12
Tegen de tijd dat Kathleen haar verhaal voor Joëlle beëindigde, voelde ze zich dertig jaar ouder. De herbeleving van haar jeugd bezorgde haar spanning in haar schouders en nek en een knoop in haar maag. En het ergste had ze Joëlle nog niet eens verteld. Vroeg of laat zou ze willen weten hoe haar grootmoeder was gestorven, maar op dit moment kon Kathleen de woorden niet over haar lippen krijgen.
Waarom had ze nog steeds het gevoel dat de plotselinge dood van haar moeder haar schuld was, ook al had ze toen het huis al verlaten? Ze zou Joëlle de details moeten vertellen voordat iemand anders van de familie dat deed, maar voorlopig had ze genoeg narigheid opgedolven voor één morgen.
'Ik moet even tanken.' Ze zette de richtingaanwijzer aan en verliet de snelweg. 'Wil je er even uit om je benen te strekken? Wil je een broodje?'
'Graag... Mam, zou je niet gewoon naar Riverside willen rijden en al die vreselijke mensen die je uitlachten willen laten zien hoe rijk en succesvol je nu bent?'
Kathleens antwoord kwam onmiddellijk. 'Nee, dat wil ik niet.'
'Waarom niet?'
Hoe hard Kathleen ook gewerkt had en hoeveel succes ze ook had geboekt, de waarheid was dat de schaamte nooit overging. Zij was misschien veranderd, maar de manier waarop de stad over haar dacht waarschijnlijk niet, en na al die jaren was ze nog steeds bang voor hun verachting.
'Niemand zou geloven dat het waar was,' zei ze zacht.
'Mam, neem me niet kwalijk, maar je rijdt in een Lexus!'
Het lag op het puntje van Kathleens tong om te zeggen: ze denken beslist dat ik hem gestolen heb.
Ze stopte naast de benzinepomp en Joëlle sprong uit de auto met alle soepelheid en energie van haar jeugd; Kathleen kwam naar buiten alsof ze vierentachtig was in plaats van vierenvijftig. Ze gooide de tank vol en toen ze naar binnen ging om af te rekenen en broodjes en frisdrank te kopen, zette Joëlle een pak chocoladerepen op de balie.
'Die zijn voor jou, mam, voor al die keren dat je het geld niet had om ze te kopen.'
Kathleen was zo aangedaan door het gebaar dat ze alleen maar 'Bedankt' kon zeggen.
Ze wachtte tot ze de invoegstrook over was en weer op de snelweg reed voordat ze zei: 'Begrijp je nu waarom ik een ander leven voor jou wilde?' En waarom ik zo overstuur was van jouw winkeldiefstal? wilde ze eraan toevoegen.
'Ja...'
'En begrijp je ook waarom ik mijn baan bij Impost heb opgegeven, nu je iets meer over mijn verleden weet? Ze vroegen me niet regelrecht de wet te overtreden, maar het kwam er voor mij veel te dicht bij in de buurt om me er prettig bij te voelen.'
'En wat was het verhaal van mijn grootmoeder?' vroeg Joëlle even later.
Kathleen voelde een rilling van angst. 'Wat bedoel je?'
'Nou, jij wilde dat ik jouw verhaal hoorde zodat ik je beter zou begrijpen - en dat doe ik ook nu ik weet wat voor ellendige jeugd je had en zo... Maar... hoe was dat met je moeder? Waarom zat ze zo vaak in dat buitentoilet. Wat was haar verhaal - hoe verliep haar jeugd?'
'Mijn moeder praatte nooit over zichzelf.' Op het moment dat ze de woorden uitsprak, besefte Kathleen dat zij al die jaren ook nooit over zichzelf had verteld. Maar als Joëlle nu eens gelijk had? Stel dat er iets in het verleden van haar moeder was geweest dat haar gedrag kon verklaren? Kathleen wist dat zij haar moeder de fouten die zij maakte moest vergeven, zoals zij ook hoopte dat Joëlle haar zou vergeven. Maar had zij ooit moeite gedaan om haar moeder te begrijpen?
'Weet je echt helemaal niets over je moeder?' drong Joëlle aan.
'Niet veel... alleen een paar familieverhalen die door de jaren heen werden doorgegeven. Mijn overgrootvader zou in de jaren twintig Ierland hebben verlaten om met mijn grootmoeder opnieuw te beginnen in Amerika.'
'Je bedoelt je overgrootmoeder.'
'Nee, zijn vrouw bleef in Ierland met de rest van de kinderen. Alleen mijn grootmoeder Fiona en haar vader kwamen naar Amerika.'
'Dat is vreemd.'
'Ja, eigenlijk wel. Hoe dan ook, oma Fiona verliet New York op zeker moment en begon met mijn moeder en oom Leonard een nieuw leven in Deer Falls, dat kleine vakantieplaatsje in de Pocono Mountains.'
'En Fiona's man?'
'Over hem weet ik niets. Hij zou rond die tijd gestorven kunnen zijn. Maar goed, mijn moeder verliet tijdens de Tweede Wereldoorlog op haar beurt haar thuis om opnieuw te beginnen in Riverside, waar we nu naartoe rijden.'
En Kathleen was weer uit Riverside vertrokken om helemaal opnieuw te beginnen in Albany. Wat een geschiedenis! Wegrennen voor de moeilijkheden van het leven.
'Waarom liepen al die mensen steeds weg?' vroeg Joëlle.
'Om dezelfde redenen die ik had, denk ik. Ze wilden hun leven in eigen hand nemen, er een andere richting aan geven, ontsnappen aan de ellende waar hun ouders in zaten.'
Joëlle knikte en dacht na. Kathleen voelde een rilling van opwinding - ze communiceerden, en dat zonder de hulp van dr. Russo, niet te vergeten! Ze wilde Joëlle een vraag stellen, maar ging heel voorzichtig te werk: één verkeerde zet en het hele kaartenhuis van hun herstellende communicatie kon zo weer instorten.
'Wat wil jij met jouw leven en toekomst gaan doen, Joëlle?'
'Ik wil...' Ze stopte en schudde haar hoofd. 'Laat maar.'
'Nee, ik wil het echt graag weten.'
'Het zou je alleen maar kwaad maken.'
'Dat geeft niet. Ik wil het toch horen - en niet om het je uit het hoofd te praten, dat beloof ik. Alleen maar om elkaar een beetje beter te leren kennen, goed?'
Joëlle haalde diep adem en toen ze eindelijk sprak, kwamen haar woorden er bitter en gespannen uit. 'Ik haat mijn leven.'
Haar woorden schokten Kathleen. Hoe vaak had zij niet dezelfde gedachten gehad toen ze opgroeide - ze haatte het leven, de armoede en de schande. Maar Joëlle had alles waar zij ooit van had gedroomd, en nog meer. Hoe kon zij zeggen dat ze haar leven haatte?
'Waarom?'
'Omdat het zo namaak en plastic is. De manier waarop jij en papa en de ouders van al mijn vriendinnen leven - ik kan het niet uitstaan! Het is alsof jullie helemaal niet echt leven. Jullie verdienen alleen maar geld en geven het uit - je geniet er niet eens van! En jullie zijn allemaal zo ongelooflijk saai. Jouw vader en oom Leonard klonken in elk geval als interessante mensen.'
Kathleen wilde haar onderbreken en tegenwerpen dat diefstal en een communistische overtuiging het leven moeilijk maakten, niet interessant. Ze wilde zichzelf verdedigen en aantonen dat zij wel leefde en daarvan genoot. Het was het leven waar zij voor gekozen en gewerkt had. Maar ze hield haar mond dicht en liet Joëlle uitspreken.
'Ik wil niet leven zoals jij en papa. Ik wil iets doen dat belangrijk is.'
'Willen we dat niet allemaal?' mompelde Kathleen.
'Ik bedoel, het kan mij niet schelen of ik een dikke baan heb. Ik wil iets doen om mensen te helpen.'
Kathleen werd overspoeld door herinneringen: hoe Joëlle vanaf de dag dat ze geboren werd in de watten was gelegd; hoe ze in huis nooit een hand uitstak, laat staan vreemdelingen zou helpen; hoe gewend ze was aan mooie en dure dingen, en in grote hoeveelheden. Joëlle had er geen idee van hoe het was om te moeten schrapen en sparen om een fles shampoo te kunnen kopen, of hoe afschuwelijk kleren uit de kringloop konden stinken, of hoe het voelde om met een lege maag op een kale matras te moeten slapen. Joëlle gooide elke dag meer eten in de afvalbak dan Kathleen als kind in een week te eten kreeg. Haar dochter was rijk, verwend en aanbeden, en ze beschouwde het allemaal als vanzelfsprekend.
Maar ze zei niets van dat alles. Ze haalde een langzame vrachtwagen in en wachtte tot haar woorden bemoedigend zouden klinken in plaats van kritisch of sarcastisch. 'Je hoeft niet te wachten om mensen te gaan helpen, Joëlle. Waarom ga je deze zomer niet met de jeugdgroep op werkreis naar Mexico?'
'Mexico!' Haar van weerzin vertrokken gezicht was onbetaalbaar, alsof ze zich voorstelde hoe het zou zijn om op de vloer te slapen en haar dagelijkse douche, favoriete televisieserie en lievelingssnack op te geven. En hoe bet zou zijn om bij zonsopgang op te staan, de hele dag hard te werken en onder het zweet en zand weer thuis te komen. Kathleen deed moeite om een glimlach te onderdrukken.
Joëlle hield haar moeder nauwkeurig in de gaten, alsof ze haar drijfveren niet vertrouwde. Kathleen hoopte dat haar gezicht haar binnenpret niet verried.
Ten slotte hief Joëlle haar kin en keek de andere kant op. 'Misschien ga ik ook wel naar Mexico.'
Kathleen kon haar grijns niet meer tegenhouden. 'Mijn oom Leonard zou trots op je zijn.'
Even na drie uur in de middag kwamen ze bij een hotel in Bensenville aan. Joëlle had zitten dommelen en Kathleen schudde haar wakker. 'Joëlle, we zijn er.'
Ze deed haar ogen open en keek lodderig om zich heen. 'Is dit die stad waar jij bent opgegroeid?'
'Niet helemaal. Er zijn geen hotels in Riverside. Dit is de dichtstbijzijnde stad met een motel.'
'Waarom logeren we niet bij jouw familie?'
'Eh... geen plaats.' Had ze niet geluisterd? Had Kathleen niet net uitgelegd hoe arm haar familieleden waren en in wat voor vervallen huis ze woonden? Ze wilde een schone badkamer en een stevige matras - en zo weinig mogelijk contact met haar familie. Joëlle zou haar er dankbaar voor moeten zijn.
Ze installeerden zich in het hotel en Joëlle sprong op een van de twee bedden, met de afstandsbediening van de televisie. Kathleen kon zich maar niet ontspannen. Door het verhaal van haar jeugd besefte ze weer hoeveel Cynthia Hayworth ooit voor haar had betekend. Het speet haar dat zij geen contact hadden gehouden. In een opwelling pakte ze het telefoonboek van het nachtkastje en keek of zij erin stond. Daar stond het, op hetzelfde adres in Riverside waar ze altijd gewoond had. Snel koos Kathleen het nummer, voordat ze van gedachten zou veranderen. Ze hoopte half dat mevrouw Hayworth niet zou opnemen, bang voor de herinneringen die wellicht boven zouden komen. Cynthia nam na de tweede toon al op.
'Nee maar, Kathleen Gallagher!' zei ze nadat Kathleen zich had voorgesteld. 'Hoe gaat het met je? Ik moest laatst nog aan je denken toen ik over je broer las in de krant.'
Kathleen kreeg een rilling over haar rug toen haar broer genoemd werd. Ze vroeg zich af wat voor misdaad hij begaan zou hebben om in de krant te komen. Ze was nauwelijks in staat antwoord te geven en vocht tegen de aandrang om in haar auto te springen en terug te rijden naar Maryland.
'Eh... goed. Het gaat goed. Ik ben op dit moment in de stad. Nou ja, in Bensenville.'
'Geweldig! Waarom kom je niet even langs?'
'Ik wil u niet lastigvallen als u druk bent...'
'Onzin. Ik ben een weduwe van negenenzeventig. Hoe druk dacht je dat ik het had? Ik zou het heerlijk vinden je te zien.'
Kathleen wilde de uitnodiging om bij haar te eten niet aannemen, maar stemde er uiteindelijk in toe om op koffievisite te gaan.
'Is die mevrouw Hayworth niet de moeder van je vriendin May Elizabeth?' vroeg Joëlle toen Kathleen haar vertelde waar ze naartoe ging.
'Ja. Ze heeft me uitgenodigd om later langs te komen. Je hoeft niet mee als je daar geen zin in hebt. Ik blijf niet lang weg. Het zwembad van het hotel ziet er leuk uit.'
Joëlle haalde haar schouders op. 'Ik ga wel mee.' Verveeld zapte ze van zender naar zender, tot ze plotseling rechtop ging zitten. 'Denk je dat ze die atoomkelder nog steeds hebben? Het zou te gek zijn om die eens te zien!'
Cynthia Hayworth begroette hen bij de voordeur en deed haar best een klein, blaffend hondje, Fluffie, onder de duim te krijgen. Kathleen dacht aan de inbraak van goed veertig jaar geleden en vroeg zich af of het ook gebeurd zou zijn als Fluffie toen al bij de familie Hayworth had gewoond.
Het huis dat Kathleen ooit zo groot, modern en elegant had gevonden, leek nu klein en ouderwets, iets als een museum over de jaren zestig van de vorige eeuw. De verlaagde woonkamer leek na al die tijd onveranderd en zelfs de dik beklede bank die Kathleen zich herinnerde stond er nog. Ook de badkamer met sanitair in pasteltinten was niet vervangen en alleen de kleine pop die de extra rol toiletpapier verborg, had plaats moeten maken voor een schaaltje potpourri. Kathleen keek naar de vloer toen ze naar binnen stapte en zocht de plek op het tapijt waar Slome en JT hadden overgegeven, maar het hoogpolige tapijt was vervangen.
Ze had Cynthia nooit herkend als zij elkaar op straat waren tegengekomen. Maar toen ze beter keek, kon ze onder het verouderde uiterlijk de gloedvolle vrouw ontdekken die zij zich herinnerde. Cynthia was nog steeds elegant, een dame met klasse, die zelfs op een warme zomeravond nog een jurk, sieraden en nylons droeg. Haar zilvergrijze haar zat keurig in model. Verrast realiseerde Kathleen zich dat haar eigen moeder nu ook achter in de zeventig zou zijn geweest, als ze nog had geleefd. Voor haar bleef zij er echter altijd uitzien zoals zij er de laatste keer uitzag, voor altijd vierenveertig.
'Hoe gaat het met May Elizabeth en Ron?' vroeg ze.
'May heeft inmiddels haar derde echtgenoot, helaas. Ze heeft drie kinderen, een van elke man, en woont in Atlanta. Ron is natuurlijk in de zaak van zijn vader gegaan. Hij is nu directeur van de fabriek en getrouwd met Debbie Harris - herinner je je haar nog? Zij hebben ook drie kinderen en hun tweede kleinkind is onderweg.' Toen ze zich Ron Hayworth als grootvader voorstelde, voelde Kathleen zich heel oud.
'Ik vertelde Joëlle onderweg hoe het was om hier in Riverside op te groeien, en ik besefte dat ik u nooit heb bedankt voor alle hulp. U maakte altijd dat ik me welkom voelde in uw huis, en u bekommerde zich om ons gezin door kleren en andere dingen te geven. U hebt uw geloof in daden omgezet. En dankzij u ben ik ook christen geworden.'
'Och, liefje,' zei Cynthia met een bezorgde blik 'Ik moet je iets bekennen. Ik ben bang dat mijn motieven niet helemaal onzelfzuchtig waren. Ik kende je moeder al voordat jij geboren werd, nog voordat ze met je vader trouwde. Wij waren ooit elkaars beste vriendinnen.'
Kathleen was met stomheid geslagen. Ze kon het zich niet voorstellen dat de elegante Cynthia Hayworth beste vriendin was geweest met de slonzige Eleanor Gallagher. Nee, Cynthia kon net zo goed vertellen dat haar moeder ooit de beste vriendin van de Engelse koningin was geweest. Maar aan de andere kant, waren May Elizabeth en zij ook niet ooit de meest onwaarschijnlijke vriendinnen geweest?
'Ik voelde me er altijd schuldig over dat het leven zo volkomen anders uitpakte voor jouw moeder dan voor mij,' ging Cynthia verder. Ze aaide Fluffie nerveus. 'En dus besloot ik
Eleanor en haar gezin te helpen - achter de schermen, zogezegd. En later raakte ik natuurlijk heel erg op jou gesteld. Ik vond het zo vreselijk toen je niet meer naar de kerk ging. Ik weet dat het deels kwam doordat May Elizabeth je zo akelig behandelde toen jullie eenmaal naar de middelbare school gingen, en dat spijt me nog altijd.'
Kathleen hoorde de verontschuldiging nauwelijks. Er vlogen honderd vragen door haar hoofd. 'Wanneer hebt u mijn moeder gekend?' vroeg ze. 'Waar hebt u haar ontmoet? Ik weet dat mijn moeder uit Deer Falls hierheen kwam, maar weet u ook wanneer en waarom? Dat vroegen wij ons zojuist nog af, nietwaar, Joëlle? Mijn moeder vertelde nooit veel over zichzelf.'
'Ik wilde dat ik je vroeger over mijn vriendschap met je moeder had verteld, toen je opgroeide. Misschien had je haar een beetje beter begrepen als je haar verhaal had gekend. Maar aan de andere kant... May Elizabeth wist wel alles over mij, en dat heeft onze verstandhouding ook niet echt geholpen.'
'Hoe hebben u en mijn moeder elkaar leren kennen?'
'Eleanor en ik kwamen beiden na Pearl Harbor naar de stad om in de fabriek van mijn man te werken. Natuurlijk was het toen nog niet zijn fabriek, en was hij nog niet mijn man. Het bedrijf heette Riverside Electronics, nog geen Hayworth Industries. Tijdens de oorlog werd het omgebouwd tot een bedrijf waar elektronische onderdelen voor het leger werden gemaakt. Eleanor en ik waren heel, heel verschillend, maar hadden ook veel gemeen. We waren beiden in de optimistische jaren twintig geboren, brachten onze kindertijd door in de donkere dagen van de Grote Depressie en werden volwassen tijdens de gruwelijkste oorlog uit de geschiedenis. En toen solliciteerden we op dezelfde dag naar een baan...