4

Zaterdag 20 oktober

 

Hij was blij eindelijk weer thuis te zijn, maar omdat zijn vrouw en kind er niet waren, leek het huis verlaten. Hoe lang was het geleden sinds hij thuis was? Hij probeerde het op zijn vingers af te tellen. Hij was één nacht in Kamakura gebleven, had twee nachten vastgezeten op Oshima, de volgende nacht in Villa Log Cabin doorgebracht, en daarna weer een nacht op Oshima. Hij was maar vijf nachten weggeweest. Maar hij had het gevoel dat hij veel langer van huis was geweest. Hij ging dikwijls vier of vijf nachten weg om research voor artikelen te verrichten, maar wanneer hij thuiskwam leek het altijd of de tijd omgevlogen was.

Asakawa ging in zijn werkkamer achter zijn bureau zitten en zette de tekstverwerker aan. Hij had hier en daar nog pijn, en hij voelde zijn rug wanneer hij opstond of ging zitten. Zelfs de tien uur die hij de afgelopen nacht had geslapen, konden alle slapeloze nachten van de afgelopen week niet goedmaken. Maar hij kon nu niet even gaan rusten. Als hij het werk dat zich had opgestapeld, niet afmaakte, zou hij zijn belofte niet kunnen houden om hen de volgende dag – zondag – mee te nemen op een tochtje naar Nikko.

Hij ging recht voor de tekstverwerker zitten. Een gedeelte van zijn verslag had hij al opgeslagen op een diskette. Nu moest hij de rest eraan toevoegen, alles wat er gebeurd was sinds maandag, toen ze achter de naam van Sadako Yamamura waren gekomen. Hij wilde dit document zo snel mogelijk afmaken. Toen het etenstijd werd had hij vijf pagina’s geschreven. Dat was een behoorlijk tempo. De snelheid waarmee Asakawa schreef nam meestal toe naarmate de avond vorderde. Als hij zo doorging zou hij zich de volgende dag kunnen ontspannen om te genieten van het weerzien met zijn vrouw en zijn dochtertje. Daarna, maandag, zou hij zijn normale leven hervatten. Hij kon niet voorspellen hoe zijn hoofdredacteur zou reageren op wat hij nu schreef, maar dat zou hij pas merken wanneer hij het af had. In de wetenschap dat het waarschijnlijk vergeefse moeite was, ging Asakawa door met het in de juiste volgorde zetten van de gebeurtenissen van de afgelopen week. Pas wanneer het manuscript af was zou hij het gevoel hebben dat de hele episode echt voorbij was.

Soms bleven zijn vingers boven het toetsenbord in de lucht zweven. De uitdraai met Sadako’s foto lag op het bureau. Hij kreeg de indruk dat het angstaanjagend knappe meisje hem gadesloeg, en dat verstoorde zijn concentratie. Hij had dezelfde dingen gezien die zij gezien had door die prachtige ogen. Hij had nog steeds het gevoel dat een deel van haar zijn lichaam was binnengedrongen. Asakawa legde de foto uit het zicht. Hij kon niet werken terwijl Sadako naar hem staarde.

Hij ging iets eten bij een restaurantje in de buurt, en daarna vroeg hij zich af wat Ryuji op dit moment deed. Hij maakte zich niet echt ongerust, maar op de een of andere manier moest hij wel steeds aan Ryuji denken. Toen hij terug was in zijn kamer en verder ging met zijn werk, bleef Ryuji’s gezicht aan de rand van zijn bewustzijn zweven, om geleidelijk helderder te worden.

Ik vraag me af waar hij nu mee bezig is.

Het beeld dat hij van Ryuji’s gezicht in gedachten had, werd scherp en daarna weer onscherp. Hij werd er vreemd ongerust door, en pakte de telefoon. Nadat die zeven keer was overgegaan, hoorde hij dat er werd opgenomen, en was hij opgelucht. Maar wat hij hoorde was een vrouwenstem.

‘… Hallo?’ De stem was zwak en ijl. Asakawa had die eerder gehoord.

‘Hallo. Met Asakawa.’

‘Ja?’ was de zwakke reactie.

‘Ah, u bent zeker Mai Takano? Ik moet u nog bedanken voor de lunch, van de vorige keer toen we elkaar ontmoet hebben.’

‘Het was geen moeite,’ zei ze fluisterend, en daarna wachtte ze.

‘Is Ryuji er?’ Asakawa vroeg zich af waarom ze de telefoon niet meteen aan Ryuji had gegeven.

‘Is Ryuji…’

‘De professor is dood.’

‘… Wat?’ Hoe lang was hij sprakeloos? Het enige wat hij, dom, kon zeggen was: ‘Wat?’ Met nietsziende ogen staarde hij naar het plafond. Ten slotte, toen de hoorn hem uit zijn hand dreigde te glippen, kon hij uitbrengen: ‘Sinds wanneer?’

‘Gisteravond, omstreeks tien uur.’

Ryuji had vorige week vrijdag ‘s avonds om 21.49 uur de video in Asakawa’s flat bekeken. Hij was precies volgens schema gestorven.

‘Wat was de doodsoorzaak?’ Hij hoefde het niet te vragen.

‘Plotselinge hartstilstand… maar ze hebben nog geen precieze doodsoorzaak vastgesteld.’

Asakawa kon bijna niet blijven staan. Dit was nog niet voorbij. Ze waren zojuist de tweede ronde ingegaan.

‘Mai, blijf je daar nog even?’

‘Ja. Ik moet de documenten van de professor op orde brengen.’

‘Ik kom meteen. Blijf op me wachten.’

Asakawa legde de hoorn op het toestel en hij zonk op de vloer. De deadline voor zijn vrouw en zijn dochtertje was morgenochtend elf uur. Weer een race tegen de klok. En deze keer moest hij het gevecht alleen aangaan. Ryuji was dood. Hij kon hier niet op de vloer blijven zitten. Hij moest in actie komen. Snel. Nu, meteen.

Hij liep de straat op en taxeerde de verkeerssituatie. Het leek erop dat de auto pakken sneller zou gaan dan de trein nemen. Hij liep de oversteekplaats voor voetgangers over en stapte in de huurauto die langs het trottoir geparkeerd stond. Hij was blij dat hij de huur met een dag verlengd had, om zijn familie op te halen.

Wat betekende dit? Met zijn handen om het stuur geklemd dacht hij na. Het ene beeld na het andere kwam bij hem op, maar er zat geen logica in. Hoe meer hij nadacht, des te minder konden zijn hersenen opnemen, en de draad die de gebeurtenissen met elkaar verbond raakte steeds erger in de war, tot hij op het punt leek te breken. Rustig nu! Rustig blijven en nadenken! hield hij zich voor. Ten slotte besefte hij waarop hij zich moest concentreren.

Om te beginnen, we hebben de bezwering – de manier om aan de dood te ontsnappen – niet echt gevonden. Sadako wilde niet dat haar gebeente gevonden zou worden en ter ruste zou worden gelegd met een gepaste herdenkingsdienst. Ze wilde iets heel anders. Wat dan? En waarom leef ik nog steeds, ook al hebben we de bezwering niet gevonden? Wat heeft dat te betekenen? Vertel het me. Waarom ben ik de enige die het heeft overleefd?

Morgenochtend om elf uur zouden Shizu en Yoko hun deadline onder ogen zien. Het was nu al negen uur ‘s avonds. Als hij niet snel iets deed zou hij hen kwijtraken.

Hij had hierover nagedacht vanuit het perspectief van een vloek die was uitgesproken door Sadako, een vrouw die een gewelddadige dood was gestorven, maar nu begon hij aan die benadering te twijfelen. Hij kreeg een voorgevoel van een bodemloos kwaad dat menselijk lijden bespotte.

 

Mai lag formeel geknield in de in Japanse stijl ingerichte kamer, met een onuitgegeven manuscript van Ryuji op haar schoot. Ze draaide de bladzijden om, liet haar ogen over elke pagina dwalen, maar het was toch al een moeilijk onderwerp, en nu drong er helemaal niets tot haar door. De kamer leek een grote, holle ruimte. Ryuji’s ouders hadden die ochtend vroeg zijn lichaam opgehaald en het meegenomen naar Kawasaki. Hij was weg.

‘Vertel me alles over gisteravond.’

Zijn vriend was dood. Ryuji was als een wapenbroeder voor hem. Hij rouwde. Maar hij had nu geen tijd om te zwelgen in zijn gevoelens. Asakawa maakte een buiging en hij ging naast Mai zitten.

‘Het was even na halftien ‘s avonds. Ik kreeg een telefoontje van de professor…’ Ze vertelde hem de bijzonderheden. De gil die uit de telefoon was gekomen, de stilte die erop was gevolgd. Daarna, toen ze haastig naar Ryuji’s flat was gegaan, had ze hem dood aangetroffen, tegen het bed geleund met zijn benen wijd gespreid. Ze richtte haar blik op de plek waar Ryuji had gelegen, en toen ze het tafereel beschreef sprongen de tranen haar in de ogen.

‘Ik riep en riep, maar de professor reageerde niet.’

Asakawa gunde haar geen tijd om te huilen. ‘Was er iets veranderd in de kamer?’

‘Nee,’ zei ze en ze schudde haar hoofd. ‘Alleen dat de hoorn naast het toestel lag en een oorverdovend geluid maakte.’

Op het moment dat hij stierf had Ryuji Mai gebeld. Waarom? Asakawa drong aan. ‘Heeft hij niets tegen je gezegd? Geen laatste woorden? Niets, bijvoorbeeld, over een video?’

‘Een video?’ Aan Mais gezicht was te zien dat ze met geen mogelijkheid enig verband kon ontdekken tussen de dood van haar professor en een videoband. Asakawa kon er op geen enkele manier achter komen of Ryuji voor hij stierf de ware aard van de bezwering had ontdekt, of niet.

Maar waarom belde hij Mai? Dat moet hij gedaan hebben omdat hij wist dat hij ging sterven… Wilde hij alleen maar de stem van een geliefde horen? Is het niet mogelijk dat hij achter het geheim van de bezwering was gekomen en haar hulp nodig had om die uit te voeren? Heeft hij haar daarom gebeld? In dat geval is er iemand anders nodig om de bezwering te laten werken.

Asakawa maakte aanstalten om te vertrekken. Mai liep met hem naar de deur.

‘Mai, blijf je vannacht hier?’

‘Ja. Ik ben met zijn manuscript bezig.’

‘Nou, het spijt me dat ik je gestoord heb terwijl je het zo druk hebt.’ Hij wilde weggaan.

‘Hmm…’

‘Ja?’

‘Meneer Asakawa, ik beng bang dat u een verkeerde indruk hebt van de professor en mij.’

‘Hoe bedoel je?’

‘U denkt dat we een relatie hadden… als man en vrouw.’

‘Nee, nou, ik bedoel…’

Mai kon zien wanneer een man dacht dat ze minnaars waren, aan de manier waarop hij naar hen keek. Asakawa had zo naar hen gekeken. Dat zat Mai dwars.

‘Toen ik u voor het eerst zag, stelde de professor u voor als zijn beste vriend. Dat verbaasde me. Ik had de professor nooit eerder zo over iemand horen praten. Ik denk dat u voor hem heel speciaal was. Daarom…’ Ze aarzelde voor ze verder ging. ‘Daarom zou ik willen dat u, als zijn beste vriend, hem een beetje beter kon begrijpen. De professor… voorzover ik weet heeft hij nooit omgang gehad met een vrouw.’ Ze sloeg haar ogen neer.

Je bedoelt dat hij als maagd is gestorven?

Daar had Asakawa niets op te zeggen. Hij bleef zwijgen. De Ryuji zoals Mai zich die herinnerde leek een totaal andere persoon dan de man die hij kende. Praatten ze over dezelfde man?

‘Maar…’

Maar je weet niet wat hij gedaan heeft toen hij op de middelbare school zat, wilde hij zeggen, maar hij bedacht zich. Hij voelde er niet veel voor de misdaden van een dode op te halen, en hij wilde het beeld dat Mai van Ryuji koesterde niet vernietigen.

Dat niet alleen, hij ging zelf twijfelen. Asakawa geloofde in vrouwelijke intuïtie. Mai leek heel goed met Ryuji bevriend te zijn geweest, en als zij zei dat hij nog maagd was, moest hij dat als een geloofwaardige theorie beschouwen. Met andere woorden, misschien was het hele verhaal over het verkrachten van een studente die bij hem in deze buurt woonde, niets anders geweest dan een verzinsel.

‘De professor was net een kind wanneer hij bij me was. Hij vertelde me alles. Hij hield niets achter. Ik weet bijna alles wat er te weten valt over zijn jeugd. Over zijn verdriet.’

‘O, ja?’ was alles wat Asakawa daarop kon antwoorden.

‘Wanneer hij bij me was, was hij zo onschuldig als een jongen van tien. Wanneer er een derde persoon bij was, was hij een heer, en ik stel me voor dat hij tegenover u de rol van schurk speelde. Heb ik gelijk? Als hij dat niet had gedaan…’ Langzaam tastte Mai naar haar witte handtas, ze haalde er een zakdoek uit en bette haar ogen ermee. ‘Als hij die rol niet had gespeeld, zou hij zich in de wereld niet hebben kunnen handhaven. Begrijpt u wat ik zeg? Kunt u dat begrijpen?’

Asakawa was in de eerste plaats geschokt. Maar toen werd hij door iets getroffen. Voor een jongen die goed kon studeren en had uitgeblonken in sport, was Ryuji tamelijk eenzaam geweest. Hij had geen enkele goede vriend gehad.

‘Hij was zo zuiver… Niet oppervlakkig, zoals die sukkels die bij me op de universiteit zitten. Ze kunnen niet in zijn schaduw staan.’

Mais zakdoek was nu doordrenkt van tranen.

Asakawa, die in de deuropening was blijven staan, merkte dat hij te veel had om over na te denken, om nu een paar passende woorden te vinden waarmee hij afscheid van Mai kon nemen. Het beeld van de Ryuji die hij had gekend, was volslagen anders dan dat wat Mai had; zijn blik op de man was nu zo onscherp geworden dat het onherkenbaar was. Er lag iets duisters in Ryuji verborgen. Hoe Asakawa ook zijn best deed, hij kon de persoon die zijn vriend was geweest, niet begrijpen. Had hij toen hij op school zat dat meisje werkelijk verkracht? Asakawa kon er niet achter komen, niet als Ryuji ermee was doorgegaan dergelijke dingen te doen, zoals hij had beweerd. En op dit moment, nu morgen de deadline voor zijn gezin naderde, wilde Asakawa zich ook niet echt met andere zaken bezighouden.

Daarom was het enige wat hij zei: ‘Ryuji was ook mijn beste vriend.’

De woorden moesten Mai tevreden hebben gesteld. Haar aanbiddelijke gezicht kreeg een uitdrukking die een lachje had kunnen zijn, of het begin van een nieuwe huilbui, en ze maakte een heel lichte buiging. Asakawa sloot de deur en haastte zich de trap af. Toen hij op straat liep en er meer afstand ontstond tussen hemzelf en Ryuji’s appartement, werd hij opeens overweldigd door de gedachte aan deze vriend, die alles had gegeven voor dit gevaarlijke spel, die zelfs zijn leven had opgeofferd. Asakawa nam niet de moeite de tranen weg te vegen.