4

Het was tien uur toen Asakawa thuiskwam. Zodra hij de flat was binnengegaan, deed hij zachtjes de slaapkamerdeur open om naar zijn vrouw en zijn dochtertje te kijken die lagen te slapen. Hoe moe hij ook was wanneer hij thuiskwam, dit deed hij altijd.

Er lag een briefje op de tafel in de eetkamer: Meneer Takayama heeft gebeld. Asakawa had de hele dag geprobeerd Ryuji te bellen, maar hij had hem thuis niet te pakken kunnen krijgen. Hij was waarschijnlijk bezig met zijn eigen naspeuringen. Misschien heeft hij iets, dacht Asakawa, terwijl hij het nummer draaide. Hij liet de telefoon tien keer overgaan. Niemand nam op. Ryuji woonde alleen in zijn appartement in Oost-Nakano. Hij was nog niet thuis.

Asakawa nam snel een douche, maakte een flesje bier open en probeerde daarna weer te bellen. Nog steeds niet thuis. Hij stapte over op whisky on the rocks . Hij had nooit een nacht goed kunnen slapen zonder alcohol. Asakawa, die lang was en slank, was zijn hele leven niet noemenswaardig ziek geweest. En dan te bedenken dat hij veroordeeld was om op deze manier te moeten sterven. Ergens had hij nog steeds het gevoel dat het een droom was, dat hij op de avond van 18 oktober tien uur zou halen zonder dat hij de video had begrepen of de bezwering had gevonden, maar dat er ten slotte niets zou gebeuren, dat de dagen zich voor hem zouden uitstrekken zoals ze dat altijd hadden gedaan. Oguri zou een spottend gezicht trekken en uitweiden over de dwaasheid van bijgeloof, terwijl Ryuji zou lachen en zou zeggen: ‘We begrijpen gewoonweg niet hoe de wereld werkt.’ En zijn vrouw en dochter zouden in bed liggen te slapen zoals altijd. Zelfs een passagier in een neerstortend vliegtuig kan de hoop niet van zich afschudden dat hij de enige zal zijn die de ramp overleeft.

Hij dronk zijn derde glas whisky leeg en draaide Ryuji’s nummer voor de derde maal. Als hij nu nog niet opnam, zou Asakawa het er voor vanavond bij laten. Hij hoorde de telefoon zeven keer overgaan, daarna een klik toen iemand de hoorn oppakte.

‘Verdomme, waar heb je al die tijd gezeten?’ schreeuwde hij, zonder af te wachten om te horen tegen wie hij sprak. Denkend dat hij het tegen Ryuji had, liet hij zijn boosheid de vrije loop. Wat slechts diende om het vreemde van hun relatie te benadrukken. Zelfs onder zijn vrienden bewaarde Asakawa altijd een bepaalde afstand en beheerste hij zich zorgvuldig. Maar hij had er geen moeite mee om Ryuji alle mogelijke scheldwoorden naar diens hoofd te slingeren. En toch had hij Ryuji nooit als een echt goede vriend beschouwd.

Tot zijn verrassing was de stem die antwoordde echter niet die van Ryuji.

‘Hallo? Neemt u me niet kwalijk…’

Het was een vrouw, geschrokken omdat ze uit het niets zo werd afgeblaft.

‘O, sorry. Verkeerd nummer gedraaid.’ Asakawa wilde al ophangen.

‘Wilt u professor Takayama spreken?’

‘Nou, ja, eerlijk gezegd wel.’

‘Hij is nog niet terug.’

Tegen wil en dank vroeg Asakawa zich af aan wie deze jonge, aantrekkelijke stem behoorde. Hij geloofde dat hij veilig kon veronderstellen dat ze geen familielid was, omdat ze hem ‘professor’ noemde. Een vriendin? Dat kon toch niet waar zijn. Welk meisje met gezond verstand zou er nu verliefd worden op Ryuji?

‘O. Mijn naam is Asakawa.’

‘Wanneer professor Takayama terugkomt, zal ik vragen of hij u wil bellen. Meneer Asakawa, zo heet u toch?’

Zelfs toen hij de hoorn had neergelegd, bleef de zachte vrouwenstem aangenaam in zijn oren naklinken.

 

Futons, de zachte matrassen, werden gewoonlijk slechts gebruikt in kamers die in Japanse stijl waren ingericht, met tatami’s op de vloer. Hun slaapkamer had vaste vloerbedekking, en oorspronkelijk had er een westers bed in gestaan, maar nadat Yoko was geboren, hadden ze dat eruit gehaald. Ze konden een baby niet in een bed laten slapen, maar de kamer was te klein voor een wieg en een bed. Dus waren ze gedwongen hun tweepersoonsbed op te geven en over te gaan op futons, die ze elke ochtend oprolden en elke avond weer uitspreidden. Ze legden twee futons naast elkaar en daar sliepen ze met hun drieën op. Asakawa kroop nu naar de lege plek op de futons. Wanneer ze alle drie tegelijk naar bed gingen, sliepen ze altijd in dezelfde houding. Maar Shizu en Yoko waren onrustige slapers, dus wanneer ze eerder naar bed gingen dan Asakawa duurde het nog geen uur voor ze waren omgerold en zich hadden uitgestrekt. Als gevolg daarvan moest Asakawa zich in de kleine ruimte wurmen die er nog over was. Als hij er niet meer zou zijn, hoe lang zou het dan duren voor die ruimte gevuld werd, vroeg Asakawa zich af. Niet dat hij zich er druk om maakte dat Shizu op den duur zou hertrouwen. Het was alleen zo dat sommige mensen nooit de open plek konden invullen die was ontstaan door het verlies van een echtgenoot. Drie jaar? Drie jaar zou ongeveer kloppen. Shizu zou naar haar ouderlijk huis terugkeren en haar ouders voor de baby laten zorgen terwijl zij naar haar werk ging. Asakawa zag in gedachten haar gezicht, stralend van zoveel vitaliteit als verwacht kon worden. Hij wilde dat ze sterk zou zijn. Maar hij kon het niet verdragen zich de soort hel voor te stellen die zijn vrouw en kind zouden moeten doormaken als hij dood zou zijn.

Asakawa had Shizu vijf jaar geleden leren kennen. Hij was vlak daarvoor weer overgeplaatst van de redactie in Chiba naar de hoofdvestiging in Tokyo; zij werkte bij een reisbureau dat een onderdeel vormde van het Daily News -concern. Ze werkte op de tweede verdieping, hij op de zesde, en soms zagen ze elkaar in de lift, maar verder ging het niet, tot hij op een dag naar het reisbureau was gegaan om een paar tickets op te halen. Hij moest op reis voor een artikel, en omdat degene die zijn reispapieren verzorgde er niet was, had Shizu het geregeld. Ze was net 25 geworden en ze hield van reizen; haar blik vertelde hem hoezeer ze Asakawa benijdde omdat hij voor zijn opdrachten het hele land afreisde. In die blik zag hij tevens een weerspiegeling van het eerste meisje van wie hij ooit had gehouden. Nu ze elkaars namen kenden, begonnen ze gesprekjes te voeren wanneer ze elkaar in de lift tegenkwamen, en al snel kregen ze een goede relatie. Twee jaar later trouwden ze, na een rustige verlovingstijd zonder bezwaren van de wederzijdse ouders. Ongeveer een halfjaar voor hun huwelijk hadden ze het driekamerappartement in Kita Shinagawa gekocht, hun ouders hadden geholpen met de aanbetaling. Niet dat ze de hausse van de grondprijzen hadden voorzien en zich daarom gehaast hadden een flat te kopen voor ze gingen trouwen. Het was eenvoudig zo dat ze de hypotheek zo snel mogelijk wilden afbetalen. Maar als ze de flat niet op dat moment hadden gekocht, hadden ze zich waarschijnlijk niet kunnen veroorloven om, zoals nu, in het centrum te wonen. Binnen een jaar was de waarde van hun woning verdrievoudigd. En hun maandelijkse hypotheekaflossing was minder dan de helft van wat ze aan huur zouden hebben moeten betalen. Ze klaagden voortdurend dat de flat te klein was, maar feitelijk was het een heel bezit voor het jonge stel. Nu was Asakawa blij dat hij iets had om hun na te laten. Als Shizu zijn levensverzekering gebruikte om de hypotheek af te lossen, zou de flat het onbezwaarde eigendom zijn van haar en Yoko.

Ik geloof dat mijn polis twintig miljoen yen uitkeert, maar ik kan het beter nog eens nakijken, om het zeker te weten.

Zijn stemming was somber, maar in gedachten verdeelde hij het geld op verschillende manieren, zich voorhoudend dat hij alle financiële adviezen die bij hem opkwamen, moest opschrijven. Hij vroeg zich af hoe ze zijn dood zouden omschrijven. Dood door ziekte? Een ongeluk? Zelfmoord?

In elk geval zal ik er goed aan doen mijn verzekeringspolis nog eens door te lezen.

De afgelopen drie dagen was hij elke avond in een pessimistische bui naar bed gegaan. Hij piekerde erover hoe hij een wereld kon beïnvloeden waarin hij niet meer zou leven, en zat erover te denken een soort testament achter te laten.

Zondag 14 oktober

 

De volgende ochtend, op zondag, draaide Asakawa Ryuji’s nummer zodra hij wakker was.

‘Ja?’ antwoordde Ryuji. Het klonk alsof hij zojuist wakker was geworden. Asakawa dacht onmiddellijk terug aan zijn frustratie van de vorige avond, en hij blafte in de hoorn.

‘Waar was je gisteravond?’

‘Hè? O. Asakawa?’

‘Je zou me bellen, weet je nog?’

‘O, ja. Ik was dronken. Studentes kunnen tegenwoordig behoorlijk drinken. Ze kunnen ook andere dingen, als je begrijpt wat ik bedoel. Poeh. Ik ben doodop.’

Even wist Asakawa niet hoe hij het had: het leek of de afgelopen drie dagen slechts een droom waren geweest. Hij vond zichzelf een dwaas omdat hij alles zo serieus had opgenomen.

‘Nou, ik kom naar je toe. Wacht op me,’ zei Asakawa en hij legde de hoorn neer.

Asakawa nam de trein naar Oost-Nakano, en vervolgens wandelde hij tien minuten in de richting van Kami Ochiai. Onder het lopen bedacht hij hoopvol dat Ryuji, hoewel hij de vorige avond dronken was geworden, nog steeds Ryuji was. Hij had vast wel iets ontdekt. Misschien had hij het raadsel zelfs opgelost, en was hij zich te buiten gegaan aan drank en andere uitspattingen om het te vieren. Hoe dichter hij bij Ryuji’s appartement kwam, des te vrolijker hij werd, en hij begon sneller te lopen. Asakawa’s emoties putten hem uit, heen en weer slingerend tussen angst en hoop, pessimisme en optimisme.

Ryuji deed de deur open in zijn pyjama. Hij was onverzorgd en ongeschoren, kennelijk kwam hij net uit bed. Asakawa kon zijn schoenen niet vlug genoeg uittrekken; hij stond nog in de gang toen hij vroeg: ‘Ben je iets te weten gekomen?’

‘Nee, niet echt. Maar kom binnen,’ zei Ryuji, zich heftig op zijn hoofd krabbelend. Zijn ogen stonden wazig en Asakawa begreep onmiddellijk dat zijn hersencellen nog niet wakker waren.

‘Vooruit, word wakker. Neem een kop koffie, of zoiets.’ Met het gevoel dat zijn hoop vervlogen was, zette Asakawa met luid gekletter de ketel op het fornuis. Plotseling werd hij geobsedeerd door de tijdsdruk.

Beide mannen gingen in kleermakerszit in de voorkamer op de grond zitten. Tegen een van de wanden lagen boeken hoog opgestapeld.

‘Vertel me wat je boven water hebt gekregen,’ zei Ryuji, met zijn knie wiebelend. Er was geen tijd te verliezen. Asakawa vertelde alles wat hij de vorige dag te weten was gekomen, in chronologische volgorde. Eerst deelde hij Ryuji mee dat de video was opgenomen van de televisie in de bungalow, beginnend om acht uur ‘s avonds op 26 augustus.

‘O, ja?’ Ryuji keek verbaasd. Ook hij had aangenomen dat de video met een camera was opgenomen en later was meegenomen naar de bungalow.

‘Nu, dat is interessant. Maar als er een etherpiraat bezig is geweest, zoals jij zegt, dan moeten er anderen zijn die hetzelfde hebben gezien…’

‘Nou, ik heb met onze redacties in Atami en Mishima gebeld en ernaar gevraagd. Maar daar zeggen ze dat ze geen bericht hebben ontvangen van verdachte uitzendingen die in de buurt van Zuid-Hakone plaatsvonden op de avond van 26 augustus.’

‘Juist, juist…’ Ryuji sloeg zijn armen over elkaar en dacht een poosje na. ‘Er zijn twee mogelijkheden. Om te beginnen: iedereen die de uitzending gezien heeft, is dood. Maar wacht eens even, toen die werd uitgezonden zou de bezwering nog intact hebben moeten zijn. Dus… En bovendien hebben de plaatselijke kranten nergens lucht van gekregen, zo is het toch?’

‘Ja. Dat ben ik al nagegaan. Je bedoelt toch of er nog andere slachtoffers waren? Die waren er niet. Totaal niet. Als het was uitgezonden, zouden andere mensen het hebben moeten zien, maar er zijn geen andere slachtoffers gevallen. Er zijn zelfs geen geruchten.’

‘Weet je nog toen er in de beschaafde wereld voor het eerst sprake was van aids? Eerst hadden artsen in Amerika er geen idee van wat er aan de hand was. Ze wisten alleen dat ze mensen zagen sterven aan symptomen die ze nog niet eerder hadden gezien. Het enige wat ze hadden was een vermoeden van een of andere onbekende ziekte. Pas twee jaar nadat de ziekte voor het eerst was opgedoken, noemden ze die aids. Zulke dingen gebeuren.’

In de dalen tussen de bergen ten westen van de Tanna stonden slechts een paar boerderijen, iets lager gelegen dan de Atami-Kannamisnelweg. Als je naar het zuiden keek, kon je alleen South Hakone Pacific Land zien, geïsoleerd in zijn dromerige bergweiden. Was er iets onzichtbaars aan het werk in dat gebied? Misschien stierven er plotseling massa’s mensen, maar had dit het nieuws nog niet gehaald. Het ging niet alleen om aids: de Kawasaki-ziekte, voor het eerst ontdekt in Japan, had al tien jaar geheerst voor ze officieel erkend werd als een nieuwe ziekte. Het was pas anderhalve maand geleden dat de spookuitzending bij toeval op video was vastgelegd. Het was heel goed mogelijk dat het syndroom nog niet herkend was. Als Asakawa niet de gemeenschappelijke factor bij vier sterfgevallen ontdekt had – als zijn nichtje er niet bij betrokken was geweest – zou deze ‘ziekte’ vermoedelijk nog steeds ondergronds slapen. Dat was zo mogelijk nog angstaanjagender. Meestal vergde het honderden, duizenden doden, voor iets officieel werd bestempeld als een ‘ziekte’.

‘We hebben geen tijd om daarginds de deuren langs te gaan en met de bewoners te praten. Maar, Ryuji, je had het over een andere mogelijkheid.’

‘Ja. Ten tweede, de enigen die de video hebben gezien, zijn wij en de vier jonge mensen. Zeg, denk jij dat het schooljochie dat dit heeft opgenomen, wist dat etherfrequenties per regio verschillen? Wat ze op kanaal 4 uitzenden in Tokyo zou ergens op het platteland wel eens op een totaal ander kanaal kunnen worden uitgezonden. Een dom kind zou dat niet weten, misschien heeft hij de video ingesteld op het kanaal waar hij in Tokyo naar kijkt.’

‘Wat wil je daarmee zeggen?’

‘Denk na. Zetten mensen zoals wij, die in Tokyo wonen, ooit kanaal 2 aan? Dat wordt hier niet gebruikt.’

Aha. Dus de jongen had de videorecorder ingesteld op een kanaal dat een bewoner van die streek nooit zou hebben gebruikt. Omdat hij iets opnam terwijl hij ergens anders naar keek, had hij niet gezien wat er werd opgenomen. Bovendien konden er, omdat het bergachtige gebied zo dunbevolkt was, niet al te veel kijkers zijn geweest.

‘Hoe het ook zij, de belangrijke vraag is: waar kwam die uitzending oorspronkelijk vandaan?’ Het klonk zo simpel wanneer Ryuji het zei. Maar slechts een georganiseerd, wetenschappelijk onderzoek zou de bron van de uitzending kunnen vaststellen.

‘Wacht even. We weten niet eens zeker of de veronderstelling waar je van uitgaat, wel klopt. We geloven alleen maar dat de jongen per ongeluk beelden van een spookfrequentie heeft opgenomen.’

‘Dat weet ik. Maar als we wachten tot we honderd procent bewijs hebben voor we verder gaan, komen we nergens. Dit is ons enige uitgangspunt.’

Ethergolven. Asakawa’s wetenschappelijke kennis was armzalig. Hij wist niet eens wat ethergolven precies waren: daar zou hij zijn onderzoek moeten beginnen. Er zat niets anders op dan het uit te zoeken. Het oorspronkelijke punt vanwaar de uitzending had plaatsgevonden. Dat betekende dat hij daarheen terug moest. En na deze dag had hij nog maar vier dagen over.

De volgende vraag was: wie had de bezwering gewist? Als ze ervan uitgingen dat de video ter plaatse was opgenomen, kon het niemand anders zijn geweest dan de vier slachtoffers. Asakawa had navraag gedaan bij het tv-netwerk en was erachter gekomen wanneer de jonge verhalenverteller, Shinraku Sanyutei, gast was geweest in The Night Show . Ze hadden gelijk gehad. Het was inderdaad op 29 augustus geweest. Het was bijna zeker dat de vier jonge mensen de bezwering hadden gewist.

Asakawa haalde een aantal fotokopieën uit zijn tas. Het waren foto’s van de Mihara, op het eiland Oshima. ‘Wat denk je?’ vroeg hij, terwijl hij ze aan Ryuji liet zien.

‘De Mihara, hè? Ik zou zeggen dat dit beslist de vulkaan is.’

‘Hoe weet je dat zo zeker?’

‘Gistermiddag heb ik een etnoloog bij de universiteit gevraagd naar oma’s dialect. Hij zei dat het niet veel meer gesproken werd, maar dat het waarschijnlijk voorkwam op Oshima. Om precies te zijn, er zaten kenmerken in die terug te voeren waren naar een streek die Sashikiji heet, op de zuidpunt van het eiland. Hij is nogal voorzichtig, dus hij wilde niet zweren dat het zo was, maar in combinatie met deze foto denk ik, dat we veilig kunnen aannemen dat het dialect op Oshima gesproken wordt, en dat de berg Mihara is. Tussen twee haakjes, heb je onderzoek verricht naar de uitbarstingen van de Mihara?’

‘Natuurlijk. Sinds de oorlog, en ik denk dat we er waarschijnlijk goed aan doen ons te beperken tot uitbarstingen van na de oorlog…’ Gezien de ontwikkelingen in de filmtechniek, leek dit een veilige veronderstelling.

‘Ja.’

‘Nu dan, luister je? Sinds de oorlog zijn er vier uitbarstingen geweest van de Mihara. De eerste keer was in 1950-1951. De tweede was in ‘57, en de derde in ‘74. Van de vierde weet ik zeker dat we ons die beiden nog goed herinneren: de herfst van 1986. Bij de eruptie van ‘57 is een nieuwe krater ontstaan; een persoon kwam om het leven en drieënvijftig mensen raakten gewond.’

‘Als we er rekening mee houden wanneer er voor het eerst videocamera’s gebruikt werden, zou ik denken dat we kijken naar de uitbarsting van ‘86, maar ik geloof niet dat we er al zeker van kunnen zijn.’

Op dat moment leek Ryuji iets te binnen te schieten en hij begon in zijn tas te rommelen. Hij haalde er een velletje papier uit. ‘O, ja. Dit is blijkbaar wat ze zegt. De man was zo aardig het voor me te vertalen in Standaardjapans.’

Asakawa keek naar het stukje papier, waarop geschreven stond:

 

Hoe is je gezondheid sindsdien geweest? Als je steeds maar in het water zit te spelen, zullen monsters je te pakken krijgen. Begrepen? Wees op je hoede voor vreemdelingen. Volgend jaar zul je bevallen van een kind. Nu moet je goed naar oma luisteren, omdat je nog maar een meisje bent. Je hoeft je geen zorgen te maken over mensen uit de buurt.

 

Asakawa las het tweemaal grondig door, daarna keek hij op.

‘Wat is dit? Wat betekent het?’

‘Hoe moet ik dat weten? Dat zul jij moeten uitzoeken.’

‘We hebben nog maar vier dagen!’

Asakawa had te veel te doen. Hij wist niet waar hij moest beginnen. Zijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen en hij viel heftig tegen zijn vriend uit.

‘Hoor eens, ik heb één dag meer dan jij. Jij bent degene op wie het aankomt. Handel er dan ook naar. Zet je er helemaal voor in.’

Plotseling welden er bange vermoedens op in Asakawa’s hart. Ryuji zou zijn extra dag kunnen misbruiken. Als hij, bijvoorbeeld, met twee mogelijkheden kwam omtrent de aard van de bezwering, zou hij er Asakawa één kunnen vertellen en afwachten of Asakawa zou blijven leven, of sterven, zodat hij zou weten welke de juiste was. Die ene dag kon een machtig wapen worden.

‘Het kan je niet echt veel schelen of ik blijf leven, of dat ik doodga, nietwaar, Ryuji? Zoals je daar kalmpjes blijft zitten lachen…’ jammerde Asakawa, tegelijkertijd wetend dat hij schaamteloos hysterisch begon te worden.

‘Je lijkt wel een vrouw. Als je tijd hebt om zo te klagen en te jammeren, zou je je hersenen een beetje meer moeten gebruiken.’

Asakawa keek hem nog steeds wrokkig aan.

‘Ik bedoel, hoe wil je dan dat ik het onder woorden breng? Je bent mijn beste vriend. Ik wil niet dat je doodgaat. Ik doe mijn best. Ik wil dat jij ook je best doet. We moeten allebei ons best doen, voor elkaar. Ben je nu tevreden?’ Halverwege zijn toespraak werd Ryuji’s toon opeens kinderlijk, en hij eindigde met een obsceen lachje.

Terwijl hij lachte ging de voordeur open. Geschrokken boog Asakawa naar voren en tuurde door de keuken naar de gang. Een jonge vrouw bukte zich om een paar witte pumps uit te trekken. Ze had kortgeknipt haar en ze droeg witte oorbellen. Nadat ze haar schoenen had uitgetrokken keek ze op, haar ogen ontmoetten die van Asakawa.

‘O, neem me niet kwalijk. Ik dacht dat de professor alleen was,’ zei de vrouw, haar hand voor haar mond slaand. Haar elegante lichaamstaal en haar zuiver witte kleding waren in scherp contrast met het appartement. Haar benen onder haar rok waren slank en lenig, haar gezicht was smal en intelligent; ze leek op een bekende romanschrijfster die in tv-commercials optrad.

‘Kom binnen.’ Ryuji’s toon was veranderd. De vulgariteit werd verhuld onder een plotselinge waardigheid. ‘Mag ik je even voorstellen? Dit is mevrouw Mai Takano, van de afdeling filosofie aan de universiteit van Fukuzawa. Ze is een van de beste studenten, en ze let altijd heel aandachtig op bij mijn colleges. Ze is waarschijnlijk de enige die mijn lessen echt begrijpt. Dit is Kazuyuki Asakawa, van de Daily News. Hij is mijn… beste vriend.’

Mai Takano keek enigszins verrast naar Asakawa. Op dit moment wist hij nog steeds niet waarom ze verrast zou moeten zijn. ‘Prettig kennis te maken,’ zei Mai, met een tinkelend lachje en een buiging. Het soort lachje waar iedere toeschouwer van opkikkert. Asakawa had nog nooit zo’n mooie vrouw ontmoet. De fijne structuur van haar huid, de manier waarop haar ogen schitterden, het perfecte evenwicht van haar figuur, om nog maar niet te spreken van de intelligentie, klasse en vriendelijkheid die ze uitstraalde. Er was letterlijk niets verkeerds aan deze vrouw. Asakawa kromp in elkaar als een kikker voor een slang. Hij kon geen woorden vinden.

‘Hé, zeg eens iets.’ Ryuji porde hem met zijn elleboog in zijn ribben.

‘Hallo,’ zei hij ten slotte onhandig, maar zijn blik was nog steeds gebiologeerd.

‘Professor, was u gisteravond niet thuis?’ vroeg Mai, gracieus twee of drie stappen dichterbij glijdend op haar kousenvoeten.

‘Eerlijk gezegd hebben Takabayashi en Yagi me gevraagd om met hen uit te gaan, dus…’

Toen ze naast elkaar stonden zag Asakawa dat Mai ruim tien centimeter langer was dan Ryuji. Bovendien woog ze waarschijnlijk slechts half zoveel als hij.

‘Ik wilde dat u het me vertelde als u niet thuiskomt. Ik ben voor u opgebleven.’

Asakawa kreeg plotseling zijn verstand terug. Dit was de stem waarmee hij de vorige avond had gesproken. Dit was de vrouw die de telefoon had aangenomen toen hij had gebeld.

Intussen liet Ryuji zijn hoofd hangen als een jongen die een standje van zijn moeder krijgt.

‘Nou ja, laat maar, ik zal het u deze keer vergeven. Hier, ik heb iets voor u meegebracht.’ Ze stak hem een papieren zak toe. ‘Ik heb uw ondergoed voor u gewassen. Ik was ook van plan om hier op te ruimen, maar u wordt boos wanneer ik uw boeken verplaats.’

Uit deze woordenwisseling moest Asakawa de aard van hun relatie wel raden. Het was duidelijk dat ze niet alleen leraar en studente waren, maar ook geliefden. Bovendien had ze gisteravond hier alleen op hem gewacht! Waren ze zo intiem? Hij voelde de ergernis opkomen die hem soms overviel wanneer hij een stel zag dat slecht bij elkaar paste, maar dit ging veel verder. Alles wat met Ryuji te maken had was stapelgek. Dan was er de liefde in Ryuji’s ogen wanneer hij Mai aankeek. Hij leek wel een kameleon, zoals hij zijn gezichtsuitdrukking, zelfs zijn spraakpatroon, veranderde. Even was Asakawa zo kwaad dat hij Mais ogen wilde openen door haar Ryuji’s misdaden te onthullen.

‘Het is bijna lunchtijd, professor. Zal ik iets klaarmaken? Meneer Asakawa, u blijft zeker eten? Hebt u een speciale wens?’

Asakawa keek naar Ryuji, niet zeker hoe hij moest reageren.

‘Je hoeft niet verlegen te zijn. Mai is een heel goede kok.’

‘Ik laat het aan u over,’ kon Asakawa eindelijk uitbrengen.

Mai vertrok onmiddellijk naar de dichtstbijzijnde markt om ingrediënten voor de lunch te kopen. Ook nadat ze was vertrokken, staarde Asakawa nog steeds dromerig naar de deur.

‘Man, je lijkt wel een hert dat gevangen is in de koplampen van een auto,’ zei Ryuji met een geamuseerde grijns.

‘O. Sorry.’

‘Hoor eens, we hebben geen tijd om je zo uit je doen te laten raken.’ Ryuji gaf Asakawa een tikje op diens wang. ‘We moeten dingen bespreken terwijl ze weg is.’

‘Je hebt Mai de video toch niet laten zien?’

‘Waar zie je me voor aan?’

‘Goed dan. Laten we het doornemen. Ik ga weg nadat we gegeten hebben.’

‘Juist. Nu, het eerste wat je moet zoeken is de antenne.’

‘De antenne?’

‘Je weet wel, de plek waar de uitzending oorspronkelijk vandaan kwam.’

Hij kon zich dus niet veroorloven zich te ontspannen. Op weg naar huis zou hij bij de bibliotheek langs moeten gaan en alles over ethergolven lezen wat hij kon vinden. Hij zou zich nu het liefst naar South Hakone haasten, maar hij wist dat het op de lange duur sneller zou gaan als hij eerst wat achtergrondwerk deed, om een idee te krijgen van wat hij zocht. Hoe meer hij wist over de eigenschappen van ethergolven, en hoe je piratenuitzendingen kon opsporen, des te meer kansen zou hij voor zichzelf creëren.

Er waren een massa dingen die gedaan moesten worden. Asakawa was nu echter afgeleid, zijn gedachten waren bij iets anders. Hij kon haar gezicht, haar lichaam, niet uit zijn hoofd zetten. Waarom ging Mai om met een man als Ryuji? Hij was zowel verbaasd als kwaad.

‘Hé, luister je wel naar me?’ Ryuji’s stem bracht Asakawa tot de werkelijkheid terug. ‘Er was een scène in de video met een baby, een jongetje, weet je nog?’

‘Ja.’ Hij verjoeg Mais beeld voor het moment uit zijn gedachten en riep het visioen op van het pasgeboren kind, bedekt met glibberig vruchtwater. Maar de overgang verliep niet al te goed; uiteindelijk stelde hij zich Mai voor, nat en naakt.

‘Toen ik dat beeld zag kreeg ik een vreemd gevoel in mijn handen. Bijna alsof ik dat kind zelf vasthield.’

Een gevoel. Iemand vasthouden. In zijn verbeelding hield hij eerst Mai in zijn armen en daarna het jongetje, in een misleidende opeenvolging. Daarna, eindelijk, had hij het, het gevoel dat hij had gehad toen hij naar de video keek, dat hij het kind had vastgehouden en daarna beide handen in de lucht had gestoken. Ryuji had precies hetzelfde gevoeld. Dit moest iets betekenen.

‘Ik heb het ook gevoeld. Ik voelde beslist iets nats en glibberigs.’

‘Jij ook, hè? Dus, wat betekent dat?’

Ryuji ging gehurkt zitten en bracht zijn gezicht vlak voor het televisiescherm terwijl hij die scène weer afspeelde. Die duurde ongeveer twee minuten, waarbij het pasgeboren jongetje voortdurend huilde. Ze konden een paar sierlijke handen zien achter het hoofdje en de rug van het kind.

‘Wacht even, wat is dit?’ Ryuji zette de video stil en begon die daarna beeldje voor beeldje door te draaien. Eén enkele seconde werd het scherm zwart. Wanneer je de video op normale snelheid bekeek was het zo kort dat het nauwelijks opviel. Maar door beeld voor beeld te bekijken was het mogelijk ogenblikken van totale duisternis te onderscheiden.

‘Daar is het weer,’ riep Ryuji uit. Een tijdlang boog hij zijn rug als een kat en staarde hij gespannen naar het scherm, daarna trok hij zijn hoofd terug en liet hij zijn ogen door de kamer dwalen. Hij dacht driftig na, Asakawa kon het merken aan de beweging van zijn ogen. Maar hij had er geen idee van wat Ryuji dacht. In totaal werd het scherm 33 keer zwart tijdens de twee minuten durende scène.

‘Nou, en? Wil je me vertellen dat je hieraan iets hebt kunnen ontdekken? Het is alleen maar een hapering tijdens het filmen. De videocamera was niet in orde.’

Ryuji luisterde niet naar Asakawa en hij begon andere scènes te bekijken. Ze hoorden voetstappen op de buitentrap. Haastig drukte Ryuji de knop in om de video stop te zetten.

Ten slotte werd de voordeur geopend. Mai kwam binnen en zei: ‘Ik ben er weer.’ De kamer werd opnieuw in haar geur gehuld.

Het was zondagmiddag en gezinnen met kinderen speelden op het grasveld voor de stadsbibliotheek. Sommige vaders speelden krijgertje met hun zoontjes, andere lagen op het gras en lieten hun kinderen spelen. Het was een prachtige, heldere zondagmiddag, midden oktober, en de wereld leek in vrede te zijn gehuld.

Bij het zien van dit tafereel wilde Asakawa opeens niets liever dan snel naar huis gaan. Hij had enige tijd doorgebracht op de derde verdieping bij de afdeling natuurwetenschappen, waar hij informatie verzamelde over ethergolven, en nu deed hij niets anders dan uit het raam staren, kijkend naar niets in het bijzonder. De hele dag had hij gemerkt dat hij op deze manier afdwaalde. Allerlei gedachten kwamen bij hem op, zonder enige betekenis; hij kon zich niet concentreren. Waarschijnlijk kwam het doordat hij ongeduldig was. Hij stond op. Hij wilde zijn vrouw en zijn kind zien. Hij werd totaal in beslag genomen door de gedachte. Hij had niet veel tijd over. Geen tijd om op die manier met zijn dochter op het grasveld te spelen…

Even voor vijf uur kwam Asakawa thuis. Shizu was bezig met het eten. Hij kon merken dat ze in een slechte bui was, toen hij achter haar ging staan en toekeek terwijl ze de groenten sneed. Hij kende de reden ook, maar al te goed. Hij had tenslotte een vrije dag gehad, maar hij had haar die ochtend vroeg alleen gelaten en slechts gezegd: ‘Ik ga naar Ruyji’s huis.’ Als hij niet zo nu en dan met Yoko optrok, althans wanneer hij een vrije dag had, had Shizu de neiging zich bezwaard te voelen door de stress die de opvoeding van een kind veroorzaakte. En bovendien was hij bij Ryuji geweest. Dat was het punt. Hij had tegen haar kunnen liegen, maar dan had ze hem in een noodsituatie niet kunnen bereiken.

‘Er heeft een makelaar opgebeld,’ zei Shizu, die bleef snijden.

‘Wat wilde hij?’

‘Hij vroeg of we de flat wilden verkopen.’

Asakawa had Yoko op zijn knie gezet en hij las haar voor uit een sprookjesboek. Hoogstwaarschijnlijk begreep ze er niets van, maar ze hoopten dat, als ze haar nu kennis lieten maken met een massa woorden, ze die in haar hoofd zou opslaan en dat ze er uit zouden stromen als een doorgebroken dam, wanneer ze een jaar of twee was.

‘Heeft hij een goed bod uitgebracht?’

Vanaf het moment dat de grondprijzen sterk waren gestegen, hadden makelaars geprobeerd hen over te halen te verkopen.

‘Zeventig miljoen yen.’

Dat was minder dan eerst. Toch was het genoeg om Shizu en Yoko een flink bedrag te laten overhouden, nadat de hypotheek was afgelost.

‘En, wat heb je tegen hem gezegd?’

Shizu veegde haar handen af aan een handdoek en ze draaide zich eindelijk om. ‘Ik heb hem gezegd dat mijn man niet thuis was.’

Zo ging het altijd. Mijn man is niet thuis, zei ze dan, of ik zal er eerst met mijn man over moeten praten. Shizu nam nooit zelf een beslissing. Hij was bang dat ze daar binnenkort mee zou moeten beginnen.

‘Wat vind je ervan? Misschien wordt het tijd dat we er over gaan nadenken. We zouden genoeg krijgen om een huis in een van de voorsteden te kopen, met een tuin. Dat heeft de makelaar ook gezegd.’

Het was de bescheiden droom van het gezin: de flat waarin ze nu woonden, verkopen en een groot huis laten bouwen in een van de voorsteden. Zonder kapitaal zou het altijd een droom blijven. Maar ze hadden dit ene, belangrijke bezit: een appartement in het hart van de stad. Ze hadden de middelen om die droom waar te maken, en als ze er over spraken, raakten ze er opgewonden van. Het lag binnen hun bereik, ze hoefden alleen maar hun handen uit te strekken…

‘Weet je, dan zouden we ook nog een baby kunnen nemen.’ Het was Asakawa volkomen duidelijk wat Shizu in gedachten voor zich zag. Een ruime woning aan de rand van de stad, met een aparte werkkamer voor ieder van hun twee of drie kinderen, en een zitkamer die zo groot was dat ze niet in verlegenheid raakte, ook al kwamen er veel gasten onverwachts binnenvallen. Yoko, op zijn knie, begon te jengelen. Ze had gemerkt dat de ogen van haar vader van het sprookjesboek waren afgedwaald, dat zijn aandacht op iets anders gevestigd was dan op haar, en ze maakte haar bezwaren kenbaar. Asakawa keek weer naar het sprookjesboek.

‘Lang, lang geleden werd Moerasland Moerasstrand genoemd, omdat de dikke rietstengels zich helemaal uitstrekten tot aan de kust.’

Terwijl hij voorlas voelde Asakawa tranen in zijn ogen opwellen. Hij wilde de droom van zijn vrouw laten uitkomen. Hij wilde het echt. Maar hij had nog maar vier dagen. Zou zijn vrouw het aankunnen wanneer hij door onbekende oorzaak overleed? Ze wist nog niet hoe fragiel haar droom was, hoe snel die uiteen zou spatten.

 

Negen uur ‘s avonds. Shizu en Yoko lagen, zoals gewoonlijk, te slapen. Asakawa werd in beslag genomen door het laatste wat Ryuji naar voren had gebracht. Waarom bleef hij die scène met de baby steeds maar afdraaien? En wat betekenden de woorden van die oude vrouw: ‘Volgend jaar zul je bevallen van een kind.’ Bestond er verband tussen de baby en het kind over wie de oude vrouw het had? En die momenten van volslagen duisternis? Ze kwamen 33 keer voor, met wisselende tussenpozen.

Asakawa vond dat hij de video nog een keer moest bekijken, om dit te bevestigen. Ryuji had naar iets specifieks gezocht, ongeacht hoe grillig het op dat moment had geleken. Ryuji bezat natuurlijk een grote mate van logica, maar hij had ook een sterk ontwikkelde intuïtie. Asakawa daarentegen was erin gespecialiseerd de waarheid naar boven te halen door nauwgezet onderzoek.

Asakawa deed de kast open en hij pakte de video. Hij wilde die in de recorder schuiven, maar precies op dat moment viel hem iets op waardoor hij zijn hand stilhield. Wacht eens even, hier klopt iets niet. Hij wist niet precies wat het was, maar zijn zesde zintuig vertelde hem dat er iets niet klopte. Hij raakte er steeds meer van overtuigd dat het niet alleen maar verbeelding was. Hij had echt iets vreemds gevoeld toen hij de band aanraakte. Er was iets veranderd, heel licht.

Wat is het? Wat is er anders? Zijn hart bonsde. Dit is erg. Het wordt er allemaal niet beter op. Denk na, man, probeer het je te herinneren. De laatste keer dat ik de video bekeek… heb ik hem teruggespoeld. En nu is de band doorgedraaid. Ongeveer tot een derde van de lengte. Dat is zo ongeveer waar de beelden ophouden, en hij is niet teruggespoeld. Iemand heeft de video bekeken toen ik weg was.

Asakawa holde naar de slaapkamer. Shizu en Yoko lagen te slapen, helemaal in elkaar verstrengeld. Asakawa draaide zijn vrouw om en schudde aan haar schouder.

‘Wakker worden. Shizu! Wakker worden!’ Hij sprak zachtjes, om Yoko niet wakker te maken. Shizu vertrok haar gezicht in een frons en ze probeerde weg te kruipen.

‘Ik zei, wakker worden!’ Zijn stem klonk anders dan gewoonlijk.

‘Wat… wat is er aan de hand?’

‘We moeten praten. Sta op.’

Asakawa sleurde zijn vrouw uit bed en trok haar met zich mee naar de eetkamer. Daarna hield hij haar de videoband voor. ‘Heb je hiernaar gekeken?’

Geschrokken door de woede in zijn stem kon Shizu niets anders doen dan heen en weer kijken van de video naar het gezicht van haar man. Ten slotte zei ze: ‘Mocht dat niet?’

Waar ben je zo kwaad om, dacht ze. Het was vandaag zondag, en je was ergens naartoe, en ik verveelde me. En er was die video waar Ryuji en jij bij zaten te fluisteren, dus die heb ik gepakt. Maar er was niets aan. Waarschijnlijk gewoon iets wat de collega’s van de redactie hadden bedacht. Shizu bleef zwijgen, ze gaf hem slechts in gedachten brutaal ten antwoord: je hebt het recht niet om hier zo boos over te zijn.

Voor het eerst sinds hij getrouwd was, kreeg Asakawa de neiging om zijn vrouw te slaan. ‘Jij… idioot!’ Maar ergens slaagde hij erin de aandrang te onderdrukken, en hij bleef met gebalde vuisten staan. Kalmeer en denk na. Het is je eigen schuld. Je had hem niet ergens moeten neerleggen waar ze hem kon zien. Shizu maakte nooit post open die aan hem geadresseerd was, hij had aangenomen dat hij de video veilig in de kast kon achterlaten. Waarom heb ik hem niet verstopt? Ze kwam tenslotte de kamer binnen toen Ryuji en ik ernaar zaten te kijken. Natuurlijk werd ze nieuwsgierig. Het was dom van me om hem niet te verstoppen.

‘Het spijt me,’ mompelde ze mismoedig.

‘Wanneer heb je ernaar gekeken?’ Asakawa’s stem trilde.

‘Vanochtend.’

‘Echt waar?’

Shizu kon met geen mogelijkheid weten hoe belangrijk het was om precies te weten wanneer ze ernaar had gekeken. Ze gaf een kort knikje.

‘Hoe laat?’

‘Waarom vraag je dat?’

‘Zeg het dan!’ Asakawa’s hand begon weer te bewegen.

‘Om halfelf, ongeveer. Vlak nadat De Gemaskerde Ruiter afgelopen was.’

De Gemaskerde Ruiter! Dat was een kinderprogramma. Yoko was de enige van het gezin die daarnaar zou kijken. Asakawa deed wanhopig zijn best om niet in te storten.

‘Dit is heel belangrijk, dus luister nu goed naar me. Terwijl je naar deze video keek, waar was Yoko toen?’

Sizu leek op het punt te staan om in tranen uit te barsten.

‘Op mijn schoot.’

‘Yoko ook? Wil je zeggen dat jullie allebei… naar deze video… hebben gekeken?’

‘Ze zag alleen de flikkering op het scherm, ze begreep er niets van.’

‘Hou je mond! Dat doet er niet toe!’

Het was nu niet meer een kwestie van het uit elkaar spatten van de dromen van zijn vrouw over een huis in een van de voorsteden. Het hele gezin werd nu bedreigd, ze konden allemaal omkomen. Ze zouden allemaal een volslagen zinloze dood sterven.

Toen ze de woede, de angst en de wanhoop van haar man zag, begon Shizu te beseffen hoe ernstig de situatie was. ‘Hé… het was toch maar een… een grapje?’

Ze herinnerde zich de woorden aan het eind van de video. Die ochtend had ze die afgedaan als een smakeloze grap. Ze konden niet waar zijn. Maar waarom reageerde haar man dan zo?

‘Het is toch niet echt? Nee toch?’

Asakawa kon geen antwoord geven. Hij schudde slechts zijn hoofd. Daarna werd hij vervuld van tederheid jegens degenen die nu zijn lot deelden.