6
Vergeleken met ons huis woonden de Hayworths in een paleis. Oom Leonard reed mij er op de dag van May Elizabeths feestje naartoe. Toen de auto de lange, gebogen oprijlaan opreed, begon hij zijn sombere hoofd te schudden. 'Weet je wel hoeveel woningen voor proletariërs er uit dat bourgeoispaleis gemaakt zouden kunnen worden?' vroeg hij.
Ik wachtte niet tot hij het berekend had maar stapte uit, gooide het portier hard dicht - dat moest omdat het anders niet dicht bleef zitten - en rende naar de voordeur om aan te bellen. Het eerste wat me opviel toen mevrouw Hayworth me binnenliet, was dat iedereen in prachtige kleren rondliep. Ik voelde me slonzig. De andere meisjes droegen allemaal glanzende crinoline onder hun feestjurkjes en linten in hun Shirley Temple krullen. Mijn muisbruine haar hing in slappe slierten langs mijn hoofd en ik was de enige die geen echt leren schoenen droeg. Mijn cadeautje, verpakt in goedkoop winkelpapier, stak vaal af naast alle andere glimmende pakjes met linten en krullen. Ik merkte een paar keer dat de volwassenen naar mij keken en ik wist dat zij achter hun handen over mij fluisterden.
Het eten was heerlijk. Meneer Hayworth maakte hotdogs op de barbecue naast het zwembad en hij liet me er zo veel pakken als ik wilde. Ik at er vier, op heerlijke witte broodjes, met mosterd, ketchup en sla. Het was die dag voor het eerst van mijn leven dat ik aardappelsalade at, hardgekookte, pittig gevulde eieren en een overheerlijke traktatie die May ambrosia-salade noemde. Er stond een enorme kom gestreepte gelatinepudding en iedereen kreeg cola. De taart kwam van de bakker en had grote bloemen van marsepein en tien kaarsjes die May moest uitblazen. Ze gaf iedereen een groot formaat snoepzak mee en een splinternieuwe hoelahoep als afscheidscadeautje.
Het huis was heel modern en schoon, met dikke tapijten en een verlaagde woonkamer met Deense stijlmeubelen. Het enige andere huis waar ik ooit binnen was geweest, was dat van Charlie Grout, naast ons, zodat May's huis iets uit een droom of een televisieserie leek. Ze had haar eigen slaapkamer met hemelbed, een dik, donzen dekbed, honderden knuffelbeesten en tientallen poppen. Zelfs haar badkamer was prachtig en kraakhelder, met een toilet en wasbak in turkoois, en een tegelvloer waar je van had kunnen eten. Ik keek onder de prinsessenpop die op de stortbak van het toilet zat en ontdekte dat zij een extra rol toiletpapier onder haar ruchesjurk verborg.
Later speelden we spelletjes als ezeltje prik en stoelendans, maar ik won geen prijzen. Die hele middag liep ik als in een roes rond, zoals Slome altijd deed, om alles in me op te nemen. Het feest ging zo snel voorbij dat mevrouw Hayworth me alweer naar huis bracht voordat ik er erg in had.
'Heb je zin om morgen met May Elizabeth en ons gezin mee te gaan naar de zondagsschool?' vroeg ze toen de Cadillac geruisloos stilhield voor ons huis.
'Ik denk het wel...' Dat was mijn standaardantwoord als ik me verlegen voelde en niet wist wat ik moest zeggen. Ik zei dan dit, of: 'Ik weet het niet...'
'Vraag het maar aan je ouders, goed? De zondagsschool begint om half tien. We wachten op je voor de kerk, je weet toch wel waar de Park Street Kerk is, lieverd?'
'Eh, ja.' Mijn moeder en oom Leonard zeiden dat religie een lapmiddel was voor de domme massa, maar ik wilde er graag heen. Ik wilde overal wel heen, als het maar weg was van huis. 'Dank u dat ik op het feest mocht komen,' zei ik toen ik uit de auto stapte.
'Geen dank, lieverd. Ik hoop dat je nog eens bij ons op visite komt.'
Thuiskomen van een feestje heeft altijd iets van een domper, maar wat ik die middag voelde toen ik onze verzakte trap en vervallen veranda opliep, was erger, veel erger. Ik zag ons huis door nieuwe ogen en merkte voor het eerst op hoe smerig het er stonk - naar vieze luiers en te veel katten. De vloer in de woonkamer bestond uit kale planken; het linoleum in de keuken was smerig en gescheurd; de vloer van de badkamer rotte weg onder ons lekkende toilet. Alle meubels waren doorgezakt en stonken muf en het beeld van onze zwart-wit-televisie vertrok zo sterk dat je je hoofd op en neer moest bewegen als de poppetjes op de hoedenplank van sommige auto's om een programma te volgen In onze slaapkamers stonden niet eens bedden, er lagen alleen matrassen op de vloer. De vier kinderen sliepen samen in één kamer, Slome en JT op een matras, en Annie en ik op een andere.
Toen ik die middag door de voordeur binnenkwam, lag papa languit op de bank. Hij knikte zich een weg door een televisieverslag van een honkbalwedstrijd. Om het commentaar boven Annies gekrijs uit te kunnen horen, had hij het geluid heel hard gezet. 'Hoe was je feestje?' vroeg hij.
'O, leuk.'
'Leuk? Is dat alles: alleen maar "leuk"? Vond ze het cadeautje dat we uitzochten leuk?'
'Ja, ik geloof het wel. Ik heb lol gehad,' antwoordde ik zonder veel geestdrift. 'Moet je kijken wat ik allemaal van haar heb gekregen.'
De nieuwe hoelahoep hing om mijn nek en ik hield de grote snoepzak boven mijn hoofd om te voorkomen dat mijn broers eraan zouden zitten. Zij konden snoep ruiken zoals haaien bloed roken, en ze cirkelden al om mij heen om dodelijk toe te slaan. Ik wilde wel dat ik de zak op een geheime plaats kon verstoppen. De jongens pakten altijd mijn spullen en maakten ze kapot. Ze hadden mijn poppenflesje al opengebroken om te kijken hoe het werkte en het cellofaan van mijn magische tekenbord gehaald om het op het televisiescherm te plakken en hun favoriete stripfiguurtjes over te trekken. Mijn mooiste babypop bad zoveel te lijden van Slome en JT dat zij ten slotte meer op een rampslachtoffer leek dan op een babypop. En barbie overleefde haar hersenoperatie maar nauwelijks voordat ze gescalpeerd werd. Als ik niet voor zonsondergang mijn hele snoepzak leeg at, kon ik er verder naar fluiten.
'Die Hayworths hebben zeker een groot huis, hè?' zei papa. 'En allerlei luxe dingen, zoals een kleurentelevisie?'
'Ja. Het is er echt mooi.' Ik ging naast hem op de bank zitten en duwde mijn wangen als een hamster vol met snoep. Hij stuurde Slome en JT weg en stelde me nog veel meer vragen over het huis van de Hayworths. Zijn laatste, raadselachtige vraag was: 'Hebben ze een hond?'
Ik wilde niet meer over hun huis nadenken, maar papa was kennelijk de enige die over het feest wilde horen en dus kroop ik dicht tegen hem aan en vertelde alle details. Ik waagde het zelfs hem te vragen of ik de volgende dag met May Elizabeth en haar gezin mee mocht naar de zondagsschool.
'Dus het zijn ook nog gelovige mensen?' vroeg papa. 'Bij welke kerk horen ze? Gaan ze er allemaal heen, ook meneer Hayworth? Elke zondag? Hoe laat?'
Hij klonk zo geïnteresseerd dat ik even dacht dat hij zelf ook mee wilde. Zijn glimlach werd breder en breder terwijl ik alle vragen beantwoordde. Daarna omhelsde hij mij en zei: 'Natuurlijk, meisje. Ik denk dat het een goed idee is dat jij meegaat naar de zondagsschool.' Hij zette de televisie uit en liep snel naar de buren om daar even te telefoneren. Zelf hadden we geen telefoon omdat oom Leonard niet wilde dat de FBI zijn gesprekken afluisterde.
Ik was moe van alle opwinding van het feestje en misselijk van het vele snoepgoed dat ik naar binnen werkte. Met mijn hoelahoep stevig in mijn handen ging ik naar mijn slaapkamer en vroeg me af waar ik het ding in vredesnaam zou kunnen verbergen. Maar toen ik mijn muffe matras zag waar nooit een laken overheen zat en weer dacht aan het dikke, beklede bed van May Elizabeth, rende ik naar het achterplaatsje en huilde.
De volgende dag liep ik alleen naar de Park Street Kerk en stond lang voor de ingang te wachten op de Cadillac van de Hayworths. 'Kathleen, je bent gekomen!' riep May's moeder uit toen zij me zag. Ze klonk enorm blij. May Elizabeth leek veel minder in haar sas toen ze me van top tot teen opnam. Haar moeder pakte mijn hand en nam me mee naar binnen alsof ik bij de familie hoorde. De zondagsschool stond op het punt te beginnen.
Leerlingen uit alle klassen kwamen in de kelder van het kerkgebouw samen. We zongen liedjes met veel handgeklap en gezwaai en de kinderen gooiden muntjes in de collectezak. Toen het tijd werd om de groep in kleinere groepen op te splitsen voor onze les, werd het een grote chaos in de kelder. Kinderen schoven stoelen over de kale, cementen vloer en onderwijzers vouwden schermen uit om de klassen af te scheiden.
'Wij zitten in een klas met de groepen vier tot en met zes. We komen samen in de kapel, boven.'
Ik staarde haar verbijsterd aan. Ik dacht aan de 'kapel' van mijn moeder en deed een stap achteruit. 'Ik ga niet in een kapel zitten!' zei ik en wilde naar de deur rennen. May kwam achter mij aan.
'Wacht... wacht... waar ga je naartoe?'
'Kapellen stinken verschrikkelijk en er zitten spinnen en vliegen.'
'Waar heb je het over? Er zijn helemaal geen spinnen. En het ruikt er juist heel lekker. Kom maar kijken.'
Ik herinnerde me hoe anders May's huis was vergeleken met dat van ons en dacht dat de kapellen van rijke mensen misschien ook anders waren. Ik liet me meevoeren naar boven. De kapel was prachtig, met glas-in-loodramen en geboende kerkbanken. Het rook er naar bloemen en meubelwas. Ik zag nergens spinnen - en ook geen gaten om in te plassen, trouwens. Maar het woord 'kapel' bracht me nog steeds in de war, en nog jaren dacht ik dat God een mooi buitentoilet had.
Die eerste morgen ging de les over Jezus en de melaatsen. De onderwijzeres legde uit dat de melaatsen aan een vreselijke ziekte leden die delen van hun lichaam deed wegrotten en afvallen. Het gruwelijke nieuwtje sprak zeer tot de verbeelding van alle jongens en Ron Hayworth begon te zingen: 'Melaats, melaats... ik val uit elkaar, ik had tien tenen, nu nog een paar...'
De grijze onderwijzeres, juffrouw Trimble, moest de jongens telkens weer tot de orde roepen met haar trillende stem. Toen ik een paar jaar later over de vruchten van het geloof hoorde, wist ik dat zij een geduld moest hebben gehad ter grootte van een dikke watermeloen.
Toen het haar eindelijk was gelukt iedereen weer stil te krijgen, legde ze uit hoe besmettelijk melaatsheid was en dat iedereen die een zieke aanraakte grote kans liep zelf ook een duim of neus te verliezen. Om dit soort rampen te voorkomen moesten melaatsen op afstand blijven en 'Onrein! Onrein!' roepen, zodat de mensen bij hen uit de buurt zouden blijven.
'Maar Jezus liep recht op de melaatsen af en raakte hen aan,' vertelde juffrouw Trimble opgetogen. Ron en de andere jongens werden er even stil van, onder de indruk van de moed van Jezus. Toen vertelde de juffrouw dat Jezus niet alleen al Zijn vingers en tenen behield, maar dat de lichamen van de melaatsen die Hij aanraakte, wonderbaarlijk genazen. Hun wonden verdwenen net zoals de tekeningen op mijn magische tekenbord verdwenen als ik het plastic weer losmaakte.
Ik begreep niet veel van de diepe, geestelijke principes die juffrouw Trimble ons probeerde uit te leggen, maar ik begreep wel heel goed dat het over twee verschillende klassen van mensen ging - melaatsen en niet-melaatsen. Oom Leonard had de waarheid omtrent het klassenonderscheid er bij mij ingehamerd vanaf dat ik zo oud was als Annie nu, en ik wist dat de heersende klasse het altijd op de kleine man gemunt had - de melaatsen. Ik bekeek de zondagsschoolles vanuit deze hoek, en ik mocht Jezus wel. Hij kwam op voor de kleine man - een soort vriendelijke, magische vakbondsonderhandelaar.
De juffrouw gaf ons allemaal een kleurige nieuwsbrief van acht pagina's mee en herinnerde ons aan het versje dat we voor de volgende keer moesten leren. Daarna bad ze voor ons met haar trillende stem en zond ons weg. Ze had nog niet gezegd dat we konden gaan of de jongens vouwden hun nieuwsbrieven tot vliegtuigjes en hielden een wedstrijd wie zijn toestel als eerste op het orgel kon laten landen. May Elizabeth en ik liepen naar buiten, waar mevrouw en meneer Hayworth op ons wachtten.
'Heb je zin om te blijven en met ons naar de kerk te gaan, Kathleen?' vroeg May's moeder.
Er kwamen steeds meer mensen in de gang en ik zag dat ik, zoals steeds, niet gekleed was zoals alle anderen. Alle meisjes hadden bijvoorbeeld glanzend gepoetste leren schoenen aan, maar ik droeg sportschoenen zonder sokken omdat ik die morgen geen schoon paar had kunnen vinden. De dames en meisjes droegen allemaal hoedjes en witte handschoenen, inclusief May Elizabeth en haar moeder. Het was kennelijk voorgeschreven kleding. Een gezin met drie dochters droeg hoeden die op een servies leken: de moeder droeg de aardappelschaal, de oudste dochter de soepkom, de middelste een saladekommetje en de jongste een theekop.
'Nee, dank u,' mompelde ik. 'Ik moet naar huis.'
'Weetje het zeker?' vroeg mevrouw Hayworth met een glimlach. 'Wij zouden het heel fijn vinden.' Ik schudde mijn hoofd en schuifelde naar de uitgang. 'Misschien kun je volgende week meegaan,' riep ze nog toen ik me uit de voeten maakte.
De hele middag was ik bezig een bergplaats voor mijn nieuwsbrief te zoeken, een plaats waar de jongens er niet aan konden komen. Ik wilde het versje voor de volgende week leren zodat ik een prijs zou winnen. Ik kon maar één plek bedenken waar de jongens nooit naartoe zouden gaan: de kapel van mijn moeder. Op een of andere manier leek het ook toepasselijk.
Maandagmorgen stormde May Elzabeth de klas binnen. Ze had schokkend nieuws te vertellen. 'Er is gisteren bij ons ingebroken!' vertelde ze buiten adem. 'De dieven hebben Rons transistorradio en spoelenrecorder meegenomen, en mijn vaders nieuwe kleurentelevisie, geld, een paar keukenapparaten en een hele berg sieraden en de bontmantel van mijn moeder...' ze pauzeerde even om adem te halen. 'Ze hebben zelfs de drank uit de kast van mijn vader meegenomen!'
We staarden haar verbijsterd en woordeloos aan. Het was net een televisieshow, een soort Opsporing verzocht. We vonden het allemaal erg dat er zoveel gestolen was, maar ik zag dat May Elizabeth genoot van alle dramatiek om haar heen.
'Ze zijn binnengekomen toen wij in de kerk zaten!' brieste ze, alsof dat het ergst van alles was. Iedereen hing aan haar lippen toen ze besloot: 'Papa zegt dat we een waakhond gaan nemen!'
Plotseling kreeg ik weer dat vreemde gevoel in mijn maag dat ik ook had gehad toen we uit winkelen waren geweest om May's cadeautje te kopen. Onwillekeurig moest ik weer denken aan alle vragen die papa mij na het feestje had gesteld. Waarom had hij zo speciaal gevraagd of zij een hond hadden? Ik wilde er met hem over praten om dat nare gevoel weer kwijt te raken, maar toen ik die middag thuiskwam uit school, was papa er niet.
'Hij is gisteren vertrokken voor zijn werk, toen jij in de kerk zat,' zei mijn moeder. 'Hij blijft de hele week onderweg. Waarom?'
'Ik vroeg het me gewoon af... laat maar.' Ik was bang en boos tegelijk, maar ik wist niet waarom. Ik ging naar onze slaapkamer om over alles na te denken en ontdekte dat mijn hoelahoep verdwenen was. Er klonk kwaadaardig gelach van mijn broers op het achterplaatsje en ik rende naar buiten.
'Stop! Geef terug!' schreeuwde ik. 'Jullie maken hem kapot!' De jongens hadden mijn hoelahoep met een stuk touw aan een tak gebonden en wilden hem net als schommel gaan gebruiken.
Ik rende over het plaatsje, maar het was al te laat. De hoepel brak onder het gewicht van Slome in tweeën en hij viel op de grond, bovenop JT. Huilend liep ik weg, in de hoop dat beiden hun nek hadden gebroken.
Op Halloween nodigde May Elizabeth mij uit om met haar langs de deuren te gaan in haar buurt. De rijke mensen aan haar kant van de stad gaven werkelijk traktaties; onze wijk stond meer bekend om de nep-acties.
'Je mag met haar mee,' zei mijn moeder, 'maar dan moet je Slome en JT ook meenemen.'
'Mama! Nee, hè!' jammerde ik. 'Ik heb er helemaal niets aan als ik hen moet meeslepen.'
'Iemand moet ze meenemen. Ze zijn te klein om zelf langs de deur te gaan.'
'Kan papa het niet doen, of jij, of oom Leonard?' Volgens mij was er weinig voor nodig om mijn oom het uiterlijk van het monster van Frankenstein te geven.
'Goed,' zei mijn moeder op een toon die aangaf dat het niet goed was, 'je broers hoeven dit jaar niet langs de deuren te gaan. Maar jij moet al het snoep dat je krijgt met hen delen.'
Ik nam de jongens mee.
May Elizabeth verkleedde zich als goede fee, in een lange glitterjurk met veertjes rond haar nek. Ze droeg een kroontje op haar blonde krullen en hield een toverstok met zilverkleurige linten in haar hand. Mama zei dat de jongens en ik ons konden verkleden als zwervers, maar ik zag niet veel verschil tussen onze kostuums en de kleren die we gewoonlijk droegen. Het verkleden interesseerde Slome en JT al helemaal niet - zij waren alleen op het snoepgoed uit. Ze hadden beiden een papieren zak bij zich om hun buit mee te dragen, maar ze aten alles vrijwel even snel op als ze het kregen en lieten een spoor van snoeppapiertjes achter die als dode blaadjes op de grond bleven liggen. JT had drie lollies tegelijk in zijn mond. Ze stopten zich vol tot hun gezichten groen zagen van ellende.
We bewaarden May Elizabeths buis tot het laatst omdat we van May's moeder hete chocolade zouden krijgen en een lift naar huis. We belden aan alsof het een willekeurig ander huis betrof en May en ik stonden op de veranda te giechelen. Slome was onrustwekkend stil.
'Een snoepje of we schieten!' schreeuwden we in koor toen mevrouw Hayworth opendeed.
'Lieve help! Wat is dit?' riep ze. Ze deed alsof ze verbaasd was, maar een ogenblik later veranderde haar uitdrukking in oprecht afgrijzen toen Slome naar voren boog en overgaf op het hoogpolige, goudbruine tapijt. JT, die alles nadeed wat Slome uithaalde, begon prompt naast hem over te geven. May Elizabeth begon te gillen.
Ik deed mijn ogen dicht en had het liefst gehad dat May mij met haar toverstokje had weggetoverd.