1

 

‘Zeven weken voordat ik uitgerekend was, ging die sukkel op één knie toen ik stond af te wassen. We hebben in het gemeentehuis van Lancaster ja gezegd, met de dame van de snoepwinkel als getuige en Eddie met een narcis in zijn knoopsgat. Net toen we ons huwelijk in een B&B in Lytham St Anne’s wilden consumeren, braken mijn vliezen. Eddie heeft het Joel nooit vergeven dat hij dat moment had uitgekozen, en Joel is nu drieëndertig.’

Linda, 56, Preston

 

Ik heb altijd gedacht dat naar bed gaan met je beste vriend op twee verschillende manieren kan uitpakken. Of het wordt een regelrechte ramp waarvan je vriendschap nooit meer herstelt. Of het wordt een openbaring. Je vraagt je af waarom je dit in hemelsnaam niet eerder hebt gedaan.

Ik had de eerste optie al meegemaakt: Gavin Stroud op Manchester University in 1998. Gavin was mijn beste vriend tijdens de cursus Frans, tot het moment van opperste waanzin – rond het vierde biertje, het punt waarop ik kennelijk altijd geloof dat ik onweerstaanbaar ben voor alle leden van de andere sekse. Dat is ook het punt waarop ik naar bed had moeten gaan; een waardige aftocht. Maar nee, ik was op het punt waarop ik besloot dat Gavin Stroud hoorde te weten dat mijn Frans in de slaapkamer stukken beter klonk en dat ik er erotisch uitzag als ik op Purple Rain danste. We gingen naar mijn kamer op de campus, trokken de oranje met bruine gordijnen dicht en schonken het ene glas witte wijn na het andere voor elkaar in. De contouren van zijn gezicht werden bij elk glas waziger, net als mijn beoordelingsvermogen. Na een uur Purple Rain op repeat en nog een uur proberen de erectie van een ladderzatte Gavin lang genoeg overeind te houden om hem een condoom om te doen, werd de drank ons te veel en vielen we in slaap. Toen ik wakker werd met een hoofd dat voelde alsof iemand er met een grasmaaier overheen was gegaan en zijn mee-eters onsmakelijk scherp in beeld waren, wist ik dat ik een grote, grandioze, nee... kolossale fout had gemaakt. De vijf minuten lopen naar ons eerste college die dag waren zo ongeveer de meest tenenkrommende van mijn hele leven. Hoe kun je normaal doen als je de nacht hebt doorgebracht met een gevecht met de onwillige penis van je (ik kan nu wel zeggen) éx-vriend? Echt. Daarna wordt het nooit meer wat.

Maar met Jim is het anders. Seks met hem is nooit rampzalig, ook al is het ook nooit wereldschokkend geweldig. Het is gewoon lekker. Alsof je na een ijskoude dag in een warm bad stapt of een briefje van twintig pond in je spijkerbroek vindt.

We hebben elkaar in november 1997 leren kennen, op de tweede verdieping van Rylands Library van Manchester University, waar we ons allebei door ons allereerste essay Engels heen werkten voor Kritische Theorie (eerder kritische idioterie). Als achttienjarige was ik op dat moment tegelijkertijd in de wolken en doodsbang vanwege mijn officiële onafhankelijkheid. Jim was twee jaar ouder en zag eruit alsof hij al zijn hele leven op eigen benen stond. Hij zat tegenover me over De dood van de auteur van Roland Barthes gebogen, net als ik (en waarschijnlijk alle andere eerstejaars studenten Engelse Literatuur). Maar het was de diepe frons waar ik om moest lachen. Daaruit sprak opperste en volledige verbijstering. Precies wat ik voelde!

‘Snap jij er net zoveel van als ik?’ vroeg ik in de hoop dat deze jongen, wiens benen zo lang waren dat zijn voeten onder de tafel bijna de mijne raakten, ook toe was aan een beetje afleiding.

Jim keek op.

‘Je bedoelt onwijs weinig?’

‘Dat bedoel ik!’

Hij glimlachte breed.

‘Laten we het zo zeggen,’ zei hij. ‘Als die onzin over De dood van de auteur betekent dat de inhoud van een tekst alleen maar van de interpretatie van de lezer afhangt, dan heb ik een probleem, want ik heb geen flauw idee waar die maffe fransoos het over heeft.’

‘Ik ook niet,’ fluisterde ik terug. ‘Ik dacht dat ik boeken zou bestuderen, literatuur – je weet wel, romans. Ja toch?’ Jim lachte. ‘Maar het is alleen maar structuralisme zus en post-structuralisme zo, seminologie...’

‘Semiologie,’ verbeterde hij.

‘Ja, dat bedoel ik,’ zei ik, ineens in verlegenheid gebracht.

Dat was het begin, we raakten aan de klets. Hielden twee uur lang onze mond niet meer. We besloten het voor gezien te houden en gingen uiteindelijk een biertje drinken omdat we geen van beiden konden doorgronden waar Barthes Simpson, zoals we hem die dag hadden genoemd, het over had en we te gezellig met elkaar aan het praten waren. Toen ik vanuit de sociëteit de frisse novemberlucht in stapte, had ik het idee dat we die middag een geheim hadden ontrafeld, Jim en ik. Van het leven, waarschijnlijk, of misschien kwam het alleen door het bier. Maar hoe goed het ook tussen ons klikte, ik viel die dag niet op Jim. Nog steeds niet, en misschien is daarom de seks nog nooit erg bijzonder geweest. Niet dat Jim geen lekker ding is, integendeel; hij is gewoon mijn type niet. Hij is graatmager, heeft een bleke huid en donker haar dat aan de zij- en bovenkant van zijn hoofd uitstaat door allerlei dubbele kruinen. Hij heeft mooie, volle lippen – die hem soms wel een beetje sloom doen lijken; een forse, geprononceerde neus – wat aantrekkelijk is bij een man, vind ik altijd; en groene, glinsterende ogen die hij zo ver dichtknijpt als hij lacht dat ze bijna verdwijnen. Maar ik heb nooit de neiging gehad om hem de kleren van het lijf te rukken.

Dus als je op de dag dat we elkaar leerden kennen (of welke dag dan ook van de acht jaar en zes maanden vóór onze eerste kus, laat staan vrijpartij) tegen me had gezegd dat James Ashcroft en ik ooit af en toe samen het bed in zouden duiken, dan had ik je nooit geloofd. Maar zo staan de zaken wel en het is vooral raar omdat ik niet snap waarom het zo lang heeft geduurd. Tot een warm weekend in mei vorig jaar, om precies te zijn.

Het moest een weekend ploeteren worden om de caravan van mijn ouders een schoonmaakbeurt te geven. Het ding stond met ongeveer vijftig andere caravans op een kleine camping in Whitby, dat als een verdwaald schaap tegen de rotswand lag. Ik had beloofd hem grondig aan te pakken voor de honderd pond die mijn vader me had beloofd, en Jim was de enige die ik kende die een boormachine had. Maar zodra we daar aankwamen, hadden we meer het gevoel dat we op vakantie waren dan dat we hard moesten werken.

Ik heb bier nog nooit zo lekker gevonden als uit dat eerste glas dat ik, volledig uitgeput, met Jim aan het eind van de eerste dag dronk. We zaten op een bankje voor een pub in het dorp – de Flask and Dolphin – een plek met prachtig uitzicht over de haven, waar meeuwen zo dik als ganzen krijsend om ons heen hupten. Ik herinner me de zurige azijngeur van fish-and-chips in de lucht, het rustgevende dobberen van de boten, de warmte van de zon op mijn borst en het gevoel dat ik in geen eeuwen zo gelukkig was geweest. Ik vertelde hem over de vakanties die ik als kind in Whitby had doorgebracht. Hij vertelde me over de eindeloze zomers waarin hij vastzat in
Stoke-on-Trent, vier op een rij speelde en zich te pletter verveelde.

Het eerste biertje werd gevolgd door een tweede, een derde en een vierde, tot het ineens donker was en we werden omringd door torens lege glazen en er een prettige spanning in de lucht hing.

Jim zuchtte. ‘Wat geweldig,’ zei hij, en hij hief zijn gezicht op naar de zon. ‘Dit was de leukste dag die ik in tijden heb meegemaakt.’ Toen keek hij me aan, liet zijn hoofd tegen de muur rusten en voegde eraan toe: ‘Met jou.’ En het was helemaal niet raar. Ik kreeg niet dat gevoel dat ik er de volgende ochtend spijt van zou hebben. Ik zette mijn glas neer, gooide mijn benen over zijn knie en kuste hem eens goed, alsof we al twintig jaar een relatie hadden en dit zo’n zeldzame romantische avond was die bij uitstek geschikt was om het vuur nieuw leven in te blazen.

We hadden nu gezoend, ach wat – nu leek seks in de caravan een logische volgende stap. Naderhand zaten we op het strand te praten tot het water roze kleurde door de zonsopkomst. ‘Ik heb nog nooit iemand als jij ontmoet,’ zei Jim. ‘Ik denk dat ik met jou intiemer ben dan met wie dan ook.’ En op dat moment had ik precies hetzelfde gevoel.

Toen ik de volgende ochtend mijn ogen opendeed, streepjes zonlicht op het gebloemde dekbedovertrek zag vallen en de Noordzeewind door de ramen floot, voelde ik me op een vreemde, haast heerlijke manier thuis en ontspannen.

Ik weet nog dat ik Jim hoorde mompelen: ‘Ja, Jarvis, dat zat er al die tijd aan te komen, hè?’ Hij stond in zijn palmboomboxer koffie in te schenken in twee mokken waar stukjes uit waren. En ik was het met hem eens. ‘Zo voorspelbaar als wat,’ was wat ik van onder het dekbed vandaan mompelde.

Als je elkaar genoeg waardeert om goede vrienden te zijn, en je bent van verschillende geslachten, dan is de kans groot dat het een kwestie van tijd is. Dat wil niet zeggen dat er geen consequenties aan vastzitten. Na een blik op het slagveld toen ik die ochtend eindelijk opstond zag ik dat mijn beha over de rugleuning van een stoel hing en mijn slipje met het kruis naar boven over de trekhaak van de caravan. Overal op de grond lagen cd’s die we in onze dronken feeststemming overhoop hadden gehaald, en niet één in zijn hoesje. We hadden gedanst op Take That, George Michael en op Billy Joel, godbetert. Ik had mezelf duizend keer zo erg voor schut gezet als toen met Gavin Stroud, en toch schaamde ik me helemaal niet.

Ik weet niet wat ik na die nacht nou eigenlijk verwachtte. Volgens mij had ik een relatie wel willen proberen, maar ik was ook als de dood dat dat onze vriendschap zou bederven. Uiteindelijk nam Jim die beslissing voor me, en ik zou liegen als ik zei dat ik niet een beetje teleurgesteld was.

Ik belde hem maandag, de avond nadat we waren teruggekomen. ‘Ik heb een fantastisch weekend gehad,’ zei ik. Goede opening, vond ik. Misschien is dit wel het moment waarop hij zegt dat hij het roerend me me eens is en me uit vraagt.

Of niet.

‘Ik ook,’ giechelde hij. ‘Ik heb in een deuk gelegen. Ik heb vooral goede herinneringen aan jouw optreden op Relight My Fire in je onderbroek.’

 

Geweldig, dacht ik. Heb ik weer. Zou het misschien kunnen dat ik niet de juiste signalen heb gegeven?

 

Maar misschien was het niet zo erg. Misschien is er een reden dat we ons helemaal niet schaamden voor onze fratsen. We hadden zo weinig schaamte dat we er een jaar later min of meer een gewoonte van hadden gemaakt om het ‘gewoon te doen’ als we zin hadden in een ongebonden wip.

‘Je moet het zien als een manier om de lol nog wat langer te laten duren,’ zei Jim altijd, meestal naakt, wat het er niet echt beter op maakte, ‘net alsof je na sluitingstijd naar een nachtcafé gaat.’

En mij komt het ook goed uit, want volgens mij weet ik niet wat ik wil. En eerlijk gezegd kan ik hem ook niet helemaal volgen. Ik weet alleen dat Jim Ashcroft en ik de grens hebben overschreden. We hebben niet langer iets puur platonisch, maar zijn ook geen minnaars. We zijn gewoon twee verwarde zielen die wat ronddollen op de immense, uitgestrekte savanne die ook wel bekendstaat als het Grijze Gebied.

 

De zwangerschapsstress ligt nu een week achter me en eigenlijk is het maar goed dat het bij de stress is gebleven, want ik lijk er sindsdien een dagtaak van gemaakt te hebben om met mensen naar de pub te gaan. Dat is de vloek van de ongebondenen, heb ik altijd gedacht. Zonder smoes – geen flat/bruiloft/hond om voor te sparen – wordt er van ons, de Vrije Vogels, verwacht dat we aan alles meedoen.

Neem nu vanavond. ‘Ik bega een moord als ik me niet vanavond nog kan bezatten,’ zo luidde Vicky’s rasperige dreiging door de hoorn die ik in een aanval middagmoeheid tussen mijn hoofd en het bureau had gelegd. Dylan had de muren behangen met macaroni met kaas, zei ze, en Richard was – na een dag hard werken in London Zoo, waar hij kinderen vertelde over de paargewoonten van kamelen – thuisgekomen waar hij zijn eigen tweebenige neushoorn in een vlaag peuterwoede door de kamers zag walsen en zijn lieve vrouwtje opgekruld als een cobra aantrof, klaar om toe te slaan.

Ik ben dol op Vicky, en dat is vreemd omdat het niet echt liefde op het eerste gezicht was. Als ik terugdenk aan de eerste keer dat we elkaar ontmoetten, toen ze zich voorstelde op haar manier van ‘dit ben ik en als het je niet aanstaat lazer je maar op’, moet ik tot mijn schande bekennen dat ik me voelde verschrompelen van teleurstelling.

Hoe kon ik, Tess Jarvis, eigenaresse van:

- Oldskool-sportschoenen (een hele collectie)

- Nieuw (maar met geraffineerd sleetse look) leren jack

- De hele collectie van Bob Dylan

- Ministry of Sound: The Annual , delen twee en drie (want op mijn achttiende ben ik zowel gewild intellectueel als doorsnee genoeg, snap je)

- Poster van Che Guevarra (want ik ben geïnteresseerd in andere landen en politiek)

- Obsessieve belangstelling voor Ewan MacGregor

- Gewoonte af en toe wat wiet te roken, wat binnenkort gepromoveerd zal worden naar dagelijks gebruik,

nu hopen een kamer te delen met Victoria Peddlar, eigenaresse van:

- Pluizige pinguïnpantoffels

- Nepdesignersweaters gedragen op stonewashed spijkerbroeken (een hele collectie)

- Alles van Take That

- That’s What I Call Power Ballads, deel één, twee en drie

- Poster van Patrick Swayze (want Vicky Peddlar trekt zich van niemand iets aan)

- Obsessieve belangstelling voor Dirty Dancing

- Bescheiden horoscoopleesgewoonte, wat binnenkort gepromoveerd zal worden tot borderline verslaving.

 

Maar het was waar en ik was er kapot van. Vooral nu ik net een meisje had leren kennen dat Gina heette die haar kamer al had omgedoopt tot rookhoofdkwartier. Een kamer die ik dolgraag met haar wilde delen. Gina was het coolste meisje van onze campus en zat altijd vol wilde plannen, elke avond weer. Ze had een woeste bos krullen die ze in twee lage staartjes droeg, had een drakentatoeage op haar buik, zei vaak ‘cool, man’ en had een waterpijp. En alsof dat nog niet genoeg was om een onschuldige eerstejaars bijna te laten betalen om maar haar vriendin te mogen zijn, had ze ook nog eens hordes vriendinnen van de kostschool die allemaal even cool waren als zij.

Het sprak vanzelf dat dat Peddlar-meisje de eerste paar dagen op de universiteit geen blik waardig werd gekeurd.

‘Van Rich mag ik vanavond uit... ik moet alleen iemand hebben om mee te gaan en raad eens? Jij bent de gelukkige!’ riep Vicky boven Dylan uit. Ik vind het niet erg, Vicky inspireert me vaak tot onbaatzuchtige daden van vriendschap. Toen ze aan het bed gekluisterd lag in het ziekenhuis, zevenendertig weken zwanger, met olifantenenkels en een bloeddruk die de pan uit rees, doorkruiste ik heel Londen om haar het enige te brengen wat haar zwangerschapslusten kon bevredigen: gefrituurde aubergines op een zilveren dienblad (nou ja, plastic, dan).

Ik was er al snel achter dat dit meisje uit Huddersfield een veel diepere bodem had dan je zou denken. Ze kon bijvoorbeeld behoorlijk wat achteroverslaan. Daar had een jeugd in de pub van haar ouders voor gezorgd. Ze had ook echt talent, en ik heb altijd gevonden dat wie dan ook met zoiets hoge ogen gooit.

Ik zal de laatste avond van de introductiedagen, de avond van de talentenjacht in het Owens Park nooit vergeten. Vicky stond op, in haar Benetton-sweater en zwaaide haar vaalblonde staartje op haar rug. Ze pakte de microfoon in de ene hand, had in de andere een pint cider en begon te zingen. Het was Cry Me a River en het klonk echt briljant. Niemand verroerde zich of zei een woord; iedereen staarde naar dat meisje, die vierkante meid die ineens werd bezeten door de geest van Ella Fitzgerald. Ze zong het nummer uit, zette de microfoon op de tafel, sloeg de rest van de cider achterover en ging zitten. Vijf seconden lang was iedereen met stomheid geslagen, behalve Gina, die naast me ‘god, jezus’ fluisterde. Toen begonnen we te klappen; eerst langzaam, en toen werd het een applaus op orkaansterkte. Het was briljant, onvoorstelbaar en bezorgde me kippenvel, en zelfs op dat moment wist ik, hoe dom, egocentrisch en onervaren ik toen ook was, dat je zo’n doorleefd nummer niet zo kon zingen als je zelf niet dingen had meegemaakt die ik, zo wist ik instinctief, niet had meegemaakt. Dingen zoals je moeder die wegloopt met een man die haar zoon kon zijn en een halfjaar later aan eierstokkanker overlijdt; dingen als zien hoe je vader van een joviale pub-eigenaar verandert in een kluizenaar met zelfmoordneigingen; dingen als je kleine broertje bijna in je eentje opvoeden en in je vaders pub zingen om wat bij te verdienen. Dus er was inderdaad meer over Victoria Peddlar te vertellen. Gina viel uiteindelijk ook voor Vicky, en in die tijd konden we heel wat van elkaar leren. Gina en ik leerden Vick hoe ze haar huid moest verzorgen, hoe ze haar geweldige boezem kon accentueren met andere dingen dan sweaters en gewoon een onverantwoordelijke tiener moest zijn – dat had ze min of meer overgeslagen. En Vicky was, denk ik, onze surrogaatmoeder als we er één nodig hadden. Altijd degene met een plan en de beste middeltjes tegen een kater. En vergeleken bij alles wat ze in haar korte leven al had meegemaakt, verzonk het wakker worden naast een of andere enge sukkel zonder dat je je iets van de avond ervoor kunt herinneren natuurlijk in het niet. ‘Luister, er zijn geen doden gevallen, toch?’ zei Vicky dan, terwijl ze op mijn bed zat en ik uit schaamte onder mijn dekbed lag te kreunen. ‘En je moet het positief bekijken, je bent tenminste niet zo dronken geweest dat je in je broek heb gescheten.’ (Sinds een meisje dat Julianne Breeze heette, echt zo dronken was geweest dat ze in haar broek had gepoept, was dat de maatstaf geweest waaraan we onze schandelijke gebeurtenissen afmaten. Per slot van rekening kon niets ooit zo erg zijn als dat.)

Na twee weken waren Gina, Vicky en ik nagenoeg onafscheidelijk. Eind november had ik Jim ingebracht en waren we een hechte bende. Of, zoals mijn vader het uitdrukte: ‘iets waar je rekening mee moest houden’.

Ik was dol op mijn vrienden, ik verafgoodde hen, en dat doe ik nog steeds. Vanavond vraagt een van hen me om gewoon mee te gaan naar de pub, op haar eerste babyvrije avond in weken, om op een donderdagavond in alle rust een paar biertjes te drinken. Meestal doe ik niets liever, maar vanavond kan ik wel wat hulp gebruiken. Ik heb Jim nodig.

 

Van: tess jarvis@giant.co.uk

Aan: james ashcroft@westminster.edu.uk

Peddlar heeft bier nodig. Ik heb slaap nodig. Help?

 

Het duurde maar een paar seconden voor ik een antwoord in mijn inbox zag floepen, wat betekende dat Jim in de docentenkamer was.

 

Van: james ashcroft@westminster.edu.uk

Aan: tess jarvis@giant.co.uk

Helaas, heb spannende date. Ik kan het eerste uur het leed komen verzachten, maar daarna moet ik ervandoor. We gaan naar het Zwanenmeer??! (help)

 

Bij de gedachte aan Jim die naar de stervende zwaan kijkt, terwijl hij zich afvraagt wat het beste moment is voor een biertje en een vrijpartij moet ik stilletjes lachen. Maar een uur lang bijstand is beter dan niets, dus ik bel Vick terug en zeg: ‘Ik ga mee.’

 

Als ik auto had kunnen rijden was ik nu niet zwanger
titlepage.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_0.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_1.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_2.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_3.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_4.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_5.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_6.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_7.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_8.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_9.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_10.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_11.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_12.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_13.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_14.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_15.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_16.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_17.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_18.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_19.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_20.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_21.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_22.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_23.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_24.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_25.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_26.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_27.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_28.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_29.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_30.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_31.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_32.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_33.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_34.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_35.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_36.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_37.xhtml