Tariq glimlachte bij al dat goedgeluimde wegjagen door de vrouwen. Hij leek er plezier in te hebben niet welkom te zijn, vond het leuk om de vrouwelijke atmosfeer te verzieken met zijn halfgrijnzende, mannelijke gebrek aan eerbied.

Laila deed haar best hem niet aan te kijken en de vrouwen niet nog meer voedsel tot roddel te geven dan ze toch al hadden. Ze hield haar ogen dus neergeslagen en zei niets tegen hem, maar ze herinnerde zich een droom van een paar nachten eerder van zijn en haar gezicht, samen in een spiegel, onder een lichte, groene sluier. En rijstkorrels die uit zijn haar vielen en tinkelend van het spiegelglas stuiterden.

Tariq stond op het punt een hapje van het kalfsvlees met aardappelen te nemen.

'Ho bacha ! Wajma sloeg hem op de rug van zijn hand. Tariq kreeg het toch te pakken en lachte.

Hij was nu zo'n dertig centimeter groter dan Laila. Hij schoor zich. Zijn gezicht was magerder en hoekiger geworden. Zijn schouders waren stevig. Tariq droeg nu graag broeken met een vouw erin, glanzend zwarte instappers, en overhemden met korte mouwen waarin zijn gespierde armen goed uitkwamen - met dank aan een oud roestig stel halters, waarmee hij dagelijks op het erf in de weer was. Zijn gezicht had de laatste tijd een uitdrukking gekregen van speelse tegendraadsheid. Als hij sprak richtte hij zijn hoofd zelfbewust op, een beetje zijwaarts, en zijn wenkbrauw welfde als hij lachte. Hij liet zijn haar groeien en had de gewoonte aangenomen zijn neerhangende lokken vaak en onnodig dooreen te schudden. Zijn onbetrouwbare halve grijns was ook iets nieuws.

De laatste keer dat Tariq de keuken uit werd gejaagd, zag zijn moeder hoe Laila een steelse blik op hem wierp. Laila's hart sloeg over en haar ogen trilden schuldig. Ze ging snel aan de slag met de kleingesneden komkommer, die ze in de kan met gezouten en met water aangelengde yoghurt gooide. Maar ze kon voelen hoe Tariqs moeder keek, met haar wetende, goedkeurende glimlachje.

De mannen vulden hun borden en glazen en namen hun maaltijd mee naar het erf. De vrouwen en kinderen gingen met hun portie eten op de grond rond de sofrah zitten.

Toen de sofrah was opgeruimd en de borden in de keuken opgestapeld stonden, toen de drukte was begonnen van het theezetten en het zich herinneren wie groene en wie zwarte thee wilde, maakte Tariq een beweging met zijn hoofd en glipte de deur uit.

Laila wachtte vijf minuten en volgde toen.

Ze vond hem drie huizen verderop, hij leunde tegen de muur aan het begin van een nauw steegje tussen twee vlak bij elkaar gelegen huizen in. Hij neuriede een oud Pashtu liedje van Ustad Awal Mir:

Da ze ma ziba watan Da ze ma dada watan

Dit is ons prachtige land Dit is ons geliefde land

En hij rookte, nog zo'n nieuwe gewoonte van hem, overgenomen van de jongens met wie Laila hem in die dagen zag rondhangen. Laila kon ze niet uitstaan, die nieuwe vrienden van Tariq. Ze waren allemaal hetzelfde gekleed, broek in de vouw en een strakke blouse die hun armen en borst goed deed uitkomen. Ze hadden stuk voor stuk een te sterk geurde op en rookten. Ze zwierven in groepjes door de buurt, grappen makend, luid lachend, soms zelfs de meisjes naroepend met allemaal dezelfde stompzinnige, zelfgenoegzame grijns op hun gezicht. Een van Tariqs vrienden wilde per se Rambo genoemd worden, omdat hij het meest op Sylvester Stallone leek.

'Je moeder zou je vermoorden als ze wist datje rookte,' zei Laila, terwijl ze eerst de ene en daarna de andere kant op keek voordat ze het steegje binnenglipte.

'Maar ze weet het niet,' zei hij. Hij ging opzij om ruimte te maken.

'Dat kan veranderen.'

'Wie gaat het haar vertellen dan? Jij?'

Laila tikte met haar voet op de grond. 'Vertel je geheim 

aan de wind, maar verwijt hem dan niet dat hij het aan de bomen doorvertelt.'

Tariq glimlachte en trok een wenkbrauw op. 'Van wie is dat?'

'Khalil Gibran.'

'Uitslover.'

'Geef mij een sigaret.'

Hij schudde zijn hoofd en legde zijn armen over elkaar. Dit was een nieuwe houding in zijn repertoire: achterovergeleund tegen de muur, armen over elkaar, sigaretje in de mondhoek, gezonde been licht gebogen.

'Waarom niet?'

'Slecht voor je.'

'Niet voor jou dan?'

'Ik doe het voor de meisjes.'

'Welke meisjes?'

Hij glimlachte zelfgenoegzaam. 'Ze vinden het sexy.'

'Ik niet.'

'Nee?'

'Echt niet.'

'Niet sexy?'

'Je ziet eruit als een khila, een halvegare.'

'Niet leuk om te horen,' zei hij.

'Welke meisjes trouwens?'

'Je bent jaloers.'

'Ik ben lichtelijk nieuwsgierig.'

'Je kunt het niet alle twee tegelijk zijn.' Hij nam nog een trekje en kneep een oog dicht tegen de rook. 'Ik wil wedden dat ze over ons praten.'

In Laila's hoofd galmde mammies stem. 'Als een spreeuw in je handen. Laatje greep verslappen en hij vliegt meteen weg.' Het schuldgevoel zette zijn tanden in haar. Laila schudde haar moeders stem van zich af. In plaats daarvan genoot ze ervan dat Tariq had gesproken over 'ons'. Wat klonk dat opwindend en samenzweerderig uit zijn mond. En wat geruststellend het hem te horen zeggen als iets terloops en natuurlijks. 'Ons.' Het bevestigde hun band, het gaf er een vastere vorm aan.

'En wat zeggen ze dan?'

'Dat we roeien op de Rivier van de Zonde,' zei hij, 'terwijl we een plakje Goddeloze Cake nemen.'

'We rijden in de Riksja van de Verdorvenheid?' vulde Lai- la aan.

'We maken Heiligschennende Qurma.'

Ze moesten beiden lachen. Toen merkte Tariq op dat haar haren lang werden. 'Leuk,' zei hij.

Laila hoopte dat ze niet bloosde. 'Je bent van onderwerp veranderd.'

'Waar hadden we het dan over?'

'Die leeghoofdige meiden die denken datje sexy bent.'

'Je weet toch...'

'Wat weet ik?'

'Dat ik alleen oog voor jou heb?'

Laila raakte inwendig in vervoering. Ze probeerde zijn gezicht te lezen, maar zag een blik waar ze geen wijs uit werd: de vrolijke, verdwaasde, verongelijkte grijns en de benauwde, half wanhopige blik in zijn ogen. Een pientere blik, berekenend, precies tussen spot en oprechtheid in.

Tariq trapte zijn sigaret uit met de hak van zijn gezonde voet. 'Wat vind jij dan van dit alles?'

'Het feestje?'

'Wie is hier nu de halvegare? Ik bedoelde de Mujahedin, Laila. Dat ze naar Kabul komen.' 'O.'

Ze begon hem iets te vertellen dat Babi had gezegd, over de problematische verhouding tussen wapens en ego, toen ze plotseling commotie hoorde, afkomstig uit haar huis. Luide stemmen. Geschreeuw.

Laila rende meteen weg. Tariq hobbelde achter haar aan.

Er was strijdgewoel op het erf. Twee ruziënde mannen die over de grond tolden waren er het middelpunt van, een mes tussen hen in. Laila herkende een van hen als de man die eerder aan tafel over politiek had zitten discussiëren. De andere was de man die bij de kebabspiezen had staan waaieren. Diverse mannen probeerden hen uit elkaar te halen. Babi was er niet bij. Hij stond tegen de muur op veilige afstand van het gevecht, samen met Tariqs vader die schreeuwde.

Van de opgewonden stemmen om haar heen ving Laila flarden op waarvan ze iets samenhangends kon maken: de vent van de politieke discussie, een Pashtun, had Ahmad Shah Masud een verrader genoemd omdat hij in de jaren tachtig een 'deal' had gesloten met de Sovjets. De kebab- man, een Tajik, had zich beledigd gevoeld en geëist dat die woorden zouden worden teruggenomen. De Pashtun had geweigerd. De Tajik had gezegd dat als Masud er niet was geweest de zus van de ander het nog steeds 'deed' met sovjetsoldaten. Ze waren slaags geraakt. Een van hen had toen met een mes gezwaaid; er bestond onenigheid over de vraag wie dat was geweest.

Ontsteld zag Laila hoe Tariq zich in de strijd wierp. Ze zag ook dat sommige vredesstichters nu eveneens flink met de vuist uithaalden. Ze meende een tweede mes te zien.

Later die avond dacht Laila na over de vraag hoe er een eind gekomen was aan het strijdgewoel, mannen die schreeuwend en krijsend en brullend en met gebalde vuisten over elkaar heen gevallen waren, en daar middenin Tariq met een vertrokken gezicht, die zich eruit probeerde te worstelen, zijn haar totaal in de war, zijn been losgeraakt.

Het was duizelingwekkend hoe snel alles uiteenviel.

De raad van leiders werd vroegtijdig gevormd. Rabbani werd tot president gekozen. De andere partijen vonden het nepotisme. Masud deed een oproep om de rust en het geduld te bewaren.

Hekmatyar, die buitengesloten was, was razend. De Ha- zara's met hun lange geschiedenis van onderdrukking en verwaarlozing waren witheet.

Er werden beledigingen naar eikaars hoofd geslingerd. Er werd met de vinger gewezen. Bijeenkomsten werden kwaad afgezegd, er werd met deuren gesmeten. De stad hield zijn adem in. In de bergen klikten geladen magazijnen in kalasj- nikovs.

De Mujahedin, tot de tanden bewapend maar zonder vijand nu, vonden hun vijand in eigen gelederen.

In Kabul was de dag van de afrekening eindelijk aangebroken.

En toen de raketten op Kabul neerdaalden, zochten de mensen dekking. Mammie deed dat letterlijk. Ze kleedde zich weer in het zwart, ging naar haar kamer, sloot de gordijnen en trok de deken over haar hoofd. 

'Het is het gegier,' zei Laila tegen Tariq, 'dat vreselijke gegier dat ik meer haat dan wat ook.'

Tariq knikte begrijpend.

Het was niet zozeer het gegier zelf, dacht Laila later, maar de seconden tussen het begin ervan en de inslag. De korte en eindeloos lange tijd van het gevoel van uitstel. Het niet weten. Het wachten. Als een aangeklaagde die op het punt staat zijn vonnis te vernemen.

Vaak gebeurde het tijdens het eten, als zij en Babi aan tafel zaten. Als het begon, veerden hun hoofden op. Ze luisterden naar het gegier, hun vorken bleven halverwege in de lucht hangen, het voedsel stokte ongekauwd in hun mond. Laila zag de reflectie van hun halfverlichte gezichten in het pikzwarte raam, hun schaduwen onbeweeglijk op de muur. Het gegier. Dan de enorme dreun, gelukkig ergens anders, gevolgd door het afsnijden van de adem, en de wetenschap dat ze ditmaal nog waren gespaard, terwijl ergens anders, te midden van gekrijs en verstikkende rookwolken, werd gegraaid, de waanzin van het graven met blote handen, van het wegtrekken onder het puin vandaan van wat er overgebleven was van een zus, een broer, een kleinkind.

Maar de keerzijde van het feit dat ze gespaard gebleven waren was de kwellende vraag wie het dan niet was. Na elke raketexplosie rende Laila de straat op en prevelde een gebed, en ze was er altijd zeker van dat het ditmaal, ditmaal vast en zeker, Tariq was die gevonden werd, bedolven onder puin en rook.

's Nachts lag Laila in bed en keek naar de witte flitsen die in haar raam weerspiegelden. Ze luisterde naar het geratel van automatisch geweervuur en telde de raketten die fluitend overkwamen, terwijl het huis op zijn grondvesten schudde en stukken plamuur van het plafond op haar vielen. Soms, als het licht van het raketvuur 's nachts zo helder was datje er een boek bij kon lezen, wilde de slaap niet komen. En als hij toch kwam, zaten Laila's dromen vol afgerukte ledematen en vuur en het gekerm van de gewonden.

De ochtend bracht geen verlichting. De roep van de muezzin voor namaz galmde, en de Mujahedin legden hun wapens neer, richtten zich naar het westen en baden. Dan werden de kleedjes opgevouwen en de geweren geladen, en de bergen vuurden op Kabul en Kabul vuurde terug op de bergen, terwijl Laila en de rest van de stad even hulpeloos toekeken als de oude Santiago toekeek hoe de haaien happen namen uit zijn prachtige vis.

Overal waar Laila kwam, zag ze de mannen van Masud. Ze zag hen door de straten struinen en om de paar honderd meter auto's aanhouden om de bestuurders te ondervragen. Ze zaten boven op tanks te roken, gekleed in hun werkte- nue en met de alomtegenwoordige pakols op. Bij kruisingen loerden ze vanachter zandzakken naar voorbijgangers.

Niet dat Laila nu nog zoveel de straat op ging. En als ze het deed, dan altijd in gezelschap van Tariq, wie deze galante taak wel leek te kunnen bekoren.

'Ik heb een pistool gekocht,' zei hij op zekere dag. Ze zaten buiten op het lapje grond onder de perenboom op Laila's erf. Hij liet het haar zien. Hij zei dat het een half- automatisch wapen was, een Beretta. Laila zag er enkel iets zwarts en dodelijks in.

'Ik hou er niet van,' zei ze. 'Ik word bang van pistolen.'

Tariq draaide het magazijn om in zijn hand.

'In Karteh-Seh hebben ze vorige week drie lichamen gevonden,' zei hij. 'Heb je dat gehoord? Zussen. Alle drie verkracht. Hun kelen doorgesneden. Iemand had hun ringen van hun vingers gebeten. De indrukken van de tanden zaten...'

'Ik wil het niet horen.'

'Ik wilde je niet van streek maken,' zei Tariq. 'Maar ik... Ik voel me meer op mijn gemak als ik dit bij me heb.'

Hij was nu haar verbindingslijn met het leven buitenshuis. Hij hoorde mondeling allerlei nieuwtjes en vertelde ze aan haar door. Tariq was degene die haar bijvoorbeeld vertelde dat milities die in de bergen gestationeerd waren hun scherpschutterskunst verbeterden - aangegane weddenschappen over hun vermeende scherpschutterskunst - door burgers beneden neer te schieten, mannen, vrouwen, kinderen, willekeurig uitgekozen. Hij zei haar dat ze raketten afvuurden op auto's maar om een of andere reden taxi's spaarden - waardoor Laila begreep waarom hele hordes mensen hun auto's geel spoten.

Tariq legde haar uit hoe het zat met de verraderlijke en telkens veranderende grenzen binnen Kabul. Laila hoorde van hem bijvoorbeeld dat deze straat tot aan de tweede acacia aan de linkerkant het eigendom was van de ene krijgsheer; dat de volgende vier blokken tot en met de bakkerij naast de vernielde apotheek tot de sector van een andere krijgsheer behoorde; en dat als ze die straat overstak en een halve kilometer naar het westen liep, ze zich in het territorium van weer een andere krijgsheer bevond en daarom een prooi was voor sluipschutters. Zo werden mammies helden nu genoemd. Krijgsheren. Laila hoorde ze ook tofangdar genoemd worden. Schutters. Weer anderen noemden hen nog steeds Mujahedin; maar als ze het deden trokken ze een raar gezicht, een spottend en lelijk gezicht; het woord riekte naar minachting en diepe afkeer. Als een beledi-ging-

Tariq klikte het magazijn weer in zijn pistool.

'Zou je het kunnen?' vroeg Laila.

'Wat?'

'Dat ding gebruiken? Er iemand mee doden?'

Tariq stopte het wapen in de taille van zijn spijkerbroek. Toen zei hij iets wat zowel verrukkelijk als vreselijk was. 'Voor jou,' zei hij, 'ik zou voor jou iemand kunnen doden, Laila.'

Hij gleed dichter naar haar toe en hun handen streken langs elkaar, eenmaal, en opnieuw. Toen Tariqs vingers aarzelend in de hare gleden, liet Laila het toe. En toen hij plotseling opzijboog en zijn lippen op de hare drukte, liet ze hem weer begaan.

Op dat moment was al het gepraat van mammie over een goede naam en spreeuwen onbeduidend. Zelfs absurd. Te midden van al het doden en plunderen, al die narigheid, was het iets onschuldigs onder een boom te zitten en Tariq te kussen. Iets kleins. Een makkelijk te vergeven verzetje. Dus liet ze hem haar kussen, en toen hij zich terugtrok boog zij opzij en kuste hém, haar hart bonsde in haar keel, haar gezicht tintelde, en er brandde een vuur diep in haar buik.

In juni van dat jaar 1992 werd er in het westen van Kabul hevig gevochten tussen de strijdkrachten van de Pashtun onder leiding van krijgsheer Sayyaf en de Hazara's van de Wahadatpartij. De beschietingen vernielden stroomdraden en verwoestten hele blokken met winkels en huizen. Laila hoorde dat Pashtun milities Hazara huishoudens aanvielen, hun huizen binnendrongen en hele families neerknalden, regelrechte executies; en dat de Hazara's wraak namen door Pashtun burgers te ontvoeren, Pashtun meisjes te verkrachten, Pashtun wijken onder vuur te nemen en lukraak te moorden. Elke dag opnieuw werden er lichamen gevonden die aan bomen waren vastgebonden en soms onherkenbaar waren verbrand. Vaak waren ze in het hoofd geschoten, waren hun ogen uitgestoken en hun tong afgesneden.

Babi probeerde mammie er opnieuw van te overtuigen Kabul te verlaten.

'Ze komen er wel uit,' zei mammie. 'Die gevechten zijn tijdelijk. Ze gaan wel bij elkaar zitten om iets te bedenken.

'Fariba, al die mensen wéten wat oorlog is,' zei Babi. 'Ze hebben met de paplepel ingegoten gekregen hoe ze met een fles melk in de ene hand en een geweer in de andere overweg kunnen.'

'Wie zegt dit eigenlijk?' kaatste mammie terug. 'Heb jij aan de jihad meegedaan? Heb jij alles in de steek gelaten en je leven geriskeerd? Als de Mujahedin er niet waren geweest, zouden we nog steeds de voetveeg van de Sovjets zijn,

vergeet dat niet. En nu wil je dat wij hen verraden.'

'Wij zijn het die bezig zijn met verraden, Fariba.'

'Ga jij dan maar. Neem je dochter mee en ga ervandoor. Stuur me maar een ansichtkaart. Maar de vrede is aanstaande en ik wacht daar in elk geval op.'

De straten werden zo onveilig dat Babi iets ongelooflijks deed: hij haalde Laila van school.

Hij nam zelf de onderwijstaken op zich. Laila ging elke dag na zonsondergang naar zijn studeerkamer, en terwijl Hek- matyar zijn raketten op Masud afschoot vanaf de zuidelijke rand van de stad, praatten Babi en zij over de ghazals van Hafez en de werken van de geliefde Afghaanse dichter Ustad Khalilullah Khalili. Babi leerde haar de vierkantsvergelijking, liet haar veeltermen in factoren ontbinden en parametrische krommen tekenen. Als hij lesgaf, werd Babi een andere man. Hij was dan in zijn element en te midden van zijn boeken leek hij groter. Zijn stem leek uit rustiger en diepere regionen te komen en hij knipperde niet zoveel met zijn ogen. Laila stelde zich voor hoe hij ooit was geweest: met elegante bewegingen het bord uitvegen, over de schouders van een scholier meekijken, vaderlijk en aandachtig.

Maar het viel niet mee de aandacht erbij te houden. Laila werd almaar afgeleid.

'Wat is de inhoud van een piramide?' vroeg Babi, en Laila kon alleen maar denken aan Tariqs volle lippen, zijn warme adem op haar mond, haar weerspiegeling in zijn lichtbruine ogen. Ze had hem nog tweemaal gekust sinds die keer onder de boom, langer, hartstochtelijker en minder klungelig, vond ze. Beide keren had ze hem stiekem ontmoet in het donkere steegje waar hij een sigaret gerookt had tijdens het lunchfeestje van mammie. De tweede keer had ze hem zijn gang laten gaan toen hij haar borsten betastte.

'Laila?'

'Ja, Babi.'

'Piramide. Oppervlak. Ben je er wel met je hoofd bij?'

'Sorry, Babi. Ik was eh... Piramide. Piramide. Een derde van het grondvlak maal de hoogte.'

Babi knikte onzeker, zijn blik hechtte zich aan haar, en

Laila dacht aan Tariqs handen, die haar borsten kneedden en langzaam langs haar lendenen afdaalden, terwijl ze elkaar als gekken kusten.

Op een dag in diezelfde maand juni liep Giti van school naar huis met twee klasgenootjes. Slechts drie blokken van Giti's huis verwijderd werden de meisjes getroffen door een raket. Later op die vreselijke dag hoorde Laila dat Nila, Giti's moeder, de straat waar Giti was gedood op en neer gerend was, hysterisch gillend op zoek naar stukjes vlees van haar dochter die ze in een schort verzamelde. Giti's afgerukte rechtervoet, nog met de nylon sok en de paarse gymnastiekschoen eraan, zou twee weken later op het dak van een huis teruggevonden worden.

Op Giti's fatiha, de dag na de moord, zat Laila verbijsterd in een kamer vol huilende vrouwen. Het was de eerste keer dat iemand die Laila had gekend, met wie ze vertrouwelijke omgang had gehad, van wie ze had gehouden, was gestorven. Ze kon niet overweg met de ondoorgrondelijke realiteit dat Giti niet meer leefde, Giti, met wie ze geheime briefjes in de klas had uitgewisseld, wier nagels ze had opgemaakt, wier kinharen ze had uitgetrokken met een pincet. Giti, die zou trouwen met Sabir, de keeper. Giti was dood. Dood. In stukken uiteengereten.

Ten slotte begon Laila te huilen om haar vriendin. En alle tranen die ze niet had kunnen storten bij de rouwplechtig- heid van haar broers, kwamen er nu uit. 

Laila kon amper bewegen, alsof er beton in al haar gewrichten zat. Er was een gesprek gaande en Laila wist dat zij een van de twee gesprekspartners was, maar ze voelde zich er mijlenver van verwijderd, alsof zij slechts toehoorder was. Terwijl Tariq praatte, stelde Laila zich haar leven voor als een verrot stuk touw dat knapt en verrafelt en waarvan de vezels loslaten.

Het was een drukkend hete middag in augustus 1992. Ze waren in de woonkamer bij Laila thuis. Mammie had de hele dag al maagpijn, en een paar minuten eerder had Babi haar meegenomen naar een dokter, ondanks de raketten die Hekmatyar vanuit het zuiden lanceerde. En daar zat Tariq dan naast Laila op de bank naar de grond te kijken, met zijn handen tussen zijn knieën.

Hij zei dat hij zou vertrekken.

Niet zomaar naar een adres in de buurt. Niet binnen Ka- bul. Maar compleet uit Afghanistan weg.

Vertrekken.

Laila was met stomheid geslagen.

'Waar? Waar ga je heen?'

'Eerst naar Pakistan. Peshawar. Daarna weet ik het niet. Misschien Hindustan. Iran.'

'Voor hoe lang?'

'Ik weet het niet.'

'Ik bedoel: hoe lang weetje dit al?'

'Een paar dagen. Ik wilde het je vertellen, Laila, dat zweer ik je, maar ik kon het niet. Ik wist datje vreselijk van streek zou raken.'

'Wanneer?'

'Morgen.'

'Morgen?'

'Laila, kijk me aan.'

'Morgen.'

'Het is om mijn vader. Zijn hart kan er niet meer tegen, tegen al dat vechten en moorden.'

Laila begroef haar hoofd in haar handen, terwijl haar borst zich vulde met ontzetting.