1
Bethesda, Maryland
Het zou niet de eerste keer zijn dat Kathleen Seymour het huis verliet om nooit terug te keren. Na de dag die zij beleefd had, was de verleiding groot om al haar kleding in te pakken, in haar Lexus te stappen en zo ver weg te rijden als een volle benzinetank haar brengen wilde. Afgaande op het weinige dat zij van haar voorouders wist, was het bijna een familietraditie om weg te trekken als het allemaal te moeilijk werd en ergens in een andere stad een nieuw leven te beginnen. Als de grote jongens van de Getuigen Beschermingsprogramma's een paar tips wilden hebben hoe je een nieuwe identiteit kon opbouwen op een nieuwe plek, zouden ze Kathleens familie om raad kunnen vragen. Zij waren experts op dat gebied.
'Ik ga weg en ik kom nooit meer terug!' brulde haar zestienjarige dochter Joëlle. Het klonk als de echo van Kathleens eigen gedachten. Joëlle bonkte met groot misbaar de trap op, maar de dikke bekleding smoorde haar woedende gestamp.
'Doe geen moeite!' riep Kathleen naar boven. 'Ik vertrek als eerste!'
Als antwoord knalde Joëlle haar deur zo hard dicht dat de theekopjes in de eetkamer stonden te rinkelen.
'Ik ben het zo langzamerhand meer dan beu, Joëlle,' schreeuwde Kathleen, om direct daarna een hand voor haar mond te slaan. Ze had dezelfde woorden geschreeuwd als die haar moeder altijd gebruikte, op dezelfde toon. Wanneer was zij in haar moeder veranderd?
Ze liet zich bij de keukentafel op een stoel zakken omdat ze niet meer op haar benen kon staan. Ze waren al gaan trillen toen ze een paar uur eerder een aanvaring had met haar baas. Nadat ze het kantoor was uitgestormd, was ze met de grootste moeite tot de parkeerplaats overeind gebleven. Het was maar goed dat ze al in haar wagen zat en haar pumps met hoge hakken had uitgetrokken toen de politie via haar mobiele telefoon belde. Anders was ze misschien ter plaatse in elkaar gezakt.
Mevrouw Seymour? U spreekt met Marks van de stedelijke politie. We hebben uw dochter, Marie Seymour, in hechtenis genomen…
Na dat moment herinnerde Kathleen zich niet veel meer. Op een of andere manier was ze naar het winkelcentrum gereden, had ze het kantoor van de bewaking gevonden en had ze zwetend een tenenkrommend gesprek gehad met Marks en een agent in burger die Joëlle betrapt had toen zij een lippenstift van zeven dollar uit het cosmeticarek stal. Het had allemaal een nachtmerrie geleken, vooral de manier waarop Joëlle op het hele gebeuren reageerde. Ze had geen spoor van spijt getoond terwijl ze onderuit op haar stoel hing, de armen over elkaar, haar blik afgewend en haar voet ontspannen op en neer wiegend - mooie Joëlle, met haar notenbruine haar dat Kathleen zo sterk aan haar vader deed denken. Maar het laatste waar Kathleen in die omstandigheden behoefte aan had, was de herinnering aan haar vader.
Gelukkig had ze de bedrijfsleider ervan kunnen weerhouden aangifte te doen omdat het Joëlles eerste vergrijp was. Maar ze kreeg wel een winkelverbod voor een jaar, en als zij nog eens betrapt zou worden, zou ze direct naar het politiebureau moeten en een strafblad oplopen. Kathleen had Marks wel op beide wangen willen kussen.
'Waar zijn je vriendinnen?' vroeg Kathleen aan Joëlle toen ze eindelijk weg mochten. Je was toch met Colleen en Stacey naar het winkelcentrum gegaan?'
Joëlle keek om zich heen. 'Ze zijn ervandoor gegaan toen ik betrapt werd.'
'Lekkere vriendinnen.'
'Kun je me bij Colleens huis afzetten?' vroeg Joëlle toen ze bij de auto kwamen.
Katbleen staarde haar vol ongeloof aan. 'Ben jij wel goed bij je hoofd?'
Joëlle liet zich op de passagiersstoel zakken en sloeg het portier hard dicht. Ze deed haar veiligheidsgordel niet om en negeerde het irritante waarschuwingspiepje. Toen ze aanstalten maakte om de autoradio aan te zetten, duwde Kathleen haar hand weg.
'Laat dat ding uit - en doe je gordel om!'
'Alsof het jou wat kan schelen wat er met mij gebeurt!'
Kathleen voelde hoe ze haar zelfbeheersing begon te verliezen. Ze startte de motor en reed met gierende banden weg van de parkeerplaats. 'Waarom doe je zoiets doms, Joëlle? Hoe haal je het in je hoofd? Je krijgt elke week vijftig dollar zakgeld - wat bezielt je om een lippenstift van zeven dollar te stelen?'
Joëlle haalde haar schouders op. 'Stelt toch niets voor. Ze hebben me laten gaan.'
Na die opmerking ontaardde de rit naar huis in een schelden schreeuwparty die eindigde met Joëlles dreigement om weg te gaan en nooit meer terug te komen. Kathleen had ooit precies dezelfde woorden gebruikt - hoeveel jaar geleden was dat? Maar zij had haar dreigement ook waargemaakt.
Kathleens handen trilden nog toen ze haar mobiele telefoon van de keukentafel pakte om haar man te bellen. Gelukkig nam hij zelf op en hoefde ze geen bericht in te spreken. 'Wat is er, Kath?'
'Je moet naar huis komen,' antwoordde ze met een gebroken stem.
'Kun je me iets meer zeggen? Ik heb het nogal druk, en...'
'Joëlle is op winkeldiefstal betrapt.' Haar tranen begonnen te vloeien, tranen van woede, onbegrip en verdriet. Ze huilde eerst in stilte, maar toen ze naar de deur van de koelkast keek, met daarop het briefje dat Joëlle die avond iets lekkers moest meenemen naar de jeugdgroep van de kerk, begon ze te snikken.
'Ik kom eraan,' zei Mike rustig.
Hij kwam net op tijd om Joëlle tegen te houden, die met haar rugzak en een volgepropte koffer van de trap stommelde. 'Ik laat jou niet zomaar weglopen, liefje,' zei hij kalmerend. 'Kom mee naar boven, dan praten we erover.'
Kathleen vroeg zich af of Mike haar ook zou hebben tegengehouden als zij met een koffer naar beneden was gekomen in plaats van Joëlle. Ze luisterde naar hun stemmen die van boven klonken en voelde jaloezie om de relatie die zij hadden; ze besefte dat zij het weer eens verprutst had. Zij en Joëlle maakten evenveel ruzie als Kathleen vroeger met haar eigen moeder -misschien nog meer. Kathleen beloofde zichzelf keer op keer dat ze haar best zou doen om een betere, zorgzamere moeder te zijn, maar ze wist niet hoe en waar ze moest beginnen.
Ze pakte de ingelijste foto die in de keuken stond: een kiekje dat in de winter tijdens hun skivakantie in Colorado was gemaakt. Ze glimlachten alle drie, hun ogen half dichtgeknepen tegen het felle zonlicht en hun gezichten dicht bij elkaar in een zeldzaam moment van verbondenheid. Een gezinnetje uit een fotoalbum. Mikes gebruikelijke zorgrimpels waren ontspannen tot lachrimpels en zijn stugge, staalgrijze haar ging schuil onder een ski-petje dat hem jonger deed lijken dan zijn achtenvijftig jaar. Kathleen zelf was gewend te horen dat zij er jonger uitzag dan haar vierenvijftig jaar - dankzij regelmatige training in het fitnesscentrum en een creatieve kapper die haar lichtbruine haar modieus hield en vrij van het oprukkende grijs. Ze was achtendertig geweest toen Joëlle werd geboren, najaren van dokteren en bidden. Ze had zich heilig voorgenomen er voor haar dochter jong uit te blijven zien, maar vandaag voelde ze zich als de oude heks uit een akelig sprookje.
Joëlles roodbruine haar was op de foto één massa van natuurlijke krullen, om een gezicht dat nog steeds de zachtheid en onschuld van het kind bezat, maar ook de belofte van vrouwelijke schoonheid en sensualiteit inhield. 'O God, help ons,' zuchtte Kathleen met haar ogen dicht. Joëlle was nog maar zestien en raakte nu al in moeilijkheden - wie weet wat er allemaal nog op hen afkwam.
'Ik heb haar gekalmeerd,' zei Mike toen hij een uur later naar beneden kwam. Hij had zijn das losgetrokken en de mouwen van zijn gesteven, witte overhemd opgerold. 'Maar ik denk wel dat je even met haar moet praten om haar te laten weten dat je nog van haar houdt.'
'Ik ben op dit moment ontzettend kwaad,' antwoordde Kathleen met een gespannen stem. Ze had eindelijk de kracht gevonden om haar stoel van de keukentafel weg te duwen en wat kliekjes in de magnetron op te warmen, bij wijze van avondeten - hoewel eten wel het laatste was waar ze zin in had. Ze had haar mantel en schoenen niet uitgedaan, alsof ze nog steeds met het idee speelde om het huis te verlaten.
'We hebben haar alles gegeven wat ze maar wilde, Mike, maar ze is zo ondankbaar. Toen ik zo oud was als zij, kon ik alleen maar dromen van zo'n leventje. Ik kan gewoon niet geloven dat ze dat allemaal op het spel zet voor een onnozele lippenstift. Waarom doet ze zoiets doms? Ze krijgt zoveel zakgeld dat ze wel een dozijn lippenstiften kan kopen.'
'Misschien probeert ze jouw aandacht te trekken.'
Zijn woorden waren als een klap in haar gezicht. 'Hoe durf je dat tegen mij te zeggen? Jij bent degene die altijd weken van huis is! En ik ben degene die er altijd voor haar is!' Ze greep haar handtas van de tafel, viste de autosleutels eruit en liep naar de achterdeur.
'Niet vluchten, Kathleen. Dit is een probleem waar je beter niet voor kunt weglopen.'
Ze draaide zich met een ruk om. 'Ik loop niet weg - hoewel ik toegeef dat het verleidelijk is! Ik ga alleen maar naar buiten om wat frisse lucht te krijgen!'
Hij griste de autosleutels uit haar hand. 'Ga niet achter het stuur zitten. Je kunt op dit moment niet rijden.'
Kwaad liep ze tot het eind van hun straat en weer terug. Haar pumps deden te veel pijn om verder te lopen. Er heerste rust in de gegoede woonwijk, waar de kinderen op een warme zomeravond nooit met hun fietsen over straat reden of slagbal speelden. Ze hoefde zich geen zorgen te maken dat nieuwsgierige buren de ruzie met Joëlle hoorden of zich afvroegen waarom zij in haar nette kantoorkleding de straat op en neer beende. De huizen lagen ver van elkaar af, gescheiden en afgeschermd door grote tuinen met bomen en struiken. Alle geluiden van buitenaf werden bovendien gesmoord door het zoemen van airconditioners en pompinstallaties van zwembaden.
Op de terugweg bleef Kathleen bij haar brievenbus staan en haalde er een dikke stapel reclamefolders, nieuwsbrieven en andere ongevraagde post uit. Dat er een handgeschreven envelop tussen zat, was tegenwoordig zo'n uitzonderlijke gebeurtenis dat de brief op haar af leek te springen. Ze keek wie de afzender was en zag de naam en het adres van haar zus in Riverside, New York, waar zij waren opgegroeid. Waarom schreef Annie haar? Ze scheurde de envelop open.
Er zat een schreeuwerige uitnodiging in, versierd met ballonnen en feesthoedjes. Het leek wel een kaartje uit de knakenzaak. Ze las de boodschap, en las hem nog een keer om er zeker van te zijn dat ze zich niet vergiste: haar zus organiseerde een feestje voor hun vader. Probeer alsjeblieft te komen, Kathy, stond er onder aan de uitnodiging. Het zou zoveel betekenen voor papa.
'Dat is de druppel,' mompelde Kathleen. Ze liep de oprijlaan op en ging naar binnen, terwijl ze probeerde haar vaders aanstekelijke glimlach niet te zien en zich niet te herinneren hoe gelukkig ze zich altijd voelde als hij haar in zijn sproeterige armen optilde en 'mijn Kathy' noemde. Zorgeloze papa met zijn notenbruine haar. Maar misschien was hij nu wel kaal. Ze had hem tenslotte al vijfendertig jaar niet meer gezien.
Maar ze kon niet naar haar ouderlijk huis teruggaan - nu niet, en nooit. Alleen de gedachte al dat ze naar Riverside zou gaan, maakte dat ze haar gezicht van schaamte wilde verstoppen. Ze zou langs haar oude middelbare school moeten rijden, waar ze vier jaar lang met gebogen hoofd had rondgelopen, in de hoop dat niemand haar zou zien en niemand haar zou naroepen met 'pietjes-Kathy' of, erger nog: 'Kathy de Commie'. Nee, ze was ooit weggelopen en zou nooit terugkeren... en al zeker niet voor haar vader.
Kathleen gooide de uitnodiging in de prullenbak onder de gootsteen en legde de rest van de post voor Mike op tafel. Hij deed zich te goed aan een restje van de afhaalchinees en las de Washington Post. 'Ik ga naar bed,' zei ze. 'Ik wil deze hele dag gewoon vergeten.'
'Ho, ho, wacht eens even, Kath. Wil je niet eerst iets eten?'
'Ik heb geen trek.' Ze liep naar de keukendeur en draaide zich om. 'Trouwens, ik heb vanmiddag ruzie gehad met mijn baas, nog voor dat geval met Joëlle. Ik ben het kantoor uitgelopen. Het zou kunnen dat ik nu geen baan meer heb.'
Ze wachtte Mikes antwoord niet af, maar liep de trap op naar hun grote slaapkamer en nam een lange, hete douche. Het was een meer dan slechte dag. Kathleens zorgvuldig opgebouwde leven viel als een kaartenhuis in elkaar en ze wist niet wat ze ertegen kon doen. Ze dacht aan de figuur, van Job uit de Bijbel, die klaagde dat hetgeen hij het meest vreesde waarheid was geworden. Kathleens grootste angst leek veel op die van hem: zij was bang dat alles waar zij voor gewerkt had en iedereen van wie zij hield van haar zou worden afgenomen.
Tijdens het douchen liet ze haar tranen de vrije loop. Toen ze de slaapkamer weer in liep, zat Mike op het bed. 'Ik heb dit tussen het afval gevonden,' zei hij, zwaaiend met de felgekleurde uitnodiging. 'Wilde je die echt weggooien?'
Ze zuchtte diep. 'Ik zou hem door de papiervernietiger hebben gehaald, als we die hadden.'