16

 

‘Toen ik van Gayle moest bevallen heb ik zeventien uur weeën gehad, en veertien daarvan heeft Ron in de pub gestaan. Maar zodra hij dat kleine meisje in zijn armen had, hield hij voorgoed op met drinken. Ze is nu veertig en ze kan haar vader nog steeds om haar vinger winden. Als ik had geweten dat er alleen een baby voor nodig was, dan was ik eerder begonnen.’

Miriam, 62, Isle of Wight

 

Emete had er vanochtend ongeveer vijf seconden voor nodig om mijn gedachten te lezen. ‘Je gaat met hem, hè?’ zegt ze, met glinsterende ogen mijn kin optillend. ‘Die met die wimpers?’ Lag het er zo dik bovenop?

Er zijn nog wel een paar details die, laten we zeggen, gladgestreken moeten worden.

a) Ik moet Laurence nog over mijn zwangerschap vertellen.

b) Ik moet het mijn ouders nog vertellen.

De reden waarom ik a) niet heb gedaan is omdat ik b) niet heb gedaan, en de reden dat ik b) niet heb gedaan is... Waarom eigenlijk? Omdat ik weet dat mijn moeder meteen haar conclusies klaar zal hebben over Jim en mij en onmiddellijk over een tafelschikking zal beginnen? Omdat ik weet dat ze me iets doet wanneer zij de hele, schandalige waarheid weet? Uiteraard. Maar ook omdat ik het mijn vader niet wil vertellen. Niet dat hij iemand snel zal veroordelen – dat hij degene ‘die me dit heeft aangedaan’ zal willen neermaaien en hem tot moes wil slaan – ik denk dat het meer is dat ons mooie gezamenlijke wereldje zal instorten. En daar ben ik toch wel kapot van.

We zijn zo lang twee handen op één buik geweest, pa en ik. We hadden onze eigen kleine wereld van wederzijdse waardering. Nu ben ik zwanger geraakt in een situatie die gewoon niet toegestaan had moeten worden en ik ben bang dat ik hem zal teleurstellen. Dat hij het idee zal hebben dat hij iets is kwijtgeraakt – mij, ons. Wat wij samen hadden.

Maar zo gaat dat, denk ik. Niets blijft ooit hetzelfde. En van de zonnige kant: het uitpraten met Gina en het telefoontje van Laurence hebben me het hoognodige zelfvertrouwen gegeven. Ik bedoel maar: de man stond bijna te jubelen dat hij binnenkort vrij zou zijn. Dat is toch zeker een teken dat dit niet een of andere gril is? En ik voel me de laatste tijd meer mezelf – dat gevoel dat alles, wat er ook gebeurt, uiteindelijk wel goed komt. Dus zo is het met me gesteld als ik in Morecambe op het perron sta, met de zeewind in mijn neus, wachtend tot de blauwe Mondeo van mijn vader in zicht komt en tot de Grote Zwangerschapsaankondiging begint.

Als ik thuiskom staat mam nog in het uniform van het reisbureau aardappelen te schillen. Door het keukenraam zien de heuvels van het Lake District er aan de overkant van Morecambe Bay uit als grijze bultrugwalvissen.

‘Kunnen we na de thee even praten? Ik heb iets waar ik met jullie over wil praten,’ zeg ik, verbluffend rustig, al zeg ik het zelf, als ik mijn spullen op mijn oude slaapkamer heb gezet en voor de duizendste keer heb gekeken of Laurence heeft gebeld. (Niet.)

Ik had zelf een lekker rustig avondje bij mijn ouders op de bank in gedachten, de volmaakte omstandigheden om hun met beleid het nieuws te vertellen, maar mijn moeder had iets anders voor ogen...

‘Geef de jus eens even door, Hagedis.’

Geweldig hoor, dat mijn broer me nog steeds bij mijn oude bijnaam noemt, die tweeëntwintig jaar geleden is bedacht, naar aanleiding van het feit dat ik een allergische reactie had op luizenshampoo en mijn hele voorhoofd vervelde.

Begrijp me goed, ik hou van mijn broer (hij is familie, ik moet wel) en ik ben dol op mijn twee nichtjes Antonia en Jade. Ik wou alleen maar dat zijn vrouw Joy – of Joyless, zoals ik haar noem – een beetje vrolijker wilde kijken en ik wou maar dat ze morgen waren gekomen. Nu ze er alle vier zitten in dezelfde witte linnen kleren – een soort namaakversie van de Calvin Klein-reclame – heb ik geen schijn van kans om mijn ouders even alleen te spreken.

‘Nou, wat gezellig zo, hè?’ verzucht mam, als ze eindelijk gaat zitten. ‘Een echt familiediner, een welkomstmaal voor Tess. Welkom thuis, Tess!’

‘Welkom thuis, Tess!’ Als Joyless haar arm heft voor een toast, zie ik dat ze haar oksels niet goed heeft geschoren. Daar ben ik zeer mee ingenomen omdat mam het altijd maar heeft over hoe onberispelijk Joyless er altijd uitziet (Joy heeft een Franse manicure gehad, Joy heeft een St. Tropez-behandeling gehad, waarom kun je niet wat meer op Joy lijken? Ik word er niet goed van.)

‘En ik ben heel blij dat je er bent, want je vader heeft al dagen een gezicht als een oorwurm, en jij bent er nog geen vijf minuten en moet je zien – hij is een ander mens!’

Pap beweegt zijn hand als een kletsend mondje open en dicht als om te zeggen: blablabla. Ik doe hetzelfde. Mam ziet het niet eens.

‘En hoe gaat het in de grote boze stad?’ Mijn broer is zo iemand die denkt dat mensen die in Londen wonen allemaal geschift zijn, en het irritante is dat hij waarschijnlijk gelijk heeft. Hij verdient ongeveer hetzelfde als ik met zijn baan in paps bedrijf, maar speelt het toch klaar om in een huis in tudorstijl te wonen met een thuisbios en een ‘hoekbad’.

‘Goed hoor, dank je. Vol gas vooruit, zoals altijd. Maar met Gina gaat het goed en Vicky heeft haar osteopathie gehaald en op het werk gaat het goed.’

‘Heb je nog beroemde mensen gesproken?’ vraagt Jade van zes, die van opwinding op haar knieën op en neer wipt. Haar moeder duwt haar onmiddellijk omlaag. ‘Eet je bord leeg, Jade.’

‘Eh... Linda Lusardi – vorige week hebben we een artikel over haar stijl geplaatst.’

Jade kijkt me nietszeggend aan.

‘En eh, Terri Dwyer, je weet wel die in Hollyoaks speelde?’

‘Ja, ongeveer in 1990,’ zegt Ed met een grijns. ‘Dat was voordat jij er was. Niet naar tante Tess luisteren. Ze weet niet waar ze het over heeft.’

‘O, sorry hoor!’ Na een enigszins ongemakkelijke stilte, waarin mam duidelijk probeert iets te verzinnen om te zeggen dat de oplopende spanning tussen mijn broer en mij breekt, weet ze iets. ‘Tess heeft nieuws, hè liefje?’ Mijn hart slaat een slag over. ‘Vertel het nu maar, nu we allemaal hier zitten.’

‘Nee, het is niet zo belangrijk. Echt mam, ik zeg het straks wel.’ Ik steek mijn hand uit naar de rode kool.

‘Heb je promotie gemaakt?’ probeert pap. ‘Heeft die Judith je briljante pen eindelijk ontdekt?’

‘Nee, helaas niet.’

‘Ga je eindelijk verhuizen?’ doet mam mee, die intussen een stukje kip tussen haar kiezen uit peutert. ‘Ik heb die straat van jou altijd levensgevaarlijk gevonden.’

‘Nee, mam. Ik verhuis niet. Nou ja...’ Ik kan dat detail niet vertellen zonder dat ik eerst het belangrijkste detail vertel.

Ik kijk naar mijn broer en hij zit me aan te staren.

‘O jee.’ Hij lacht nu. ‘Ben je verliefd, Hagedis?’ Pap geeft hem een ferme tik op zijn onderarm.

‘Zie je wel? Woeee!’ Zodra hij dat geluid maakt, ben ik weer dat zusje van acht met hagedissenhuid met duistere gedachten over het ombrengen van mijn broer.

‘Waarom doe je dat?’ vraagt mam aan Ed.

‘Nee, ik snap echt niet waarom je dat doet,’ zegt Joyless instemmend, die hem blikken als dolken toewerpt.

‘Dat is iets om trots op te zijn, hè Tessa?’ voegt mam eraan toe. ‘Hoe ziet hij eruit, liefje? Lijkt hij op Laurence?’

Ik concentreer me op de groter wordende jusvlek op het witte tafelkleed.

‘Ik heb het altijd heel dom gevonden dat je dat heb verknald.’ Je kunt erop vertrouwen dat mam aan mijn kant staat. ‘Je had nooit de wereld rond moeten trekken, dat was echt weer iets voor jou...’

Pap leg zijn bestek neer. ‘Hou nou eens op allemaal. Laat haar eens met rust, oké?’

‘Ze is vast zwanger,’ zegt Ed.

O help.

‘Nou, het is er anders wel het seizoen voor,’ kwettert mam verder. ‘Lisa Price is zwanger, ze krijgt een tweeling. Ik zag haar moeder in de winkel.’

Ah, daar gaan we weer.

‘Volgens mij had ze zich er al bij neergelegd dat ze nooit kleinkinderen zou krijgen. Lisa was al negenentwintig.’ Jezus, mijn moeder is zo doorzichtig. ‘Maar nu is ze zeven maanden zwanger, net als de dochter van Faye Maughan, en zal ik je vertellen wie er nog meer zwanger is?’ Ze prikt met haar vinger in mijn richting. ‘Shelley Newcombe, ken je Shelley Newcombe nog? Eén klas lager, prachtig slank, die krijgt er ook een.’

‘Ik ook.’

Er daalt een kilte als sneeuw neer.

‘Wat ook, lieverd?’

‘Zwanger,’ zeg ik. ‘Ik ben ook zwanger.’

 

‘Hoe bedoel je dat je zwanger bent geraakt omdat je verdorie je rijbewijs niet hebt??!!’

Pap legt een hand op die van mam om haar te kalmeren. Ze wappert hem weg.

‘Het spijt me, Tony, maar ik begrijp het gewoon niet.’

De afgelopen twintig minuten waren nou niet echt dikke pret (waarbij ‘dik’ het sleutelwoord is. Mam vond al dat ik een beetje vadsig rond mijn middenrif was, ‘maar jij hebt altijd gejojood’ voegde ze eraan toe. Dat was fijn uitgedrukt, mam), de eerste vijf minuten was iedereen verbijsterd maar opgetogen.

‘Hé, een baby met kerst!’ zei pap, die ineens tot leven kwam, grinnikend, waardoor zijn bolle buik mee schudde.

‘En misschien eerst nog een bruiloft?’ zei mam, die haar handen ineen sloeg. Antonia en Jade gilden van blijdschap toen ze hoorden dat ze er een neefje of nichtje bij kregen. Ed sloeg me alleen op mijn rug. ‘Goeie actie, zus! Ik vond al dat je voor twee at!’

Toen moest ik het feest natuurlijk bederven, de hele situatie met mij en Jim uitleggen. Voor mijn moeder had ik net zo goed Mandarijn kunnen spreken. Ze begreep er niets van. (Of wilde het niet begrijpen, zo merkte mijn vader terecht op.) Ik heb al eerder geprobeerd mijn moeder uit te leggen dat Jim en ik boezemvrienden zijn, dat ik niet zijn vriendin ben, maar ben daar niet in geslaagd. Ze is in de jaren vijftig geboren. In haar wereld heb je vriendschappen met meisjes, en relaties met jongens. Zeker niet andersom.

‘Ik zeg niet dat ik zwanger ben doordat ik geen rijbewijs heb,’ probeer ik voor de honderdste keer uit te leggen. ‘Het was alleen een van de omstandigheden, meer niet. Ik dronk toen te veel en miste de laatste metro.’

‘O, geweldig. Dus mijn dochter drinkt een biertje en laat meteen haar slipje zakken!’

‘Zo was het niet, mam.’

‘Dat is niet eerlijk, mam.’ Mijn broer doet voor de vorm een poging voor me op te komen, maar ik weet gewoon dat hij hiervan geniet.

‘Ga met Joy en de kinderen alsjeblieft naar boven.’

Met tegenzin gehoorzaamt Ed mijn moeders bevel. Als ik mijn broer niet beter kende – hem door onze dunne muren niet met half Morecambe had horen vrijen – zou ik aannemen dat hij homo is, zo’n roddeltante is het.

Pap slentert ook naar zijn kas; hij heeft tevergeefs geprobeerd de situatie in goede banen te leiden. Nu laat hij mam en mij achter aan de mahoniehouten tafel waarop de half leeggegeten borden staan. Mam kijk hem woedend door de terrasdeuren na.

‘Ja, doe dat maar, Tony!’ roept ze hem na. ‘Laat mij de crisis maar oplossen, hè? O, ik wou dat hij eens uit deze bui kwam.’

Ze verzamelt de borden en stapelt ze op.

‘Doe ik wel,’ bied ik aan.

‘Nee, dat doe je niet, je praat met mij. O god, kijk je buik nou eens.’ Als ik opsta neemt ze mijn groeiende buik in ogenschouw. Ik betwijfel of een vreemde het zou zien, maar mijn moeder houdt zelfs als ik niet zwanger ben mijn middenrif met argusogen in de gaten. ‘Mijn kleine meid!’

‘O mama, gedraag je.’

Mam drukt haar ogen met haar vingers dicht. Ik wist dat ze uit haar dak zou gaan, maar dit is nog veel erger.

We zitten wat uren lijken aan tafel. Mam ondervraagt me over het hele drama. Ik vertel dat ik bij Jim intrek, zodat hij me kan steunen, maar ik vertel haar absoluut niet dat ik uitga met Laurence. Dan zou ze echt over de rooie gaan. Maar was ik hier op voorhand best positief en hoopvol over gestemd, nu weet ik het niet meer. Mijn moeder kent alleen rampzalige scenario’s.

En volgens haar ga ik het volgende tegemoet:

1. Jim en ik zullen de hele tijd ‘vreemde blikken en vragen’ krijgen, omdat we zo heidens zijn samen te wonen zonder dat we ‘iets’ hebben (en daarmee bedoelt ze dat zíj de hele tijd ‘vreemde blikken en vragen’ zal krijgen van de meisjes van Lunn Poly als ze hun heeft verteld dat haar dochter zwanger is maar dat het niet helemaal is wat je ervan verwacht).

2. Ik zal nooit een man vinden. Welke man zal mij met kind en striae willen hebben?

3. We zullen berooid en blut zijn (en waarschijnlijk kunnen we in de winter de cv niet aanzetten en moeten we in een vochtige flat wonen. Mam denkt dat in Londen iedereen in een vochtige flat woont.)

4. Ik zal moeten leven met het stigma ‘alleenstaande moeder’ en zal waarschijnlijk aan de drugs raken en bij Koning Diepvries werken (dat zegt ze niet, maar insinueert ze wel. Want vanwege dit schandelijke drama zullen mijn journalistieke training en goede baan natuurlijk naar de knoppen zijn).

5. Het is heel moeilijk om voor een kind te zorgen, vooral in je eentje. (Waar zij natuurlijk alles van weet, met haar stabiele huwelijk en een liefhebbende echtgenoot. Aargh!)

Uiteindelijk verscheur ik het label van de muntsaus om te voorkomen dat ik mijn eigen polsen opensnijd.

 

Als ik paps kas in loop is het of ik een andere wereld binnenkom. Witte plastic kaartjes met onuitspreekbare Latijnse namen erop. Oude troffels en tangen en verschillende soorten compost voor verschillende doelen. Overal staan wankele stapels bloempotten en bolle kweekzakken waaruit tomatenplanten groeien met onrijpe tomaten als reusachtige kruisbessen.

Ik hijs mezelf op de werkbank.

‘Hoi, pap. Ik dacht al dat ik je hier kon vinden.’

‘Knijp je er ook even tussenuit?’

‘Kun je wel zeggen.’

‘Dat ken ik,’ mompelt pap. Hij knipt de dieven uit zijn tomatenplanten. Hij draagt de oude tuinhandschoenen die ik hem tien jaar geleden voor zijn verjaardag heb gegeven. Ze zitten vol gaten maar hij neemt de moeite niet meer nieuwe te kopen.

Wat hier in deze kas gebeurt, zal me altijd een raadsel blijven – hoe leer je nu iets ingewikkelds als dingen laten groeien? Maar als eenvoud een geur had, dan zou het deze zijn: van lathyrus, groene vlieg, aarde en de zomer. Het ruikt er naar mijn jeugd. Hier praatte ik altijd met mijn vader. Dan kwam ik hier op zwoele zomeravonden binnen, als mam uitgeteld voor de tv hing. Ik zat dan op de werkbank – net als nu – en bleef tot het donker werd. Soms, als pap zo’n zwijgzame bui had of als hij doodmoe was van zijn werk, dan zetten we de radio aan en bladerde ik wat in een tijdschrift. Maar vaak hadden we echte gesprekken: over mijn oom Cliff, de grote broer van pap, die in 1996 aan kanker is overleden, over hoe hij en mijn vader Scafell Pike hadden bedwongen toen ze, zeg, zes jaar waren (ze worden elk jaar jonger, echt). Over mijn moeder en hoe hyper ze is. ‘Als deze kas oren had, waren we er geweest,’ grapte pap altijd. En soms het echte werk. Zoals nu, zoals dit.

Pap pakt een oude, gebarsten gieter – minstens zo oud als ik – en begiet de tomatenplanten, alsof hij in een andere wereld is. Mam kan weleens erg dramatisch doen, maar ze heeft gelijk. Pa is inderdaad niet zichzelf. Om te beginnen is het niets voor hem om niet te willen praten over de ingrijpende verandering in mijn leven waar ik net aan tafel over heb verteld. Maar oké, juni is de maand waarin oom Cliff is gestorven, misschien is dat het wel. Maar dan vraag ik me af of het door mij komt.

‘Pap?’

‘Hmm.’

Hij kijkt niet op.

‘Gaat het goed met je?’

‘Met mij?’ Hij kijkt nog steeds niet op. ‘Ja, best hoor, maak je over mij geen zorgen.’

‘Gaat het goed met mam en jou?’

‘Tuurlijk,’ zegt hij. ‘Alles gaat altijd goed met mam en mij.’

‘Mooi.’ Ik kijk hem aan, maar hij is nog steeds afwezig. ‘Eh, pap?’

‘Ja, lieverd.’

‘Ben je boos op me?’

‘Boos op jou?’ Hij kijkt me aan, nu echt, van onder zijn grijze, warrige wenkbrauwen. ‘Waarom zou ik in vredesnaam boos op je zijn?’

‘Omdat ik zwanger ben geraakt, bedoel ik, dat is niet echt ideaal, toch? Het is niet hoe Ed het gedaan heeft, precies zoals het hoort en volwassen. Eigenlijk heb ik er een puinhoop van gemaakt.’

Pap doet zijn tuinhandschoenen uit en leunt tegen de oude spoorbiels tegenover de werkbank. Hij ziet er ouder uit, op een of andere manier minder sterk. Minder stevig.

‘O, Tess,’ zegt hij glimlachend. Hij is er nu helemaal bij. ‘Je hebt er geen puinhoop van gemaakt. Besluiten een kind te laten komen is geen puinhoop.’

‘Mam vindt dat kennelijk wel.’

‘Welnee, wacht maar af. Ze maakt zich alleen zorgen, meer niet. Geeft haar even de tijd.’

‘Maar moeilijk wordt het wel, hè? Zeg het maar eerlijk. Ik bedoel, ik weet dat jij en ik altijd alles van de zonnige zijde proberen te zien, maar ja, ik denk dat ik er zo aan was gewend dat mij niets overkwam...’

‘Dat je even niet oplette?’

‘Daar komt het wel op neer.’

‘En ik denk dat het nu best eng voor je is.’

‘Yep.’ Ik slik mijn tranen weg.

‘En is er echt geen hoop dat het iets wordt tussen jou en...’

‘Nee, pap.’ Ik kap hem af.

‘Want de liefde kent veel verschijningsvormen, hoor. Als het niet meteen Cathy en Heathcliff is, wil dat niet zeggen dat het nooit iets wordt. Liefde is net zo individueel als een vingerafdruk, net zo persoonlijk als je iris. Ik bedoel, de liefde tussen mama en mij is ook gegroeid, en dat doet ie nog steeds...’

‘Pap.’

‘Ja, oké. Sorry.’ Hij kijkt omlaag.

‘Het is alleen dat... Ik voelde me er heel zeker over toen ik thuiskwam, en nu...’ Ik vind het vreselijk te huilen waar mijn vader bij is, maar ik kan het niet tegenhouden.

‘O, kom eens hier, gekke meid van me.’ Hij komt naar voren en slaat zijn armen om me heen. ‘Nu voel je het nog niet zo, maar dit wordt je grootste promotie. Wil je weten waarom?’

‘Nou? Vertel maar waarom.’

‘Omdat je nooit spijt krijgt van een kind. Hoeveel grijze haren het je ook bezorgt – en echt, daar heb ik er heel wat van gekregen door jullie – je hebt er nooit spijt van, want uiteindelijk draait daar alles om. Om je familie, je kinderen. Het is het doel van alles, daarom blijven we overeind.’

 

Hallo en welkom bij Vodafone. Mag ik uw klantnummer, alstublieft? En om de identificatie volledig te kunnen uitvoeren, mevrouw Jarvis, wil ik ook graag uw viercijferige pincode hebben .’

 

Ik weet zeker dat dit hetzelfde meisje is dat ik tien minuten geleden heb gesproken, de laatste keer dat ik heb gecontroleerd of er niets aan mijn mobieltje mankeerde. (Zoals dat hij geen sms’jes kan ontvangen. Vooral niet van mensen als Laurence Cane.) Ik gooi mijn telefoon naar het voeteneinde van mijn bed – houd op met dat geschifte stalkergedrag, engerd! – maar het ding gaat hoger dan gepland en steekt bijna Ewans oog uit op de Moulin Rouge -poster.

Natuurlijk weet ik dat Laurence belangrijkere dingen te doen heeft dan mij bellen. Jezus, waarschijnlijk zit hij het nu uit te maken met Chloe, de vriendin die hij al een paar jaar heeft, terwijl ik hier lig en ervan overtuigd ben dat er een nationale samenzwering is om ervoor te zorgen dat zijn telefoontjes mij niet kunnen bereiken. Wat heerlijk egocentrisch van me. Maar ik wilde maar dat hij belde. Nu. Dan kan ik verder, zoals dingen uitpraten met mijn moeder.

Na het gesprek met mijn ouders was ik eens te meer vastberaden ervoor te zorgen dat het iets werd met Laurence. Als het zo moeilijk wordt als mam zegt, dan heb ik alleen al een vriend nodig om me te helpen. Maar er zijn nog meer redenen. Ik kijk naar ons huis – onze twee-onder-een-kapwoning uit de jaren zeventig met zijn achterhaalde mahoniehouten meubelen en voel hoe sterk het hart ervan is. Ik heb als kind geboft dat ik dit had, maar dat hebben pap en mam me gegeven. Natuurlijk kunnen Jim en ik een soort tweemanschap in elkaar draaien, doen alsof we het happy end beleven waar iedereen altijd over zwijmelt, maar ik wil het ware gevoel. Daar schaam ik me niet voor. Ik wil de romantiek, elkaar de kleren van het lijf scheuren, het Cathy-en-Heathcliff-(sorry, pap), het Danielle-en-Jamieverhaal. De Ware.

Ik wil ook foto’s van onze paarlemoeren bruiloft op ons dressoir, onze kinderen te eten krijgen als ze zelf al getrouwd zijn. Ik wil die blik in mijn ogen hebben die mijn moeder heeft, zelfs als ze boos is op mijn vader, dat gevoel waardoor je ruim dertig jaar bij dezelfde vent blijft.

Zelfs nu zijn er overal nog sporen van Laurence te zien van onze twee jaar durende relatie: het gaatje in mijn perzikkleurige gordijnen toen we hadden geprobeerd onze postcoïtale sigaret uit het raam te roken en bijna het huis in brand hadden gestoken; een oude pas voor het Creamfields-festival die aan de knop van mijn klerenkast hangt (zondags diner bij mijn ouders terwijl ik kaakkramp krijg en mijn vriend alleen nog maar extatisch kan grijnzen, is iets wat ik niet graag wil herhalen); het kleine stukje zilverkleurige Morecambe Bay, dat ik net door mijn raam kan zien, waar we op oudejaarsavond naakt gezwommen hebben...

En mijn rugzak. Mijn smerige groen en rode rugzak die naar Afrika is geweest, emotioneel naar de hel en terug en die meer weet over mij en hoe kapot ik was van Laurence dan wie ook ter wereld. Ik bekijk hem vluchtig en rits het voorvakje open. Er zit een papieren zakje in en daarin zit een ansichtkaart. Hij is uit Victoria Falls en tot mijn verbazing is hij niet aan Laurence gericht maar aan Jim. Ik ga op mijn doorgezakte eenpersoonsbed zitten om hem te lezen.

 

Lieve Jim,

Lig nu in een hangmat (zie je het voor je?) naar een vurige vlammenzee te kijken die ondergaat in de Zambezi.

 

Heel poëtisch. Ik zal wel een sentimentele bui hebben gehad en zin om te schrijven.

 

Het is hier ongelooflijk. De watervallen zelf zijn indrukwekkend (hoe kan het ook anders; het is een van de wereldwonderen). Ik heb het bungeejumpen overgeslagen – je kent me toch, die levensgevaarlijke ondernemingen zijn niets voor mij – maar ik heb vandaag wel wildwatergeraft en ik moest de hele tijd aan je denken.

 

Ooo, een beetje intiem.

 

Vooral in de stroomversnelling die ‘duivelstoilet’ heet. Als je daarin vast komt te zitten, ben je er geweest, dat staat vast. Je zou het hier geweldig vinden, Jim, de mensen, de maffe busreizen (jij bent de enige man van wie ik weet dat hij het echt leuk zou vinden om met een geit en vijf kippen op de bank twaalf uur lang over een weg vol kuilen te rijden). Hoe gaat het met Gina en Vick? En mijn slaapkamer? Heb je het bed al gedoopt? Ik weet zeker dat de lieve meisjes voor je in de rij staan. Maar goed, ik wilde alleen maar hallo zeggen. En dat ik je mis. Laat eens wat van je horen. Liefs, Tess X

 

Ik houd de kaart in mijn hand en lees hem steeds weer. De herinneringen komen weer naar boven als atomen van een geheel. Ik had over het ‘dat ik je mis’ eeuwig nagedacht, weet ik nog. Maar uiteindelijk toch opgeschreven omdat ik besloot dat het de waarheid was. In die tijd was ik op een andere manier aan Jim gaan denken. Was wat ik voelde meer dan vriendschap? Als ik hem miste, misschien wel. En ik stuurde kaarten. Niet alleen deze, die om een of andere reden niet werd gestuurd, maar heel veel – misschien wel tien – heeft hij ze wel gekregen? En als hij ze heeft gekregen, waarom heeft hij het er dan nooit over gehad? Misschien was ik te direct. Jim en ik waren toch gewoon boezemvrienden, we hadden toen zelfs nog nooit gezoend, dus door te zeggen dat ik hem miste ging ik waarschijnlijk een beetje buiten mijn boekje.

Er wordt op mijn slaapkamerdeur geklopt. Haastig stop ik de kaart weer weg.

‘Liefje?’ Mam doet de deur op een kier. ‘Mag ik binnenkomen?’

‘Ja, hoor.’

Mam gaat in haar kamerjas op mijn bed zitten. In haar korte haar met highlights zit meer grijs dan blond. Ze ruikt naar Nivea-crème.

‘Het spijt me als ik negatief reageerde, als je door mij van streek bent geraakt,’ zegt ze, en ze strijkt een lok haar achter mijn oor. ‘Maar ik heb wel twee kinderen gekregen, weet je nog, waarschijnlijk is het voor jou moeilijk om je dat voor te stellen – dus ik weet hoe zwaar het is. Echt, dat weet ik heel goed.’

Ik kijk mam aan. In haar lichtbruine ogen zie ik een mengeling van zenuwen en liefde.

‘Maar eerlijk gezegd, mam,’ zeg ik, ‘met alle respect, je weet niet hoe het is om het echt heel zwaar te hebben, om een echte alleenstaande moeder te zijn, want je hebt papa altijd gehad.’

‘Misschien wel,’ zegt ze. ‘Maar ik begrijp het wel.’

‘Denk je?’ Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Hmm, daar ben ik niet zo zeker van. Bovendien snap ik niet waar je je zorgen over maakt. Jim is net zo betrokken als alle andere vaders en we gaan het kindje samen opvoeden. We zijn geen stel en wonen uiteindelijk ook niet samen, maar we zijn allebei zijn ouders.’

‘Dat weet ik wel,’ zegt ze. ‘En we zijn erg op Jim gesteld, ik weet zeker dat hij een fantastische vader is.’

Het is halfelf als mam eindelijk mijn kamer uit is. Niet overtuigd, dat zag ik wel. Ik kruip in bed, uitgeput van alles wat vandaag is gebeurd en een beetje gespannen omdat het allemaal zo loodzwaar is geworden. Net als ik aan het indommelen ben, gaat mijn telefoon. Ik spring letterlijk uit bed en sla de telefoon tegen de zijkant van mijn gezicht.

‘Hallo?’

‘Sorry, bel ik te laat? Ik was essays over Middlemarch aan het nakijken en ben zo ongeveer klaar om me op te knopen.’

O. Jim.

‘Echt, om je een idee te geven: er heeft er één in zijn hele essay “hij” geschreven als hij de auteur bedoelt, en een ander heeft “kammij dat schelen?” in de kantlijn geschreven. Daar heb ik mee te maken.’

Ik glimlach en laat me op mijn kussen zakken, luisterend naar Jims vertrouwde stem met zijn subtiele, noordelijke klinkers.

‘Hoe ging het bij mijn toekomstige schoonfamilie?’ vraagt hij. ‘Heeft je vader gezworen me eens een lesje te leren?’

‘Nee,’ zeg ik lachend. ‘Hij reageerde eigenlijk heel fijn. Mijn moeder kreeg bijna een toeval, maar uiteindelijk denk ik dat ze er wel aan went.’

‘Ik heb het gisteren ook tegen mijn moeder gezegd.’

‘O, ja? En hoe ging het?’

‘Geen vragen over of we nu een stel waren, ik denk dat ze daar niet eens aan denkt. Volgens mij kan dat haar niets schelen!’

‘Ik wou dat mijn moeder zo relaxt was.’

‘Ach joh, zo te horen ging het best goed, en je kunt het haar niet kwalijk nemen dat ze een beetje schrok. Zij is zelf altijd erg huisje-boompje-beestje geweest – je boft dat je normale ouders hebt! Hoe vindt ze het dat je bij me komt wonen?’

‘Daar is ze blij mee. Ze vindt dat ik in het gewone leven al professionele hulp nodig heb, en zeker nu ik zwanger ben, dus ze is blij dat ik jou heb, in welke hoedanigheid dan ook.’

‘Mooi, want ik dacht dat we het net zo goed zaterdag konden doen.’

‘Wat, aanstaande zaterdag?’

‘Ja,’ zegt hij. ‘Hoezo, heb je je bedacht?’

‘Nee. Alleen... Ach, het maakt niet uit.’ Ik hoor beneden de tv schetteren – het geruststellende geluid van de ingeblikte lach – het geluid van thuis, en ik bedenk hoe graag ik wil dat alles normaal is.

‘Wat?’

‘Nou, ik had het niet verwacht, meer niet. Ik bedoel, natúúrlijk ben ik je dankbaar, Jim. Maar het loopt allemaal niet zoals ik dacht dat mijn leven zou lopen. Ik zal eraan moeten wennen.’

‘Ja, ik weet het,’ zegt hij met een zucht. ‘Ik weet dat je het er moeilijk mee hebt.’

Ik ga op mijn knieën op de vensterbank zitten en we praten uren door. Ik kijk naar de inktzwarte sterrenhemel boven de zee en vraag me af hoe mijn leven zo serieus heeft kunnen worden. Ik vertel Jim over mijn vader, dat ik een beetje bezorgd ben dat hij niet zichzelf is. Hij vertelt over zijn leerlingen, dat hij zich zorgen maakt dat ze allemaal dom zijn. Hij lacht om mijn imitatie van Joyless en om de zorgen van mijn moeder over dat de samenleving ons buiten zal sluiten. Dan hang ik op. Ik trek mijn gestippelde dekbed over mijn oren en doe mijn ogen dicht, eigenlijk veel opgewekter nu ik Jim heb gesproken. Twintig minuten later schrik ik wakker. Laurence heeft nog steeds niet gebeld.

 

Als ik auto had kunnen rijden was ik nu niet zwanger
titlepage.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_0.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_1.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_2.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_3.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_4.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_5.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_6.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_7.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_8.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_9.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_10.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_11.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_12.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_13.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_14.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_15.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_16.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_17.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_18.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_19.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_20.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_21.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_22.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_23.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_24.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_25.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_26.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_27.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_28.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_29.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_30.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_31.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_32.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_33.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_34.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_35.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_36.xhtml
Als_ik_auto_had_kunnen_rijden_split_37.xhtml