun nieuwe hobby mij weinig tijd om ontspannen te lezen.
Ik sleurde May Elizabeth mee in mijn geestdrift voor Nancy Drew toen we in de herfst weer naar school gingen en we lazen om beurten alle boeken die er in de schoolbibliotheek te vinden waren. We hadden dat jaar les van juffrouw Pfister. Haar naam was moeilijk uit te spreken zonder te gaan spugen, vooral als je al lispelde, zoals Patty DeMarco. Juffrouw Pfister was nieuw, jong en heel mooi. De jongens werden allemaal verliefd op haar, en voor het eerst van hun leven gedroegen ze zich goed in de klas, alleen om indruk op haar te maken. De meisjes wilden allemaal zijn zoals zij en sommigen lieten hun haar groeien en probeerden hun kapsel even vol en krullend te maken als het hare. Ik mocht juffrouw Pfïster omdat zij elke dag veel huiswerk opgaf en May Elizabeth me weer bij haar thuis uitnodigde na schooltijd, zodat we het samen konden maken - wat er gewoonlijk op neerkwam dat ik het werk deed en zij mijn antwoorden overschreef. Daarna zaten May en ik in haar weelderige, roze slaapkamer, dronken cola en lazen Nancy Drew.
Het schooljaar ging snel en zonder incidenten voorbij, en ik was er dankbaar om. Met May Elizabeth als beste vriendin leken de andere kinderen me te vergeven dat ik luizen had en een communistische oom. Ze lieten me meestal met rust. Mijn broers zaten nu allebei ook op de basisschool van Riverside en waren regelmatige gasten in het kantoor van de directeur. Er werd gefluisterd dat zij de glijbaan op het schoolplein met was hadden ingesmeerd, waardoor tientallen kleine kinderen verwondingen opliepen toen ze als kogels uit een kanon van het onderste deel werden afgeslingerd. Bobby Peters brak zijn arm op twee plaatsen. Maar de reputatie van mijn broers riep kennelijk meer ontzag dan bespotting op bij hun medeleerlingen, JT -die nog op de kleuterschool zat - was tenslotte houder van het schoolrecord als jongste leerling die ooit geschorst werd.
Rond april 1962 hadden May en ik alle Nancy Drew boeken gelezen die op school en in de openbare bibliotheek aanwezig waren. 'Ik begin er echt goed in te worden om het mysterie al op te lossen voordat Nancy het doet,' zei May opschepperig toen we op een avond in haar slaapkamer zaten. 'Ik had het raadsel van het met mos begroeide huis al opgelost toen zij nog in haar cabriolet rondreed op weg naar de lunchroom.'
'Waarom moeten we tegenwoordig in een kantine eten in plaats van in een lunchroom?' vroeg ik nadenkend. Als volwassen zesdeklasser, op de formidabele leeftijd van twaalf jaar, was ik heel beschouwelijk geworden. 'Waarom gaat niemand meer naar de lunchroom?'
'Mijn moeder en haar vriendinnen doen haast nooit anders,' antwoordde May.
Ik had kunnen weten dat het weer een kwestie van klassenverschillen zou zijn. Ik denk dat mijn moeder niet eens een lunch at, laat staan in een lunchroom!
'Hé! Weet je wat?' zei May plotseling. 'We gaan ons eigen detectivekantoor openen en mysteries oplossen. Ik ben Nancy Drew en jij bent Bess. Ik weet zeker dat we heel veel geld kunnen verdienen.'
Het gemak waarmee May Elizabeth het kapitalisme omhelsde, verbaasde mij. Ik voelde een rilling van dankbaarheid voor haar vriendschap en voor de vrije uitwisseling van ideeën die zij mij bood, nadat ik mijn hele leven door mijn oom was gehersenspoeld. En ik dacht trouwens niet dat oom Leonard er bezwaar tegen zou maken als wij samen een zaak begonnen, zolang May en ik alle schatten die we vonden maar weggaven, zoals Nancy Drew altijd deed - of de opbrengst op zijn minst eerlijk deelden.
'Ik weet haast zeker dat er hier in Riverside wel een paar mysteries zijn die we kunnen oplossen,' zei ik. 'Waar beginnen we?'
'Tja...' May rekte het woord om de spanning op te voeren. 'We zouden de waarheid over jouw oom Leonard kunnen uitzoeken. Iedereen in Riverside denkt dat hij een spion van de Russen is.'
'Oom Leonard? Een spion? Dat meen je toch niet. Allereerst denk ik niet dat de Russen erg geïnteresseerd zouden zijn in informatie uit dit stoffige stadje. En ten tweede maakt hij veel te veel herrie voor een spion Hij stapt overal bovenop met zijn grote, onhandige voeten en hij schreeuwt tegen alles en iedereen, vooral tegen de televisie.
'En zijn vriendin dan? Zij is toch ook een communiste?'
'Bedoel je Connie Miller? Hou toch op, zeg, die werkt in de supermarkt!' Ik zei er niet bij dat ze zo dom en dik was als het achtereind van een varken, maar had dat wel kunnen doen.
'Waar werkt jouw oom?' vroeg May Elizabeth. Ik merkte dat zij nog steeds de rol van Nancy Drew speelde, die de waarheid uit mensen wilde trekken.
'Hij werkt voor de transportvakbond in Bensenville. Hij zit de hele dag in een kantoor en hoopt dat de arbeiders gaan staken zodat hij protestborden kan maken en leuzen kan schreeuwen. We kunnen hem wel gaan volgen, maar ik denk niet dat het erg opwindend wordt.'
May leek met de handen in het haar te zitten, maar niet lang. 'Ik heb het! We kunnen de dieven opsporen die twee jaar geleden bij ons inbraken en alles stalen terwijl wij in de kerk zaten. De politie heeft die misdaad nooit opgelost.'
Mijn maag voelde aan alsof ik in een auto zonder remmen van een steile heuvel reed. 'Nee, dat is ook veel te saai.' Ik deed wanhopig mijn best om nonchalant te klinken. 'Nancy en Bess zouden nooit aan zo'n saaie zaak beginnen. Het is bovendien al twee jaar geleden.'
'En iemand die vermist is dan?' vroeg May.
'Dat is veel beter.' Ik haalde opgelucht adem. Maar eerlijk gezegd vermoedde ik dat niemand die het geluk had uit het saaie Riverside te zijn verdwenen er prijs op stelde door ons teruggevonden te worden. Ik zei het echter niet hardop, uit angst dat May Elizabeth dan weer naar de onopgeloste inbraak terug zou gaan. 'Goed, wie kennen wij die vermist is?' vroeg ik, over mijn kin wrijvend.
'Mijn vader.'
'Jouw vader is niet vermist. Ik heb hem gisteren nog in de kerk gezien. Mijn vader gaat altijd voor maanden achter elkaar weg. Hij is al sinds eind januari niet meer thuis geweest.'
'Nee, mijn vader is ook nooit thuis,' hield May vol. 'We eten 's avonds bijna altijd zonder hem. En als bij thuis eet, moet bij daarna altijd weer weg.'
'Waar gaat bij dan naartoe?'
'Dat is bet mysterie!' May draaide haar handpalmen naar boven en haalde haar schouders op. 'Misschien is hij de spion, in plaats van jouw oom! Zou dat niet te gek zijn?'
Ik had er mijn twijfels over, maar we besloten om te beginnen met May's vader, omdat hij alleen hier in Riverside 'vermist' was. We konden aan de zaak van mijn vader gaan werken als we wat meer ervaring hadden - en misschien een rijbewijs.
Twee avonden later zat ik thuis televisie te kijken toen Charlie Grout bij ons aanklopte en zei dat ik een telefoontje had bij hem thuis. Het was May Elizabeth. Eerst dacht ik dat we een slechte verbinding hadden, want ik kon haar nauwelijks verstaan. Maar toen realiseerde ik mij dat zij fluisterde.
'Nu is het onze kans, Bess.' Ze sprak me met mijn codenaam aan. 'Mijn vader is net vertrokken. Hij zei dat hij nog naar kantoor moest, maar ik denk dat hij geheime documenten van een Russische overloper gaat ophalen.'
Ik voelde een heerlijke rilling van opwinding. 'Wat ben je van plan, Nancy?'
Ze gaf geen antwoord. Hoe langer bet stil bleef, hoe meer het mij begon te dagen dat de initiatieven van mijn kant moesten komen, net als bij ons huiswerk. 'We moeten hem volgen,' zei ik vastberaden.
'Zal ik mijn moeder vragen of ze wil rijden?'
Ik keek wanhopig naar het plafond. 'Nee, zij zit misschien ook in het complot. We moeten op de fiets gaan.'
'Maar jij hebt geen fiets...'
'Weet ik, weet ik. Ik hoopte dat ik die van je broer kon lenen.' Ik keek naar Charlie Grout en kon aan de manier waarop hij terugkeek zien dat hij meeluisterde. Ik hield mijn hand voor de hoorn. 'Smokkel de fietsen de garage uit, wil je? Ik kom er zo aan.'
'Moet ik me helemaal in het zwart kleden?' vroeg May.
'Als je dat wilt - maar ik geloof niet dat Nancy Drew dat ooit deed.'
'Jawel, in Het mysterie van de oude postkoets, weet je nog?'
Ik onderdrukte een ongeduldige zucht. Meneer Hayworth kon wel naar Bensenville zijn gereden om zijn geheime documenten op te pikken en alweer in huis zitten voordat wij de zaken geregeld kregen. 'Je kunt zwart dragen als je dat wilt,' zei ik snel. 'Ik heb geloof ik niets zwarts.'
'Leuk is dit, hè?' giechelde May.
Een halfuur later reden May en ik op onze fietsen naar de top van de helling die zicht bood op de parkeerplaats van Hayworth Industries. De auto van haar vader stond op de gereserveerde parkeerplaats dicht bij de hoofdingang van het grote, bakstenen gebouw. Ik was enorm teleurgesteld dat we hem zo makkelijk hadden gevonden.
'En wat nu?' vroeg ik. 'Moeten we het gebouw in sluipen om te kijken wat hij doet?'
'Dat kan niet!' hijgde May. Ze greep mijn arm vast. 'Ze hebben een bewaker!' Ik kreeg weer een rilling bij het idee dat we tegenover een echte bewaker zouden staan. Ik voelde me een ware detective.
'Wat zouden Nancy en Bess doen?' fluisterde ik. May gaf geen antwoord. We stonden nog naar de stille en vredige parkeerplaats te kijken en na te denken wat we moesten doen toen de deur plotseling openging en meneer Hayworth naar buiten liep. Hij liep recht op zijn auto af en stapte in.
'We gaan hem volgen!' zei May. Ze sprong op haar fiets, klaar om de achtervolging in te zetten. Het viel mij wat zwaarder om in actie te komen op de jongensfiets, maar ten slotte haalde ik haar in.
Een auto achtervolgen op een fiets was niet zo onmogelijk als het klonk - zeker niet in Riverside. De maximumsnelheid in het dorp was veertig kilometer per uur en bij vrijwel elke kruising stonden stopborden om de vaart er nog meer uit te balen. De verkeersdienst van de provincie had besloten dat onze plaats te klein was voor echte verkeerslichten en dus hadden de plaatselijke bestuurders hun toevlucht gezocht in een stortvloed van stopborden, die vooral bedoeld waren om de provinciale sneeuwploegen te ergeren. De borden dwongen hen te stoppen en Riverside op te merken.
Meneer Hayworth was een voorbeeldige automobilist. Hij reed nooit te hard en stopte bij elke stopbord. Ik was weer teleurgesteld. Een spion op een belangrijke missie zou natuurlijk veel minder voorzichtig rijden. Maar toen hij de rand van de plaats bereikte, deed meneer Hayworth iets bijzonder spionachtigs: hij sloeg af naar de begraafplaats zonder richting aan te geven en doofde zijn koplampen. Mijn hart begon te bonken. De begraafplaats was de perfecte plaats voor spionnen om geheime documenten uit te wisselen.
De remmen van May Elizabeth piepten toen zij bij de zuilen naast de ingang stopte. Het begon donker te worden en de dichtbegroeide, onverlichte begraafplaats zag er spookachtig uit. Sommige graven waren honderdvijftig jaar oud, zoals dat van Sarah Hawkins, die volgens de verhalen 's nachts over de begraafplaats doolde. Nog enger was dat Sarah van onze leeftijd was geweest toen zij stierf.
'We kunnen beter naar huis gaan,' zei May. Haar stem trilde. 'Mijn moeder wordt boos als ik in het donker nog rondfiets, ook al heb ik verlichting en reflectoren.'
'Welke detective zou bang zijn voor een oude begraafplaats?' vroeg ik. Volgens mij raakte ik daarmee de kern van het probleem. 'Nancy Drew zou niet bang zijn voor een paar spoken. Herinner je je De betoverde brug nog? Kom mee.'
Ik reed de begraafplaats op en volgde het bochtige zandweggetje. De stofwolk van meneer Hayworths auto wees me de weg. Hoewel ik me dapper voordeed, rilde ik van binnen van de spanning - het was een heerlijk gevoel.
May's vader parkeerde zijn auto helemaal achterin aan de rand van de begraafplaats, tegen het bos aan. Voor zijn auto stond een andere wagen, een Volkswagen Kever. Ik stopte op korte afstand van de auto's en verborg me half achter het grote grafmonument van de familie Moore. Mijn hart bonkte van angst en opwinding. Ik gebaarde naar May dat ze ook moest stoppen en hield mijn vingers tegen mijn lippen als teken dat ze stil moest zijn. Maar haar mond hing zo wijd open dat ze niet tot praten in staat geweest zou zijn. Ik vroeg me af of ik ook zulke grote ogen opzette.
Meneer Hayworth deed zijn portier open en stapte uit. Hij keek nerveus om zich heen. De spion in de Volkswagen stapte eveneens uit. Ik kon aan haar weelderige haar en haar figuur zien dat het een vrouw was - ze had iets bekends voor mij, zelfs op deze afstand. Ik verwachtte dat de twee snel documenten zouden uitwisselen en zich dan weer uit de voeten zouden maken, maar in plaats daarvan deden ze iets heel verrassends. Ze sloegen hun armen om elkaar heen, zoals geliefden aan het eind van een goede film altijd deden - en ze kusten elkaar! Hier, midden op de begraafplaats! Ik hoorde de adem van May Elizabeth stokken.
Toen de kus afgelopen was, keek meneer Hayworth weer om zich heen en deed het achterportier van zijn auto open. Hij leidde de vrouwelijke spion naar de achterbank, stapte daarna zelf in en deed het portier weer dicht. Een ogenblik later verdwenen hun hoofden uit het zicht.
Ik probeerde te bedenken wat die hele scène te betekenen had en telde alle aanwijzingen op, zoals Nancy Drew dat zou doen om een mysterie op te lossen. Ik meende me te herinneren dat ik iemand in een Kever door de stad had zien rijden. Toen viel het me in: het was mijn onderwijzeres, juffrouw Pfister. Ja! Dat was die vrouw die me vaag bekend voorkwam. Maar juffrouw Pfister was geen Russische spion. Ze was een jonge, mooie, ongetrouwde onderwijzeres aan de basisschool van Riverside.
Wat deed zij op de begraafplaats achter in een auto met May Elizabeths vader?
Toen realiseerde ik me wat zij deed.
May Elizabeth moet op hetzelfde moment dezelfde conclusie hebben getrokken, want ik hoorde een klap toen haar fiets omviel. Ik draaide me om en zag haar nog net op de grond zakken alsof alle kracht uit haar benen verdwenen was. Ze sloeg haar handen voor haar ogen en huilde. Ik wist niet wat ik moest doen.
Het leek alsof May Elizabeth uren oncontroleerbaar huilend op de grond bleef zitten, terwijl ik handenwringend naast haar stond.
'May Elizabeth...?' fluisterde ik ten slotte. 'May? We kunnen beter naar huis gaan.'
Ze haalde diep en trillend adem, alsof ze wilde gillen, maar dat deed ze niet. In plaats daarvan sprong ze op, greep haar gevallen fiets en raasde van de begraafplaats af alsof Sarah Hawkins haar op de hielen zat. Het is mij een raadsel dat ze door haar tranen heen nog kon zien waar ze reed.
Onderweg zei ze geen woord tegen mij en toen we bij haar huis kwamen, gooide ze haar fiets op het gras, rende naar binnen en sloeg de deur achter zich dicht. Als verdoofd staarde ik een tijdlang naar het huis en vroeg me af of ik naar binnen moest gaan om met haar te praten. Maar wat moest ik in vredesnaam zeggen?
Ten slotte reed ik Rons fiets naar de garage en zette hem weg, om vervolgens May's fiets op te halen. Ik voelde me een misdadiger, maar wist niet waarom. Toen ik de oprijlaan afliep, op weg naar huis, hoorde ik mevrouw Hayworth roepen.
'Kathleen! Kathleen! Wacht even!' Ik draaide me om, maar kon haar niet in de ogen kijken. 'Wat is er met May Elizabeth gebeurd? Waarom huilt ze zo vreselijk? Alsjeblieft, Kathleen. Je moet me vertellen wat er aan de hand is.'
'Ik weet het niet...' zei ik met een schouderophalen. Maar toen ik me weer voorstelde hoe meneer Hayworth en juffrouw Pfister gekust hadden, begon ook ik te huilen. Mevrouw
Hayworth pakte me vriendelijk bij mijn schouders.
'Ik denk dat jij het wel weet. Alsjeblieft, lieverd. Ik ben niet boos op jou. Ik wil jou en May alleen maar helpen, maar als ik niet weet wat er is, kan ik ook niets doen. Alsjeblieft... heeft iemand haar of jou pijn gedaan?'
O, ja. We hadden pijn. Mijn keel zat zo dichtgeschroefd dat ik de woorden er nauwelijks doorheen kon persen. 'We deden alsof we detectives waren...' begon ik. Ik vertelde hoe we de auto van meneer Hayworth vanaf de fabriek hadden gevolgd, waar hij naartoe was gereden en wat we daar gezien hadden. Het was het moeilijkste wat ik ooit gedaan had. Toen ik klaar was, voelde ik me misselijk.
Mevrouw Hayworth was lijkbleek geworden en haar ogen glansden van de opwellende tranen. 'Vertel dit alsjeblieft aan niemand anders, Kathleen. Alsjeblieft,' smeekte ze me.
'Doe ik niet, dat beloof ik.' Ze trok me in haar armen en gaf me een lange omhelzing. Daarop ging ze weer naar binnen.
Mijn moeder begon te schreeuwen zodra ik binnenkwam. 'Sinds wanneer vertrek jij zomaar zonder iemand te zeggen waar je heen gaat? Waar heb je gezeten?'
Ik liet mezelf kwaad worden, zodat ik niet zou huilen. Anders zou mijn moeder misschien vragen gaan stellen die ik niet wilde beantwoorden. Bovendien begon Annie onmiddellijk voor ons beiden te huilen toen ze mijn moeders kwade stem hoorde. Met hun levenslange ervaring op dit gebied hadden mijn broers geleerd al het geschreeuw en gehuil te negeren, zelfs als het tegen hen was gericht. Ze zaten stoïcijns op de grond naar het scheeftrekkende televisiescherm te staren.
'Ik was bij May Elizabeth,' zei ik mokkend. 'En sinds wanneer interesseert jou dat?'
'Let op je grote mond, jongedame! Je hebt huisarrest omdat je in het donker buiten bleef. Wat moest je trouwens op dit uur van de dag nog buiten?' Ze drukte haar sigaret met een kwaad gebaar uit en pakte een nieuwe.
Mijn woede groeide en ik keek haar recht in de ogen. Ik moest de waarheid weten. 'Waar is papa?' vroeg ik. Mama keek raar op van de plotselinge verandering van onderwerp.
'Die is op reis voor zijn werk. En dat komt jou niet goed uit, hè? Hij is er niet om jouw kant te kiezen en je te verpesten met zijn verwennerij, zoals hij altijd doet.'
'Waar werkt hij?'
'Dat heb ik je al gezegd - hij is vertegenwoordiger... luister goed,jij laat je vader hier buiten. Je hebt nog steeds huisarrest. Je mag een week lang niet naar het huis van je rijke vriendinnetje. Begrepen?'
'Eerst zei je dat papa vrachtwagenchauffeur was.'
'Dat... was hij ook. Nu zit hij in de verkoop.'
Aan de manier waarop zij wegkeek en haar sigarettenrook naar het plafond blies, kon ik zien dat ze niet de waarheid sprak. Ik was woedend op meneer Hayworth die tegen May en haar moeder loog, en ik was woedend op mijn ouders die tegen mij logen. Ik nam me voor om het mysterie van mijn vermiste vader in mijn eentje op te lossen, ongeacht welke afschuwelijke waarheid daarbij boven water zou komen.
'Voor welk bedrijf werkt papa? Wat verkoopt hij eigenlijk?'
'Sla niet zo'n toon tegen mij aan. Ik ben het echt helemaal beu met jou, Kathleen!'
'Ik wil hem een brief schrijven. Wat is zijn adres?'
Mijn moeder schreef hem elke week een brief en ze liet mij altijd een bladzijde volschrijven over wat ik op school deed. Papa stuurde ook brieven terug en mama las er altijd stukken uit voor. Maar papa zei nooit iets over waar hij eigenlijk zat. Ik moest een postadres zien te vinden.
Mijn moeder stak dreigend een vinger naar mij uit en de as van haar sigaret viel op de bank. 'Als jij denkt dat je uit de brand bent als je je vader kunt schrijven, zul je nog wat anders meemaken! Naar je kamer!'
'Mijn kamer?! Dat is een grapje zeker!' Ik stampte weg en had mijn woede het liefst gekoeld door hard met de slaapkamerdeur te slaan... maar ik durfde het niet omdat ik bang was dat hij uit het kozijn zou vallen.
Ik haalde een vel papier te voorschijn en begon een brief aan mijn vader te schrijven: Lieve Papa, hoe gaat het ermee? Ik hoop goed. Ik moest voorzichtig zijn, niets over mijn huisarrest zeggen en niet proberen hem aan mijn kant te krijgen tegenover mijn moeder: zij zou de brief lezen, en ze zou hem nooit opsturen als ik dat erin zette. Op school gaat het goed. Ik haal nog steeds tienen... Mijn tranen begonnen weer te lopen toen ik aan het verraad van juffrouw Pfister dacht, maar ik bleef schrijven, vastbesloten het raadsel op te lossen. Ik mis je, papa. Wanneer kom je weer naar huis?
Toen ik klaar was, liep ik naar de woonkamer en gaf de brief aan mijn moeder. 'Het spijt me dat ik zo lang buiten ben gebleven,' zei ik. Het was waar. Het speet me ook dat ik besloten had detective te spelen en meneer Hayworth naar de begraafplaats te volgen. Mijn welgemeende excuses kon ik dus makkelijk maken. 'Wil je deze brief voor mij aan papa sturen?'
'Goed.' Ze nam de brief van mij aan, maar haar ogen bleven strak op het vertrokken televisieprogramma gericht.
'Als je wilt, kan ik de envelop zelf schrijven,' zei ik. 'We hebben op school geleerd hoe dat moet.'
'Hoeft niet. Ik doe jouw brief bij de mijne in.'
Ik ergerde me dat ik zo niet verder kwam en ging terug naar mijn kamer om iets anders te bedenken. Als ik me maar bleef concentreren op het vinden van mijn vader, hoefde ik niet na te denken over juffrouw Pfister die May's vader kuste. Dan hoefde ik me niet te herinneren hoe verdrietig May was en hoe de armen van mevrouw Hayworth hadden getrild toen ze mij omhelsde.
Ik dacht er nog steeds over na hoe ik mijn vader kon vinden toen Annie even later de kleine slaapkamer binnenkwam en geeuwend op het bed ging liggen. We hadden geen van allen een vaste bedtijd. Mijn broers sliepen 's nachts soms in hun bed, en soms op de vloer voor de televisie. In ons huis sliep je waar je toevallig in slaap viel en niemand nam ook maar de moeite om je te verplaatsen.
'Je moet je tanden poetsen voordat je naar bed gaat,' zei ik tegen Annie.
'Wil ik niet,'jammerde ze. Annie kon nog geen 'hallo' of 'dag' zeggen zonder een jammertoontje aan te slaan.
'Doe dan in elk geval je pyjama aan.'
'Wil ik niet.' Ze draaide zich naar de muur en viel in slaap.
Ik liet het licht aan en probeerde nog steeds een strategie uit te stippelen. Toen ik oom Leonard even later thuis hoorde komen, sloop ik door de gang naar de woonkamer om te horen wat hij en mijn moeder zeiden. Eerst praatten ze over koetjes en kalfjes, maar toen mijn moeder zei: 'Kun je deze brief morgen voor mij posten?' haastte ik mij de kamer in alsof ik op weg was naar de keuken om iets te eten. Ik zag dat hij de brief aannam en in de zak van zijn smoezelige regenjas stopte. De jas gooide hij vervolgens over een stoel in de eetkamer.
Ik hoopte dat hij niet de hele avond manifesten zou gaan schrijven, want ik was uitgeput van alle traumatische gebeurtenissen van die avond en wist niet hoe lang ik nog wakker kon blijven. Mijn moeder ging naar bed terwijl ik een blik tomatensoep warm maakte. Er was geen schoon kommetje te vinden en aan de tafel was geen plaats om te zitten. Ik bleef dus tegen het aanrecht geleund staan en at de soep regelrecht uit het blik. Tegen de tijd dat ik het ophad, zette oom Leonard de televisie uit en trok hij zijn deken en kussen van achter de bank te voorschijn om zijn 'bed' op te maken. Hij gooide de versleten deken die mijn vader uit de kringloop had gehaald over de jongens, die voor de televisie op de vloer lagen.
'Goedenacht, oom Leonard,' zei ik, onderweg terug naar mijn kamer.
'Nacht,' gromde hij. Niets was 'goed' voor een communist die in een kapitalistisch land woonde.
Ik deed mijn nachthemd aan, poetste mijn tanden, draaide het licht uit en bleef bij de deur staan luisteren tot mijn oom in slaap zou vallen. Als ik was gaan liggen, zou ik zelf ook in slaap zijn gevallen, en dat mocht niet gebeuren.
Na een heel lange tijd hoorde ik hem snurken. Het huis was donker en vol schaduwen - het deed me denken aan de eerdere tocht over de begraafplaats. Ik bedacht me bijna toen ik weer voor me zag wat we daar ontdekten. Maar ik was May Elizabeths beste vriendin en het was niet meer dan eerlijk dat wij onze vermiste vaders beiden op dezelfde avond zouden terugvinden. Op mijn tenen sloop ik zo stil als ik kon naar de woonkamer en viste de envelop uit de jas van mijn oom. Het was te donker om het adres te kunnen lezen. Ik ging naar de keuken en deed de deur van de koelkast een stukje open, zodat het lampje ging branden. De geur van zure melk walmde naar buiten terwijl ik las:
Donald Gallagher
# K21633-277
Provinciaal Tuchthuis
Bensenville, New York
Ik sloeg de deur van de koelkast weer dicht, alsof daardoor de vreselijke waarheid samen met het licht en de zure stank zou verdwijnen. Mijn vader zat in de gevangenis? Hij had een nummer?
Even bleef ik als aan de grond genageld staan. Ik probeerde het te bevatten. Toen viel de envelop op de grond en vluchtte ik naar de badkamer om de tomatensoep die ik gegeten had weer uit te kotsen. Ik had het gevoel dat mijn hart in een steen was veranderd. Mijn geweldige, lachende papa was in werkelijkheid een dief. Hij was opgepakt en naar de gevangenis gestuurd. Hoe vaak was hij al achter de tralies beland als hij weer eens een poos wegbleef? Ik begreep waarom May Elizabeth zo lang had gehuild, want ik kon nu ook niet stoppen. Ik huilde mezelf ziek en kon de volgende dag niet naar school.
Toen ik uiteindelijk weer naar school ging, schaamde ik me zo voor wat ik was dat ik met mijn kin tegen mijn borst rondliep, niet in staat iemand aan te kijken. May Elizabeth miste drie dagen op school en toen ze terugkwam, was ze overgeplaatst naar de andere zesde klas, aan de overkant van de gang. Ik zag haar in de pauze op het schoolplein, ze stond alleen naast de speeltuin voor de kleintjes. Ze was altijd vol leven, maar nu leek ze een opwindbare pop met een kapot mechaniek. Ik ging bij haar staan.
'Gaat het een beetje?' vroeg ik.
'Nee... ik ben bang dat mijn ouders gaan scheiden,' zei ze met tranen in haar ogen.
Ik zweeg even en liet het nieuws doordringen voordat ik antwoord gaf. 'Trek het je niet te erg aan. Ik heb mijn vermiste vader ook teruggevonden... hij zit in de gevangenis!'
'O, Kathleen!' May omhelsde me - lang en trillend, net als haar moeder - en daarop liepen we bij elkaar weg om niet in tranen uit te barsten.
We spraken er nooit over, maar onze plannen voor een detectivebureau waren na het oplossen van onze eerste zaak van de baan. Ik heb ook nooit meer een boek van Nancy Drew gelezen. In die lente van 1962 werden we beiden volwassen: onze onschuld was verloren en onze kindertijd voorbij.