Op de beurs
Het was al laat in de middag, maar de zon brandde nog steeds op de al goed opgewarmde Oslo-vallei. Gunnarstranda stond bij het raam te mijmeren over een koud biertje toen de journalist van Nettavisen , Skulberg, belde en de groeten overbracht van Kippenkop Sørli.
Gunnarstranda stelde voor dat ze elkaar zouden ontmoeten in Kafé Justisen. Omdat het al bijna zes uur was, liet hij de auto in de garage staan en kuierde hij te voet over Grønlandsleiret, over Youngstorget en de hoek om bij Venstres Hus.
De oude deur rammelde toen hij hem achter zich sloot. Er zaten maar weinig mensen binnen – en dat nog wel op een middag die bij uitstek geschikt was om een pilsje te gaan drinken – slechts één enkele gast. De journalist stak een hand op en zwaaide vanaf de hoektafel, onder het portret van de oude Hermansen.
Skulberg liep waarschijnlijk tegen de dertig, had een lange neus, kortgeknipt vuurrood haar en in zijn linkeroor bungelde een klein ringetje. Hij droeg een pak met een dun streepje, maar in plaats van een overhemd en een stropdas had hij een T-shirt met het portret van Pamela Anderson onder zijn jasje.
Gunnarstranda ging recht op zijn doel af: ‘Kippenkop Sørli zegt dat jij op de hoogte bent van Freddy Pedersen en zijn betrekkingen in Afrika.’
‘Betrekkingen is misschien niet het juiste woord. Pedersens verhouding met Afrika is tweeledig. Eerst komt het geld en daarna komt nog meer geld.’
Gunnarstranda gaf een seintje aan de nieuwe serveerster – het brutale trekje op haar gezicht stond haar goed. ‘Pils’, mimede hij.
Ze knikte en draaide zich om om een halve liter te halen terwijl Skulberg verderging: ‘Maar de droom over geld wordt gedragen door zoiets banaals als medicijnen. Origineel, niet waar? Afrika: geld eruit, medicijnen erin. Al eerder gehoord?’
Gunnarstranda rolde een shagje.
‘Eerst de cijfers: in de hele wereld sterven elke dag ongeveer 7.000 mensen aan aids. Er zijn ongeveer veertig miljoen hiv-positieve mensen op de wereld. Stel je voor dat er een vaccin komt’, zei Skulberg met gedempte stem. ‘Nee’, verbeterde hij zichzelf, ‘stel je voor dat jij het aanbod krijgt om te investeren in een zakelijk project dat pretendeert de wereld van die pest te kunnen redden.’
Sindre Skulberg zweeg toen de serveerster met het bier kwam.
Gunnarstranda stak zijn sigaret aan en inhaleerde. Skulbergs gepraat over hiv deed hem onwillekeurig denken aan zijn eigen longziekte. De laatste jaren was hij nooit zó duidelijk herinnerd aan het feit dat het leven eindig was. Wat echter niet betekende dat de dood een nieuw soort inzicht was, waar hij tot nu toe geen rekening mee had gehouden. In zijn werk werd hij vaak geconfronteerd met de dood. Toen Edel stierf, was hij in een diepe depressie geraakt, maar die was in de eerste plaats een reactie geweest op de eenzaamheid die het leven zonder haar met zich meebracht. Nee, de wetenschap dat hij een ziekte had die bezig was zijn eigen longweefsel op te eten, was voor hem te vergelijken met een hoek die hij was omgeslagen waarna hij een waarschuwingsbord op de weg had ontdekt: pas op! het eind is nabij .
Hij leunde met zijn rug tegen de wand, liet zijn blik door het oude café gaan en dacht dat de slaperige taveerne – waar de door de ramen naar binnen vallende zonnestralen lichte driehoeken op de tafels vormden en daardoor een sfeer schiepen van gezelligheid en voorbije tijden – een plaats was waar hij het in de regel erg naar zijn zin had. Juist hier probeerde hij een fractie van een seconde te voelen wat een vaccin tegen zijn eigen ziekte voor hem zou kunnen betekenen; op deze plaats en op dit moment, in deze situatie van alledaagse gezelligheid – die niet meer dan een dagelijkse variant was van een eindeloze rij vergelijkbare situaties, terwijl hij besefte dat zoiets op zichzelf een getuigschrift was dat zijn leven als waardevol kon worden gezien – als je tenminste uitging van de banale, maar toch betrouwbare kosten- en batenanalyse waarop de meeste mensen tegenwoordig de keuzes die ze in hun leven maken baseren, omdat ze niet meer politiek of onbaatzuchtig vooruitdenken – het is niet alleen opportuun, maar zelfs bijna een eis van deze tijd om in elk opzicht het eigenbelang voorop te stellen. Hij dacht er nu aan omdat hij tot de conclusie kwam dat als hij zichzelf ooit zou moeten omschrijven als een gelukkig mens, dat dat op een moment als dit zou zijn. Maar de inspanning was tevergeefs, de gedachte was vreemd, ongewoon, behoorde tot een manier van denken waar de hersenen en het ruggenmerg zich niet toe konden zetten, werd gereduceerd tot een toevallige gedachte die langs een zelfbeeld sloop dat er niets van wilde weten, en stortte daarom ter aarde.
Gunnarstranda boog zijn hoofd – hij zag de gedachte gewoon vluchten over de planken vloer en in het niets verdwijnen – terwijl hij vanuit zijn ooghoek de serveerster zag weglopen. Skulberg ging verder met zijn college over vaccins en aids:
‘Ik heb het nu over hiv als handelswaar’, zei Skulberg gedreven. ‘We gaan dus niet uit van ridderlijke naastenliefde en de wens om onze medemens te helpen, we hebben het over business, en dus over enorme winsten.’
Skulberg nam een slok van zijn bier en veegde met de rug van zijn hand het schuim van zijn bovenlip. ‘Stel je een bescheiden schatting voor: bijvoorbeeld de verkoop van honderdduizend vaccins per dag. Stel dat er een bedrijf bestaat dat het alleenrecht heeft op een dergelijk vaccin, en stel dat het bedrijf een winst zou berekenen van, laten we zeggen, één enkele kroon per vaccin, een schatting die onrealistisch laag is, dan zou het bedrijf dat dat alleenrecht heeft ongeveer honderdduizend kronen cash per dag verdienen. Netto! Laten we een beetje spelen met getallen en eerst het aantal vaccins realistischer maken: stel dat het bedrijf één miljoen vaccins per dag verkoopt, dat levert dan één miljoen kronen netto cash op, per dag, met die winst van één kroon.’ Terwijl zijn ogen een dromerige uitdrukking kregen, pakte Skulberg zijn bierglas. ‘Stel je voor dat het bedrijf zo fatsoenlijk zou zijn om het normale profijt in de farmaceutische industrie te berekenen. Dan zijn we nog steeds onrealistisch bescheiden als we er één nul bij zetten, dus tien kronen winst per vaccin. Dan praten we over één miljoen, schoon in het handje, netto, elke dag, als we uitgaan van honderdduizend vaccins. Stel je tien kronen winst voor op één miljoen vaccins, dagelijks? Stel je voor! Van de werkelijke omvang van de winst kun je je geen voorstelling maken.’
Gunnarstranda tikte de as van zijn sigaret. ‘Maar ik heb er niets over gehoord, niets over gelezen; dat moet een utopie zijn.’
Skulberg ging wat beter op zijn stoel zitten en zei: ‘Het verhaal gaat als volgt: een Noors bedrijf, dat niet op de beurs genoteerd is, noemt zich Pharmanor. Dat farmaceutische bedrijf beweert dat ze hiv-medicijnen testen in landen waar de ziekte wijdverspreid is: Thailand en een aantal Afrikaanse landen.’
‘Beweert? Zijn ze bezig met dat soort tests of niet?’
‘Joost mag het weten, maar het zou goed kunnen. Dat is eigenlijk niet waar het om gaat. Het kan best zijn dat ze met dat soort projecten bezig zijn. Maar tegelijk hebben ze ook een paar goede vrienden die in de juiste kringen verkeren. Deze lobbyisten werken op centrale posities bij de Wereld Gezondheidsorganisatie, bij het Rode Kruis en de Wereldbank. Ondertussen praat ik dus nog steeds over een volledig onbekend en klein bedrijfje, dat beweert uitzicht te hebben op de pot met goud aan het eind van de regenboog. Maar die pot bestaat alleen in sprookjes.’ Skulberg prikte met zijn lange vinger in het gezicht van Pamela Anderson. ‘En waar gaan sceptici als ikzelf naar op zoek als we geconfronteerd worden met fantasie en sprookjes? Juist, we zoeken naar de trol, naar de rotte appel in de mand. En die vinden we.’
Skulberg leunde naar achteren met een brede grijns vol van zelfverzekerdheid en arrogantie.
Gunnarstranda keek naar de energieke journalist terwijl hij bedacht in hoeverre het verkrijgen van economisch gewin uit het lijden van andere mensen iets anders zou zijn dan een ethische vraag. Eigenlijk zou ik me erover moeten opwinden, dacht hij, ik zou moreel of politiek bewogen moeten zijn als ik zulke verhalen hoor, maar ben ik dat ook? Deze informatie vraagt om een reactie, het houdt me bezig, maar is het politiek, ethisch of moreel engagement? Is het überhaupt engagement? Of kun je mijn engagement vergelijken met de ergernis die ik voel als ik met de trein moet en ontdek dat ik in de rij moet staan om een kaartje te kopen? Of als ik ontdek dat het postkantoor is opgeheven en nu naar de supermarkt moet om een pakketje te versturen – om nog maar niet te praten over het verdwijnen van een apotheek. Ben ik meer betrokken naarmate het dichter bij … Hij aarzelde terwijl hij zocht naar het juiste woord: dichter bij wat? Ja, dacht hij, dichter bij datgene wat iets betekent. Iets betekent, verwonderde hij zich. Voor wie? Voor mij, natuurlijk. De vraag die hierop volgde, liet hij liggen, zoals hij dat soort vragen zijn hele leven al had laten liggen: wat betekent iets voor mij? Hij las de vraag, maar sloot intuïtief het boek waar mogelijk het antwoord in zou kunnen staan. En terwijl hij dat deed, begreep hij dat hij een van de vele nederlagen voor de ziel onder ogen zag. Maar het inzicht ging niet vergezeld van emoties – het werd gearchiveerd als een van de vele afgestompte beelden, alsof hij een veldheer was die in het vuur van de strijd vanuit zijn ooghoek ziet dat alweer een willekeurige soldaat omvalt en sterft. Zonder nog te denken aan engagement en idealen, hief hij het hoofd op en concentreerde zich op Skulbergs mond en de woorden die daaruit naar buiten vloeiden:
‘Het probleem met Pharmanors hiv-avontuur is dat ze niet grondig genoeg zijn geweest met het voorwerk’, zei Skulberg. ‘Ze dachten dat ze een geniaal plan hadden, maar ze vroegen zichzelf niet af waarom nog niemand anders op het idee gekomen was.’
Gunnarstranda trok aan zijn sigaret. Hij was uit. Hij constateerde met tegenzin dat de smaak van een koude sigaret hem niet beviel en dat weerhield hem ook de sigaret weer aan te steken. Hij drukte de peuk in de asbak. Omdat hij begreep dat Skulberg nu ter zake zou komen, nam hij de moeite de voor de hand liggende vraag te stellen waarop de man zat te wachten: ‘Waarom was nog niemand op het idee gekomen?’
‘Het wondermedicijn, dat geneesmiddel dat ze zouden gebruiken om de wereld te redden …’
‘Wacht even’, onderbrak Gunnarstranda hem. ‘Welk medicijn?’
‘Dat is de hele clou’, grijnsde Skulberg. ‘Het zakelijke plan van Pharmanor is gebaseerd op een medicijn dat helemaal niet nieuw is. Een klein rotbedrijfje in Noorwegen heeft geen middelen om een nieuw en geniaal vaccin tegen hiv te ontwikkelen. Ze hebben een medicijn uitgekozen dat vroeger is gebruikt tegen een heel andere ziekte, maar een van de bijwerkingen van dat medicijn is dat het hiv voorkomt.’
Skulberg zweeg en keek diep teleurgesteld in zijn lege bierglas.
Gunnarstranda kreeg oogcontact met de serveerster en stak twee vingers op.
‘Om het kort samen te vatten’, zei Skulberg, ‘toen ik probeerde uit te vinden wie er achter dat bedrijf, Pharmanor, zat, ontdekte ik dat de grootste aandeelhouder van het bedrijf een firma is die zich Nor-Comp noemt. Die firma staat geregistreerd op Aruba, dat schrijf je als een eiland in het Caribisch gebied, maar dat lees je als een belastingparadijs met postbusadressen. Niemand weet wie de eigenaar is of wie er achter Nor-Comp staat. Het enige wat ik gevonden heb, is dat een zekere Britt Lise Staw voorzitter van bestuur van Nor-Comp is, en dat zou jou moeten interesseren.’
‘Britt Lise Staw? Is dat niet de schoonmoeder van Freddy Pedersen?’
‘Juist. Britt Lise Staw woont in een oud boerderijtje in Stokke, zonder waterleiding. Ze krijgt drie dagen in de week thuis verpleeghulp, omdat ze iets gemeenschappelijks heeft met ex-president Ronald Reagan: een ziekte genaamd Alzheimer. Met andere woorden: de vrouw heeft totaal geen weet van aandelen en eigenaarstructuren in het zakenleven. Ergo is de firma Nor-Comp synoniem aan de persoon Freddy Pedersen. En dan gaat het balletje rollen. Nor-Comp en diverse andere investeerders beleggen geld in Pharmanor, een bedrijf dat de wereld zal redden. Totdat er een gerucht opduikt dat Pharmanor geen patent heeft aangevraagd voor het product, omdat anderen de rechten op dat medicijn al hebben.’ Skulberg nam zijn halveliter aan en dronk.
‘Wat nog meer?’ vroeg Gunnarstranda ongeduldig.
‘Ik zeg het als je me discretie kunt beloven tot ik mijn artikel heb gepubliceerd.’
‘Dat kan ik niet doen als het om een criminele handeling gaat.’
‘De politie is een uitzondering. Ik vraag als wederdienst dat je geen andere journalisten tipt.’
‘Akkoord.’
Skulberg veegde met de rug van zijn hand het schuim van zijn lippen: ‘Het medicijn, dat dus in eerste instantie een medicijn was tegen een of andere chronische ziekte, werd al in 1984 uit de handel genomen, dus bijna twintig jaar geleden, jarenlang voordat Pharmanor begon de rechten te verwerven. Met andere woorden: het medicijn is gewoon verboden en uitgerangeerd. Pharmanors supervaccin is een schoolvoorbeeld van de beroemde kat in de zak! De nieuwe kleren van de keizer. Het bedrijf heeft geen rechten op het medicijn en het medicijn kan niet worden toegepast.’
‘Waarom werd het medicijn uit de handel genomen?’
‘Het bleek dat het medicijn meer dan één bijwerking had. De positieve bijwerking is dat het behoedt tegen hiv-besmetting. Een andere bijwerking zorgt ervoor dat patiënten in een diepe, ongeneesbare psychose raken, vergelijkbaar met schizofrenie. Het medicijn beperkt besmetting met hiv, maar levert wagonladingen idioten.’
‘Je zegt dus dat ze een product hebben gelanceerd dat niet meer dan een lege dop is, alleen maar fake. Maar wat dan nog?’
‘Er is meer.’ Skulberg grijnsde duivels.
‘Laat maar horen.’
‘Oké.’ Skulberg zette beide ellebogen op tafel en leunde naar voren met een gezichtsuitdrukking van iemand die zojuist de lotto heeft gewonnen: ‘Als we objectief neutraal zijn, stinkt het niet eens zo erg. De vraag wie de rechten heeft, moet maar in de rechtszaal worden uitgevochten. Rechten kun je kopen en verkopen. Bijwerkingen van medicijnen en beheersmaatregelen zijn ook minder belangrijk, zeker voor bureaucraten die uiteindelijk een stempel op de papieren zetten en toestemming geven zodat je goede resultaten op kunt hoesten en goodwill kunt kweken bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. De vraag over rechten en het besluit om medicijnen terug te trekken zijn voorbeelden van wat ik wil noemen concrete structurele moeilijkheden die elk bedrijf in meer of mindere mate moet overwinnen als het een markt wil veroveren. Maar wat juridisch gezien meer mogelijkheden biedt en bovendien bijzonder ernstig is …’ Skulberg grijnsde nog eens. ‘… gezien door de ogen van de Noorse wetgever’, voegde hij eraan toe.
‘Ja?’
‘Nor-Comp, een bedrijf waarvan jij en ik net geconcludeerd hebben dat het synoniem is aan Freddy “Feppen” Pedersen, dat bedrijf is geen eigenaar meer van Pharmanor.’
Gunnarstranda begreep ineens waarom Sørli van de fiscale recherche geïnteresseerd was in deze zaak.
Skulberg rechtte zijn rug. ‘Afgezien van de verkopers in Nor-Comp weten alleen jij en ik en Kippenkop Sørli dat het medicijn fake is. Nor-Comp wist het en stond aan de rand van de afgrond: de kans dat Pharmanor failliet zou gaan en daarmee de eigenaren een gigantisch verlies zou opleveren, was enorm. Maar in plaats van in de afgrond te vallen, verkocht Nor-Comp de aandelen, vóórdat anderen te weten kwamen dat het medicijnavontuur van Pharmanor fake was! En op het moment dat Nor-Comp eruit stapt, is er dus een groep nieuwe investeerders die achterblijft, die zijn erin geluisd. Als bekend wordt dat Pharmanor een medicijn op de markt zal brengen waar ze in de eerste plaats geen patent op hebben en dat ze in de tweede plaats niet op de markt mógen brengen, is de aandelenkoers gelijk aan nul.’
‘En dat noem je structurele moeilijkheden?’
‘Ja, maar nu praten we over iets heel anders, we praten over handel met voorkennis. Sommige aandeelhouders wisten dat de aandelen Pharmanor waardeloos zouden zijn als de blunder openbaar zou worden. Als echte ratten hebben ze ervoor gekozen het schip te verlaten: ze hebben hun aandelen verkocht voor een crimineel hoge koers zonder dat de kopers werd verteld dat het medicijn onbruikbaar was. Een dag later waren de aandelen niets meer waard. Op de Politiehogeschool en bij het Departement van Justitie noemen ze zoiets zwendel.’
Gunnarstranda had ineens het gevoel dat hij met zijn neus midden in de boter was gevallen. Als er überhaupt een connectie bestond tussen Stuart Takeyo’s verdwijning, Freddy Pedersen en de moord op Kristine Ramm, was de kans groot dat de oplossing te vinden was in de boterpot die Skulberg hem zojuist had aangegeven.
Skulberg haalde zijn schouders op. ‘De mensen die in deze zaak geld hebben verdiend, zijn het misschien niet eens met mijn definitie van zwendel. Misschien is ook de Kippenkop het er niet mee eens. Als hij meent dat de verkopers iets crimineels hebben gedaan, moet hij eerst een of andere vorm van opzet of onachtzaamheid bij de verkopers bewijzen. Jij en ik kunnen beweren dat de verkopers op de hoogte waren, maar dat is iets heel anders dan het bewijzen in een rechtszaak. Omdat de informatie over de bijwerkingen van de medicijnen niet openbaar is, kunnen de verkopers een hulpeloos gebaar maken en de vermoorde onschuld spelen als het bekend wordt. Dat is het geniale met dit verhaal: het overduidelijke boerenbedrog. De mensen die de kat in de zak kochten, hebben dezelfde blunder begaan als de eigenaren van Nor-Comp eerst hebben gedaan. Ze hebben de boel van tevoren niet goed gecheckt. Ik denk dat de kopers hun mond zullen houden over de blunder. Ik heb er niets over in de krant gelezen. Ik werk al maanden aan de zaak en heb bronnen aangeboord die voor niemand gemakkelijk toegankelijk zijn. Bovendien, en dat is misschien het belangrijkste, als de investeerders de verkopers zouden aanklagen en op een reactie van de fiscale recherche hopen, dan moet Kippenkop Sørli het antwoord geven op de hamvraag: wie heeft er de wet overtreden? Wie was de eigenaar van de aandelen die deze stakkers hebben gekocht? Het enige officiële aan Nor-Comp is Britt Lise Staw, een oude vrouw met Alzheimer in Stokke, die per definitie niet strafrechtelijk vervolgd kan worden en daarom nooit voor wat dan ook zal worden aangeklaagd!’
‘De aandelenverkoop moet ergens geregistreerd zijn’, zei Gunnarstranda. Hij had het gevoel dat hij wel eens een enorme vis aan de haak kon slaan.
‘Natuurlijk, maar het enige wat jij of de Kippenkop zullen vinden als jullie gaan zoeken, zowel aan de kant van de kopers als aan de kant van de verkopers, is een aantal geregistreerde bedrijven die weer in het bezit zijn van andere bedrijven. Denk maar eens hoe “gemakkelijk” het was om de waarheid achter het Jahre-vermogen boven tafel te krijgen. Daar zijn ze nu al twintig jaar mee bezig. En nog steeds weet niemand het naadje van de kous. Om heel eerlijk te zijn, Gunnarstranda: ik geloof dat dit een verloren zaak is voor de Noorse justitie.’
‘Wanneer verkocht Nor-Comp de aandelen van Pharmanor?’ vroeg Gunnarstranda bedachtzaam.
‘Nog niet zo lang geleden.’
‘Ze moeten ontzettend goede verkoopargumenten hebben gehad.’
‘Waarschijnlijk.’
‘Ik wil weten wanneer de verkoop is geweest: datum, tijdstip, alles wat je kunt vinden.’
‘En wat staat daar voor mij tegenover?’ vroeg Skulberg enthousiast.
‘Jij mag de eerste vijf vragen op de persconferentie stellen.’
‘Welke?’
‘Die we houden als we de moord op Kristine Ramm hebben opgelost.’