2

De beide mannen namen een taxi naar Asakawa’s huis. Als het niet te druk was op straat vergde het nog geen twintig minuten om van Roppongi naar Kita Shinagawa te komen. Het enige wat ze in het spiegeltje konden zien was het voorhoofd van de chauffeur. Hij bewaarde een resoluut stilzwijgen, met één hand aan het stuur, en probeerde niet om een gesprek aan te knopen met zijn passagiers. Nu Asakawa erover nadacht was dit hele geval begonnen met een spraakzame taxichauffeur. Als hij die keer geen taxi had genomen, zou hij niet in deze hele afschrikwekkende ellende zijn beland, dacht Asakawa, zich de gebeurtenissen van een halve maand geleden herinnerend. Het speet hem nu dat hij geen kaartje voor de metro had gekocht en toch maar zoveel keer zou zijn overgestapt, ongeacht hoe vervelend dat was.

‘Kunnen we bij jou thuis een kopie van de video maken?’ vroeg Ryuji. Asakawa had twee videorecorders, vanwege zijn werk. De ene was een apparaat dat hij gekocht had toen ze net op de markt kwamen, en het werkte niet al te goed, maar je kon er tenminste zonder problemen kopieën mee maken.

‘Ja, dat kan.’

‘Oké. In dat geval wil ik dat je er zo gauw mogelijk een kopie van maakt. Ik wil er de tijd voor nemen om die thuis te bestuderen.’

Hij heeft lef, dacht Asakawa. En in zijn huidige gemoedstoestand vond hij Ryuji’s woorden bemoedigend.

Ze stapten bij Gotenzan Hills uit en wandelden vandaar verder. Het was tien voor negen. De mogelijkheid bestond dat zijn vrouw en dochtertje om deze tijd nog wakker zouden zijn. Shizu stopte Yoko altijd even voor negen uur in bad en bracht haar daarna naar bed. Dan ging ze naast de baby liggen om haar te helpen in slaap te komen, en daarbij viel ze meestal zelf ook in slaap. En wanneer Shizu eenmaal sliep was er niets wat haar nog uit bed kon krijgen. In een poging om de tijd ervoor te nemen alleen met haar man te praten, placht Shizu briefjes op tafel te leggen met de boodschap ‘maak me wakker’. Dus wanneer hij van zijn werk thuiskwam volgde Asakawa haar instructies op, denkend dat ze echt van plan was om op te staan, en probeerde hij zijn vrouw wakker te schudden. Maar ze wilde niet wakker worden. Hij probeerde het harder, maar ze deed niets anders dan met haar handen langs haar hoofd zwaaien alsof ze een vlieg wegjoeg, terwijl ze haar voorhoofd fronste en geïrriteerde geluidjes maakte. Ze was half wakker, maar de wil om weer te gaan slapen was veel sterker dan Asakawa, dus ten slotte legde hij zich erbij neer en gaf hij het op. Op den duur, briefje of niet, deed Asakawa geen pogingen meer om haar wakker te maken, en daarna legde ze geen briefjes meer neer. Op dit moment was negen uur de vaste bedtijd voor Shizu en Yoko. Op een avond als deze maakte dat het echter veel gemakkelijker.

Shizu haatte Ryuji. Asakawa vond het een tamelijk redelijke houding, dus hij had haar nooit gevraagd waarom. Ik smeek je, neem hem niet meer mee naar ons huis. Asakawa herinnerde zich nog heel goed de walging op het gezicht van zijn vrouw toen ze dat zei. Maar het belangrijkste was dat hij deze video niet kon afspelen waar Shizu en Yoko bij waren.

Het was stil en donker in huis, en de geur van warm badwater en zeep zweefde tot in de gang. Blijkbaar waren moeder en kind kortgeleden naar bed gegaan, met handdoeken onder hun natte haar. Asakawa luisterde aan de slaapkamerdeur om zich ervan te overtuigen dat ze sliepen, en daarna ging hij Ryuji voor naar de eetkamer.

‘Dus de baby slaapt?’ vroeg Ryuji met enige teleurstelling.

‘Sst,’ zei Asakawa en hij hield een vinger tegen zijn lippen. Shizu zou van iets dergelijks niet wakker worden, maar het was ook weer zo dat hij niet kon zweren dat ze niet zou voelen dat er iets anders was dan anders en dat ze ten slotte toch uit bed zou komen.

Asakawa verbond beide videorecorders met elkaar en schoof daarna de video erin. Voor hij de knop indrukte keek hij Ryuji aan alsof hij wilde zeggen: wil je dit echt?

‘Wat is er? Schiet op, laat zien,’ drong Ryuji aan, zonder zijn ogen van het scherm af te wenden. Asakawa duwde Ryuji de afstandsbediening in de hand, waarna hij opstond en naar het raam liep. Hij had geen zin om te kijken. Feitelijk zou hij dat telkens en telkens weer moeten doen, de video nuchter analyseren, maar hij leek de wilskracht niet te kunnen opbrengen om hier verder achteraan te gaan. Het enige wat hij wilde was weglopen. Niets anders. Asakawa liep het balkon op en rookte een sigaret. Toen Yoko was geboren, had hij zijn vrouw beloofd dat hij niet in huis zou roken, en die belofte had hij nooit verbroken. Hoewel ze al ruim drie jaar getrouwd waren, hadden hij en zijn vrouw een betrekkelijk goede relatie. Hij kon niet tegen de wensen van zijn vrouw ingaan, niet nu ze hem die schat van een Yoko had gegeven.

Vanaf het balkon tuurde hij de kamer in, door het matglas, het beeld op het scherm flikkerde. Het angstquotiënt was anders nu hij van hieraf keek, min of meer omringd door drie mensen op de vijfde verdieping van een appartementsgebouw in het centrum, vergeleken met toen hij er alleen naar keek in Villa Log Cabin. Maar zelfs als Ryuji er onder dezelfde omstandigheden naar zou kijken, zou hij waarschijnlijk niet zijn hoofd verliezen en beginnen te huilen, of zoiets. Asakawa rekende erop dat hij zou lachen en spottende opmerkingen maken terwijl hij keek, dat hij zelfs een dreigende blik zou werpen op wat hij op het scherm zag.

Asakawa maakte zijn sigaret uit en ging terug naar binnen. Juist op dat moment werd de deur die de eetkamer van de gang scheidde, geopend en verscheen Shizu in haar pyjama. Nerveus griste Asakawa de afstandsbediening weg en zette de video stil.

‘Ik dacht dat je sliep.’ Er klonk een verwijtende toon door in Asakawa’s stem.

‘Ik hoorde iets.’ Terwijl ze het zei keek Shizu heen en weer tussen het tv-scherm met zijn vervormde beelden en ruisend geluid, en Ryuji en Asakawa. Haar gezicht stond bewolkt van achterdocht.

‘Ga weer naar bed!’ zei Asakawa, op een toon die geen vragen toeliet.

‘Ik denk dat we je vrouwtje moeten laten blijven, als ze wil. Het is heel interessant.’ Ryuji, die nog steeds in kleermakerszit op de grond zat, keek op. Asakawa wilde tegen hem schreeuwen. Maar in plaats van iets te zeggen balde hij al zijn gedachten samen in zijn vuist en liet die met een klap op de tafel terechtkomen. Geschrokken door het geluid legde Shizu snel haar hand op de deurknop, daarna versmalde ze haar ogen, maakte een heel lichte buiging en zei tegen Ryuji: ‘Maak het je alsjeblieft gemakkelijk.’ Na die woorden draaide ze zich om en sloot de deur achter zich. Twee mannen, ‘s avonds, alleen, die video’s aan- en uitzetten… Asakawa wist precies wat zijn vrouw zich in haar hoofd haalde. De minachtende blik in haar ogen was hem niet ontgaan; minachting, niet zozeer voor Ryuji dan wel voor mannen in het algemeen. Asakawa vond het niet prettig dat hij het haar niet kon uitleggen.

Zoals Asakawa verwacht had, was Ryuji nog steeds uiterst kalm nadat hij de video had bekeken. Hij neuriede terwijl hij de band terugspoelde, en begon die vervolgens beeld voor beeld na te lopen, afwisselend snel vooruitspoelend en dan weer de pauzeknop indrukkend.

‘Nou, het ziet ernaar uit dat ondergetekende er nu ook bij hoort. Jij hebt nog zes dagen, ik heb er zeven,’ zei Ryuji tevreden, alsof hij had mogen meedoen aan een spelletje.

‘Wat denk je ervan?’ vroeg Asakawa.

‘Het is kinderspel.’

‘Hè?’

‘Heb jij als kind nooit zoiets gedaan? Je vrienden bang gemaakt door hun een griezelige film of iets dergelijks te laten zien en dan zeggen dat iedereen die ernaar keek iets akeligs zou overkomen? Kettingbrieven, zoiets.’

Natuurlijk had Asakawa het ook meegemaakt. Hetzelfde soort bangmakerij was voorgekomen in de spookverhalen die ze elkaar tijdens zomeravonden vertelden.

‘Dus wat wil je daarmee zeggen?’

‘Niets, denk ik. Alleen, zo komt het op me over.’

‘Is je nog iets anders opgevallen? Zeg het me dan.’

‘Hmm. Nou, de beelden op zich zijn niet bijzonder angstaanjagend. Het lijkt een combinatie van realistische en abstracte beelden. Als er niet vier mensen waren overleden, precies zoals het op de video wordt gezegd, zouden we gewoon onze schouders ophalen en het afdoen als iets eigenaardigs. Zo is het toch?’

Asakawa knikte. Te weten dat de woorden op de video niet gelogen waren, maakte het hele geval zo moeilijk.

‘De eerste vraag is, waarom zijn die arme sukkels doodgegaan? Wat is de reden? Ik kan twee mogelijkheden bedenken. De laatste scène van de video is de verklaring, “Degenen die deze beelden hebben gezien, zijn voorbestemd om te sterven”, en dan, meteen erna, was er… nou, laten we het bij gebrek aan een beter woord een bezwering noemen. Een manier om aan dat lot te ontkomen. Dus de vier jongelui wisten het gedeelte uit dat de bezwering verklaarde, en daarom werden ze gedood. Of misschien is het hen niet gelukt de bezwering toe te passen, en is dat de reden waarom ze gedood zijn. Ik denk echter dat we om te beginnen moeten vaststellen of het wel echt die vier waren die de bezwering hebben gewist. Het is mogelijk dat die al gewist was vóór ze de video bekeken.’

‘Hoe moeten we daarachter komen? We kunnen het hun niet vragen, dat weet je.’

Asakawa pakte een flesje bier uit de koelkast, schonk een glas in en zette het voor Ryuji neer.

‘Kijk maar eens goed.’ Ryuji speelde het laatste deel van de video opnieuw af, goed lettend op het precieze moment waarop de reclame voor de muggenspray die over de bezwering was opgenomen, was afgelopen. Hij zette de band stil en begon die vervolgens langzaam beeldje voor beeldje vooruit te spoelen. Hij ging er voorbij, spoelde terug, stopte de band, spoelde die weer beeldje voor beeldje door… Toen, eindelijk, slechts een fractie van een seconde, verscheen op het scherm een beeld van drie mensen die om een tafel zaten. In dat deel van een seconde was het programma, dat door de reclamespot was onderbroken, hervat. Het was een late talkshow die elke avond om elf uur werd uitgezonden op een van de nationale netten. De man met het grijze haar was auteur van bestsellers, en bij hem hadden zich een knappe, jonge vrouw gevoegd en een jongeman die ze herkenden als iemand die traditionele verhalen vertelde uit de regio Osaka. Asakawa bracht zijn neus tot vlak voor het scherm.

‘Ik weet zeker dat je deze show herkent,’ zei Ryuji.

‘Het is The Night Show, op nbs .’

‘Klopt. De schrijver is de gastheer, het meisje is zijn assistente, en de verhalenverteller is de gast van vandaag. Als we dus te weten komen op welke dag de verhalenverteller in de show te gast was, weten we of onze vier kinderen al dan niet de bezwering hebben gewist.’

‘Op die manier.’

The Night Show werd elke werkdag ‘s avonds om elf uur uitgezonden. Als deze speciale uitzending had plaatsgevonden op 29 augustus, dan moesten het de vier studenten zijn die hem hadden gewist, die avond in Villa Log Cabin.

nbs is toch gelieerd aan de uitgever van je krant? Dit zou gemakkelijk moeten zijn.’

‘Ik snap het. Ik ga erachteraan.’

‘Ja, graag. Ons leven kan ervan afhangen. We moeten alles precies weten, wat het ook is. Nietwaar, wapenbroeder?’

Ryuji gaf Asakawa een klap op zijn schouder. Ze zagen nu beiden de dood in de ogen. Wapenbroeders.

‘Ben je niet bang?’

‘Bang? Au contraire , mijn vriend. Het is opwindend om een deadline te hebben, vind je niet? De straf is de dood. Fantastisch. Het is niet leuk om te spelen als je je leven niet op het spel wilt zetten.’

Ryuji had nu een poosje gedaan alsof hij de hele zaak erg leuk vond, maar Asakawa was bezorgd geweest dat het alleen maar bravoure was, een dekmantel voor zijn angst. Nu hij zijn vriend in de ogen keek, zag hij echter geen spoortje vrees.

‘Daarna zoeken we uit wie deze video gemaakt heeft, wanneer, en met welk doel. Je zegt dat Villa Log Cabin pas een halfjaar bestaat, dus we nemen contact op met iedereen die in B-4 gelogeerd heeft en proberen erachter te komen wie een videoband heeft meegenomen. Ik denk dat het geen kwaad kan om de naspeuringen te beperken tot eind augustus. De kans is groot dat het iemand was die er vlak voor onze vier slachtoffers is geweest.’

‘Dat is ook mijn taak?’

Ryuji dronk zijn bier in één teug op en dacht even na. ‘Natuurlijk. We hebben een deadline. Heb je geen collega die je kunt vertrouwen? In dat geval vraag je hem of hij je wil helpen.’

‘Nou, er is een journalist die geïnteresseerd is in deze zaak. Maar dit is een kwestie van leven of dood. Ik kan niet gewoon maar…’ Asakawa dacht aan Yoshino.

‘Maak je geen zorgen, maak je geen zorgen. Betrek hem erbij. Laat hem de video zien, dat zal hem een vuurpijl in zijn achterste stoppen. Hij zal je graag willen helpen, geloof mij maar.’

‘Niet iedereen is zoals jij, weet je.’

‘Vertel hem dan dat het zwartemarktporno is. Dwing hem te kijken. Wat dan ook.’

Het had geen zin om met Ryuji te redeneren. Hij kon de video niet aan iemand laten zien zonder eerst uit te zoeken wat de bezwering was. Asakawa kreeg het gevoel dat hij in een logische, doodlopende straat terecht was gekomen. Als hij de geheimen van deze video wilde ontrafelen, dan was er goed georganiseerde research nodig, maar vanwege de aard van de video was het vrijwel onmogelijk er iemand bij te halen. Mensen als Ryuji, die bereid waren bij de minste aanleiding te dobbelen met de dood, kwamen weinig voor. Hoe zou Yoshino reageren? Hij had een vrouw en kinderen, Asakawa betwijfelde of hij bereid zou zijn zijn leven op het spel te zetten, alleen om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Maar misschien zou hij kunnen helpen zonder de video te bekijken. Misschien moest Asakawa hem alles wat er gebeurd was, vertellen, voor het geval dat.

‘Ja. Ik zal het proberen.’

Ryuji ging aan de eetkamertafel zitten met de afstandsbediening in zijn hand.

‘Goed dan. Welnu, dit valt uiteen in twee brede categorieën: abstracte beelden en realistische beelden.’ Terwijl hij het zei zocht hij het beeld van de vulkaanuitbarsting op en zette hij de video stil. ‘Hier, neem die vulkaan nu eens. Hoe je het ook bekijkt, die is echt. We moeten uitzoeken welke berg dat is. En dan is er de uitbarsting. Wanneer we de naam van de berg eenmaal hebben, moeten we erachter kunnen komen wanneer de eruptie heeft plaatsgevonden, wat betekent dat we kunnen vaststellen wanneer en waar deze beelden zijn opgenomen.’

Ryuji spoelde de band weer door. De oude vrouw verscheen en begon god weet wat te zeggen. Een aantal woorden klonk als een of andere streektaal.

‘Wat is dat voor dialect? Bij mij op de universiteit hebben we een specialist in dialecten. Ik zal het hem vragen. Dan hebben we tenminste enig idee waar deze oude vrouw vandaan komt.’

Ryuji spoelde versneld door naar de scène, bijna aan het eind, met de man met de aparte gelaatstrekken. Het zweet stroomde langs zijn gezicht, en hij hijgde, terwijl hij ritmisch heen en weer bewoog. Ryuji stopte de band vlak voor het gedeelte waar zijn gewonde schouder te zien was. Het was de beste close-up van de man. Een duidelijk beeld van zijn gezicht, van de plaatsing van zijn ogen tot de vorm van zijn neus en oren. Zijn haarlijn week terug, maar hij leek een jaar of dertig.

‘Herken je deze man?’ vroeg Ryuji.

‘Doe niet zo stom.’

‘Hij ziet er nogal sinister uit.’

‘Als jij dat vindt, moet hij inderdaad behoorlijk slecht zijn. Ik leg me bij je mening neer.’

‘Dat mag ook wel. Er zijn maar weinig gezichten die zo’n indruk maken. Ik vraag me af of we hem kunnen vinden. Jij bent journalist, je moet dat beroepshalve toch kunnen.’

‘Doe niet zo leuk. Je zou misdadigers of beroemdheden kunnen identificeren, alleen al aan hun gezicht, maar gewone mensen kun je niet op die manier vinden. Er wonen meer dan honderd miljoen mensen in Japan.’

‘Dan begin je met de misdadigers. Of misschien pornoacteurs.’

Asakawa gaf geen antwoord, maar hij pakte een blocnote. Wanneer hij veel dingen moest doen, maakte hij graag lijstjes.

Ryuji zette de video uit. Hij pakte een flesje bier uit de koelkast en schonk er iets van in hun beider glazen.

‘Laten we een toast uitbrengen.’

Asakawa kon geen enkele goede reden bedenken om zijn glas op te heffen.

‘Ik heb een voorgevoel,’ zei Ryuji, wiens vale wangen een rode kleur kregen.

‘Er kleeft iets universeel boosaardigs aan deze zaak. Ik kan het ruiken, de impuls die ik destijds voelde… ik heb je er toch over verteld? De eerste vrouw die ik verkracht heb.’

‘Dat weet ik nog.’

‘Het is alweer vijftien jaar geleden. Toen kreeg ik ook een eigenaardig voorgevoel dat aan mijn hart kriebelde. Ik was zeventien. Het was september, mijn juniorjaar op de middelbare school. Ik had tot drie uur in de ochtend wiskunde gestudeerd, en daarna deed ik een uur Duits om mijn hersenen wat rust te geven. Dat deed ik altijd. Ik had gemerkt dat talen studeren perfect was om vermoeide hersencellen los te maken. Om vier uur dronk ik, zoals altijd, een paar biertjes en daarna ging ik naar buiten voor mijn dagelijkse wandeling. Wanneer ik eropuit trok ontplooide zich al iets ongewoons in mijn hersenen. Heb je ooit midden in de nacht door een woonwijk gewandeld? Het is echt een goed gevoel. De honden slapen allemaal. Net als jouw baby nu. Opeens was ik bij een zeker flatgebouw. Het was een elegant, met houtwerk versierd gebouw van twee verdiepingen, en ik wist dat daarbinnen een zekere, welgevormde studente woonde die ik soms op straat tegenkwam. Ik wist niet welke flat van haar was. Ik liet mijn blik beurtelings over de ramen van alle acht appartementen dwalen. Op dat moment, terwijl ik stond te kijken, was ik nog niets bepaalds van plan. Alleen… je weet wel. Toen mijn ogen bleven rusten op de zuidzijde van de eerste verdieping, hoorde ik diep in mijn hart iets openbarsten, en ik voelde dat de duisternis die zijn uitlopers naar mijn gedachten had gestuurd, geleidelijk groter werd. Ik keek nogmaals om beurten naar alle vensters. Weer begon, op dezelfde plek, de duisternis rond te wervelen. En ik wist het. Ik wist dat die deur niet zou zijn afgesloten. Ik weet niet of ze het misschien vergeten was, of wat dan ook. Geleid door de duisternis in mijn hart liep ik de trap van het gebouw op en bleef ik voor die deur stilstaan. Op het bordje stonden romeinse letters, in de volgorde zoals die in het westen gebruikelijk is, de voornaam eerst: yukari makita . Ik pakte de deurknop stevig vast met mijn rechterhand. Ik bleef de knop een poosje vasthouden en draaide hem daarna met geweld naar links. Hij wilde niet draaien. Verdomme, dacht ik, en toen was er opeens een klik, en de deur ging open. Kun je me nog volgen? Ze was helemaal niet vergeten de deur af te sluiten: precies op dat moment ontsloot die zichzelf. Er werd een bepaalde energie op uitgeoefend. Het meisje had haar beddengoed naast haar bureau uitgespreid en ze was gaan slapen. Ik had absoluut verwacht haar in een bed aan te treffen, maar daar was ze niet. Een van haar benen stak onder de dekens uit…’

Hier onderbrak Ryuji zijn verhaal. Hij scheen de daaropvolgende gebeurtenissen in zijn achterhoofd af te spelen, naar verre herinneringen starend met een mengeling van tederheid en wreedheid. Asakawa had Ryuji nog nooit zo tegenstrijdig meegemaakt.

‘… daarna, twee dagen later, toen ik op weg was van school naar huis, liep ik voor dat flatgebouw langs. Een vrachtauto, een tweetonner, stond ervoor geparkeerd, en mannen sjouwden meubels en dozen het gebouw uit. En degene die ging verhuizen was Yukari. Ze stond er lusteloos bij, tegen een muur geleund, samen met een man die eruitzag alsof hij haar vader kon zijn, en ze staarde maar naar haar meubels toen die weggedragen werden. Ik ben ervan overtuigd dat haar vader niet de ware reden wist waarom zijn dochter zo plotseling ging verhuizen. En zo verdween Yukari uit mijn leven. Ik weet niet of ze weer bij haar ouders is ingetrokken, of ergens een andere flat heeft gehuurd en nog steeds naar dezelfde universiteit gaat… Maar ze kon eenvoudig geen seconde langer in dat appartement blijven wonen. O, o, dat arme kind. Ze moet verschrikkelijk bang zijn geweest.’

Asakawa had moeite met ademhalen terwijl hij luisterde. Hij walgde van zichzelf omdat hij hier met deze man bier zat te drinken.

‘Voel je je dan helemaal niet schuldig?’

‘Ik ben eraan gewend. Probeer maar eens elke dag met je vuist tegen een stenen muur te slaan. Uiteindelijk voel je de pijn niet meer.’

Ga je er daarom mee door? Asakawa bezwoer zichzelf in stilte dat hij deze man nooit meer naar zijn huis zou meenemen. Of, om hem in elk geval bij zijn vrouw en dochter vandaan te houden.

‘Maak je geen zorgen, ik zou jouw schatjes nooit zoiets aandoen.’

Asakawa was betrapt. Nerveus veranderde hij van onderwerp.

‘Je zei dat je een voorgevoel hebt. Wat dan?’

‘Weet je, het is niet meer dan een slecht gevoel. Alleen een of andere fantastisch boosaardige energie zou met zo’n ingewikkeld, ontaard plan tevoorschijn kunnen komen.’

Ryuji stond op. Wanneer hij stond was hij niet veel groter dan Asakawa, wanneer die zat. Hij mat nog geen een meter zestig, maar hij had brede, gespierde schouders, het was niet moeilijk te geloven dat hij op de middelbare school zo’n ster was geweest in kogelstoten.

‘Nou, ik ga ervandoor. Maak je huiswerk. Morgenochtend heb je nog maar vijf dagen.’ Ryuji strekte de vingers van één hand uit.

‘Dat weet ik.’

‘Ergens… is er die vortex van boosaardige energie. Dat weet ik. Het geeft me… een nostalgisch gevoel.’ Als om het te benadrukken klemde Ryuji de kopie van de video tegen zijn borst, terwijl hij naar de gang liep.

‘Laten we de volgende strategiebespreking bij jou thuis houden.’ Asakawa zei het zacht, maar vastberaden.

‘Prima, prima.’ Ryuji’s ogen lachten.

Op het moment dat Ryuji vertrok keek Asakawa op de wandklok in de eetkamer. Een huwelijkscadeau van een vriend, de vlindervormige slinger ging heen en weer: 23.21 uur. Hoe vaak had hij vandaag gekeken hoe laat het was? Hij begon geobsedeerd te raken door het verstrijken van de tijd. Zoals Ryuji gezegd had, morgenochtend had hij nog maar vijf dagen over. Hij was er bij lange na niet van overtuigd dat hij het raadsel van de gewiste band op tijd zou kunnen oplossen. Hij voelde zich als een kankerpatiënt die een operatie moest ondergaan waarvan de afloop vrijwel zeker fataal zou zijn. Er was een discussie gaande of kankerpatiënten verteld moest worden dat ze kanker hadden, of niet; tot die dag had Asakawa altijd gevonden dat ze het dienden te weten. Maar als het zo zou aanvoelen, zou hij het liever niet weten. Er waren mensen die, wanneer ze wisten dat ze gingen sterven, helder konden omgaan met het beetje leven dat hen nog restte. Dat kon Asakawa niet opbrengen. Op het moment ging het nog wel. Maar terwijl de klok zijn resterende dagen, uren, minuten, aftikte, vertrouwde hij er niet op dat hij zijn verstand er bij zou kunnen houden. Hij had het gevoel dat hij nu begreep waarom hij zich zo tot Ryuji aangetrokken voelde, zelfs wanneer die hem afkeer inboezemde. Ryuji bezat een psychologische kracht die hij niet kon evenaren. Asakawa leefde zijn leven aarzelend, altijd bezorgd over wat de mensen om hem heen dachten. Ryuji daarentegen had een god – of een duivel – in zich geketend die hem in volslagen vrijheid en uitbundigheid liet leven. De enige keer dat Asakawa zijn angst liet verjagen door zijn wens om te blijven leven, was wanneer hij eraan dacht hoe zijn vrouw en zijn dochtertje zich na zijn dood zouden voelen. Nu maakte hij zich opeens ongerust over hen, en zachtjes deed hij de slaapkamerdeur open om naar hen te kijken. In hun slaap waren hun gezichten zacht en nietsvermoedend. Hij had geen tijd om ineen te krimpen van angst. Hij zou Yoshino bellen, hem de zaak voorleggen, en hem om hulp vragen. Als hij tot morgen uitstelde wat hij vandaag kon doen, zou hij er zeker spijt van krijgen.