20
‘Ik heb altijd meer verlangd naar een kind dan naar een perfecte bruiloft. Ik had in geen miljoen jaar kunnen denken dat ik zo zwanger zou worden: bij een arts in de stijgbeugels met het sperma van een volslagen vreemde.’
Trish, 42, Birmingham
Een paar dagen later sloeg het weer om en daarmee mijn goede humeur. De wolken hingen als dikke uiers omlaag en het regende zo hard dat het meer in Dulwich Park eruitzag als sneeuw op je kapotte televisie. Laurence had nog steeds niet gebeld, maar ik maakte me geen al te grote zorgen. Hij had toch gezegd dat ik het aan hem moest overlaten en we hadden geen vaste plannen gemaakt. Nee, wat nu ineens tot me doordrong was dat, ook al zou het goed gaan met Laurence, dit niet het einde zou zijn van dit rommelige punt in mijn leven.
Het feit dat ik doorga met deze zwangerschap wil zeggen dat mijn hele leven een rommeltje zal zijn, punt.
Julia’s babyfeestje maakte me dat duidelijk. Anne-Marie zei dat ik spelletjes kon verwachten als ‘Raad eens wat er in de luier zit?’ waarbij de gastheer verschillende soorten babyvoedsel in luiers zou smeren en we geblinddoekt moesten raden wat het was. Niet op dit feest. O, nee. Ik betwijfel zelfs of de baby’s zelf vieze luiers hadden: er waren antieke theekopjes, gevuld met roze bloesem (Julia weet dat ze een meisje krijgt) en barokke taartschalen met onberispelijk geglazuurde cakejes. Iedereen bracht cadeautjes mee als zwangerschapsmassages en geurkaarsen. Ik had een koe gekocht die loeide als je op haar buik drukte.
Als Julia niet zo’n schat was, zou je echt een hekel aan haar kunnen hebben. Ze is ruim één meter zeventig en heeft benen waar geen einde aan komt en waar ze altijd mee loopt te showen in mini-jurkjes uit de jaren zestig (zelfs nu ze negen maanden zwanger is), heeft rode lippen en kastanjebruin haar dat ze nonchalant warrig opgestoken draagt. Haar man, fotograaf Fraser, is ook mooi, maar dan op een klassieke manier met een broeierige blik in zijn bruine ogen en een duur kapsel dat er zorgvuldig slordig uitziet – even warrig als dat van Jim, wiens verwaaide look zeker niet zo bedoeld is. Waarschijnlijk krijgen ze beeldschone kinderen die model staan in tijdschriften voor kinderkleding en die Felix en Manon of iets dergelijks heten. En ze zijn zo verliefd dat je er haast misselijk van wordt. Zelfs na achttien jaar praten ze nog met elkaar alsof ze net getrouwd zijn. Fraser was er natuurlijk bij op het babyfeestje. Hij heeft de hele middag zwangere vrouwen zitten charmeren en dartelde rond in zijn nerdy-chique vest.
Sinds ik Julia over de baby heb verteld is ze een kei geweest, zo ontspannen over de hele situatie. Net als de meeste getrouwde stellen zei ze: ‘Dat vind ik een perfect plan! Ik zou graag een plek hebben om me terug te trekken als ik Fraser zat ben!’ Ik heb gisteren koffie gedronken met Rachel en Tilly, en Rachel zei hetzelfde, maar ik weet dat ze het geen van beiden menen. Ze proberen me alleen maar gerust te stellen. En toch heb ik na het feestje de hele weg naar huis zitten huilen. Al die vrouwen die hun toekomst uitgestippeld hebben, die weten waar ze mee bezig zijn. Ze rommelen niet maar wat aan net als Jim en ik. Wij gaan tegen de gevestigde orde in en we doen alsof het er niet toe doet.
Maar het doet er wel toe. Ik wou dat het anders was, maar zo is het nou eenmaal. Het doet er wel toe dat ik mijn eerste kind niet krijg met iemand die van me houdt. Het doet er wel toe dat mijn leven voorgoed ingewikkeld zal zijn en dat ik nooit een uitslaapdriedaagse met Laurence zal kunnen houden omdat ik permanent een baby aan mijn tepel heb hangen. En misschien nog wel het belangrijkste: het doet er wel toe dat dit kind, dat er niet om heeft gevraagd geboren te worden, een moeder krijgt die bijna dertig is en niet zelf naar huis kan rijden, geen condooms gebruikt en een nogal verwrongen idee heeft van ‘vrienden’.
In deze negatieve stemming kom ik de donderdag na het babyfeestje bij dokter Cork voor mijn zestienwekenecho. Als ik binnenkom zit ze naar klassieke muziek te luisteren. Ze zit aan haar mahoniehouten bureau en is bezig een recept uit te schrijven. ‘Fantastisch, hè?’ mijmert ze met haar ogen dicht terwijl ze met een pezige arm de maat slaat. ‘Dit is The Lark Ascending van Vaughan Williams. Ik word er helemaal blij van!’
Ik kijk haar somber aan.
‘Goed.’ Ze kijkt me aan en tuurt daarna bijziend naar mijn buik. ‘Zijn we al zestien weken heen?’
‘Yep,’ zeg ik zo opgewekt als ik maar kan. Dokter Cork lijkt me niet het type dat graag klagende patiënten heeft.
‘Deze zwangerschap gaat als een trein, hè?’ zegt ze enthousiast. Ze beent naar de stereotoren – die ook in zwaar meubilair is gehuisvest – en zet de installatie uit waarop (dokter Cork is een groot voorstander van de omgekeerde vraag) Onward Christian Soldiers! klinkt (en van religieuze geloofsuitingen zo nu en dan).
‘Ga eens lekker liggen en doe je shirtje omhoog. We gaan eens kijken hoe goed het treintje rijdt.’
Ik klim op het bed. Buiten miezert het. Ik zie de regen in vegen tegen het raam gesmeten worden om daarna mistroostig over het raam omlaag te druipen als roomgebakjes. Ik trek mijn shirt op en rol mijn slip omlaag tot op mijn heupen. Dokter Cork drukt het echoapparaat op mijn buik en glimlacht naar me. Ik heb altijd een vals soort plezier in het feit dat zij een bruine rokersglimlach heeft en toch arts is; niemand is perfect, hè? Ze schuift het echoapparaat wat rond en glimlacht weer naar me. Dan wachten we. Vijf seconden. Zeven seconden. Het is nu meer dan tien seconden. Ze verschuift hem nog eens en schraapt haar keel. Ze ziet er bezorgd uit; moet ik me ook zorgen maken? Hadden we nu al iets moeten horen? Stel dat we nooit iets horen, zou dat het einde van de wereld zijn? Misschien is het niet de bedoeling dat ik moeder word, althans niet nu. Misschien sta ik straks weer buiten, krijg ik dit kind niet, begin ik opnieuw iets met Laurence en krijg ik een nieuw kind, zonder al deze complicaties. Het komt in me op dat ik misschien niet zo bezorgd ben als ik zou moeten zijn. Of misschien gaat mijn verbeelding met me op de loop en spiegelt ze me allerlei griezelscenario’s voor om me lekker te laten schrikken. Die duistere gedachte dreunt door mijn hoofd. Bonk, bonk, bonk. Dan dringt het tot me door dat het niet het dreunen van mijn duistere gedachten is, maar dat van het hartje van mijn kind, duidelijk en regelmatig als een treintje. Ik voel opluchting, onverhoedse, heerlijke opluchting waardoor ik bijna lachend uitroep: ‘Daar heb je het! Ik hoorde het!’ En daar hoor ik het weer, ik voel een wilde vreugde, samen met een flauwe, maar nadrukkelijke zweem van ongerustheid. Deze baby komt eraan, of ik het nu leuk vind of niet.
Ik zit nu tegenover dokter Cork en ze krabbelt aantekeningen op, waarbij ze me af en toe van onder haar pluizige pony aankijkt.
‘Zo,’ zegt ze. ‘Het kind is sterk als een paard, maar hoe gaat het met mama, hmm? Hoe is het met mama?’
‘Goed, hoor,’ zeg ik dan, mijn schouders ophalend. Het duurt altijd even voordat ik doorheb dat ik die ‘mama’ ben.
‘En papa? Hoe vindt papa het dat hij vader wordt? Verheugt hij zich erop?’
‘O, die zit te popelen om vader te worden.’
‘Is hij de kinderkamer al aan het schilderen?’
‘Nou, nee. Nou, eigenlijk...’ Ik haal diep adem. ‘Ik slaap in wat eigenlijk de kinderkamer moet worden, dus, eh... Ik weet nog niet hoe we dat gaan doen.’ Ik lach nerveus.
Dokter Cork slaat haar benen over elkaar en denkt daar even over na. Het kraken van de houten vloer klinkt ineens oorverdovend. ‘Dus jij slaapt in wat de kinderkamer wordt...’ Haar stem sterft weg. ‘Bedoel je dat jullie samen slapen in wat de kinderkamer gaat worden? Dus jullie hebben maar één slaapkamer?’
‘Nee, we hebben er twee.’
‘O.’ Ze ziet er verbijsterd uit. Dokter Cork is het type dat alles goed wil begrijpen. ‘Dus jullie slapen op dit moment niet in dezelfde slaapkamer maar...’
‘We zijn geen stel,’ zeg ik maar eerlijk. Ik kan er niet meer tegen om dit te laten voortduren. ‘We hebben niets met elkaar. Eigenlijk waren we gewoon vrienden – vrienden die het af en toe met elkaar deden, oké, maar toch gewoon goede vrienden.’ Dokter Cork gaat rechtop in haar stoel zitten en kijkt ineens geïntrigeerd. ‘En op een avond bij Jim thuis – Jim is de vader – waren we allebei behoorlijk dronken en ik heb mijn rijbewijs nooit gehaald omdat mijn moeder geen rijlessen voor me wilde betalen want ik zou tijdens de eerste les de motor toch maar opblazen of tegen een lantaarnpaal op rijden.’ Ze glimlacht. ‘En ik wilde niet met de nachtbus naar huis omdat er altijd hele hordes rare figuren in meerijden, bovendien was ik stomdronken, tien biertjes op z’n minst. En van het een kwam het ander en zo vreeën we zonder condoom, toevallig op de vruchtbaarste dag in mijn cyclus.’ Ik trek sarcastisch een wenkbrauw op. ‘Ik had geen condoom, en dat is dom, ik weet het. Maar Jim ook niet, hoewel ik niemand de schuld wil geven. (Dat slaat nergens op, ik wijs altijd naar anderen.) En ik had zo’n dom kanten slipje aan met strikjes opzij omdat dat toevallig het eerste was wat ik beet had toen ik mijn hand in mijn ondergoedla stak, maar daar gelooft Jim niets van. Hij vindt mij een stout meisje.’ Dokter Cork lacht een reutelende lach.
Niet te geloven dat ik dit aan mijn arts vertel! Als ze geen pakje peuken en een fles whisky in haar bovenste bureaula had liggen (jaja, er ontgaat me niets) dan had ik dat echt niet gedaan. ‘En zo ben ik zwanger geworden en nu krijg ik een kind met mijn beste vriend – die niet mijn vriend is, nooit is geweest en nooit mijn vriend zal worden. En het ergste is dat het allemaal zo makkelijk voorkómen had kunnen worden.’ Tot mijn afgrijzen schiet ik vol. Dokter Cork geeft me een tissue met een gezicht waaruit spreekt dat ik echt niet de enige hormoonslaaf ben die in haar spreekkamer instort.
‘Het is dus niet zo dat je, nu je zwanger bent, andere gevoelens jegens hem...’
‘Nee. Dat zegt iedereen al en voor u het vraagt: het was een gezamenlijke beslissing. Om niet ineens een stel te worden, bedoel ik.’
‘Oké, maar jullie wonen wel samen, toch?’
‘Ja.’ Ik veeg mijn gezicht af met de tissue, en er blijft een dikke klont mascara aan hangen. ‘Hij was zo vriendelijk om me gratis bij hem te laten inwonen, met mijn eigen slaapkamer, tot de baby er is en ik genoeg heb gespaard om een aanbetaling te doen op een flat.’
‘En wat ga je dan doen?’ vraagt ze op die nuchtere toon van haar.
‘Weg bij Jim, denk ik, en in mijn eigen flat wonen, zo dichtbij mogelijk zodat we het kind samen kunnen opvoeden, co-ouderschap is de moderne term geloof ik,’ zeg ik, me er maar al te zeer van bewust dat co-ouderschap in werkelijkheid helemaal niet zo hip is.
‘O, dus hij wil er wel bij betrokken worden?’
Het feit dat ze dat vraagt, de mogelijkheid dat hij níét volledig betrokken zou willen zijn, komt me bizar voor. Ik besef dat ik daar niet eens over heb nagedacht. Misschien omdat Jim er nog nooit aanleiding toe heeft gegeven.
‘O ja, Jim wil graag meedoen. Als ik hem niet tegenhield, zou hij nu al op zwangerschapscursus zitten, en een kinderwagen kopen om te oefenen. Hij verheugt zich meer op deze baby dan ik.’
‘Dus je vertrouwt hem en vindt hem leuk, hij is een goede vriend, niet een of ander...’ Ze buigt voorover en fluistert: ‘... neukmaatje?’
Ik schud beschaamd mijn hoofd. Nu ze dit zegt krijg ik pas een idee van hoe de meeste mensen onze situatie zouden kunnen zien: meisje heeft losse seks met jongen, meisje wordt zwanger, jongen neemt bij de eerste blik op de bolle buik de benen, maar zo is Jim niet. Zo cliché zijn we niet.
‘Nee. Néé.’ Ik leun voorover en zeg met nadruk: ‘We zijn heel goede vrienden. Jim is echt een geweldige vent, u zou hem wel mogen. Hij is grappig en helemaal zichzelf. Hij moet huilen om akelige dingen in het nieuws en hij gaat zo goed met zijn familie om... en dat zegt wel wat want het is net de Addams family , en hij is superlief tegen zijn moeder. Maar het is ook een taaie, snap je wat ik bedoel?’
‘Hmm-mm,’ zegt ze knikkend en glimlacht.
‘Hij maakt zich niet druk om mijn hormonale gezeur en hij is trouw. Je kunt op hem bouwen, op Jim. Hij zal je nooit laten zitten.’
Dokter Cork blijft even met haar hand voor haar mond zitten en laat deze informatie bezinken. Dan buigt ze zich naar voren, legt haar handen op tafel en ze zegt: ‘Dus, sorry, maar je moet het zeggen als ik mijn boekje te buiten ga, hoor. Zoals ik het begrijp is die man, die Jim...’ ze telt op haar bleke, magere vingers af ‘trouw, hij wil graag vader worden, je mag bij hem wonen zodat jij voor een aanbetaling kunt sparen. Hij heeft humor, hij is eerlijk en als klap op de vuurpijl was het niet alleen die ene keer dat jullie het deden, toch? Ik bedoel, jullie deden het toch al af en toe met elkaar?’
‘Ja,’ zeg ik tam.
‘Dan moet je me maar op de vingers tikken als ik een irritante Ierse bemoeial ben,’ zegt ze. Ze glimlacht. Ik glimlach terug en schiet tegelijkertijd weer vol. ‘Maar waarom zijn jullie dan geen stel? Want ik kan je wel vertellen: dat soort mannen is met een lichtje te zoeken. De meeste mannen zouden het op een lopen zetten, en ik kan het weten.’ Ze houdt haar hand half voor haar mond, alsof ze me een geheim vertelt, en zegt: ‘Zo’n afgetobde kop krijg je alleen als je nogal eens fiks liefdesverdriet hebt gehad. Bovendien,’ voegt ze er met glinsterende, toegeknepen ogen aan toe, ‘denk ik dat je van die man houdt, is het niet?’
Ik lach kort en verlegen. Als je het zo stelt, valt er weinig tegen in te brengen, is het moeilijk te begrijpen waarom we niet bij elkaar blijven. Maar het is het laatste argument dat roet in het eten gooit. De kapotte stop in ons circuit.
‘Ik hou wel van hem, we houden van elkaar. Maar we zijn niet, ik ben niet verliefd,’ weet ik uiteindelijk uit te brengen.
‘Aha,’ zegt ze met een trage glimlach. ‘Het bekende liedje.’
Ik loop door Camden Passage naar de metro en vergaap me aan dingen die ik me niet kan veroorloven. Dat was een beetje zwaar voor een controle. Toen ik naar binnen ging had ik daar zeker niet op gerekend. Maar ik mag dokter Cork wel. Haar stoere houding in het leven ten opzichte van de liefde staat me wel aan. Ze zet me aan het denken.
Maar ik weet ook dat ik gelijk heb. Ik houd wel van Jim, maar het is niet het soort liefde waar je een leven lang mee doet. Liefde is wat er gebeurde toen ik Laurence vorige week op Regent Street aan de overkant zag staan en voelde hoe de opwinding als een vlaag van verstandsverbijstering bezit van me nam. Liefde is wat er gebeurde toen hij me belde en vroeg of ik met hem uit eten wilde en ik zijn stem niet eens kon horen, zo hard klonk het geruis in mijn oren. Liefde moet duizelingwekkend, gekmakend zijn, met de ik-zou-voor-je-sterven-hartstocht – vooral in het begin – anders liepen we toch allemaal met het kind van onze beste vriend in onze buik en zouden we allemaal met onze platonische vriend voor het altaar staan?
Als ik om elf uur eindelijk het kantoor in kom, heeft Jocelyn ‘zo’n blik’ in haar ogen.
‘Waarom heb jij zo’n blik in je ogen?’ vraag ik terwijl ik mijn jas ophang.
‘Wat voor blik?’
‘Die blik die zegt: “Ik heb iets te vertellen maar je zult me moeten vastbinden en het met een tang uit me moeten trekken”.’
‘Nou zeg, wat bot,’ zegt ze met haar mollige handen op haar gevulde heupen. ‘Ik was gewoon blij dat je er was, meer niet.’
Vandaag heeft Jocelyn een blouse aan met een soort Pucci-print erop die onderaan vastgeknoopt is, zodat haar pafferige, bleke middenrif te zien is, en een witte driekwartbroek, afgewerkt met broderie.
‘Hoe is het met de kleine aap?’ vraagt ze onverstoorbaar.
‘Wat? O, de echo. Ja, goed hoor, dank je, Jocelyn,’ zeg ik. ‘Zijn hartje klopt goed en mijn bloeddruk is ook goed.’
‘Perfect. Is papa ook gekomen?’ Ze vraagt het alsof dit de tweede vraag is van een lijst van honderd en ze die heel snel moet stellen om ze er allemaal uit te krijgen.
‘Nee, hij moest lesgeven.’
‘Lesgeven? Ik dacht dat hij in een bar werkte.’
‘Doet hij ook.’ Mijn geweten legt een knoop in mijn maag. ‘Hij geeft les in een bar. Nieuwe barkeeper, snap je. Hij laat zien hoe het allemaal gaat.’
Voor ze me nog iets kan vragen, pak ik de Mirror van Jocelyns bureau en loop naar mijn eigen bureau. Ik vervloek mezelf vanwege die astronomische leugen. Het blijft me verbazen hoe makkelijk enorme, flagrante leugens mijn mond uit floepen. Het lijkt wel alsof ik eerst een enorm schandaal heb veroorzaakt door zwanger te worden en nu denk: ach, dit kan er ook nog wel bij! Een paar minischandaaltjes erbij, daar ligt niemand wakker van. Maar ik lig er wel wakker van, alleen weet ik niet meer hoe ik ermee moet ophouden.
Terwijl ik naar mijn plaats loop, staat Anne-Marie op een kruk nieuwe onderwerpen op het whiteboard te schrijven. Achter mijn naam heeft ze geschreven:
Swinger vermoord
Mijn hond is een datinggoeroe
Ik houd nog steeds van mijn olifantman
Ik ben zo diep verzonken in wat er staat dat ik niet zie wat er op een geeltje staat dat aan mijn monitor hangt. Hij is in Anne-Maries handschrift en heeft als aanhef: Hij wiiiil je!!! Girlfriend... Waar ik erg om moet lachen omdat ze nooit dat soort woorden gebruikt. Onze nieuwe zwarte stagiaire uit Atlanta wel. Het briefje gaat door... Laurence heeft gebeld, 10.10 uur, om 20.00 uur afspreken op halte Angel. Trek iets lekkers aan, hij zal je verwennen!
Ik lees het briefje en vergeet even al mijn zorgen en alle complicaties, waarna de stress weer toeslaat door mijn realiteitszin en angst.
‘Heb je, eh...’ Anne-Marie is nog op het whiteboard aan het schrijven en ik praat tegen haar rug, niet in staat te slikken. ‘Heb je Laurence echt gesproken, Anne-Marie? Met hem gepraat over de baby, over vader worden... of zo... toevallig?’
Want als dat zo is doe ik je wat. En mezelf. Dan sta ik lekker te kijk als enorme fantast!
Anne-Marie blijft schrijven en ik weet niet of ze me heeft gehoord. Dan mompelt ze, zo vaag en zacht dat ik mijn nek moet uitrekken om het te horen.
‘De echo... ja, eh...’ Ik weet niet of ze dit expres doet om het spannend voor me te maken – zo verknipt doet ze wel meer – of dat ze zich gewoon probeert te concentreren. Er volgt een kwellende stilte waarin ik het ergste verwacht en dan zegt ze: ‘Nee, nee, nu ik erbij stilsta. Ik heb hem niet zelf gesproken.’
Ik mime ‘dank je’ en spring inwendig een gat in de lucht.
‘Hij heeft duidelijk geprobeerd je te bellen.’ Ze komt van de kruk en draait zich naar me om. ‘Maar kennelijk werd hij doorverbonden naar Jocelyns toestel want hij heeft een bericht achtergelaten. Ik heb het alleen voor je opgeschreven.’
‘O.’ Nu kijk ik haar stralend aan. ‘Bedankt, Anne-Marie. Dat is super.’
Jocelyn komt de hoek om waggelen, met dijen die langs elkaar schuren en haar felgekleurde haar dat alle kanten op zwaait. ‘En, heeft ze het gezien?’
‘Reken maar van yes!’ Anne-Marie klikt de dop op de stift en glimlacht dwaas naar me als een trotse tante. ‘Die griet heeft toch maar weer geluk. Het meest romantische wat Greg ooit voor me heeft gedaan is me uitnodigen voor een Vega-mars en zelfs toen was hij verkleed als varken, dus het was niet bepaald...’ ze trekt een uitermate on-erotisch gezicht, ‘erotisch.’
De rest van de dag kan ik me niet concentreren omdat in mijn binnenste de opwinding borrelt en sist, en ik heb het gevoel dat als het eruit komt, ik dan hysterisch ga lachen en niet meer ophoud.
Een e-mail van Vicky haalt de glans er een beetje af...
Van: victoria.peddlar@hotmail.com
Verveel me dood, klant afgebeld, niets anders te doen dan nadenken over jouw intieme leven (ja toch?). En hoe gaat het? Hebben jullie al twee dezelfde badjassen naast elkaar hangen? Voelt het anders nu je samenwoont? Vast wel!! Jullie zijn net Ross en Rachel! Ik word gek van Rich. Ik heb hem al twee weken niet gezien. Zit de hele tijd in zijn kamer aan zijn script te werken (hij is gek). Als hij dan eindelijk naar beneden komt, krijg ik geen woord uit hem los.
Ik mail terug, zonder mijn mond voorbij te praten:
Aan: victoria.peddlar@hotmail.com
Van: tess_jarvis@giant.co.uk
Nee, sorry. Nog geen liefdesverklaringen en de kans dat ik een badjas koop die bij die van Jim past (heb je die van Jim gezien?) is nul komma niks.
P.S. Rich is duidelijk een gefrustreerde kunstenaar. Probeer een beetje mee te leven.
Na wat de langste middag in de geschiedenis lijkt, zit ik eindelijk in de bus naar huis, die Walworth Road op kruipt, met zijn 1 pond-winkels en Afrikaanse restaurants. Ik word in beslag genomen door de essentiële vraag: wat trek ik in godsnaam aan? Ga ik voor de tuniekblouse en loop ik het risico er een beetje truttig uit te zien, maar vestig ik tenminste geen aandacht op mijn buik, waar je natuurlijk erg op kunt afknappen; voornamelijk omdat ik in het stadium ben waarin ik eruitzie alsof ik de hele kaart heb besteld en daarna nog wat meer. Of kies ik iets strakkers, waardoor ik me potentieel sexier voel, maar er ook dik uitzie met kolossale borsten? Lastige keuze.
Ik hang mijn tas aan de trapleuning en roep richting keuken: ‘Hoe was je dag, schat?’
‘Amper tijd gehad om adem te halen,’ roept Jim met gevoel voor drama. ‘Absoluut knettergek.’
Ik doe mijn haar in een staart en slenter de keuken in. Ik verheug me op ons gebruikelijke praatje aan het eind van een werkdag, maar sta op de drempel stil. ‘Wauw, jij hebt niet stilgezeten.’
De keuken ziet eruit als het laboratorium van Heston Blumenthal. Op alle pitten pannen, elke vierkante centimeter van het aanrecht bedekt met groenteschillen, zakjes kruiden, resten bloem en klodders saus. In de gootsteen staat een berg koekenpannen, grilplaten en allerlei kookgerei die ik niet eens kan thuisbrengen. Temidden van dit alles staat Jim met een schort voor waarop vlekken van iets tomaatachtigs zitten. Hij heeft de uitschuiftafel uitgeschoven en die versierd met flakkerende theelichtjes. Op de achtergrond klinkt zacht The Divine Comedy .
‘Goeie genade, degene die langskomt staat een feestmaal te wachten.’
‘Er komt niemand langs,’ zegt Jim opgewekt, en hij haalt een zware aardenwerken schaal uit de oven. Mijn glimlach verstart. ‘Ik bedacht dat je hier nu al twee weken woont en dat ik voor de gelegenheid een van mijn specialiteiten kon maken; eens echt voor ons koken om er een leuke avond van te maken, snap je.’
‘Jim.’ Ik denk dat ik het het beste nu kan zeggen. ‘Ik kan niet blijven, het spijt me ontzettend. Ik moet weg.’
‘O, moet je weg?’ Jim kijkt me aan. Hij ziet er een beetje teleurgesteld uit, maar niet nijdig, hoop ik. ‘O nou, geeft niet. Het was niet zoveel werk, hoewel,’ hij zegt het met gevoel voor humor, maar ik krijg toch de indruk dat hij een beetje geïrriteerd is, ‘ik wel zo vrij wil zijn je op de huisregel te wijzen, mevrouw Jarvis.’
‘O nee, ik wéét het, het spijt me, het spijt me. Ik voel me heel schuldig! Ik had moeten bellen.’
‘Visafval en wilde kabeljauw met puree van tuinbonen en ratatouille... Ach, dan heb ik zelf meer.’
‘Wat jammer,’ zeg ik, en ik denk: jezus, dat had weinig gescheeld. Net aan het slachtafval ontsnapt. ‘Klinkt geweldig, Jim. Echt.’
Jim treuzelt wat en ik moet me douchen en omkleden maar vind het niet leuk meteen door naar boven te rennen nu hij zoveel moeite heeft gedaan. Dan zegt hij: ‘En waar ga je heen? Een avond van je werk? Je zou toch tegen ze zeggen dat je het wat dat betreft rustiger aan ging doen?’ Hij schuift een schaal courgette in de oven. Ik kijk op de klok en besef dat ik ongeveer vijfentwintig minuten heb voor ik weer weg moet.
‘Het is niet voor mijn werk,’ zeg ik. Door zijn bezorgdheid voel ik me nog slechter. ‘Ik ga met Laurence en nog een stel mensen eten (leugens! Wat een leugens!). Gewoon een pizza happen. Sorry, ik had het eerder moeten zeggen.’
‘Nee, het geeft niet,’ zegt hij schouderophalend, en dan steekt hij zijn hoofd in een kastje op zoek naar een of ander kruid. ‘Nou, misschien vraag ik Gina wel, die is terug uit New York.’
‘Goed idee,’ zeg ik, maar een pietsie jaloers omdat ze Jim heeft gebeld om te zeggen dat ze terug was en niet mij. ‘Nou, die zal wel met haar foto’s willen opscheppen en zin hebben in een gratis maaltje. Bel haar nu maar, voor ze gaat eten.’
Ik glip de keuken uit, sta twee minuten onder de douche en snij me twee keer bij het scheren van mijn benen. Ik gooi mijn kast open om mijn opties af te wegen. Ik pas wat zwangerschapskleren die nog kunnen doorgaan voor gewone kleren, maar word niet warm of koud van het resultaat. Dan krijg ik een inval – de luchtige jurktrui – is niet te gretig, verbergt eventuele ongepaste sporen van buikigheid (ik wil hem er niet met zijn neus bovenop drukken. Die tijd komt echt nog wel, als ik enorm ben en we niet meer kunnen doen alsof het niet waar is...) maar hij laat ook zoveel been zien dat hij sexy is. Ik combineer hem met kniehoge, suède imponeerlaarzen met hakken van tien centimeter. Terwijl ik mijn tas pak en de trap af ren, hoor ik Jim aan de telefoon met Gina praten over wijn, dus ik neem aan dat ze komt. Dat is goed, zeg ik tegen mezelf, goed dat hij al dat heerlijke eten niet voor niets heeft gemaakt. Maar ik voel nog iets anders, onder de oppervlakte. Iets wat de glans van de avond afhaalt, net als wanneer je op je vakantieadres aankomt en ziet dat het regent.
‘Oké, ik ben weg,’ zeg ik, en ik pak mijn sleutels van de bar. ‘Veel plezier.’
‘Jij ook,’ zegt Jim terwijl hij iets uit de oven haalt. Dan draait hij zich om, kijkt naar me, en dan nog eens.
‘Tjonge,’ zegt Jim, terwijl hij de groenten naar één kant schuift. ‘Je maakt er wel werk van, voor een avondje pizza eten.’