28

 

‘Het was Harry die kinderen wilde. Ik was dik tevreden met de kaketoes en twee keer per jaar op safari. Toen kreeg ik voedselvergiftiging door een coquille Saint-Jacques en ziedaar: de zwangerschap was een feit. Zaad van Adonis! We hebben nu vier kinderen, maar elke keer als ik coquilles eet zegt Harry gekscherend: “Daar gaan we weer, één hap en het is gebeurd. Moet ik de kinderkamer vast schilderen?”’

Lillian, 50, Aldeburgh

 

In Whitstable was ik verliefd op het leven en alle mogelijkheden, maar nu voelt het alsof we die vierentwintig uur echt aan het eind van de wereld hebben doorgebracht, in een vacuüm zonder verband met het echte leven, want sindsdien kan ik uit Jims gedrag alleen maar opmaken dat ik het verkeerd heb geïnterpreteerd. En nu die flat – een duidelijk teken dat ik verder moet met mijn leven. Ik heb het gevoel dat ik weer terug bij af ben, net zo bang en ontheemd als ik me die eerste waanzinnige dagen voelde toen ik net had ontdekt dat ik zwanger was.

Het is een winderige, bewolkte zaterdag. Het weer is net zo besluiteloos als ik, dus ik ga de stad in, ga op koopjesjacht om de tijd een beetje te doden tot mijn afspraak met Gina. We gaan om halfvijf naar Ocean’s Thirteen . Ik sta net in Cath Kidston mezelf ervan te overtuigen dat ik geen dag meer kan zonder een strijkplankovertrek met zeilbootjes erop, als Gina belt.

‘Hé, hoi.’ Ze klinkt erg vrolijk. ‘Ben jij al in de stad?’

‘Ja, in Cath Kidston in Covent Garden. Ik sta op het punt een hormonale rampaankoop te doen.’

‘Wat dan?’

‘Een strijkplankovertrek met zeilbootjes erop.’

‘O, jezus. Blij dat ik belde. Luister, ik weet dat we al voor de film hebben afgesproken, maar nu je toch al in de stad bent wou ik vragen of je eerst kennis wilt maken met iemand.’

‘Wie?’

‘Simon. Mijn nieuwe vriend. Echt, Tess...’ Ze klinkt hyper, alsof ze op het punt staat te ontploffen: ‘O jee, hij is zo lief, zo ontzettend anders dan mijn gebruikelijke type vriend.’ (Ja, ja...) ‘Je zult hem geweldig vinden, echt.’

‘Oké.’ Niet dat ik iets anders te doen heb. ‘Wanneer en waar?’

‘Ik bedacht dat we wel samen konden lunchen. Wat dacht je van Chinatown? Zullen we om, zeg, halfeen afspreken bij de boog op Gerrard Street?’

‘Beloof je dat ik dan crispy duck kan eten?’

‘Allemensen, jij hebt echt een eetobsessie, hè?’

‘Yep.’

‘Oké, ik beloof dat we crispy duck voor je regelen.’

‘Je hebt me overgehaald. Ik zie je straks.’

 

Gina heeft haar haar los hangen, in een wilde bos. Ze heeft zich helemaal opgemaakt, een gilet van bont aan over een paars bloesje met strikjes, denim hotpants met een turquoise panty eronder en laarzen tot aan haar knieën.

‘Ik zie dat je vandaag hebt gekozen voor de bescheiden, onopvallende look.’

‘Vind je het leuk?’ vraagt ze stralend.

‘Super. Je maakt een echte verschijning.’

‘O, mooi. Simon zegt dat hij het prachtig vindt als ik me helemaal laat gaat wat kleren betreft. Hij kan niet tegen vrouwen met saaie kleren.’

(Goed teken: niet saai. Slecht teken: het zou kunnen betekenen dat we weer te maken hebben met een pretentieuze mafketel die acteur/Mexicaans jongleur/tattoo-artiest wil worden.)

Gina bekijkt me eens goed.

‘En, hoe gaat het met de, eh... buik?’

‘Hij groeit,’ zeg ik, en ik trek mijn vest opzij.

‘Krijg nou wat,’ zegt ze. Ze doet een dikke laag lipgloss op. ‘Hij is gigantisch, walgelijk gewoon!’

Ik voel me echt gestreeld.

Pas als we beginnen te lopen... in de tegenovergestelde richting van Chinatown, biecht Gina op dat de plannen zijn veranderd.

‘Het spijt Simon, maar hij kan niet weg van zijn werk, hij stelt voor dat we naar zijn kantoor toe komen.’

‘Wat? Op zaterdag?’

‘Ja, hij werkt echt heel hard.’

Ik sta stil op straat.

‘Juist, dus het Chinese banket is veranderd in helemaal geen eten in het kantoor van de vriend van mijn vriendin?’

‘Eh... ja. Sorry,’ zegt ze met een spijtige grimas.

‘Dat wordt een goedmakertje.’

 

Gina heeft me al vaak verrast met haar vriendjeskeuze, maar deze keer sta ik paf. Simon werkt niet alleen als businessmanager voor hsbc (een bánk; bedenk dat Gina wel zelf voor een bank werkt, maar met een grote boog om alle soorten bankiers heen loopt...), maar hij heeft ook nog een saai kantoor waar nog geen notitieboekje op zijn bureau ligt om het wat op te fleuren. Hij draagt een pak, elke dag, heeft een kort opgeknipt kapsel, sproeten over zijn lieve jongensneusje en kan niet langer zijn dan één meter zeventig. Hij doet me aan Michael J. Fox denken.

Wat me ook verbaast is dat ik na een paar seconden al weet dat dit de ware is. Dat dit voor Gina de ware man is.

‘Tess, dit is Simon. Simon, dit is mijn beste vriendin, Tess. Zij is degene die zwanger is van haar boezemvriend, je weet wel, over wie ik je heb verteld?’

‘Ha, Tess. Hoe is het?’ Simon glimlacht breed naar me met een blik van ‘ach, zo is Gina nu eenmaal’ en geeft me een stevige hand, kijkt me aan en zo.

‘Ha, Simon. Met mij is het goed, hoor, dank je. Mooi...’

Kantoor, wilde ik zeggen, maar op dat moment kan Simon niet meer horen wat ik zeg omdat Gina zich aan zijn mond heeft vastgezogen en hem staat te zoenen alsof hij naar het front gaat. Niet dat hij klaagt, overigens. Er volgt een zoenpartij van ruim tien seconden en ik doe maar alsof ik opga in een folder over pensioenen.

‘Nou,’ zegt Simon uiteindelijk, terwijl hij Gina’s rug streelt. ‘Ik weet niet of jullie honger hebben, maar ik rammel. Als niemand er problemen mee heeft, ik heb hamsandwiches en kaaschips in mijn tas. Zullen we die delen?’

En zo komt het dat ik mijn zaterdagse lunch gebruik in het kantoor van het hsbc -filiaal aan de Shaftesbury Avenue, waar ik een hamsandwich deel met mijn verliefde vriendin en haar even verliefde vriend, met het gevoel dat ik in een documentaire speel over surrogaatouders. Maar weet je, ik vond het niet erg. Ik kan zelfs zeggen dat het best leuk was. Ik mocht Simon; hij gaf me niet het gevoel dat ik een olifant ben. Hij was grappig en eerlijk, en hij lachte me niet uit toen Gina het verhaal over Luisa Vincenzi weer opdiste (die griet kan het gewoon niet laten), maar lachte hartelijk met me mee.

Maar wat ik vooral waardeerde was zijn manier van met mijn vriendin omgaan en het feit dat ze het hele uur dat ze bij hem was aan één stuk door heeft zitten lachen.

Uiteindelijk nam ik rond twee uur afscheid van Gina. We zouden eigenlijk naar de film gaan, maar na een smekende blik van Gina toen Simon vroeg of ze met hem wilde gaan, leek het me dat ze van gedachten was veranderd. Logisch. Als ik moest kiezen tussen achter in de bios met mijn vriendje vozen en naast mij zitten terwijl ik de hele tijd maagzuur naar boven voel komen, dan zou ik het ook wel weten.

Ik steek over, vervuld van een prettig moederlijk gevoel dat Gina misschien eindelijk de juiste heeft gevonden. Er is geen tijd om me te verstoppen of weg te lopen; ze zijn er gewoon, alsof de tijd even vooruit is gespoeld. Laurence, hand in hand met een meisje. En door wat Gina me heeft verteld over de kattenogen en de kleine piercing boven haar gestifte lippen weet ik dat het Chloe is.

Laurence is zich doodgeschrokken, alsof hij net zijn moeder is tegengekomen terwijl hij high is van de drugs.

‘Hoi,’ zegt hij.

‘Hoi,’ zeg ik.

‘Hoe is het?’

‘Goed. Ik groei, dat snap je wel. En met jou?’

‘Ja, goed, met ons gaat het goed. Alles gaat, eh, goed.’

Chloe neemt me eens op en kijkt dan op naar Laurence, oprecht verward.

‘Schat, waar zijn je manieren?’ Ze geeft hem een zachte por in zijn zij. ‘Ga je me niet voorstellen?’

Ze drukt zich goed uit, is op een exotische manier mooi, met een trendy, Londens tintje, met haar gestippelde chokertje en haar met kohl omrande ogen. Ze heeft een snelle, intelligente blik; haar houd je niet voor de gek. Maar er zit ook warmte in, en zeker geen spoor van de maffe hysterie die Laurence haar toeschreef.

‘Eh, dit is Tess,’ zegt Laurence met een gebaar naar mij, waarbij hij het klaarspeelt de andere kant op te kijken. ‘Tess, dit is Chloe.’

Ze knikt vriendelijk maar begrijpend.

‘En, wanneer komt je kindje?’ Ze glimlacht. Ze is alleen maar nieuwsgierig, maar Laurence staat te popelen om zich uit de voeten te maken.

‘December. 14 december.’

‘Ach, wat een bofkont ben je. Ik wil het liefst nu kinderen. Heel stiekem zou ik de bruiloft een beetje eerder willen doen, zodat ik zwanger kan worden!’

‘Brúíloft?’ Ik werp Laurence een blik toe. Ik zie hem met zijn ogen knipperen en dan naar de grond kijken. ‘Ja, we zijn verloofd. We trouwen in september, maar dat geloof ik pas als het ook echt gebeurt!’

Het beeld wordt duidelijk. Zodra ik de bom laat vallen zijn ze weer samen. Er volgt een aanzoek, alle grote gebaren, maar zonder gevoel, zonder overtuiging.

‘Gefeliciteerd,’ zeg ik met een geforceerde glimlach. ‘Dus dat zal wel iets recents zijn, dan. Een haastklus voor september.’

‘Ben je gek?’ zegt Chloe lachend. ‘De langste verloving aller tijden! Hij heeft me drie jaar geleden al gevraagd.’ Ik word helemaal koud. ‘Het duurde nog eens drie maanden voordat hij met een ring kwam, maar zelfs toen wilde hij nog geen datum prikken. Uiteindelijk moest ik hem een ultimatum stellen. Ik heb hem gedumpt en gezegd dat hij in mijn oude flat mocht wonen. Ik zei dat als hij geen datum voor de bruiloft had, als hij er niet binnen drie maanden uit was, het uit zou zijn.’

Ze vertelt verder, maar ik hoor haar niet goed; er klinkt te veel gekletter in mijn hoofd: het is net of alle stukjes van een Rubiks-kubus in één keer op hun plaats schieten en de kubus dan zwaar en massief in mijn maag blijft liggen. Ik blijf Laurence aanstaren, maar hij kijkt geen enkele keer op; wat een ongelooflijk karakterloze lapzwans.

‘Tjonge, dat is wel streng, maar kennelijk heeft het gewerkt.’ Uiteindelijk glimlach ik. Dan zeg ik, ik kan het niet laten: ‘Laurence was blijkbaar klaar voor het huwelijk en het gezin. Hij heeft voor het léven gekozen, hè, Laurence? Hij had gewoon wat tijd nodig om alles op een rijtje te zetten.’

 

Blijf lopen. Blijven lopen en niet omkijken. Ik voel me alsof alle adem uit mijn longen is geslagen, ik ben buiten adem. Hij heeft het dus niet alleen niet uitgemaakt, maar was ook nog eens verloofd met haar? Al die tijd?! Wat ben ik een ongelooflijk domme trut geweest! Hoe naïef kun je zijn? De herinnering aan ons, daar in die flat, háár flat, ik zwanger, met die bespottelijke beha op de grond en dat gedoe met Sebastiaan de Slak. O, god! Ik kan nooit meer naar die slak kijken.

Ik ga linksaf de hoek om en loop Romilly Street in. Ik heb geen plan, mijn benen lopen maar door. Het is onbewolkt, de middaglucht klaart op en de sprankelende jongelui van Soho staan bij cafés op het terras; zonnebril op, overhemd los, een sigaret in de ene hand en de andere hand om de slanke, gebruinde schouder van een of ander sprankelend jong ding, kletsend, lachend. Een volière vol exotische vogels, ik heb het zo vaak gezien. Ik heb hier talloze voetstappen liggen, maar op dit moment, nu mijn hart in mijn keel bonkt, lijkt het wel een ander universum, alsof ik het gadesla vanuit een geluiddichte glazen kooi.

Ik hoor mijn eigen ademhaling. Alles ziet er vreemd uit. Ooit was ik een van die sprankelende jonge dingen, had ik het gevoel dat ik er hier, op deze plek, bij hoorde. Nu weet ik het niet zo zeker meer. Hoort een alleenstaande, zwangere vrouw wel ergens bij?

Een vrijgezellengroepje met roze veren in het haar en bedrukte
T-shirts rolt kakelend Kettner’s champagnebar uit, waar ik menig ‘beschaafd’ avondje uit heb doorgebracht, gevolgd door uren bezweet dansen in een of andere souterrainclub. Daar zijn de donkerrode bankjes van Pollo’s Italiaans restaurant. In het bankje naast de deur staat een afdruk in de vorm van mijn billen; Bar Italia, waar ik ooit van de trap ben gevallen en ik mijn been heb opengehaald. Ik loop Frith Street door. De schok is aan het wegebben en laat een gevoelloosheid en gelatenheid achter. Ik spring op de stoep als er een motor met twee luidruchtige kerels voorbijscheurt. Geschrokken doe ik mijn ogen dicht en proef bijna de goedkope Franse wijn en de kipfilet voor vijf pond waar ik als leerlingjournalist op heb geleefd, als ik langs Café Emm op Frith Street kom.

En dan zie ik daar mijn goeie, ouwe stamcafé, de Coach and Horses, en zelfs dat ziet er vandaag op een of andere manier anders uit. Alsof je naar het huis gaat waar je bent opgegroeid, en daar een ander gezin ziet wonen.

Wat een zomer is dit aan het worden. Nog maar drie maanden geleden strompelde ik die pub uit met het besluit mijn leven op orde te krijgen, beslissingen te nemen, vooruit te komen in mijn leven. Nou, dat heb ik zeker gedaan! Hoewel ik niet had verwacht zo weinig inspraak te krijgen in de wendingen van het verhaal. Ik had niet verwacht dat het leven dergelijke plannen met me had.

Stiekem wens ik dat ik alles kon terugspoelen. Dat ik op die plek ben waar mijn verhaal nog geschreven moet worden, waar er nog zoveel mogelijkheden zijn, zoveel wegen die ik kan inslaan. Zoveel hoop. Ik heb twee maanden van mijn leven vergooid. Laurence heeft een loopje met me genomen! Ik ben nog single – nog stééds single. Zelfs Gina heeft het wat dat betreft beter geregeld. En het enige wat ik wil, eigenlijk altijd heb gewild, datgene wat deze hele toestand goed zou maken, dat zal dus nooit gebeuren. Maar goed, zo is het leven, denk ik, je kunt nu eenmaal niet alles hebben. En ik heb wel een baby, een Jim-baby, dat kan niemand me afnemen. En als dit niet was gebeurd, dan was er wel iets anders geweest. Daar kun je gif op innemen.

 

Wanneer ik thuiskom, ligt Jim uitgestrekt op de bank, de afstandsbediening in zijn hand. Als hij me de sleutels op de keukentafel hoort mikken, draait hij zich om.

‘O, hoi, wat doe jij nu thuis?’ zegt hij. ‘Je zou toch uitgaan met Gina?’

‘Daar is verandering in gekomen,’ zeg ik. Ik doe mijn schoenen in de gang uit en loop terug naar de keuken. Ik zie een briefje naast de telefoon liggen. ‘Tess, V heeft gebeld. Graag terugbellen.’

‘Hoe laat heeft Vicky gebeld?’ vraag ik, terwijl ik de telefoon pak.

‘O, rond vieren.’

‘Klonk ze oké?’

‘Ja, prima.’

Ik leg weer neer, bedenk dat ik haar straks wel bel.

My Place in the Sun is op tv. Jim zet met de afstandsbediening het geluid zacht.

‘En, eh... Hoe zit dat met Gina? Is ze ziek?’ Een bezorgde blik. ‘Ben jíj ziek?’

‘Nee, met mij gaat het goed.’ Ik zie Jims prachtige gezicht naar me opkijken en ik wil wanhopig graag bij hem op schoot springen om hem te knuffelen, net als vroeger, maar ik weet dat dat niet meer zo vanzelfsprekend is, dat we niet meer samen het bed in rollen, dat we vrienden zijn, weliswaar op enigszins gespannen voet, en dat we elkaars grenzen respecteren. Maar toch wil ik hem alles vertellen. Over wat Laurence heeft gedaan, over vandaag. Hij wordt de vader van mijn kind; horen we niet honderd procent eerlijk tegen elkaar te zijn?

Ik ga naast hem zitten en gooi het op tafel.

‘Jim, luister, weet je nog dat ik ging lunchen met Laurence en daarna pizza ging eten en jij die verrukkelijke maaltijd van visafval (ik geef geen krimp bij deze contradictio in terminis) had gekookt? Nou, ik was toen niet helemaal eerlijk tegen je.’

‘O. Oké?’ Jim komt overeind op de bank en zet de tv uit.

‘Eigenlijk waren de afspraken met Laurence geen vriendenafspraken. We hadden iets, we waren min of meer een stel. Ik weet dat we die huisregel hadden, dus ik wil eerlijk tegen je zijn. Het heeft al die tijd aan mijn geweten geknaagd.’

Jims blik is uitdrukkingsloos.

‘Wat? Zelfs toen je hem had verteld dat je zwanger was?’

‘Dat heb ik hem niet verteld – nou ja, uiteindelijk wel, maar niet op het moment dat ik tegen jou had gezegd. Ik heb het hem verteld toen we al een tijdje iets hadden.’

‘Waarom? O...’ Jim lacht verlegen, alsof om te zeggen ‘dom van me’. ‘Natuurlijk, anders gooi je je eigen ruiten in.’

‘Ik wilde dat hij me leuk vond, ik wilde hem niet afschrikken. Ik dacht zelfs dat we wel een kans maakten.’

‘Meen je dat?’

‘Ja. Ik weet het, het klinkt stom, maar wat hij tegen me zei, dat hij echt graag kinderen wilde en wilde trouwen... ik dacht dat hij was veranderd en dat we, als de baby was geboren, het rustig aan konden doen en het een kans konden geven.’

‘Ik snap het. En wat bedoel je met “iets hebben”? Hebben jullie...?’

‘Nee! God nee, hoewel het weinig scheelde. Ik ben op een gegeven moment naar zijn huis gegaan en toen werd het spannend, maar er kwam iets tussen.’

Jim kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Iets als de baby, neem ik aan.’

‘Ja, de baby. Natuurlijk de baby,’ zeg ik, en ik bedenk dat ik het ongelooflijk vind dat Sebastiaan de Slak verdorie dieper in mijn herinnering aan dat moment is gegrift dan de baby.

‘Maar goed, toen heb ik het hem verteld.’

‘En hij kon het zeker niet aan.’

‘Nee, natuurlijk kon hij dat niet, bovendien bleek er nog een complicatie te zijn.’

Ik vertel Jim alles: dat Laurence had gezegd dat hij het met Chloe zou uitmaken en dat ze een gevaarlijk hysterisch mens was, dat niets daarvan waar was omdat hij verdomme al die tijd verloofd met haar was! Ik vertel hem dat ik maar een afleiding ben geweest, een laatste kans om nog ongebonden lol te maken, dat hij me heel wat onzin op de mouw heeft gespeld om me maar uit de kleren te krijgen.

‘Het is een eikel, Tess. Dat weet je toch?’ zegt Jim.

‘Nu wel!’ zeg ik met een ironische glimlach.

Een poosje zeggen we niets. Ik kijk door het raam naar de voortuin. De bladeren van de kersenboom trillen elegant in de wind.

‘Dus, eh...’ Jim begint te praten en ik kijk hem aan, maar hij kijkt mij niet aan. Hij staart geconcentreerd naar zijn vinger. ‘Hield je van hem?’

En ook al zit ik daar en denk: nee, ik hou van jou, idioot, zeg ik: ‘Ja, op een zeker moment denk ik dat ik echt van hem hield.’

 

Als ik auto had kunnen rijden was ik nu niet zwanger
titlepage.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_0.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_1.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_2.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_3.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_4.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_5.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_6.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_7.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_8.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_9.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_10.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_11.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_12.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_13.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_14.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_15.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_16.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_17.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_18.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_19.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_20.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_21.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_22.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_23.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_24.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_25.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_26.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_27.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_28.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_29.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_30.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_31.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_32.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_33.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_34.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_35.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_36.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_37.xhtml